Foto
Inhoud blog
  • GOMMAAR TIMMERMANS OVERLEDEN
  • Toespraak bij de opening van uitgeverij
  • Speciale tekening van Felix Timmermans
  • Wat andere kunstenaars over de kunst van Timmermans schreven - Flor van Reeth
  • Intervieuw met Tonet Timmermans - Jooris van Hulle
  • Beste bezoeker
  • Op bezoek bij Tonet Timmermans - Denijs Peeters
  • Timmermans in Baarn - Huub van der Aa
  • Felix Timmermans en Camille Melloy - Etienne De Smedt
  • Ge zijt uw eigen baas en uw eigen koning - Bart Van Loo
  • Boerenpsalm tentoonstelling in Mol
  • Felix Timmermans was voor alles Dichter - Erik Verstraete
  • Laat het nu stil worden - Herman-Emiel Mertens
  • De Stille Timmermans - Marcel Janssens
  • Pallieter - Fons Sarneel
  • Begrafenis van Felix Timmermans op 28/01/1947 - Gaston Durnez
  • Job Deckers en de lokroep van Schoon Lier - Roger Vlemings
  • En waar de ster bleef stille staan - Felix Timmermans
  • De Fé herleeft in Lier - Paul Depondt en Pierre De Moor
  • " E Vloms keuningske " - Gaston Durnez
  • Sint Gommarus - Felix Timmermans
  • Timmermans ter ere, een selectie uit zijn picturaal werk - G. Carpentier-Lebeer
  • Bij de heilige Anna klinkt hardrock-muziek - Frans van Schoonderwalt
  • En als de Ster bleef stille staan... - J.J. Vürtheim Gzn
  • Felix Timmermans, de Liersche Breughel - Caty Verbeek
  • Het afscheid van Felix Timmermans - Redactie
  • De Poëzie van Felix Timmermans - De Nieuwe Gazet 09/08/1947
  • Uniek dat auteur alles van zijn werk heeft bewaard - Frans Keijsper
  • De fijne nostalgie van Felix Timmermans - Rigoberto Cordero y Léon
  • Lier gegroet, nog duizend pluimen op uw hoed - Willem Hartering
  • De Timmermans-tegeltjes - Ward Poppe en Philip Vermoortel
  • Pallieter wint het van Wortel - Gaston Durnez
  • Het spekbuikige Brabant en het magere Kempen land - Marcel Pira
  • De Zeemeermin - Bert Peleman herdenking op 11/07/1986
  • Profiel van Felix Timmermans - Etienne De Ryck
  • Lia Timmermans - zo was mijn vader - Manu Adriaens
  • Felix Timmermans in Waalwijk - Arthur Lens
  • Overeenkomst - Van Kampen
  • Ronald
  • Mooie Faience steentjes van de Fé
  • Mooie opdrachten - uniek materiaal
  • Bij de recente Duitse vertaling van Adagio - Stijn Vanclooster
  • Dit schreef Gommaar
  • Waarom ik van Timmermans hou. (deel 1) - Viktor Claes
  • Waarom ik van Timmermans hou. (deel 2) - Viktor Claes
  • Felix Timmermans - Uit mijn rommelkas
  • Felix Timmermans, zijn succes en zijn schrijversplannen - Redactie
  • Een Tafelspeech en een Interview - Karel Horemans
  • De Muziek in het werk van Timmermans - Louis Vercammen deel 1
  • De Muziek in het werk van Timmermans - Louis Vercammen deel 2
  • Streuvels en Timmermans - Jan Schepens
  • Reimond Kimpe - Joos Florquin
  • Pallieter in Holland - Cees Visser
  • Intimations of Death - Schemeringen van de Dood
  • De Blijdschap van Guido Gezelle en Felix Timmermans. - Gaston Durnez
  • Toespraak gehouden in Hof van Aragon - Philip Vermoortel
  • De schrijver Antoon Coolen in Hilversum - P.J.J.M Timmer
  • Felix Coolen
  • Pallieter verboden - redactie Het Vaderland
  • Over Pallieter. - Voordracht in het Foyer-Concertgebouw op 24 januari 1919.
  • Beste vrienden - redactie
  • 'Ik heb mijn kinderdroom waargemaakt' - Lieve Wouters
  • De man achter GOT - Andy Arnts
  • Gestopt met tellen, Hoeveel boeken ik geschreven heb - P. Anthonissen
  • Liefde is nooit verboden - Frans Verleyen
  • Felix Timmermans overleed vandaag - Bertje Warson
  • Saluut bij een honderdste verjaardag - Marc Andries
  • Timmermans op de planken - Daniël De Vos
  • Gaston Durnez Exclusief - Etienne Van Neygen
  • Vlaamser dan Vlaams. - Hans Avontuur
  • Felix Timmermans en Averbode - G.J. Gorissen
  • Een tweede leven voor Timmermans en Claes - Patrick Lateur
  • Een Brief aan Felix Timmermans - Johan De Maegt
  • Dichter und Zeichner seines Volk - Adolf von Hatzfeld
  • In de Koninklijke Vlaai - Felix Timmermans
  • Fred Bogaerts - Adriaan De Bruyn
  • De Natuur blijft verbazen
  • Kluizekerk sloot definitief - redactie
  • Timmermans heeft geen Fascistisch Bloed - Lode Zielens
  • Om er even bij stil te staan - Etienne De Smet
  • Tekeningen
  • Aan boord met Felix Timmermans - Anton van Duinkerke
  • Gommaar Timmermans - GoT 90 jaar
  • Het Menu - Bonni Konings
  • Onuitgegeven handschrift van Felix Timmermans
  • Zet uw ziel in de zon - Gaston Durnez
  • Stijn Streuvels 70 jaar - Felix Timmermans
  • Anton Pieck: een vriend van Vlaanderen - K. Van Camp
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 1
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 2
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 3
  • Zelfportret - Felix Timmermans
  • Ik had zo graag Felix geheten! - Daniël De Vos
  • Tony Fittelaer: « Kozijn Felix was een buitengewoon mens » - Vandecruys Geert
  • In en over Juffrouw Symforosa - Arthur Lens
  • Bij Pallieter thuis - Redactie
  • Kalender 1932 - Felix Timmermans
  • Mijn eerste boek - Felix Timmermans
  • De Fé vulde een kamer - Martine Cuyt
  • Met Timmermans op literaire bedevaart naar Lier - Jaak Dreesen
  • De Toverfé - Wannes Alverdinck
  • " Er gebeurt iets… Timmermans herdacht " - Jan Vaes
  • Bij Marieke is de Fee nog thuis - Marc Andries
  • Oosters Geschenk van Clara Timmermans (Haiku's)
  • Een soep met vier troostende mergpijpen - Gaston Durnez
  • Met Felix Timmermans op stap door Lier - Jos Vermeiren
  • Professor Keersmaekers over Felix Timmermans - Jaak Dreesen
  • Honderd jaar geleden werd Felix Timmermans geboren
  • Tonet Timmermans overleden 26/03/1926 - 16/04/2020
  • Briljante vertegenwoordiger van de volkskunst ! - Al. Slendsens
  • De goede Fee op zoek naar de Kern - Gaston Durnez
  • Saluut bij een honderdste verjaardag - Marc Andries
  • Een ministadje uit de voltooid verleden tijd - Frans Verstreken
  • Felix Timmermans, Tekenaar en Schilder - Denijs Peeters
  • In defence of Timmermans - Godfried Bomans
  • Hoe Pallieter werd onthaald door Nederlands publiek - Karel van den Oever
  • Adriaan Brouwer - Sirius
  • De Pallieter rel - Lode Zielens
  • Boerenpsalm - Willem Rueder
  • De zachte Keel - Frans Verstreken
  • Feestelijke Groeten
  • Merkwaardige gesprekken - Gommaar Timmermans
  • En als de Ster bleef stille staan - Top Naeff
  • Gaston Durnez - Overleden
  • Felix Timmermans - Rond het ontstaan van Pallieter
  • Een barre winter in Schoon Lier - Henk Boeke en Claus Brockhaus
  • Interview met Gommaar Timmermans - Bertje Warson
  • Felix Timmermans werd onrecht aangedaan - W. Roggeman
  • Gesloten wegens nieuwe schoenen - Toon Horsten
  • Boerenpsalm - Peter Claeys
  • Gommaar Timmermans - Paul Jacobs
  • Ernest Claes - Felix Timmermans en voordrachten in Duitsland
  • De Molen van Fransoo - Felix Timmermans
  • De Vroolijkheid in de Kunst - Carel Scharten
  • Adagio - Felix Timmermans
  • Hoe ik verteller werd - Felix Timmermans
  • Pallieter wordt honderd jaar - Bertje Warson
  • Openingstoespraken - Timmermans-Opsomerhuis 1968
  • Toespraak Artur Lens Archivaris - 1968
  • Toespraak Hubert Lampo - 1968
  • Timmermans als Schilder en Etser - Floris Van Reeth
  • Felix Timmermans, Dichter und Zeichner seines Volk.
  • Felix Timmermans - Theo Rutten
  • Gesprek onder vier ogen - Fred Bogaerts 70 jaar
  • Timmermans over De Pastoor in den bloeienden Wijngaerdt
  • Tooneel te Brussel
  • De vroolijkheid in de Kunst
  • Stamboom van Felix Timmermans
  • Timmermans over "De Pastoor uit den Bloeienden Wijngaert
  • Felix Timmermans over den Vlaamschen humor
  • Adagio - Lia Timmermans
  • De nachtelijke Dauw - Felix Timmermans
  • Felix Timmermans geschilderd door Tony Claesen - 2018
  • De Nood van Sinterklaas - Felix Timmermans
  • De Vlietjesdemping te Lier - Felix Timmermans
  • Pallieter naast Boerenpsalm
  • Pallieter in het klooster - Cees Visser
  • Info FT Genootschap
  • F T Fring bestaat 25 jaar
  • Timmermans en de Muziek - Daniël De Vos
  • Fons De Roeck
  • Is Timmermans Groot ? - Felix Morlion O.P.
  • Renaat Veremans vertelt - José De Ceulaer
  • Vacantie bij de oude boeken - Gaston Durnez
  • Foto's van Oude Lier 1
  • De Pastoor uit den Bloeyenden Wijngaerdt
  • Brief Gommer Lemmens - 11/06/2013
  • 70 jaar geleden ....
  • Overlijden van de Fé
  • Luisterspel Pallieter 2016
  • Bibliotheek van de stad Lier
  • Anton Thiry - Gaston Durnez
  • postkaarten
  • Een Mandeke Brabants fruit
  • Clara Timmermans overleden
  • Covers van Pallieter
  • Pallieter en Felix Timmermans
  • Toespraken 25/6/2016 - Kevin Absillis, Kris Van Steenberge en Gerda Dendooven
  • De Lierse Lente - Ronald De Preter
  • Felix Timmermans - Emiel Jan Janssen
  • Pallieter honderd jaar - Gaston Durnez
  • Adagio - Frans Verstreken (Hermes)
  • Pallieter, een aanval en verdediging
  • Foto's 1
  • Driekoningen-Tryptiek - Jacques De Haas
  • Over Pallieter (25/01/1919)
  • Timmermans' werk in het buitenland
  • De Eerste Dag - Felix Timmermans
  • Het Kindeke Jezus in Vlaanderen
  • Fred Bogaerts - Felix Timmermans
  • De Harp van Sint Franciscus - Gabriël Smit
  • Timmermans en Tijl Uilenspiegel
  • Felix Timmermans ter Gedachtenis
  • De Vlaamse Timmermans - Paul Hardy
  • Timmermans was Einmalig - José De Ceulaer
  • Levenslied in schemering van de dood - Gaston Durnez
  • Expositie in De Brakke Grond te Amsterdam
  • Bij de Hilversumsche Gymnasiastenbond
  • Timmermans als schilder en tekenaar - W.A.M. van Heugten
  • De onsterfelijke Pallieter - Tom Vos
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Felix Timmermans
    Vlaamse schrijver, dichter en schilder * 1886 - 1947 *
    24-08-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Poëzie van Felix Timmermans - De Nieuwe Gazet 09/08/1947

