In Memoriam Felix Timmermansxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Een bijdrage door Piet Punt ( Albe ) in het tijdschrift Rommelpot 31/01/1947

Felix Timmermans, de « plezante pen van Vlaanderen » is de schemeringen van de dood ingetreden. Het lethargische Vlaanderen heeft een schok gekregen. Het had sedert lang een schok nodig.
Spijtig, dat de dood hiervoor de goede Fé heeft uitverkoren. Er zijn in dit land zonen gevallen voor wier onbarmhartig lot Vlaanderen schijnbaar althans onberoerd is gebleven. De zachte dood, die Felix Timmermans bijna vriendelijk de pen uit de hand nam, is een schok, die heel dat onberoerde Vlaanderen in al zijn geledingen, van de massa tot de élite, van de verbitterden tot de gelijkmoedigen, van de dulders tot de verdwaalden treft.
De man, die men doodzweeg in de schemeravond van zijn zestigse jaar, waarop de nacht zo onverbiddelijk snel inviel, wordt met luide en rouwende woorden gehuldigd nu op zijn lippen het zegel van het eeuwig zwijgen werd gedrukt. De man, die de schalkse Vlaamse lach naar het buitenland exporteerde wordt door zijn eigen volk beweend nu die lach in het masker van de dood versteend ligt. In de plechtige taal der rouwende woordvoerders luidt het : Felix Timmermans is niet. meer. De Vlaamse aarde weze hem zacht.
In de onacademische maar oprechter taal der tienduizenden harten die zich hebben gelaafd aan zijn levensvreugde, klinkt het wellicht :Pallieter is dood. Hij is gegaan naar « Het hovernierke Gods » en naar de « Pastoor uit den bloeyenden Wijngaerd » in het « Land waar de appelsienen bloeien »
In dit blad, waar wij het leed en het onrecht, de verborgen ellende en de uitgestalde verdwazing met een lach hebben getracht te huldigen of te milderen, zouden we thans onder de sluier van de rouw dezelfde lach willen oproepen, waarmede de joviale en meesterlijke verteller de tienduizenden van zijn volk. en de honderdduizenden van over de grenzen een hart onder de riem heeft gestoken. Wij bekennen oprecht : de moed en de lust ertoe ontbreken ons in deze ogenblikken van gerechtelijke verdwazing, waarvan deze grote kunstenaar, die de goedheid en hartelijkheid in zijn werk verpersoonlijkte en in zichzelf incarneerde, zijn deel heeft gekregen. En wie kent de bijtende uitwerkselen van vernedering en misachting op het gevoelig en complexe raderwerk van een menselijk hart ? Van een groot kunstenaarshart ?
Wij weten het thans. Felix Timmermans overleed in de nacht van Vrijdag 24 Januari, te 24,30 u. aan de hartziekte, waaraan hij sedert geruimen tijd leed.
Zijn grootheid heeft Felix Timmermans aan dàt hart te danken. In dat boordevol hart heeft hij al de levensvreugden gedragen en gebaard in het olijk wezen, dat over de doopvont van Vlaanderen werd gehouden onder de onsterfelijke naam van de « dagenmelker Pallieter » 1916. Dat werk werd als doopsuiker over heel Vlaanderen verspreid, verpakt en gebonden naar het buitenland geëxporteerd, en de smaak werd in alle talen op dezelfde wijze geproefd en op dezelfde manier geroemd.
In dat hart heeft hij de unieke en onnavolgbare droom gedroomd van « de zeer schoone uren van Juffrouw Symforosa, begijntje » (1918) en van « Anne-Marie » (1921). met dat hart heeft hij op « De Harp van Sint Franciskus » (1931) en met de heerlijK gerijpte wijding van een «Boerenpsalm» (1933) zijn narratieve symphonieën voltooid.
In dat gevoelig en gelovig hart heeft hij op een unieke wijze de geboorte gevierd van het « Kindeken Jezus in Vlaanderen », heeft hij de drie-koningenliederen geneuried (Driekoningen Tryptiek.) en met dat hart heeft hij zijn myrrne van menselijke hartelijkheid, het goud van zijn schitterend meesterschap en de wierook van zijn kinderlijke gelovigheid geofferd daar « Waar de ster bleef stillestaan ».
Het beste deel van dat hart heeft hij aan «Lierke plezierke» weggeschonken en meteen van zijn geboortestadje « Schoon Lier » met zijn naam en zijn eeuwig rustoord een « onsterfelijk Lier » gemaakt.
Dat hart heeft hij gemaakt tot het prisma, waarin hij veelvoudige tinten, kleuren en verven heeft opgevangen van de hartstochten, de vreugden en tegenheden der kinderen van zijn volk : de « Pieter Breugels », de «Krabbekokers », de « Leontientjes », de « Piroens », de bodemvaste, kloekbenige « Pallieters » en de half-aardse, half-hemelse Anne-Marie's, Symforosa's en Salomé' s.
