Na onze wandeling gaan mama en ik zalig nog wat profiteren van het najaarszonnetje op het terras van de cafetaria. Mama heeft zoals meestal wel zin in een snoepertje. Er worden pannenkoeken besteld. Omdat ik weet dat het haar zelf niet meer lukt, begin ik alvast boter en suiker op de pannenkoeken te doen. Als ik de boter en de suiker er voor jou op doe, dan mag ik even proeven, hé? gebruik ik als excuus. Ze is akkoord en wacht geduldig tot de twee pannenkoeken zijn opgerold en in stukjes zijn gesneden. Het is een plezier om te zien hoe ze met zoveel smaak netjes de eerste pannenkoek naar binnen werkt. Plots gaat ze de overgebleven stukjes tellen. Ik ben benieuwd of haar dat nog lukt. En ze begint: één, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht
Het gaat goed zit ik bij mezelf te denken, want er liggen ook precies nog acht stukjes op haar bord. Maar dan gaat mama gewoon door met tellen: negen, tien, elf, twaalf. De reeds getelde stukjes worden er nog maar eens bij opgeteld. Oh, ik heb er nog veel hé? zegt ze glunderend. Ja mama, ze geven hier wel echt reuze pannenkoeken. Tevreden eet ze verder tot alles op is.
|