    De Poëzie van Felix Timmermans

    Redactie van De Nieuwe Gids 9/08/1947.

                                                                De blaadren rijzen door den stuggen nevel 
                                                                er zijn geen klanken meer, er is geen lied,
                                                                slechts in het dorre riet een vroom geprevel...
                                                                Nu komt de tijd dat men naar binnen ziet
                                                                Want wij zijn arm. en knagen aan 't Verleden,
                                                                en spelen met de kaarten van verdriet.
                                                                Het schoonste sprookje stelt ons niet tevreden,
                                                                en door den nevel lokt de toekomst niet
                                                                Het leven vlood en d' asch blijft in onz' handen,
                                                                't verlangen stijgt om mede te vergaan.
                                                                Doch in den weemoed blijft één lichtje branden,
                                                                het licht dat w' in den zomer overslaan,
                                                                waarvoor wij slechts, tot onze schâ en schande,
                                                                rondom den wintertijd om olie gaan.

    Even voor en na Felix Timmermans' verscheiden bracht het maandschrift Dietse Warande en Belfort enkele gedichten van zijn hand, die onmiddellijk verrasten door hun grote bekoorlijkheid. Een paar ervan hebben al hun weerklank gevonden en zingen ons reeds vertrouwd in de oren : zo deze twee strofen die zo ik mij niet vergis op Timmermans' doodsprentje stonden afgedrukt :
                                                                De kern van alle dingen
                                                                Is stil en eindeloos.
                                                                Alleen de dingen zingen
                                                                Ons lied is kort en broos.

                                                                En donker zingt mijn bloed,
                                                                van heimwee zwaar doorwogen.
                                                                Ik zeil langs regenbogen
                                                                Gods stilte tegenmoet.

    Dit is Timmermans' testament en de kern van wat hij nog zeggen wilde aan het eind van een leven dat gewijd was aan de schoonheid van de «dingen». Misschien heeft de schrijver van Pallieter er al zijn dagen naar gehaakt om eens, in zulk een vorm, het heimwee der ziel uit te zingen naar het rustpunt, dat stil is en eindeloos en waar de vrede is die de Psalmist zich afsmeekte in zijn Quis dabit mihi pennas sicut columbae ut volabo et requiescam(Wie zal mij vleugels geven als een duif om weg te vliegen en tot rust te komen.)


    Het lijkt een paradoxaal verschijnsel dat onze twee schrijvers, die de schoonheid van het wisselvallige het kinderlijkst hebben liefgehad, het onvermengdst hun verlangen hebben uitgesproken naar de reinheid van het Zijn, waarin de glans der verscheidenheid is opgeheven: Guido Gezelle en Felix Timmermans.
    Gezelle was stellig een gróter dichter, en «Ego Flos» is een veel krachtiger vers dan «De kern van alle dingen», maar men voelt onmiddellijk de gelijkaardigheid van beider verhouding tot het Eeuwige. Paradoxaal moet deze verhouding lijken buiten de inspiratie van een in wezen christelijk geloof, dat wij in zijn zuivere staat welhaast alleen nog bij enkele middeleeuwers aantreffen: een geloof dat tussen het tijdelijke en het eeuwige althans in zoverre geen kloof ziet, dat het eerste, als symbool van het laatste en als zodanig aanvaardbaar wordt beschouwd. (Voor zulk een geloof is de zonde alleen een objectief gegeven : en inderdaad, noch in Gezelle's noch in Timmermans' werk leeft de zonde als scheppend element, zoals zij leeft in het werk van sommige moderne christenen.)

          

    Dat de zo even geciteerde strofen de kern vormen van Timmermans' levenseinde, blijkt uit het bundeltje dat bij Van Kampen en Zoon te Amsterdam verschenen is onder de titel Adagio en waarin een dertigtal gedichten verzameld zijn die in 1945-46 werden geschreven. Het is uitsluitend religieuze poëzie. Zoals de prozaschrijver van Schendel aan het slot van zijn leven naar de versvorm greep om het land te verheerlijken dat heel zijn werk heeft geconditioneerd, zo heeft de prozaschrijver Timmermans vóór het einde de behoefte gevoeld om « in maat en getal » zijn verdriet en zijn heimwee vast te leggen. Eigenaardige behoefte, om het ook nog eens op deze wijze te doen, een behoefte blijkbaar zo oud en zo onuitroeibaar als de mens zelf.

    Bij Timmermans lijkt het wel of voor het laatste en het diepste wat hij zeggen wilde het proza niet sacraal genoeg was: een behoefte aan wijding door het « definitieve » woord waarvan de poëzie dwingender dan het proza de illusie schijnt te wekken; meteen belijdt de schrijver ook zijn onmacht om de laatste formule uit te spreken :

                                                                « Ik weet het niet, ik vind geen naam,
                                                                ik krijg het met geen woorden saâm
                                                                wat er nu omgaat in mijn ziele.
                                                                Is het soms blijdschap? Is ’t verdriet?
                                                                of allebei? En ook weer niet...
                                                                Ik kan slechts zwijgend knielen. »

    Het is ook, zoals uit de structuur van dit gedicht zelf blijkt, een onmacht om het vers volkomen meester te worden. Timmermans is, en dit is de grote zwakheid van Adagio, als dichter te kortademig. Zijn vers bekoort door zijn direktheid, maar er mist de veerkracht die regel na regel onverzwakt aaneen moet binden.

