Iedereen vertrekt nu op krokusvakantie. Onze kindjes naar zee, neef naar Frankrijk om te skiën. Hij kwam daarnet de sleutels afgeven, we moeten de post nakijken en de viskes eten geven. En wij ... wij blijven lekker aan de Costa del Sancta Anneke.
Nochtans ben ik ook ooit naar Zwisterland op vakantie geweest, jawel, met de veertienjarige met de mutualiteiten
. naar Melchtal. Het staat voor eeuwig in mijn geheugen gegrift. Het was net lang genoeg om nooit of te nimmer nog terug een berg met sneeuw te willen zien. Dus voor mij geen bergen meer of grote uitgestrekte sneeuvlakten, tenzij op tv of op een postkaartje.
Maar ge moet eventjes mee terug naar anno 1962.
We kregen in 1962 van de Mutualiteiten als valies een kartonnen doos vast te maken met koord, iedereen had er zo eentje en ze waren allemaal even groot. Iedereen was gelijk voor de Mutualiteit, het stockeerde waarschijnlijk ook gemakkelijk. Het kreeg thuis ook een mooi lakje vernis om een beetje waterdicht te zijn. We waren anno 1962 in onze wijk waarschijnlijk ook allemaal even arm. De schoolvriendinnen die samen met mij in de groep zaten waren alleszins niet rijker dan wij, dat wist ik zeker.
Voor mijn ouders thuis was deze reis een geschenk, in hun ogen een geschenk aan ons, maar ook wederzijds een geschenk aan henzelf, weer eentje minder thuis tijdens de wintervakantie. Het bedrag werd met heel kleine bedragen bijeengespaard op de Mutualiteit.
Toen ik elf was had ik al zon Mutualiteit vakantie achter de rug in Wodecq en de bossen van La Hulpe, ik heb lang gedacht dat het de bossen van 'La Hoep' heette en dat was me toen heel goed meegevallen. Ik had er toen in elk geval geen angsten of fobieën aan overgehouden.
Ik vertrok dan ook heel blijgezind naar Melchtal in Zwisterland, me helemaal niet bewust van wat me daar te wachten stond.
Echte sneeuwkleding zoals nu, bestond er toen nog niet, zeker niet in een volkswijk, dus ik had een oude velouren broek, dikke, door moeder zelfgebreide kniekousen, een paar dikke zelfgebreide truien, een korte wollen winterjek, een wollen sjaal en muts.
Verder, zo stond er op de lijst, moesten we zeker gummi laarzen bijhebben en plastiek zakjes en rekkertjes. Ginder zouden ze wel uitleggen waarvoor dit diende.
Na een eindeloze rit per trein, die dan verder ging in een nog eindelozer rit per nog kleiner trein, trokken we steeds hoger de bergen in, bergen zoals ik er nog nooit gezien had. Bangelijke, beangstigende bergen. Toen stapten we eindelijk uit de laatste trein en vertrokken we per bus via kronkelwegen naast afgronden en bergen naar beneden in een vallei, waar grote houten barakken stonden. Ons eindbestemming - Melchtal.
We werden vervolgens verdeeld in groepen per barak, toen nog enkel meisjes natuurlijk. Er werd ons een leidster toegewezen en gelukkig zaten in mijn groep veel meisjes die ik van thuis of van school kende. Op dat ogenblik was er nog steeds geen probleem. Ik voelde me wel onbehaaglijk toen ik naar buiten keek en mezelf volledig omringd en ingesloten zag door enorme bergen. Hoe moest ik ooit uit deze vallei en over die bergen geraken indien ik wegwilde, ik voelde me vreselijk opgesloten. Het was het pril begin van mijn claustrofobie. Toch was het nog eventjes vrij leuk, beneden in de vallei was het nog niet echt koud en in de barakken ook niet. We werden onze slaapplaats toegewezen, allemaal bedjes, lekker samen in een grote ruimte, naast elkaar. We mochten onze kartonnen dozen openmaken en eruit nemen wat we nodig hadden.
Daar werd ons toen ook door onze leidster geleerd hoe we droge voeten moesten behouden wanneer we de sneeuw introkken. Over onze kous moest de plastiek zak, die moesten we toebinden met het rekkertje en dan pas onze rubber laarzen aandoen. Mijn rubber laarzen waren ook nog niet die van nu, die van nu zijn van een goed merk en daar kan ik heel lang mee rondlopen. Die van toen waren de goedkoopste, waarschijnlijk van plastiek en sneden de achterkant van je been gewoon open. Een maatje groter was ook praktisch geweest met al die sokken en plastiek zakken, maar dat waren ze moeder vergeten te vertellen.
De eerste nacht was ook het begin van de volgende rampzalige nachten.
