wandelend bij avond onder de bomen vanop de oever liepen wij door tot het water aan onze lippen stond onze haren dreven hand in hand op het maanlicht we werden één met het water en niemand zal het geloven maar je kuste er nog beter dan aan land
't Is plotseling koud, vooral 's morgens. Je adem wordt wolkjes, je vel trekt zich strak, het is alsof de winter reeds in je enkels hapt. Die dikke jas komt al van pas, bedenk je, terwijl je de deur achter je dichttrekt en er stevig de pas in zet, slalommend tussen grijs en nat, naar de bakker. Enkele dagen maar, denk je, als ik nu eens voor enkele dagen naar de zon zou vliegen, nog gauw even bijtanken voor de echte winter me nog strammer maakt. Even lekker morsen met de zon... Ik weet niet waarom, maar ineens denk ik aan die meer dan 6.ooo asielzoekers in ons land, die geen bed voor de nacht hebben. En die zigeunerkinderen die op de stoep slapen: het ene jongetje in een veel te kleine regenjas, het andere jongetje in geen regenjas... Zouden mijn twee kleinzonen, mijn prinsenkinderen, dit overleven ? Hoe zou het met mij zijn, moest ik weten dat ze voor mijn deur kamperen op een kartonnen doos ? Nee, ik blijf maar lekker thuis en even aan iets anders denken. Ik ga mijn pantoffels opzoeken, een Duvel binnen handbereik en de verwarming toch maar een graadje hoger...
ik had nooit gedacht dat je langgerekte zinnen rond mijn mond zou kunnen vouwen een taal zou willen maken voor mij, voor ons met woorden zoals jij en ik in het begin waren er alleen jouw handen tussen mijn eenzaamheid en mezelf plotseling sloegen wagenwijd de deuren open tot aan je mond daarna kwamen je gezicht je ogen je lippen vervolgens trok je de schaamte uit en hing hem nonchalant aan de muur en toen kwam jij tevoorschijn als een schaterlach
ik denk en ik hoop dat de dood een mooie vrouw is die na het laatste glas champagne en na de laatste dans me naar het bed leidt me even onder de oksels optilt me bij mijn enkels neemt en me zo op het laken legt dan de kussens opklopt en ze achter mijn heupen en mijn rug schikt en tenslotte traag de gordijnen dichttrekt
alleen de nevel van de muziek ruist dan door de kamer
Wat kon ik je schenken ? Ik had maar gaven voor honger en dorst en ik had je zo vertederd lief. Ik zei : ik geef je de lucht, omdat ze zo blauw is vandaag en jij zo lief.
Je was zo blij en zo mooi als je ogen Dit was de droom : ik had gezegd de lucht is blauw vandaag, pluk mijn geluk. En s avonds hing je het op als een hemel boven je bed.
Je zei : kom bij me, toe. Ik heb sterren voor je gekocht. In je ogen zag ik wind en wolken. De nacht droeg bloemen in je slaap. Het was alsof ik langzaam bloedde op zacht gras.
naast de beek die pas kan lopen trekken de huizen zich terug om droog te liggen de merels wandelen met hun armen op de rug en niemand ziet hoe een hond een hap neemt uit de avondzon de straat slentert door het dorp en valt even verder op de kasseien languit in slaap het licht rinkelt als goudstukken door je haar en de takken naar beneden ik leg mijn woorden tussen je lippen je handen bladeren lauw en voorzichtig door mijn huid in mijn droom val ik in slaap
in mijn wilde tuin zaai ik wispelturige letters die kiemen tot klanken fezelend tussen het loof van mijn woorden pluk ze als ze rijp zijn als handvolle vruchten en bereid me een avondmaal van geuren en late strelingen ik heb zo'n honger
Zie ze daar hangen ... De druiven in de Champagne vragen stilaan om geplukt te worden. Volgende week vrijdag rijden we richting Damery om er weer gedurende een lange week de schaar in te zetten. Hopelijk zijn ze er weer allemaal, de vrienden en vriendinnen van vele voorbije jaren ... Zet de bubbels al maar klaar !
met prikkeldraad rond mijn ogen was ik altijd op zoek naar de vrede tastte ik naar woorden en vond een messcherpe pijl in mijn hand op drijfzand bouwde ik muren naar de zon
als ik ziek word of gek spot dan niet met mij of leg me niet aan de ketting zoals een felgeel bootje wanneer ik reik naar de wind maak me dan niet af al is mijn gezicht een verbrand boek en mijn lichaam een verwoeste stad
als ik een schilder was ik zou een huis voor je willen maken met een houten vensterbank om naar de zon te kijken en naar de treinen te zwaaien vanachter zonnebloemen, margrieten,geraniums terwijl een kleine kat kopjes tegen je benen geeft terwijl mussen buiten op de draden op een rij zitten als noten op een notenbalk terwijl op het einde van de straat een piano klinkt als zuiver water o ja, ik zou het nog vergeten... tulpen zou ik ook schilderen alleen voor jou
de liefde heeft iets weg van boksen het is een kwestie van de juiste afstand als je te dicht komt wind ik me op word ik bang raak ik verward en zeg gekke dingen maar als je ver weg van me bent word ik droevig lig ik wakker en schrijf ik zonder ophouden gedichten zoals nu
ik weet niet of er woorden bestaan die de geur van je huid kunnen vangen, het beweeglijke licht in je ogen, de warmte die in me klimt zodra je me aanraakt, het gevoel van je haar aan mijn vingertoppen, de huid van je handen op mijn lippen
als daar woorden voor waren kon ik alles vastleggen op papier
met de grijze armen van de wind om haar heupen kleedt ze haar opgespaarde dromen uit kamt ze met vleivingers door mijn haar tot ik met de inkt van vroeger weer tedere woorden schrijf ik heb mijn tenten opgezet tussen de stilte van haar lippen