    Van iemand die zijn leven lang de ruimte van het proza te zijner beschikking heeft gehad kan men moeilijk verwachten dat hij zich met volkomen gemak beweegt op het scherpe lemmet van het korte lyrische gedicht, vooral dan wanneer hij dit gedicht juist gebruiken wil om er het aller intiemste van zijn wezen — het verlangen naar woordenloosheid en gestalteloosheid — in neer te leggen !

    « Het is teveel wat ik verlang, de woorden breken. »

                                                                                                                         Adagio tekst in het Litouws

    Als men aan dit bezwaar nog dit van een zekere zoeterigheid toevoegt die af en toe Adagio ontsiert (« ik heb ineens zo'n schoon verdriet »...) en die wel inhaerent lijkt aan Timmerman's wezen, dan is daarmee, geloof ik, het voornaamste tegen dit bundeltje ingebracht.

    Voor de rest is het altijd Timmermans, d.w.z. vol verrassende vimaar vooral, in zijn beste ogenblikken, van een eenvoud en een zuisies, vol vondsten en associaties, verheid en afgeronde versje :

                                                                « O mocht   mijn  ziele zuiver branden
                                                                zooals de maan thans neerblinkt in het dal,
                                                                wanneer ik uit de nauwe wanden
                                                                des levens, naar de landen
                                                                van Uw Belofte stijgen zal. »

    Dit is zo zuiver, zo net geformuleerd dat er van het gevaar van een goedkope religiositeit, dat inderdaad ook hier af en toe Timmermans bedreigt, geen sprake meer kan zijn. Het is een beeld, dat men aanvaardt, en dit tenslotte het enige resultaat dat de dichter, met betrekking tot zijn lezers, te bereiken heeft.
    Zelfs waar de vormen van het geloof, dat Timmermans bezielt, ons minder vertrouwd zijn en zover van het menselijke afstaan dat zij ons op zichzelf niet vermogen te boeien, dwingt de schrijver ons zijn visie te aanvaarden, omdat hij er zo zuiver gestalte aan geeft.
    Ik denk hier aan de enkele heiligengedichten die in Adagio voorkomen, dat op Sint Sebastiaan bijvoorbeeld, waarin de auteur, met een naïviteit waarvoor men tot Justus de Harduijn moet teruggrijpen, de martelingen vanzijn heilige beschrijft. Deze martelingen zijn zo lieftallig, de pijlen van de beulen vliegen zo aanminnig; « als vogelen » op de gefolterde toe, dat wij geen ogenblik denkenaan de pijn, die de man kan hebben doorstaan.

    Maar het gedicht is, binnen zijn grenzen en met zijn eigen wetten, zeer zuiver afgewerkt. Het is geen « grote » poëzie, het is wellicht niet eens poëzie in de stricte zin van het woord, maar die men om hun charme toch een plaatsje gunt onder de bibelots. Meer dan een paar hebben wij er niet van doen, en daartoe blijft het in Adagio dan ook beperkt.
    Als tegenhanger tot dit laatste soort citeer ik hier ten slotte een lyrisch vers waarin, meer dan in de andere van het bundeltje, de « rijke » Timmersmans aanwezig is, met al zijn liefde voor de aarde en zijn geloof in de hemel, en daarom misschien zo vol van toon, zo wijd van visie en zo krachtig van rhythme:

                                                                God rolt de zonnen door zijnhanden
                                                                zooals de boer bet zaad,
                                                                de ruimte kent geen randen
                                                                en eindloos staat
                                                                de sterrentuin te branden.

                                                                Als dauwdrop aan der aarde bloeme
                                                                weerspiegel ik het al.
                                                                Ik hoor de spheren zoemen.
                                                                Gansch 't sterrendal
                                                                probeert Uw naam te noemen.

                                                                't Geheim blijft tot de nacht behoren,
                                                                waarin ik ben ontstaan,
                                                                tot, opgeslorpt in schijn verloren
                                                                in 't licht vergaan
                                                                in U ik word herboren !

    *************

    24-08-2021 om 22:05 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    22-08-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Uniek dat auteur alles van zijn werk heeft bewaard - Frans Keijsper

    Ingrid van de Wijer ordende werkkamer van Felix Timmermans
    'Uniek dat auteur alles van zijn werk heeft bewaard'

    Door Frans Keijsper uit de Haarlems Courant van 5/06/1986

    Leuven / Antwerpen. — "Uniek is niet dat een auteur zijn werk bewaard heeft, uniek is wèl dat een auteur alles van zijn werk bewaard heeft. Het belangrijkste van de onuitgegeven werken van Felix Timmermans zijn zijn dagboeken. Die heb ik er uitgehaald om ze uit te geven in mijn publikatie over Felix Timmermans, met uitvoerige annotaties." Aldus dr. Ingrid van de Wijer uit Leuven, die de afgelopen jaren als assistente aan de afdeling Nederlandse literatuur van de Katholieke Universiteit van Leuven het enorme archief van de Vlaamse schrijver Felix Timmermans (1886-1947) heeft onderzocht.

    Op 4 juli, de vooravond van Felix' geboortedag honderd jaar geleden, verschijnt Ingrids studie Al mijn dagen, dagboeken en archief van Felix Timmermans bij Den Gulden Engel (Antwerpen).
    Deze bevat onbekend materiaal en nooit eerder van Timmermans gepubliceerde foto's, alsmede reprodukties van schilderijen, waarvan deze kunstenaar in zijn dagboeken melding maakt. In het archief ontdekte Ingrid de Wijer gedichten uit 1902. Wat in het archief ontbreekt is er door anderen uit gehaald, blijkt uit haar woorden.

    "Het eerste dagboek dat bewaard is gebleven dateert uit 1919 toen Timmermans na de Eerste Wereldoorlog naar Den Haag, Scheveningen uitgeweken was en daar bijna een jaar heeft verbleven. Dat dagboek is volgens mij het interessantste wegens zijn kontakten.
    Hij ontmoette er de belangrijke Nederlandse schrijvers, de halve Vlaamse beweging die ook naar Nederland was uitgeweken; hij noteerde dat hij met bepaalde romans bezig was als Annemarie en hoe dat verliep.
    Hij leerde Anton Pieck kennen en ging naar letterkundige vergaderingen van Willem Kloos."

    De grootvader van Ingrid van de Wijer, prof. dr. ridder H.J. van de Wijer, was in 1944, toen België al was bevrijd, voorzitter van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal en Letterkunde.
    Hij steunde Felix Timmermans nadat deze met de Belgische autoriteiten en anderen, die hem van collaboratie beschuldigden, moeilijkheden kreeg.

    "Zes jaar geleden was ik op zoek naar een promotie-onderwerp. Ik was assistente aan de afdeling Nederlandse literatuur van de Katholieke Universiteit van Leuven. Er bestond, had ik eens gelezen, een manuscript van vijf kilo papier van Pallieter van Felix Timmermans dat anders was dan uiteindelijk gedrukt is. Ik heb toen kontakt op genomen met Felix' oudste dochter Lia Timmermans, die in Oostende woont. Haar had ik in een brief gevraagd of ik een vergelijking mocht maken van dat oorspronkelijke manuscript met de uitgave. Ze heeft toen gezocht, maar het bleek onvindbaar. Misschien is het ooit meegenomen of weggegeven. Toen heb ik een ander onderwerp gekozen: tekst-edities."
    Daarop promoveerde zij in 1983. Ingrid van de Wijer kreeg opnieuw kontakt met de familie. Deze vroeg naar aanleiding van haar promotie of zij nu als assistente aan de KU Leuven onderzoek wilde doen naar de archieven van de manuscripten die zich op dat moment nog onaangeroerd in de werkkamer van het huis van Felix Timmermans op de eerste verdieping aan De Heyderstraat 30 aan het Begijnhof in Lier bevonden. Het was het laatste huis waar bij sedert 1926 gewoond had.

