Zondagavond ben ik tegen etenstijd bij mama. Ze ligt wakker in bed. Ik geef haar een knuffel en zeg: Dag mama, dag maatje
dag mama. Ze kijkt naar mij op. Een ingevallen gezichtje, niet alleen omdat ze veel vermagerd is, maar ook omdat ze de laatste tijd haar vals gebit niet meer draagt. Door het vermageren, past het gebit niet meer. De tandarts er opnieuw bijhalen om het gebit aan te passen, daar hoeven we zelfs niet meer aan te denken. In mamas toestand kan dat echt niet meer.
Het vals gebit in de mond vastkleven, zorgde ook al voor een pak problemen. Zat het gebit overdag eindelijk goed vast, dan weigerde mama om het s avonds te laten uitnemen. Ze kon dan heel boos worden en schreeuwde huilend de boel bij elkaar omdat ze niet begreep wat er van haar verlangd werd. Niet leuk voor haar, niet leuk voor de verzorgenden!
En nu mama elke dag in bed blijft, tref ik haar steeds vaker aan zonder gebit. Mama is er niet vrolijker om of triester door. Het is maar goed dat ze niet beseft hoe ze eruit ziet zonder gebit, want ze zou het vreselijk vinden, daar ben ik stellig van overtuigd! Ik daarentegen kan heel moeilijk wennen aan die tandeloze mond. Ik ga op de badkamer het gebit uit de gebitsdoos halen, en stop het in mamas mond. Ze laat zich gewillig doen en glimlacht heel even de tanden bloot. Wat ben je nu toch nog mooi, denk ik dan.
Haar ogen dwalen al weer de kamer rond en mama verdwijnt in haar eigen wereldje. Wat later kijkt ze me opnieuw aan en weer tovert mama tevreden een brede glimlach te voorschijn.
|