Vrijdagmiddag is mama gaan wandelen met Denise. Zaterdagmiddag was Denise er ook en gingen we met zijn drieën naar buiten, vandaag trekken mama en ik er met ons tweetjes op uit. Door al die uitstapjes is ze bijzonder goedgezind. Ze is enorm blij dat ik er ben en praat er maar op los. De ene rare, onverstaanbare zin volgt de andere op, maar ik doe alsof ik alles begrijp.
Plots blijft ze staan, kijkt me aan en vraagt: Weet jij het ook niet? Omdat ik in het geheel niet weet waar ze het over heeft, antwoord ik: Nee mama, ik weet het ook niet. Dat is ambekant, zegt ze. Zonder dat ik er erg in heb, verbeter ik haar: Dat is ambetant. Normaal gezien wordt ze er niet graag aan herinnerd dat ze fouten maakt en wordt ze boos. Nu krijgt ze meteen midden op straat een ongecontroleerde lachbui. Is het ambetant
? En ik zeg ambekant! giert ze het uit.
Een paar vrienden, die aan het fietsen zijn, houden even halt bij ons. Ze weten van mamas ziekte. De man vraagt aan mama: En , hoe is het met u? Mama antwoordt vrolijk: Goed, en daarna gaan we naar de briek! Geen één van ons drie die weet wat de briek is, maar de man antwoordt doodnormaal: Gelijk heeft u, ga maar naar de briek. Waarop mama de daad bij het woord voegt. Zonder gedag te zeggen stapt ze in haar eentje verder. Ik neem vlug afscheid van de vrienden en haal haar in.
We keren terug naar het rusthuis. Mama is moe van haar wandeling, maar ze is gelukkig. En dat is het enige wat telt.
|