    "Die waren nog nooit vrijgegeven en de familie zocht iemand die daar op een wetenschappelijke manier een studie van wilde maken. Dus een ietwat andere aanpak dan tot nu toe was gebeurd. Felix Timmermans heeft daar een massa manuscripten, papieren, briefomslagen met notities, kleine velletjes papier, boeken, cahiers, alle mogelijke mappen bewaard.
    Hij was daar blijkbaar al heel vroeg mee begonnen, want in een van zijn eerste boeken, Uit mijn rommelkast, zegt hij al in 1919 dat als hij in zijn kamer (toen een andere) een van de laden van de kasten opentrekt daarin vele herinneringen, manuscripten, dagboeken liggen.
    'Daar liggen al mijn dagen', zei Felix Timmermans, wat uiteindelijk de titel is geworden van het onderhavige boek. Toen hield hij kennelijk al alles bij en gooide nooit iets weg.
    "Ik denk niet dat hij het heeft bijgehouden omdat hij zichzelf zo belangrijk vond. Hij heeft het gedaan, omdat het een stuk van zich zelf was. Dat maakte hem eigenlijk ook, al die papiertjes. Hij las, herlas, schreef en schreef opnieuw. Hij zei: 'Het gaat allemaal zo gemakkelijk niet als boterperen eten'.
    Het archief is een wemeling van varianten van teksten, die uiteindelijk al dan niet gepubliceerd zijn. Van zijn Boerenpsalm bijvoorbeeld zijn alleen al zijn verschillende manuscripten bewaard die hij telkens weer op de map noemt 'definitief manuscript'. Zo’n definitief handschrift is dat dus zelden.Wanneer men die verschillende fasen naast elkaar legt is uiteindelijk iets anders gedrukt dan 'definitieve versie' staat.

    "Ik heb van de vier kinderen Timmermans: Lia, Clara, Tonet en Gommaar de toelating gekregen om alles wat daar in die werkkamer lag mee te nemen en te kopiëren. Van de stukken waarvan ik meende dat ze de interessantste waren heb ik foto's gemaakt, zodat het gehele archief nu bewaard is in kopie of in foto-vorm.
    Het gaat om ongeveer tienduizend fotokopieën, dat zijn zes- a zevenduizend vellen manuscript.
    "Daar zit werkelijk alles in, je kunt uit het archief de ontstaansgeschiedenis van een boek halen.
    Ik ben een jaar bezig geweest om alles eerst op orde te brengen. Van die Boerenpsalm bijvoorbeeld lag alles verspreid. Van werken zijn dus de verschillende stadia bewaard gebleven. Een inval, soms een tekeningetje over hoe een personage eruit moet zien. Dan begon Felix Timmermans te schrijven.

    In verdere manuscripten worden het algemene lijnen, onderverdelingen van de hoofdstukken. Eventueel een schetsje ertussen: 'zie kladje' of 'zie portefeuille. Dus met verwijzingen naar andere plaatsen van zijn werkkamer waar hij het vervolg moest halen van teksten. Als al die manuscripten bij elkaar worden gelegd geeft dat een ongelooflijk beeld hoe Felix Timmermans te werk is gegaan."
    Deze Vlaamse schrijver veranderde zijn teksten ook nog nadat ervan reeds een voorpublikatie was verschenen. Tot op de drukproeven van het uiteindelijke werk. "Het vloeide Timmermans niet zomaar uit de pen, hij heeft er op gewerkt. Er zijn brieven bewaard gebleven, bijvoorbeeld met Pieter Bruegel, waarin hij zegt: 'Die of die zaken ken ik nog niet zo goed, kunt u mij niet een boek sturen dat ik niet in de bibliotheek kan vinden, of weet u wanneer dit of dat gebeurd is'.
    "Er werden dus andere mensen bij betrokken. In één van zijn dagboeken staat dat hij zijn vrouw 's avonds in bed voorleest van hetgeen hij die dag geschreven heeft en dat er een aantal zaken niet blijkt te kloppen.

    Hij heeft ook vele andere auteurs gekontakteerd of gezien. In zijn dagboeken van 1919 — als hij in Nederland verblijft — is hij voortdurend op de literaire bijeenkomsten van Willem Kloos. Ontmoet er Emants, Boutens. Daar wordt, hoewel het niet letterlijk in de dagboeken staat, over eigen werk gepraat.
    Ergens zegt Timmermans dat een vriend van hem, Thiry, met een van zijn ideeën is gaan lopen en een roman schrijft die op zijn manier verloopt. En hij neemt zich voor aan anderen nooit meer iets over zijn werk te vertellen.

    "Ik heb het materiaal uit het archief in drie categorieën onderverdeeld. In de eerste bevindt zich alles qua manuscript wat te maken heeft met werk dat Timmermans gepubliceerd heeft in boekvorm, in totaal 55 werken, die alfabetisch geordend zijn. Ook de bestaande bibliografie van Felix Timmermans, zoals die vastgelegd is door Hilda van Assche en Richard Baeyens (opgenomen in Felix Timmermans, mens, schrijver, schilder, tekenaar, uitgave Mercatorfonds, 1972).
    "De tweede grote inventaris van het archief uit de werkkamer bevat manuscripten, die niet in boekvorm zijn verschenen. Zoals voorwoorden van Timmermans in werken van anderen, huldereden, toespraken, welke chronologisch zijn geordend. En een derde afdeling bevat manuscripten in verband met onuitgegeven werk.
    Het is niet de bedoeling om straks alles uit te geven wat tot nu toe niet is verschenen, maar er is toch wel een aantal zaken dat de moeite waard is. Vooral het jonge werk, waarvan heel veel bewaard is. Waarschijnlijk omdat hij op dat moment nog geen naam had.

           

    Toen hij bekend was, vooral na 1916 wegens de verschijning van Pallieter, heeft hij alles kunnen publiceren wat hij wilde. Ik denk dat het tegen Timmermans' eigen wil zou zijn als daarvan wat uitgegeven werd. Dus als we nog iets daarvan zouden willen uitgeven, dan moet het dat vroege werk zijn.
    "Daar zijn onder meer nog twee toneelstukken. Het ene heet Miskend. Daarmee heeft Timmermans ooit meegedaan aan een wedstrijd voor toneelauteurs. Het is een handschrift, bewaard in een bruin cahier, waarop staat: 'Miskend, tooneelspel in een bedrijf. Met dat manuscript heeft hij dus meegedaan om een prijs te krijgen. Hij zegt ergens in zijn correspondentie, hij is miskend en heeft dus geen prijs gekregen.
    Het tweede heet De Zending, treurspel in een bedrijf, ooit vermeld bij José de Ceulaer (die diverse publikaties over Timmermans heeft gedaan.

    "Een beetje een tegenhanger van het Haagse dagboek is dat uit 1924 / 25. Het speelt zich af in Lier: de mensen, kunstenaars, vrienden, zijn huis en familie uit die plaats. Een andere sfeer komt daar aan bod.
    De Ceulaer heeft het begin en einde ervan wel gesignaleerd, maar het is nooit uitgegeven.
    Wat daartussen komt is zelfs niet gesignaleerd. Dat lag op een andere plaats in zijn kamer."
    Dat 'ontbrekende' dagboekmateriaal blijkt te zijn gebruikt als stof voor zijn boek Naar waar de appelsienen groeien, waarvoor hij toentertijd een reis naar Italië had gemaakt.
    Er is ooit in 1930 een dagboek geweest, waarin hij schrijft over zijn stijl die hij probeert te zoeken. Het gaat dan om zijn schilderkunstige werk. Maar dit boek is inmiddels spoorloos.

    "Er is ooit een vierde dagboek geweest, waaraan Lia Timmermans refereert in haar boek Mijn vader. Ook dit blijkt nergens meer te vinden. Het moet aan het einde van Felix Timmermans' leven zijn geweest, middenjaren '40. "Tussen die drie dagboeken vermeld ik de literaire dagboeken. Vóór alle andere het literaire dagboek Pallieter in Holland dat helemaal aansluit bij het dagboek van 1919. In 1918 was hij namelijk begonnen onder die titel stukjes te publiceren in het dagblad Het Vaderland. Het laatste stukje dat daarin verschijnt komt net voor in zijn persoonlijke dagboek van 1919."
    Dan is er nog één literair dagboek van 1939, Minneke Poes, dat Timmermans geschreven heeft na een verblijf van een half jaar in Bouwel, Kempenland. Daar had Timmermans met zijn familie zijn intrek genomen in een villa uit rouw voor het verlies van zijn schoonmoeder die 27 jaar bij hen had ingewoond.

    "In de voetnoten, die uitvoerig en wetenschappelijk zijn, verduidelijk ik alle personen en realia die in de dagboeken vermeld worden. Daarvoor heb ik een groot aantal archieven in Nederland en België bezocht.
    Ik heb geprobeerd al de personen die hij vermeldt te identificeren en er nog iets meer over te zeggen dan louter wie ze zijn. Ze te situeren binnen de kontekst van het belang dat ze voor Timmermans hebben gehad.
    Ik hoop dat het boek ook in de kleine lettertjes leesbaar is.
    "Misschien minder literair, maar zeker van cultuur-historische waarde zijn zijn gedichten die hij heeft geschreven toen hij heel jong was, uit 1902, dus van vóór 1904 toen hij begon te publiceren.

