Als ik zaterdagnamiddag toekom, zit mama naar gewoonte in de leefruimte. Enkele bewoners, die nog goed te been zijn, zitten in de sofa vóór de televisie, anderen zitten veilig in hun zetel samen rond een tafel. Ander oudjes zitten, ook in hun zetel, een beetje van elkaar verspreid tegen de wand van de leefruimte. Daar zit ook mama.
Ik geef haar een dikke zoen en ze kijkt me verward aan. Toch verandert er meteen iets in haar blik en glimlacht ze naar mij. Na wat geknuffel zeg ik:Mama, ik ga even een goede dag zeggen bij Karoline en Marcel. Ik kom meteen terug bij jou Op de overbodige vraag: Is dat goed? (een antwoord hoef ik niet te verwachten), reageert mama lief: Ja, hoor! Haar antwoord overrompelt mij. Oké mama, ik blijf niet lang weg, zeg ik nog een beetje verwonderd. Mama gaat anders altijd mee buren bij Marcel en Karoline, maar met mijn rugproblemen kan ik voorlopig niet rondrijden met haar zware en toch wat moeilijk wendbare zetel. En het personeel durf ik zeker niet lastig te vallen. Mama kijkt me glimlachend na als ik van haar wegstap.
Het is ongeveer 16u, maar Marcel ligt al zachtjes te dommelen in bed. Karoline zit trouw naast hem. Waar is de tijd dat we af en toe s avonds bij elkaar zaten terwijl Marcel en mama hun boterhammen opaten? Waar is de tijd dat we met Marcel en mama de gangen door liepen? Waar is de tijd dat op zondag Karoline en ik soms eens met Marcel en mama naar de cafetaria gingen? Waar is de tijd dat we op een zonnige dag met zijn allen naar buiten trokken?
Maar Alzheimer doet zijn verwoestende werk verder, bij Marcel en bij mama. Wat enkele maanden geleden wel nog kon, kan nú niet meer.
Karoline en ik wisselen wat weetjes uit en ik keer snel naar mama terug. Het is of ze blij is mij te zien. Ze kijkt me alweer lachend aan. Dat doet goed.
|