Maandag, in de late namiddag, ben ik bij mama. Een verzorgende brengt haar met haar zetel van de leefruimte naar haar kamer.
Het valt me meteen op dat mama in goeden doen is. Van zodra we met zijn tweetjes zijn, begint ze, terwijl ze mij aankijkt, te praten. Soms onverstaanbaar, dan weer schrik ik van de korte maar duidelijke zinnen die ze zegt. Ik zit aan de linkerkant van mama, haar goeie kant zoals we dat de laatste tijd zeggen. Aan die kant krijg je nog steeds de meeste reactie en de meeste aandacht van haar. Wie rechts zit van haar wordt meestal totaal genegeerd. Terwijl ze zachtjes over mijn rug wrijft, zegt ze: Kom ne keer hier
gij zijt toch mijn loos
. Het klinkt blijkbaar niet zoals ze zelf wilt. Ze spant zich in en als een stotteraar probeert ze het opnieuw: Ge zijt mijn loo
loosje, mijn losje! Ze slaakt een zucht en glimlacht. Ze is er bijna in geslaagd 'mijn lotje' uit te spreken, een koosnaampje dat zij vroeger veel voor mij gebruikte. Ze kijkt me met glunderende oogjes tevreden aan.
We zitten nog flink te knuffelen als Denise binnenkomt en ons begroet met: Hallo
hallo
. Mama heeft Denise meteen in de gaten, kijkt haar lachend aan en zegt ook: Hallo
Denise is, net als ik, verwonderd: Wat is ze goed, zeg, zegt ze stilletjes in mijn richting. Mama blijft ons verbazen met haar korte, duidelijke zinnen.
Ook Karoline, die even binnenwipt, merkt op dat mama vandaag uitzonderlijk goed is. Zoals meestal, gaat mama aan het lachen van zodra ze Karolines stem hoort. Karoline doet haar verhaal over de pijnlijke behandeling die ze zopas kreeg voor haar rugklachten en mama kijkt Karoline aan en lacht uitbundig. Als Karoline een beetje gespeeld boos vraagt: Zeg, Marcella zit je mij nu uit te lachen?, begrijpt mama die vraag niet, maar dat wordt ook niet verwacht. Mama wordt gewoon ontzettend vrolijk en gaat nog harder lachen. En Karoline, die vind dat best! Na wat bijpraten vertrekt ze naar de kamer van haar ventje Marcel.
Ondertussen is het etenstijd. Om mijn krammikelige rug wat te sparen, (drie epidurales in twee maanden tijd) helpt Denise mama bij het eten. En terwijl zij geduldig, - aan de rechterkant van mama staand -, mama helpt met de boterhammen, krijg ik, - die nog steeds links van mama zit, alle aandacht en liefkozingen. Tussen de hapjes yoghurt in streelt mama zachtjes met haar hand mijn wang en zegt stilletjes: Gij zijt toch mijn zoete! Ik voel me daardoor een beetje gegeneerd, dit is niet fair ten opzichte van Denise. Ik zeg heel ernstig: Mama, Denise doet al het werk. Zij geeft jou eten en ik krijg de knuffels. Dat is niet eerlijk! Mama kijkt me doodserieus aan en zegt: Ja, dat is wreed hé? En meteen opent ze haar mond voor de volgende hap. Denise en ik kijken elkaar aan met een lachende blik van verstandhouding.
|