Een meisje sliep bij ons op de zaal, ze woonde in dezelfde sociale woning blok waar ik woonde. Ik herinner me haar nog ongelooflijk goed. Ze waren thuis met vijf dochters, ze hadden allemaal prachtig rood haar en hun namen begonnen allemaal met Marie- ; zij was Marie-Marthe. Marie-Marthe had het nog kwader dan wij, ze weende, wat zeg ik, ze huilde, kermend de godganse nacht van heimwee, ze wou naar huis, ze wou naar haar mama, ze hield de hele zaal de ganse nacht wakker met haar gejammer. Tegen de ochtend lagen we bijna allemaal te huilen. Al de leidsters waren in rep en roep om haar te sussen maar ze kregen haar niet gesust.
Met kringen onder de ogen, de oogleden nog zwaar van onze eigen tranen, zaten we weer s morgens allemaal bijeen aan lange tafels. Brood, margarine, koffie en zwitserse chocolade, Suchard, ik weet het nog heel zeker.
Eten was en is nooit een probleem geweest voor mij. Thuis waren we niet veel gewoon, dus ik kon alles eten. Marie-Marthe daarentegen at niets, kon niets drinken, zij ging dood van de heimwee.
Al vanaf de eerste dag moesten we een kaartje naar huis schrijven, anders waren wij waarschijnlijk terug thuis voor de kaartjes veronderstel ik, trouwens even met je ouders bellen om te zeggen dat je goed was aangekomen zat er toen niet in.
Ik heb het kaartje nog steeds. Ik zie nog staan wat ik uitgekrabd heb om mijn lieve ouders verdriet te besparen.
Ik was beginnen te schrijven Kom me aub onmiddellijk halen, maar heb dit helemaal uitgekrabd en ben daarna op een positieve noot verder gegaan, alhoewel ik me verschrikkelijk eenzaam, verlaten en verdrietig voelde.
Er stond veel gepland om ons te vermaken. De Mutualiteiten en de leidsters hadden zich ongelooflijk ingespannen om er toch een leuke vakantie van te maken. We mochten de dag erop onze sneeuwkleding aantrekken want we gingen naar de sneeuw
.met een kabelbaan de hoogte in
.joepie-de-poepie.
Ijskoud, verkleumd, de voeten al nat ondanks de plastiek zak na tien minuten door de sneeuw lopen, werden we dan allen samen in een wagen van de kabelbaan gepropt. Ik had nog nooit zo iets gezien, er was toen nog niet veel op tv begrijp je.
Amper bekomen van de vreselijke trein- en busreis door de bergen gingen we in nu in een hangende wagon, bengelend aan een draad, nog meer de hoogte in, nog dichter naar die grote bangelijke bergen. Onder me zag ik de wereld steeds maar kleiner en kleiner worden.
We stapten uit de kabelwagens en stonden voor onmetelijke, grote, open sneeuwvlakte. Sneeuw zover je maar kon zien, en midden in de sneeuwvlakte stonden wij, een hopeloze groep eenzame, gedropte, veertienjarige, slechtgekleedde meisjes.
Kom lekker spelen in de sneeuw riepen de leidsters vrolijk. Er was niets, er waren toen geen ski s geen slee, geen snowboard, vraag me niet of dat toen al bestond, maar daar in onze eindeloze sneeuwvlake was er enkel sneeuw... en wij.
Enkelen deden een povere poging om een sneeuwbal naar een ander te gooien en kregen dan snel een bits antwoord terug om daar onmiddelijk mee te stoppen, want van die sneeuw werden we nog natter en kouder, onze kleding was niet waterdicht en onze rubber laarzen ook niet. Er werden door de leidsters enkele fotos genomen in de sneeuw zodat we thuis konden bewijzen dat we wel degelijk sneeuw en bergen gezien hadden. Niemand maar dan ook niemand was ongelukkig toen de leidster eindelijk zei dat we terug met de kabelbaan naar beneden gingen, we vochten bijna om een plaatsje.
En elke avond van die hele reis was er steeds weer het gehuil van Marie Marthe, na enkele dagen waren we bijna immuun geworden. We telden gewoon de dagen, de uren, de seconden af tot we terug naar huis konden.
Ik ben nooit zo blij geweest om terug thuis te komen als toen en ik probeerde zo snel mogelijk om de hele verschrikking achter me te zetten. Het is dan ook begrijpelijk dat ik na die ervaring een vreselijke afkeer heb van alles wat met bergen en sneeuw te maken heeft.
Ik zie nu veel mensen glunderen en schitteren als ze het woord 'wintersport' uitspreken, wel, ik krijg koude rillingen op mijn rug..... Zelfs in de zomer kunnen bergen me niet bekoren. Het gedacht van me daar weer zo vreselijk ingesloten te voelen zou weer naar boven komen, ik krijg er al last van in de Ardennen.
Nee...nee
. Als ik dan toch mag kiezen voor een wintervakantie, geef mij dan maar een lekker warm strandje aan een blauwe uitgestrekte zee....ahhhhhhh.....lekkkkeeerrrr.....
|