Kapstokken vol netjes gewassen en gestreken broeken en bloesjes van mama op de arm, nog een grote tas vol met allerlei andere was over de schouder, kom ik geladen als een ezeltje woensdagnamiddag bij mama op de kamer. Denise is al druk doende om mama klaar te maken voor een wandeling. t Is Ellen! zegt mama, blijkbaar blij verrast. Als ze nogmaals richting Denise kijkt en herhaalt: t Is Ellen antwoordt die: Ja ja, t is Ellen. Dat mama mijn naam zegt, klinkt me als muziek in de oren. Denise kijkt een beetje trots naar mama en knikt dan lachend in mijn richting. Ik weet dat ze op zulke momenten blij voor me is.
Terwijl Denise me helpt om de kleren op te bergen in de kasten, wordt mama flink ongeduldig. Ze neemt Denise bij de arm: Kom
kom, we zijn weg. Als Denise niet meteen aanstalten maakt om door te gaan, neemt mama haar opnieuw bij de arm: Kom, we zijn weg! Ik word door mama totaal vergeten. Denise die tijdens onze vakantie bijna dagelijks bij mama op bezoek ging, zegt een beetje verontschuldigend: Ze weet als ik hier ben dat ik met haar ga wandelen. Ze hoeft zich helemaal niet te verontschuldigen. Ik ben blij dat mama zo aan haar gehecht is en ik ben alleen maar dankbaar voor zoveel vriendschap.
Even later gaan we met zijn drieën op stap en is mama weer goedgezind. We drinken nog iets en daarna breng ik mama terug naar de afdeling. In de lift neemt ze mij vast en vraagt: Gij zijt mijn zoete, hé? waarop ik antwoord: Ja, en gij de mijne, hé? Mama knikt lachend en overtuigend van ja. En ik voel me zo goed!
|