    Bottende Loverkens, een aantal heel impressionistische, romantische korte versjes, die hijzelf in het schrift waarin hij ze genoteerd had, is gaan bewerken. Zaken die hij volledig doorstreept, er zijn tientallen, honderden bladzijden waarop staat, 'niet, niet, niet'.
    Dus 'niet behouden, wel opnemen', 'te retoucheren'. Lijsten van de feesten van het jaar die hij gebruikte voor zijn boeken." Losse tekeningen zijn niet (meer) in het archief gevonden.
    "Wel tekeningen die tussen de teksten door staan. Daar zijn soms prachtige bij."

    Voorts zijn er onder meer massa's notities over verhalen en dergelijke die verder nimmer zijn uitgewerkt. In een schrift vond Ingrid van de Wijer overigens wel prozastukken, schetsen en gedachten, korte herinneringen, voldoende om een nieuw boek mee te vullen.
    "Ik vraag me overigens af of we verhalen zouden mogen uitgeven die Timmermans zelf de moeite niet vond. Mijn indruk over die verhalen is overigens dat ze zeker niet slecht zijn. Je voelt dat ze van iemand zijn die nog niet het niveau van de werkelijke Timmermans heeft bereikt.
    Cultuur-historisch zou het echter alleszins de moeite van het uitgeven waard zijn."

    Al mijn dagen. Dagboeken, en archief Felix Timmermans. Door dr. Ingrid van de Wijer. Met een voorwoord van Anton Pieck. Uitgeverij Den Gulden Engel (Antwerpen). Hierbij verschenen ook een heruitgave van Felix Timmermans Adagio. Meditaties Herman-Emiel Mertens alsmede Mijn vader door Lia Timmermans.

    **********

    Al mijn dagen (gecensureerd)

    Boven de titel «Al mijn dagen» staat Dr. Ingrid Van de Wijer als auteur vermeld. Als kleindochter van wijlen Ridder Professor H.-J. Van de Wijer is ze ook Jonkvrouw. De dagen waar het over gaat, zijn echter niet haar eigen etmalen, maar die van Felix Timmermans. En dat zijn er heel wat meer dan ze aan de voorbereiding van de uitgave heeft opgeofferd tussen december 1983, toen de «Erven» Timmermans hun archief voor het eerst (N.B. eindelijk!) en eenmalig (N.B. waarom?) voor haar hebben geopend, en 15 februari van dit jaar.
    Timmermans moest nu maar eens op een «strikt wetenschappelijke manier» — ik citeer Lia Timmermans — worden aangepakt. En dus werd er een «sic» (tussen vierkante haakjes) geplaatst achter de vele spelfouten die Felix in zijn dagboeken heeft gemaakt, en werd de uitgave rijkelijk van jonkvrouwelijke voetnoten voorzien.

    Haar jeugdige ijver heeft niet verhinderd, dat de Jonkvrouw met haar voetnoten wel eens slippertjes maakte. De zwaarste misstap zette ze op p. 204, waar L Van Boeckel ter sprake komt. De voetnoot begint met de verklaring dat de «Belgische (sic!) kunstsmid» een autodidakt was. Bij het einde van de voetnoot is hij doctor en een «vernuftige Cornelis de Bie-kenner» geworden. Jammer genoeg — bij manier van spreken — is er in Lier meer dan één Lodewijk Van Boeckel geweest: de kunstsmid en een naamgenoot, Dr. In de Germaanse filologie (zoals Ingrid), die op een proefschrift over de Lierse rederijker Cornelis De Bie promoveerde.
    Natuurlijk staat het niet strikt wetenschappelijk vast dat die tweede Van Boeckel in het dagboek van Felix Timmermans werd bedoeld, maar nog veel minder dan de kunstsmid op 18 augustus 1925 bij Felix Timmermans op bezoek kwam.
    Overigens kan enige verbeeldingskracht de wetenschap niet altijd schaden. Zomin als de «wetenschap» zelf, dat de tweede Van Boeckel de eerste editie van «Schemeringen van de dood» in de spelling-Kollewijn heeft omgezet en nog andere geschriften van Felix Timmermans heeft gecorrigeerd.
    En wat mag Dr. Ingrid ertoe gebracht hebben op dezelfde bladzijde nog een Lierse schoenmaker, Alfons Frans Verschoren, van zijn leest weg te halen om in hem «Sus Verschoren» te herkennen?
    Was de schrijver Frans Verschoren, vriend van Felix Timmermans haar dan totaal onbekend ?

    «Al mijn dagen» bestaat uit twee delen: een deel met de «dagboeken» van Felix Timmermans en een ander met de «archiefstukken». Bij de «dagboeken» worden ook fragmenten — waarom enkel fragmenten ? — van «Naar waar de appelsienen groeien» en «Minneke Poes» ondergebracht. De eigenlijke, niet-literaire dagboekaantekeningen werden grotendeels, sommige nochtans slechts fragmentarisch, in de Jaarboeken van het Felix Timmermans-genootschap gepubliceerd. De aantekeningen van 18 juni tot 18 december 1919 werden in het Jaarboek 1981 («Pallieter in Holland») fragmentarisch opgenomen onder de titel: "Het Scheveningse dagboek". Ze werden immers in Scheveningen geschreven.

    Blijkbaar heeft Dr. Ingrid het echter wetenschappelijker geacht voor de «volledige » publikatie ervan de term «Haags dagboek» te gebruiken. Maar zo volledig is het nu ook weer niet, want de censuur heeft ingegrepen.
    Uit de aantekeningen van 23 juni werden enkele zinnen geschrapt. Voetnoot 39 daarbij zegt: «Op verzoek van de Erven Timmermans werd hier in de editie een passus om zijn persoonlijk karakter weggelaten».
    Dan kan uiteraard allerlei vermoedens wekken. Nochtans is die weggelaten passus helemaal niet zo «persoonlijk» en zeker niet intiem. In die dagen werd in Versailles over het «Vredesverdrag» onderhandeld.
    En daarover heeft Felix Timmermans in 8 regels zijn «persoonlijke» mening geschreven.
    De mening van de naar Nederland gevluchte activist Felix Timmermans.

    Na 67 jaar vonden de Erven Timmermans — juister gezegd: vond de Erfdochter Lia Timmermans — het nog altijd niet opportuun die mening openbaar te maken! De «first lady» van de Timmermans-clan , die ook al eens als «hofdame» van de koningin mocht optreden, blijft immers hardnekkig weigeren zich te herinneren en, zo mogelijk, zelfs eraan herinnerd te worden, dat haar vader activist is geweest.
    In de nieuwe druk van «Mijn vader» (ook uitgegeven door «Den Gulden Engel») staat nog altijd te lezen, dat haar vader in Nederland zoveel voordrachten moest geven, «dat hij besloot een tijdje in Holland te blijven wonen» ! Zij liet hem daarvoor «weken achtereen te Rotterdam in een hotel wonen».
    De werkelijkheid is lichtjes anders. Op 9 november 1918 had hij in Nederland nog nooit een voordracht gehouden. Die dag vertrok hij met zijn activistische vrienden Fred Bogaerts, Reimond Kimpe, Antoon Thiry en Lambert Stevens uit Lier naar «veiliger oorden»: Amsterdam, daarna Rijswijk, dan Den Haag, uiteindelijk Scheveningen. Meer details daarover zijn reeds lang bekend en kunnen ook in «Al mijn dagen» worden teruggevonden.

    In de herinneringen aan haar vader is er bij Lia Timmermans ook een totale «black-out» i.v.m. W.O. II en de repressie. Ingrid van de Wijer brengt die periode wel even ter sprake. Zij schrijft o. m: «Een schrijver die in 1936 nog als meest geliefde auteur uit een Duits referendum kwam, had alle schijn van collaboratie met de bezetter tegen zich. Als het zelfs nu nog, vier decennia later nodig wordt geacht programma's in de eter te versturen, die desnoods op basis van een vertekende weergave van de feiten willen bewijzen dat de Vlaming steeds een verrader moet zijn geweest, kan het dan verwonderen dat in een rechtsloze repressieperiode zovele Vlamingen machteloze getuigen of onschuldige slachtoffers werden? Velen zullen zich herinneren dat een hoogstaande kulturele waardering alleen al meer dan voldoende was om een edel man te vellen en in hem een exponent te treffen van het Katolieke Vlaanderen dat men eens en voorgoed wenste uit te schakelen».
    Uit «Al mijn dagen» komt geen onbekende Timmermans naar voren. Zijn dagboeken bevestigen enkel dat hij een opvallend bescheiden man was, die niet gemakkelijk tevreden was over zichzelf en heel hard gewerkt heeft aan zijn boeken. Dat laatste kan je ook afleiden uit de vele manuscripten die in het tweede deel van het boek werden gereproduceerd en het interessantste deel ervan vormen.
    Ik mag tot slot niet nalaten Mark Leytens te feliciteren voor de grafische vormgeving en de drukker-uitgever voor de uiterlijke en uitzonderlijke zorg die aan de prestigieuze uitgave werd besteed.
    Blijkbaar heeft de censuur daarin niet ingegrepen.

