Vrijdagmorgen ben ik zoals altijd bij mama. Ze herkent me niet, ze weet niet wie ik ben en toch is ze blij om me te zien. Raar!
Zoals iedere vrijdag, haal ik de was op en draai ik mamas haar in de krulspelden. Daarna föhn ik haar haar. Ik heb de haardroger in mijn rechterhand en mijn linkerhand leg ik naar gewoonte op haar schouder. Dat moet mama voelen, want ze gaat met haar hand op zoek naar mijn hand. Als ze mijn hand raakt, knijpt ze er eens in en laat het niet meer los. Door dit gebaar word ik opeens een beetje weemoedig. Ik kniel naast haar neer en zeg: Mama, Arsène ligt in het ziekenhuis. Ik kan het niet laten, ik wil het gewoon aan haar kwijt. Maar als ik zie dat ze tranen in de ogen krijgt, heb ik daar al meteen spijt van. Het laatste wat ik wil, is dat zij verdrietig wordt. Mama kijkt me aan en zegt triest: Pa ook
Pa? Die is al jaren geleden overleden, maar inderdaad in een ziekenhuis. Terwijl ik mij afvraag of ze er dan toch iets van begrepen heeft, zijn haar tranen al weg en zit ze mij lachend aan te kijken. Het is helemaal niet tot haar doorgedrongen dat haar schoonzoon in het ziekenhuis ligt. Ik ben meteen een illusie armer, zulke dingen begrijpt ze niet meer. En ergens ben ik eigenlijk wel blij voor haar. Ze hoeft zich geen zorgen te maken en ik lach gezellig met haar mee.
|