Als ik woensdagnamiddag bij mama kom, is zij al samen met Denise op wandel in het park van het rusthuis. Van zodra ik in zicht ben, begint mama al lachend in mijn richting te zwaaien. Ze herkent me meteen. Wat ben ik blij! Ik word begroet met een dikke kus. Denise vertelt mij verwonderd dat mama mij al veel eerder had opgemerkt dan zijzelf.
Terwijl we met ons drietjes de wandeling verder zetten, vraagt Denise hoe het is met Arsène. Ze weet dat hij deze morgen op controle ging bij de uroloog om te zien hoe de verbrijzeling van zijn niersteen, twee weken geleden, is verlopen. Ik vertel haar dat Arsène binnenkort een paar dagen moet worden opgenomen voor verder onderzoek. Mama, die bijna nooit meer een gesprek kan volgen, laat staan erop reageren, blijft staan. De naam van Arsène en het feit dat hij naar het ziekenhuis moet, maakt blijkbaar iets los in haar verwarde geest. Ze is ineens één en al bezorgdheid. Haar hand op haar hart en met een beverig stemmetje zegt ze: Neen kind, ik kan dat niet meer alleen blijven dragen en pakken. Ik zeg dat het allemaal wel zo erg niet zal zijn. Maar ze heeft heel duidelijk begrepen dat haar schoonzoon naar het ziekenhuis moet en daar is ze het hart van in. Mama is, door haar ziekte, overgevoelig geworden en ik wil haar niet nodeloos verdrietig maken. Ik geef vlug een seintje aan Denise dat we niets meer zeggen over het ziekenhuis en de ingreep die Arsène moet ondergaan. Kom mama, laat ons verder wandelen. Kijk eens naar al die mooie bloemen, probeer ik haar af te leiden. Maar ze heeft niet de minste interesse voor de bloemen. Wat ze gehoord heeft over Arsène, blijft blijkbaar door haar hoofd spoken. Ze blijft opnieuw staan. Kind, waarom zijn al die slechte dingen altijd voor ons? vraagt ze hulpeloos. Haar gezichtje spreekt boekdelen, ze is één en al bezorgdheid. Haar moederhart spreekt en het valt mij op hoe bekommerd mama nog kan zijn om Arsène en mij. Ze heeft voor ons twee nog altijd dat heel speciaal plekje bewaard in haar zo zieke hoofd. Ik stel haar opnieuw gerust, en dankbaar denk ik: we zijn ons mama nog niet helemaal kwijt. Maar als we even later in de cafetaria van het rusthuis gezellig een koffie drinken, is ze al alles vergeten. Gelukkig maar?
|