Mama en ik zitten gezellig buiten op het terras. Zij heeft al verscheidene keren mij met mijn naam aangesproken, dus ze weet vandaag heel goed wie ik ben. Terwijl ze met smaak haar pannenkoeken opeet, vraagt ze: Waar zijn mijn ma en mijn pa? Die zijn alle twee thuis gebleven stel ik haar gerust. Ze vindt dit blijkbaar goed, want ze eet rustig door. Maar plots is mama in paniek: Waar is ons Ellen? Ongecontroleerd kijkt ze alle kanten op, op zoek naar mij. Ik leg mijn hand op haar arm en zeg: Hier mama, ik ben Ellen, ik zit naast je. Ze kijkt me aan en nog steeds een beetje ongerust antwoordt ze: Ja, maar dat klein ding
ik denk altijd, ik neem haar op en ik heb ze, maar dat is niet waar! Mama zit ineens weer heel ver in de tijd terug, de tijd toen ik nog een klein ding was. Een vliegensvlug klein ukje, dat al rondliep onder de tafels door, toen het pas negen maanden oud was en blijkbaar niet zo gemakkelijk te pakken was. Dat verhaal werd vroeger te pas en te onpas door mijn fiere ouders en zelfs door mijn grootouders weer opgehaald. Gelukkig ebt haar bezorgdheid langzaam weer weg.
Arm en arm maken we nog een korte wandeling, genietend van het zonnetje. En dan is mama weer plots bij de tijd, want ze vraagt heel gewoon: Binnenkort vertrekken wij weer naar Frankrijk zeker? Mijn haren komen recht als ik dit hoor, een rilling gaat dwars door mij heen. Jaren ging ze met ons mee op reis naar de Provence, maar nu kan dat niet meer. Door mamas ziekte heb ik geleerd, dat een leugentje om bestwil, wel eens kan. Maar het is zo verdomd moeilijk. Ik antwoord heel stilletjes: Ja, binnenkort gaan wij terug naar Frankrijk. Ze kijkt me lachend en tevreden aan, waardoor ik mij nog ellendiger voel.
|