Er zijn twee verzorgenden nodig om mama uit haar zetel en in de rolstoel te krijgen. Het rechtop staan gaat niet zo goed vandaag. Na een kort zieken-bezoekje aan Marcel en een korte babbel met Karoline, ga ik deze zaterdagnamiddag met mama naar buiten.
We zoeken in het park van het rusthuis onze knuffelbank op. Ik ga op het uiteinde van de bank zitten. Mamas rolstoel heb ik daar heel netjes tegenaan geparkeerd en zo zitten we toch dicht bij elkaar. Ongestoord hand in hand samen genieten in het zonnetje! Mama praat. Ik vraag me af of ze vandaag er zich vaag bewust van is wie ik ben. Ze noemt me vaak mijn kind,
kindeke
. Ze heeft het bovendien tegen mij over papa. Ze gaat toch niet over papa spreken met een vreemde, denk ik dan. En als papa schlij
schlijv
. Ze doet heel erg haar best om uit haar woorden te geraken, maar dat lukt haar niet. Ze kijkt me een beetje wanhopig aan. Ze legt haar hand op mijn knie en vraagt:
hé, kind? Ik denk dat het nog steeds over papa gaat. Ik zeg: Ja, mama. Ze neemt genoegen met dit korte antwoord en knikt goedkeurend ook van ja, met een tevreden lachje om haar mond. Weg zijn haar gedachten aan papa. Ze ziet weer allerlei dingen die ik niet zie en blijft er vrolijk op los kletsen. Als mama op mijn vraag: Mama, we zitten hier goed hé, zo met ons tweetjes in het zonneke?, duidelijk antwoordt: Natuurlijk kind, raak ik nog meer overtuigd dat ze vandaag weet wie ik ben.
Tegen etenstijd gaan we terug naar mamas afdeling. Ik duw de rolstoel de lift in en ze kijkt achterom om mij te zien. Zoekend met haar hand over haar schouder naar mijn hand, zegt ze voor de zoveelste keer deze namiddag: Zoete
mijn zoete toch
Ik weet dat ze dit koosnaampje ook voor anderen gebruikt, voor iedereen die ze lief vindt. Maar op dit moment is het voor mij bedoeld en ik vind dat heerlijk.
Ik breng mama niet naar de leefruimte. Ze krijgt het avondeten op haar kamer opgediend omdat ik bij haar blijf en haar kan helpen met eten. Als ze zich verslikt, - wat de laatste tijd wel eens vaker gebeurt -, slaat de schrik me om het hart. Het is gelukkig niet erg en is na wat hoesten vlug over. Maar mama klopt echter met haar gebalde vuist op haar tafeltje en zegt: Dommetoch! Is ze boos omdat ze zich verslikte? Ik blijf nog even naast haar zitten en al heel gauw is ze het verslikken vergeten.
Dan is het stilletjes aan tijd voor mij om naar huis te gaan. Ik geef mama een dikke kus en zeg: Mama tot morgen, hé! Ze kijkt me glimlachend aan en zegt duidelijk: Ja tot morgen. Zeker! Ze overlaadt me nog met een pak zoenen. Die woordjes die ze tegen me zegt, die vele zoenen die ze me geeft, betekenen veel voor mij. Al die kleine dingen zijn heel bijzonder voor mij geworden.
|