    WIBO (José De Ceulaer)

     

                                                    Ingrid van de Wijer


    22-08-2021 om 22:28 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    21-08-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De fijne nostalgie van Felix Timmermans - Rigoberto Cordero y Léon

    De fijne nostalgie van Felix Timmermans

    Rigoberto Cordero y León

    Een artikel uit Ecuador van 19 januari 1969

    (in de vertaling van de tekst, met dank aan Philip Vermoortel, zijn de 2 gedichten overgenomen zoals Felix Timmermans ze heeft neergeschreven.)

    Met een uiterst delicaat gevoel voor doorzicht kiest Felix Timmermans een beeld, wikt en weegt het even in gedachten om het dan perfect te hertalen in de tijdeloze woorden van een vers. Hij kijkt naar het beeld, maar staat niet stil bij beschouwingen - de filters van het denken - die het beeld zouden kunnen vervormen: hij neemt het zoals het is in de werkelijke wereld, trillend van leven, maar evenzeer zoals het ook te vinden is in de droomwereld die de eigen, diepe belevenis van de Dichter zelf is…


    Het is alsof een beeld zich op een volstrekt natuurlijke manier aan Felix Timmermans opdringt, bijna zoals het beeld van de hemel dat zich weerspiegelt in het water en erin doordringt, terwijl het toch de hemel blijft en tegelijk een zinnelijk zinken van de hemel in het water is… In het water verdiept het beeld zich eenvoudigweg, en raakt doordrenkt van schoonheid…

    De beelden van Felix Timmermans getuigen van grote poëtische finesse, en juist daarom van diepe poëtische nostalgie… Hij richt zijn poëtische blik op de wereld, hij kijkt met de diep-zuivere blik van de dichter naar wat buiten hem om gebeurt en legt die beelden vast zonder nodeloze vertroebelingen die ze enkel maar zouden vervormen: wat hij bekijkt gaat behoren tot wat blijft, de wereld van de creatie, en die beelden blijft hij met bewondering bekijken, inderdaad, maar dan enkel om er de poëtische kant van te vinden, het poëtische gehalte van de realiteit dat in een vers gegoten wordt…

    De Herfst, nostalgisch seizoen vol nuances die vreemd verbonden zijn met het afnemen van zon en licht, krijgt bij Felix Timmermans een bijzonder nostalgische dimensie… De Dichter ziet tekenen van de herfst in wat hem omgeeft, in het verstrijken van de tijd wat tot uiting komt in schakeringen van stervend licht, in kleine details die misschien meer dan het hoge gelige zonlicht de ziel van de Herfst zelf vertolken... Maar vanuit de realiteit van wat hem omgeeft, verzinkt de Dichter in zichzelf, vol van de vreemde lichtschakeringen van de Herfst, en vindt in zijn eigen hart de Herfst verfraaid in heimwee, de vreemde zinnelijke schoonheid van de innerlijke Herfst… De beelden glijden zijn ziel binnen tot in zijn meest intieme zelf om het verlangen te verwoorden dat vanuit de werkelijke wereld de delicate Herfst van zijn ziel overspoelt…

                                                                DE HERFST BLAAST OP DEN HOREN
                                                                De Herfst blaast op den horen,
                                                                en 't wierookt in het hout;
                                                                de vruchten gloren.
                                                                De stilten weven gobelijnen
                                                                van gouddraad over 't woud,
                                                                met reeën, die verbaasd verschijnen
                                                                uit varens en frambozehout,
                                                                en sierlijk weer verdwijnen...
                                                                De schoonheid droomt van boom tot boom,
                                                                doch alle schoonheid zal verkwijnen,
                                                                want alle schoonheid is slechts droom,
                                                                maar Gij zijt d' Eeuwigheid!
                                                                Heb dank dat Gij mijn weemoed wijdt
                                                                en zegen ook zijn vruchten!
                                                                Een ganzendriehoek in de luchten.
                                                                Nu komt de wintertijd.
                                                                Ik hoor U door mijn hart en door de rieten zuchten.
                                                                Ik ben bereid.

    Felix Timmermans weet de effecten van mist uiterst delicaat te schetsen.

    De bladeren die opstijgen in de mist nemen vreemde gestalten aan, ze lijken betoverd, het zijn benevelde droombeelden… En wanneer de mist de bladeren in vreemde spookachtige vormen hult, is dat voor hem het juiste moment om in zijn ziel een andere mist te ontwaren… In zijn intieme mist bouwt of reconstrueert hij het verleden in het aanmaken van een vuur dat enkel in de winter aangewakkerd wordt…

                                                                DE BLAADREN RIJZEN DOOR DEN STUGGEN NEVEL
                                                                Ik hou van nevel bij de val der blaadren;
                                                                het stemt tot weemoed om ik weet niet wat.
                                                                Verlangen en betreuren glimmen mat,
                                                                 het hart zwijgt loom in 't struikgewas der aadren.

                                                                 Dit is de stilte, die 't geluk laat naadren,
                                                                 het ver geluk, dat iets van God bevat,
                                                                 maar telkens als een zeepbel openspat
                                                                 bij al 't gedruis, dat wij in ons vergaadren.

                                                                 Nu 't stil is, wordt mijn ziel de zeekinkhoren
                                                                 waarin ik God, die door de Heemlen bruist,
                                                                 beluister, en Zijn hoog bestaan kan horen!

                                                                 O broos geluk, dat in mijn ziele suist,
                                                                 en uit wat stilte en weemoed wordt geboren,
                                                                 maar door dit hart straks weer zo snel verhuist.

    Bij Felix Timmermans is het beeld van een fundamenteel poëtische en nostalgische finesse… Wanneer hij het beeld poëtisch bekijkt, stijgt hij op of daalt hij af naar zijn ziel om er op een hartstochtelijke manier de wezenlijke nostalgie van de ware Dichter te voelen…

            



    21-08-2021 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-08-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lier gegroet, nog duizend pluimen op uw hoed - Willem Hartering

    Lier Gegroet, nog duizend pluimen op uw hoed!

    Door Willem Hartering – 14/11/1981

    Madam Timmermans, een hoogbejaard, klein dametje, komt in de brede gang van haar witte huis in lier kijken naar de meneer uit Holland die slinks is binnengeloodst door een goede kennis, want ze ontvangt geen mensen meer. Negenentachtig jaar is nu Marieke, aan wie de gevierde Vlaamse schrijver 65 jaar geleden zijn wereldsucces 'Pallieter' opdroeg, het verhaal van de grote levensgenieter, wiens lief Marieke heette.
    "Felix! Maar ja!" roept ze met een stralende, blijde glans in haar bruine ogen, "ja, die zat lang te denken bij het schrijven en aan zijn pijpken te smoren. Dan riep hij: Ja, zo moet het! Zo is het goed! En dan schreef hij het op.
    Zeker, hij las mij wel voor wat hij geschreven had en een enkele keer zei ik wel eens: "zoudt ge niet beter...
    En jawel, dan veranderde hij het."
    Ze toont schilderijen van haar man en pentekeningen, waarmee hij zijn boeken illustreerde, samengebracht in grote lijsten, want de beeldende kunst nam een grote plaats in bij Felix Timmermans.
    Timmermans, één van de grote zonen van Lier, is al 34 jaar dood, maar Marieke leeft op een ontroerende wijze op bij de herinnering aan de man die schreef:

    "Marieke leunde over de haag, en zag en luisterde den donkeren nacht in, naar waar een vuur brandde en doedelgepijp  ronkte. Daar wist zij haren man Pallieter, want zo iets was van hem.
    Daar wist zij hem, dien zij groot en sterk liefhad... Maar ze wist dat hij haar ook liefhad en misschien denkend was aan haar, terwijl hij die nachtelijke muziek bijwoonde.
    Ja, dat voelde ze, dat maakte haar zalig en dronken, en zij had thans op zijn borst willen rusten en in slaap vallen, gesust door vrome,   aandoenlijke muziek, "O, dagenmelker!" zuchtte ze van ongekenden wellust en ze bleef staan luisteren naar de doedelzakken "...

