Donderdagmiddag telefoontje vanuit het ziekenhuis: de behan-delende arts belt zelf op. Hij vertelt mij dat er maar geen bed vrij komt op geriatrie, mama ligt nog altijd op spoed en dat kan niet. Volgens hem is er géén andere oplossing dan mama s namid-dags over te brengen naar een ander ziekenhuis. Onmiddellijk vertrek ik naar mama. Ik wil bij haar zijn.
Ze herkent me: Oh, zoeteke
. Maar verder is ze zeer afwezig, ligt te staren, weent af en toe, en ik zie dat ze veel pijn heeft. Het worden lange uren wachten. De dokter komt pas in de late namiddag nog even langs: uit de resultaten van alle onderzoeken blijkt dat ze inderdaad weer flink geconstipeerd is. Een lavement kon niet helpen om dit voldoende op te lossen. Dus verdere onderzoeken zijn nodig vooraleer de eigenlijke behandeling kan starten. Na het bezoek van de dokter wordt de ambulance gebeld. Pas om zes uur s avonds ligt mama in een bed in het ander ziekenhuis op de afdeling geriatrie. Ze is doodop, één hoopje zielige ellende en langzaam valt ze in slaap. Ik ga langs in het kantoor van de verpleegsters. Ik word heel vriendelijk ontvangen en leg met handen en voeten uit dat mama Alzheimerpatiënt is. Alles wordt netjes genoteerd. Dan ga ik naar huis. Ik troost weer mezelf met de gedachte dat ze in goede handen is, maar s avonds komen de tranen, die ik gans de namiddag verdrong. Ook Arsène is machteloos kwaad en verdrietig om zo veel ellende voor mama.
|