Paaszondag. Arsène en ik gaan in de namiddag naar mama. We gaan met haar wandelen. Niet te ver, want het valt me op dat de laatste tijd mama vlug moe wordt. Ze gaat dan voorover lopen en gaat tussen ons in, aan onze armen hangen. Komt het omdat haar conditie achteruit gaat van het dagenlang opgesloten zitten in de stoel of is het gewoon haar leeftijd die zich laat gelden? Ik weet het niet. Maar volgens mij zit het urenlange stilzitten er toch voor iets tussen.
Na een korte wandeling van een klein halfuurtje keren we terug naar het rusthuis. We gaan in het zonnetje zitten op het terras van de cafetaria. Mama trekt vandaag weer voortdurend gekke gezichten. Als Arsène iets tegen haar zegt, steekt ze meteen haar tong naar hem uit. Mama, zie je mij niet meer graag dan? vraagt hij. Oh, ja hoor is haar antwoord. Ze steekt haar beide handen naar hem uit om hem te kussen, maar Arsène zit te ver af en ze kan er niet bij. Kom eens wat verder! zegt ze lachend. Kom eens wat dichter! reageert Arsène. Oh god, is het kom eens wat dichter? En ik zeg kom eens wat verder lacht ze. Arsène schuift wat dichter naar haar toe en krijgt meteen een klinkende zoen.
Even later komen Denise, haar zus Lucy en diens kleinkinderen, ook op wandel met het goede weer, er even bijzitten. We babbelen nog wat en dan nemen ze afscheid. Lucy wil mama een hand geven, maar mama weet daar geen raad mee. Hoe we ook ons best doen om mama goedendag te doen zeggen, ze wil niet. Ze is er op geen enkele manier toe te bewegen om Lucy ook een hand te geven. Ik ga eens naar de statie zegt ze doodleuk tegen Denises zus. Oké, ga jij maar naar de statie antwoordt Lucy een beetje verbouwereerd. Als Denise bij mama komt, vraagt mama meteen: Ga je weg? en Denise wordt hartelijk omhelsd.
|