    Dochter Lia vertelt in haar boek "Mijn Vader" hoe die twee aan elkaar zijn gekomen.
    "Tegen dat 'Pallieter' bijna af was leerde vader Mama kennen. Op de markt in Lier stond er altijd gedurende den zomer een kiosk, waar 's zondagavonds muziek werd gespeeld, nu nog. Vóór den anderen oorlog wandelden dan de jonge meisjes er rond on de éne richting, en de jonge mannen in de andere richting.
    Als Papa dan de grote bruine ogen van moeder zag, nam hij zijn hoed af en groette. Dat was in dien tijd van veel betekenis, en enkele maanden daarna waren ze getrouwd."

    Schoon Lier
    Ik heb deze week een dag rondgelopen in Lier, een parel van een oude Vlaamse stad tien kilometer ten oosten van Antwerpen, en overal ben ik Felix Timmermans tegengekomen.
    Op pleinen, kaden en straten, die hij zo beeldend heeft beschreven in 'Schoon lier', in hofjes, bij heiligenbeelden, in kroegen en in de herinnering van de mensen.
    "Ik weet nog zeer goed hoe Timmermans door de stad liep, een stevige, corpulente man, die gaarne een praatje maakte met de geburen," zegt de heer Karel Roofthooft die 24 jaar lang gemeentesecretaris van Lier is geweest en een Belgische gemeentesecretaris is meer dan een halve burgemeester.
    "Goedenmorgen, meneer de secretaris, alles goed, meneer de secretaris," zeggen voortdurend passerende Lierenaars als hij mij rondvoert door de gemoedelijke, kalme stad in het grijze novemberlicht.

    Zonneklopper
    "Timmermans wandelde en praatte. Hij was in de café's geen tafelspringer, geen man die grote feesten maakte. Met eten was dat anders. Hij at graag veel van een gewone pot. Kreeft en kaviaar waren aan hem niet besteed. En... hij was een zonneklopper: hij ging gaarne buiten de stad aan de Nethe een pijpken liggen smoren in het gras en dan gingen zijn gedachten aan het malen en ontstonden zijn verhalen."

    Van dat luieren in het gras, dat geen echt luieren was, maar een middel om het moeilijke schrijfproces op gang te brengen, zien we fraaie foto's in het Timmermans-Opsomerhuis, een gezellig museum met krakende eikenhouten vloeren, gewijd aan Lierse kunstenaars: Timmermans met een majestueuze buik zit als de verpersoonlijking van het vette Vlaamse leven in het gras met zijn kinderen om zich heen.
    Natuurlijk zijn er ook zijn boeken in tientallen talen, tot in het Litauws en Japans toe.
    En er staat zijn werktafel: een eenvoudig houten tafeltje met een kleedje, een schrijfmap met dansende nymfen op de omslag en een tabakspot; verder zijn zwarte hoed met brede rand en zijn wandelstok.
    Een stilleven, dat bewijst, dat een schrijver niet veel meer nodig heeft dan een pen en een stuk papier.
    Alleen... hij moet wel wat te vertellen hebben.

                

    Fantasie
    En dat had Timmermans.
    Zijn dochter: "Onze Pa kon alles vol aandacht bezien en dadelijk schoot hem een vergelijking of beeldspraak te binnen. Hij had een buitengewone fantasie. Als de bladen geel schitterden in de herfstzon, zegde hij:
    ’t Is goud dat van de bomen drijft"...
    Over windmolens "zij zwaaien hun armen als vreugdige kinderen"...
    Hij moest op de één of andere manier uiting geven aan zijn bewondering en op een keer zegde hij het aan de vrienden: "Mannen, ik ga een boek schrijven!"
    Hij kocht perkamenten bladen, twee ronde pennen, twee verschillende kleuren inkt om de beginletters mee te versieren, en schreef elken dag over de natuur, zoals hij ze dien dag gezien had.
    Maar na enkele dagen wist hij niet meer wat te schrijven: het weer was altijd hetzelfde gebleven.
    Dat kon hij geen heel jaar lang volhouden, er was iets aan te kort: een mens! "
    Toen deed Pallieter zijn intrede als eerste van een lange reeks Timmermans-figuren: Pieter Bruegel, Leontientje met haar ongelukkige liefde, Juffrouw Symforosa, het verliefde begijntje, boer Wortel die ondanks alle tegenslag toch een psalm zingt, Vettigen Teen die een zilveren lievevrouwenbeeldje steelt en daaraan sterft.

    Begijnhof
    Het beeld, dat Timmermans tot dat verhaal inspireerde, staat in een nis achter glas met een heel rijm erbij naast de ingang van het begijnhof, het is "uit Holland langs de baren der zee, hier aangespoeld en in onze stad gevaren".
    In het begijnhof zelf, één van de mooiste van heel Vlaanderen, met hobbelige straatjes, kleine witte huisjes, muurtjes, poortjes en tuintjes, een oase van rust, waart ook "den Fé" nog rond. De huisjes hebben namen als " 't Piepenholleken" en " 't Soete Naemken" en een straatje heet "Hemdsmouwken".
    Hier woonde Timmermans' begijntje Symforosa en in het Hellestraatje de simpele hovenier Martienus in wie zij, ondanks haar grote schroom, een echtgenoot zag, maar die daar niets van begreep en kloosterbroeder werd.

    In de kerk van het begijnhof, een voorbeeld van Vlaamse barok, speelt iemand op het orgel en het allerlaatste Zusterken Begijn dat nog over is, een 81-jarig wijfje, roept naar boven dat hij moet ophouden, want het is twaalf uren en ze moet de klok luiden. Dan pakt deze laatst overgeblevene van die eindeloze rij zedige vrouwtjes die eeuwenlang de hof hebben bevolkt, een dun touw, dat in de donkere hoogte verdwijnt, en luidt, met buigende bewegingen van haar ronde lichaam, een ijl klinkend belletje.

    Portret
    Felix Timmermans vind je zelfs in het stadhuis, "de hersenpan van de stad", zoals hij het noemt in zijn lyrische beschrijving 'Schoon Lier'. Daar hangt een levensgroot portret ten voeten uit van Felix, de buik vooruit, de duimen in de armsgaten van zijn vest, gemaakt door zijn vriend, de schilder baron Isidoor Opsomer, krachtig Vlaams expressionist, wiens werk ook te zien is in het Timmermans-Opsomerhuis.
    En in een café aan de Grote Markt, waar vier gezette madammen een middag winkelen onderbreken om met smaak gigantische Dames Blanches te verorberen (grote coupes met ijs, warme chocolade en veel slagroom) kijkt weer Felix Timmemans toe. Niet alleen als gebrandschilderd portret met een lichtje erachter, maar ook van buiten.

    Staartster
    Door het raam, boven de draaimolens, schiettenten en eetkramen van een van de talrijke kermissen die op gezette tijden op de Grote Markt worden gehouden, zien we de slanke stadhuistoren, door Timmermans uitgetekend en beschreven als "de silhouet van een uitgesneden lans, de dunne, lenige belforttoren.
    Een dwalende staartster is op de spits blijven haperen en wijst nu de winden aan".
    Zo beschreef Felix de toren uit 1369, die hij zijn leven lang al kende, fris en vol fantasie alsof het een nieuwstadsbeeld voor hem was.

    Hij had daar zelf een verklaring voor: "Zulk een stad en land helpt de verbeelding... Een land dat inspiratie in den dichter giet... Gegroet, O Lier, gegroet, gegroet Lierke Plezierke. Nog duizend pluimen op uw hoed!"

    *************

    18-08-2021 om 14:40 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    17-08-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Timmermans-tegeltjes - Ward Poppe en Philip Vermoortel

    De Timmermans-tegeltjes en KSA Noordzeegouw

    Jan Cocle (1924-2019) was van 1960 tot 1962 gouwproost van KSA Noordzeegouw (West-Vlaanderen). Om ‘de kas te spijzen’ verzonnen jeugdbewegingen allerlei acties zoals WC-papier of lucifers verkopen, maar Jan Cocle, die Lia Timmermans kende, kwam op het idee om tegeltjes te verkopen met tekeningen van Felix Timmermans. Ze werden niet speciaal voor KSA gemaakt, maar bestonden al, en de gouwproost besloot om daarin te investeren. De verkoop werd echter geen succes.

