Toen ik bij mama rond 15.30u op de kamer kwam, lag ze in bed. Ze maakte ook niet meteen aanstalten om er uit te komen. Pas als ik voorstel om samen een koffie te gaan drinken, veert ze recht. Ik help haar met aankleden, borstel nog even haar haar.
Ik sta met mijn rug naar haar toegekeerd, als ze zegt: Ons Ellen zal niet komen vandaag. Ik weet niet wat ik hoor, ik draai me om, kijk haar aan en zeg dat ik toch Ellen ben. Och, kind
ik ben in de war.
Beneden in de cafetaria van het rusthuis is het, zoals altijd op zondagnamiddag behoorlijk druk. De koffie wil ze oplepelen, dat doet ze nu ook al vaker. Het ene moment vindt ze hem heel lekker, om enkele ogenblikken later vieze gezichten te trekken, met de uitleg dat de koffie niet te drinken is. Ze moet naar het toilet. We gaan er samen heen, want alleen vindt ze het niet. Daar gebeurt het voor de tweede keer: Ons Ellen moet ik niet verwachten vandaag, ze geeft les. En daar sta ik dan, ik kijk haar aan en zeg nogmaals dat ik Ellen ben. Ze trekt haar schouders op en gaat het toilet binnen.
Thuisgekomen vertel ik Arsène wat er gebeurde. Hij wrijft met de handen door de haren: t Gaat veel te snel
hoe is dat nu mogelijk
t gaat veel te snel
Ook hem doet het pijn dat we ons ma aan t verliezen zijn, sneller dan dat we ooit gedacht hadden.
|