Felix Timmermans, de picturale verteller, de meesterlijke uitbeelder van de waarneembare verschijning der dingen, de zinnelijke ziener, de schepper van rythme, gevoel en atmosfeer, de bloeiende pen der plastische en lyrische taalweelde, de gulpende bron van Vlaamse levensvreugde en de tril1ende snaar der menselijke ontroering, het hart der Vlaamse letterkunde, heeft zijn lach behouden tot in het aanschijn van de dood.
En de dood is hem milder geweest dan de mensen. Want de onverbiddelijke dood heeft vluchtig, plots, met een schielijke, ijskille ademzucht het dralend levensvlammetje van « Het Keerseken in den Lanteern » uitgenepen. Maar de mens, dat onredelijk complex van afgunst, nijd en tweespalt, heeft het grote, warme, milde hart der Vlaamse literatuur niet gespaard. Deze mens, (wij zullen hem aan een rouwbaar niet identificeren) vermomd als cultuurdrager, incarnatie van ijdelheid en schaamteloze afgunst, plaasteren podiumfiguur van klatergouden gehalte, heeft met de lange lans van zijn lange naam dit hart doorboord vóór de dood zijn onverbiddelijke taak volbracht.
Felix Timmermans heeft het spoor van «Het Kindeken jezus in Vlaanderen» tot het bittere einde gevolgd. Heeft dat Kindeken Jezus niet de verloocheningen gekend van zijn Petrussen, het verraad van zijn twaalfde Apostelen, het schandhout, de lansstoot en de edik. En dat zelfde Kindeken Jezus bad : Vader, vergeef het hun want zij weten niet wat zij doen.
Ook deze Vlaamse Messias der levensvreugde heeft in zijn laatste dagen nog de hanekraai der verloochening moeten horen terwijl de witte tabbaarddragcrs de amorphe massa voor de keuze stelde : Barabas of deze ?
Wij weigeren te geloven, dat het hart dier massa nogmaals de bijbelse keuze zou gedaan hebben, zoals het onze overtuiging is, dat het beste deel van het volk der lage landen de misleidende tabbaarddragers zijn verdict in hun witte mommen slingert : Niet Barabas maar Pallieter !
Wij weten, dat het grote hart van de begenadigde kunstenaar Felix Timmermans is stilgevallen, nadat het reeds de mildheid van Kristus' laatste woorden had verworven. In zijn hart was zelfs het bezinksel niet meer van de verbittering, die nog aan onze woorden kleefden. Hij zong reeds in die dagen zijn stil en rustig « Adagio », dat eerlang bij « Van Kampen » zal verschijnen. Toen hij ons deze verzen ter inzage toevertrouwde, konden wij niet vermoeden, dat wij de zwanezang van een groot en dichterlijk hart beluisterden. Met wijding en ontroering beluisteren wij thans een accent van deze zwanezang, die slechts een groot en begenadigd kunstenaar in « de schemeringen van de dood » vermag te zingen :
De kern van alle dingen
is stil en eindeloos.
Alleen de dingen zingen.
Ons lied is kort en broos.
En donker zingt mijn bloed,
van heimwee zwaar doorwogen.
Ik zeil langs regenbogen
Gods stilte gemoet.
Dichters groeien en bloeien open tot de rijpe weelde van het proza. Felix Timmermans, de meester van het weelderig bloeiende proza verbloeit en sterft uit in de zachte rijpheid der poëzie. Wie kent de drijfveren van het menselijk hart en de verholenheden der kunstenaarsziel ? Hoe zwaar weegt in deze ogenblikken de betekenis van zijn laatste belijdenis : Ik zeil langs regenbogen Gods stilte te gemoet. Inderdaad, hij heeft nog het ontij in deze lage landen meegemaakt maar zijn werken staan als zovele regenbogen over dit land gespannen. En de regenboog, teken van het heilig verbond, is het zinnebeeld van de triomf, Felix Timmermans, gij zijt langs het pad van de triomf Gods stilte tegemoet getreden ; wij geloven, dat het «Kindeken Jezus van Vlaanderen » U met vreugde heeft ontvangen.
Mijn grote en goede vriend rust zacht en onsterfelijk aan de boorden van uw Nethe.
Piet Punt ( Albe )
De Herfst blaast op den horen
De Herfst blaast op den horen,
en 't wierookt in het hout ;
de vruchten gloren.
De stilten weven gobelijnen
van gouddraad over 't woud,
met reeën, die verbaasd verschijnen
uit varens en frambozenhout,
en sierlijk weer verdwijnen...
De schoonheid droomt van boom tot boom,
doch alle schoonheid zal verkwijnen,
want alle schoonheid is slechts droom,
maar Gij zijt d'eeuwigheid !
Heb dank, dat Gij mij weemoed wijdt,
en zegen ook zijn vruchten.
Een eendendriehoek in de luchten :
nu komt de wintertijd.
Ik hoor U door mijn hart en door de rieten zuchten.
Ik ben bereid.
Felix Timmermans, uit Adagio
**********
|