Woensdagnamiddag ga ik naar mama. Op deze prachtige lentedag staat één van de verzorgende weer klaar om met een bejaarde de tuin van het rusthuis rond te wandelen. Ze vertelt me dat ze net met mama (in de rolstoel) is buiten geweest en dat mama er zichtbaar van genoot. Mama is in ieder geval opgewekt, dat zie ik meteen.
Ik ga eerst met mama (in haar rijdende zetel) even bij Marcel en Karoline langs. Marcel wordt 66 jaar vandaag. Na dit kort bezoekje, - Marcel is geconstipeerd en ziet er ziek uit -, maken een verzorgende en ik mama klaar om nog eens naar buiten te gaan. Denise is er ondertussen ook. We besluiten om een drankje te drinken op het terras van de cafetaria van het rusthuis.
Mama zit in haar rolstoel lekker in het zonnetje tussen ons in. Ze neemt in haar linker hand een hand van Denise en in haar rechterhand een hand van mij en houdt die beide stevig vast. Ze wil die handen ook niet meer lossen. Het is voor mama heel belangrijk geworden dat ze ons kan aanraken, kan voelen. Geeft het haar een gevoel van veiligheid? Voelt ze zo onze nabijheid? Of is dat voor haar nog de enige vorm van communicatie? Mama blijft de ganse tijd bijna bewegingsloos zitten, vooruit kijkend in het niets, onze handen nog steeds stevig omklemmend. Mama is zo dicht bij ons en toch zo veraf, ik mis haar enorm. Terug op de afdeling stappen we met mama tussen ons in nog even door de gangen, zo krijgt ze wat beweging. Dan zegt Denise, die vroeger toen mama nog goed was bijna elke maandag op bezoek kwam terwijl ik les gaf: Ik mis die maandagen, dat ik naar je mama kwam. Ik mis het om met haar te gaan wandelen
en samen koffie te drinken
Ja, ik mis dat enorm.
Zo missen we mama, ieder op zijn eigen manier.
|