Maandagmiddag is het ziekenzalving op mamas afdeling. De familie is uitgenodigd om deze bij te wonen.
Als ik toekom, zitten de bewoners al in een hele grote kring bij elkaar. In het midden van de kring staan de tafels netjes gedekt voor de koffie en cake, die achteraf wordt aangeboden. Het ziet er weer allemaal prachtig en heel verzorgd uit. Ik ga bij mama zitten. Karoline, Marcel, die vandaag jarig is, en Jo zitten vlak naast ons.
De pastorale werkster van het rusthuis en de aalmoezenier leiden de ziekenzalving. Het is een pakkend moment, maar ik heb de indruk dat de ceremonie aan de meeste demente oudjes gewoon 'voorbij gaat'. Ook aan mama. Ze vindt de muziek, die zachtjes op de achtergrond speelt, helemaal niet mooi. Ze wijst met haar hoofd in de richting van de dvd-speler en zegt luidop: Dat trekt ook op niets! Ik vermaan haar om stil te zijn. De zalving zelf ondergaat ze gewoon, maar toch is het voor ons als familie een emotioneel moment. Vooral Karoline heeft het er moeilijk mee. Misschien zal het Marcel toch een beetje beschermen fluistert ze mij toe. Ik heb medelijden met haar, ik vind het zo triest. Zich vastklampen aan iedere strohalm, ik ken dat ook. Als bij het einde van de ziekenzalving gezamenlijk het Onze Vader wordt gebeden, zegt mama luid en duidelijk het gebed mee. Daar schrik ik toch even van. Juist de laatste zinnetjes is ze kwijt. Elke bewoner krijgt nog een klein zakje lavendel en daarna drinken we gezellig samen koffie.
De aalmoezenier gaat bij elk oudje nog eens langs. Mama herkent de man helemaal niet meer. Ze zit hem dan ook duister aan te kijken als hij beweert dat hij haar zo net gezalfd heeft. Gij? zegt ze vol ongeloof. Je herkent me waarschijnlijk niet meer, omdat ik mijn witte albe heb uitgetrokken probeert de arme man. Maar mama blijft erbij dat ze hem niet kent en eet gewoon haar stukje cake verder op.
|