    Gelukkig was de toenmalige leverancier van KSA-hemden, de Firma Celesta uit Wevelgem, bereid om als betaalmiddel 1.400 Timmermans-steentjes te accepteren met de bedoeling om ze tegen 70 BEF (± 1,80 euro) per stuk te verkopen, wat 98.000 BEF moest opbrengen. Maar ook dat viel tegen, wellicht mede omdat 70 BEF toentertijd veel geld was. Op een koele morgen stonden de 1.400 tegeltjes terug in de poort van het secretariaat van KSA-Noordzeegouw in de Leenstraat 50 in Roeselare. De leverancier wilde zijn rekening toch liever betaald zien in klinkende munt. Dat heeft zelfs tot een rechtszaak geleid waarover in een vonnis van 19 november 1964 uitspraak is gedaan in het nadeel van KSA.

         

                                                                                            (De vier tegeltjes tegen de muur geplakt)

    In 1963-1964 verhuisde de gouwleiding van de Leenstraat 50 naar het Centrum Licht en Ruimte in de Oostnieuwkerksesteenweg 51, eveneens in Roeselare. De leiding had toen wel andere zorgen dan de tegeltjes van Timmermans, die bovendien verpakt waren in loodzware dozen die ook verhuisd moesten worden. Op den duur werden de steentjes een blok aan het been in plaats van een kans om de kas te vullen. Ze verdwenen in de kelders van Centrum Licht en Ruimte en hoe vaker ze verplaatst werden, des te minder bleven er over want ze wilden ook al eens breken. Waterschade deed de dozen waarin ze verpakt waren ook al geen goed.
    In maart 1997 werd de archiefgroep van KSA Noordzeegouw opgericht onder de naam ‘Altijd jarig’. De enige nog overblijvende doos steentjes is toen geïnventariseerd. Ik heb meer dan tien jaar geleden drie tegeltjes vastgelijmd in het torengebouw van KSA-heem Monsalvaet in Heuvelland. Een vierde tegeltje werd mij in 2018 bezorgd door toenmalig gouwleider Pol Vandenbulcke en dat heb ik naast de vorige drie eveneens stevig vastgeplakt zodat ze daar nu alle vier te bewonderen zijn.

    Ward Poppe
    Gewezen Gouwsecretaris KSA Noordzeegouw en gewezen voorzitter vzw K.S.A-heem Monsalvaet


    In het jaar 1964 trad Guido Gielen aan als gouwleider van KSA Noordzeegouw. Hij was mijn leraar Latijn in het Onze-Lieve-Vrouwecollege in Assebroek, waar ik van 1968 tot 1974 school heb gelopen. In mijn tweede of derde humaniorajaar vroeg Guido Gielen me of ik ‘zijn’ tegeltjes wilde verkopen. Ik zie me nog vooraan staan in de studiezaal vanwaar ik, gewapend met een loodzware zware houten koffer vol Timmermans-steentjes, mijn medeleerlingen ervan probeerde te overtuigen om allemaal minstens eentje te kopen. Het is me nog gelukt ook. Voor zover ik me herinner, heb ik ze allemaal verkocht, niet alleen op school, maar ook daarbuiten.

    Ik had vier verschillende tegeltjes in de aanbieding: boom met kapelletje, landschap met maan en zon, Ave Maria en een à la Santa Maria van Columbus. Blauwe tekeningen op een witte achtergrond, formaat 9 x 9 centimeter. Precies dezelfde als de vier die Ward Poppe in Monsalvaet heeft vereeuwigd. Ze hebben bij ons thuis altijd in de keuken op de schouw gestaan. Twee zijn eraf gevallen en in tweeën gebroken. Mijn moeder heeft ze geplakt en onder alle vier een reepje vilt gelijmd zodat ze niet meer konden wegglijden zoals op deze foto te zien is.

    Hoeveel ik van Guido Gielen voor een tegeltje moest vragen, weet ik niet meer. Ward Poppe vermoedt dat de opbrengst bestemd was voor het ‘kamp Tirol’, een kamp voor de leerlingen van het Onze-Lieve-Vrouwecollege dat georganiseerd werd door KSA-gouwleider Gielen. De leiding bestond uit enkele leraars, maar vooral uit KSA-leiders. Dat Gielen op die manier de vakantiekampen van zijn eigen KSA beconcurreerde, werd hem door de leiding van Noordzeegouw niet in dank afgenomen.

    Op 10 mei 2018 heb ik met vrienden en collega’s een uitstap georganiseerd naar Lier, waar Walter Sluydts, vrijwilliger in het stadsarchief en Timmermans-fan, ons op een onvergetelijke manier heeft rondgeleid. Ik had vooraf geïnformeerd bij Mon Van den heuvel, eveneens vrijwilliger in het stadsarchief en een nog groter Timmermans-fan, of hij in zijn archieven de vier tegeltjes van mijn moeder had. Hij had ze niet. Ik wel. Maar twee ervan waren, zoals gezegd, gebroken. Gelukkig was Astrid Hooyberg, archivaris van de archiefgroep ‘Altijd jarig’, bereid om mijn vier tegels te ruilen tegen vier ongeschonden exemplaren uit de enige overgebleven doos. Die heb ik op 10 mei 2018 na de rondleiding in Lier geschonken aan de Timmermans-enthousiastelingen Mon en Walter en ze waren er erg mee in hun nopjes.

    Het Timmermans-archief bleek nog vijf andere tegeltjes te bezitten met daarop: een kruik bier, een drinkebroer, druiven, twee molentjes en een torenhaan met kruis. De collectie was nu compleet. Althans, dat dachten wij. Maar op 2 augustus 2021 liet Jan Schroven, ook een fervent bewonderaar van Timmermans, mij weten dat hij een tiende tegeltje had met twee fluitspelers en een half zichtbaar kapelletje. Mon Van den heuvel merkte echter meteen op dat het tiende tegeltje niet ondertekend was met de initiaal van Timmermans waarin zowel een T als een F te herkennen zijn. Het tiende tegeltje heeft alleen de F. Bovendien is de stijl van de tekening niet die van Timmermans. We mogen dus met vrij grote zekerheid aannemen dat we hier niet te maken hebben met een authentieke Timmermans-tekening. Hieronder een uitsnede van beide initialen.

    Maar Mon Van den heuvel heeft nog meer ontdekt. De in het Frans schrijvende Vlaamse schrijfster Marie Gevers (1883-1975) geeft in 1929 haar Almanach perpétuel des Jeux d’enfants. Chansons de Marie Gevers uit. Het boekje bevat voor elke maand een vers over een populair kinderspel. In 1936 verschijnt een Nederlandse vertaling en in 1938 een Duitse. Timmermans heeft er de illustraties voor getekend. Voor de maand juni maakte hij ‘De fluitspelers’, een tekening met twee fluit spelende kinderen. De tekening op het tegeltje is een slechte kopie daarvan, gemaakt door een (tot nu toe) onbekende hand. Hieronder het origineel en de kopie.

    Naast de negen blauw-witte tegeltjes van 9 x 9 die met zekerheid van de hand van Timmermans zijn, bestaan er, zo liet Jan Schroven mij nog weten, minstens drie tegels van 15 x 15 centimeter met daarop, in paarse tint, een molen, een kaarsenaansteker en een kraai. Op de achterzijde van die tegels staat ‘Royal Sphinx Maastricht’. Op 3 augustus heeft Mon Van den heuvel daaraan toegevoegd dat hij een veelkleurige tegel heeft van 24 x 12 centimeter met het motto ‘En toch’. Dat zijn in totaal veertien tegels met tekeningen van de Fé, waarvan één met een kopie door een onbekende.

    Bij de voorbereiding van de rondleiding in mei 2018 heb ik voor het eerst opgemerkt dat op de keerzijde van de 9 x 9-tegeltjes gestempeld was ‘Copyright G. Timmermans’. Dat kan niemand anders zijn dan Gommaar Timmermans, de enige zoon van Felix. Mon Van den heuvel heeft het hem gevraagd en hij blijkt inderdaad de opdrachtgever te zijn geweest.

    Zo zijn de Lierse tegeltjes die door Felix Timmermans getekend en door zijn zoon Gommaar geproduceerd werden, via een ijverige aalmoezenier en een teleurgestelde leverancier in een Assebroeks college terechtgekomen, alwaar ze verkocht zijn om een jongerenkamp te bekostigen in Tirol. Als de Fé dat nog had kunnen beleven, hij zou er een spannend verhaal van hebben gemaakt.

    Philip Vermoortel - (Bonds)leider van KSA Sint-Trudo (Assebroek) van 1971 tot 1983
    Augustus 2021

    Alle tegeltjes die in deze bijdrage ter sprake zijn gekomen



    17-08-2021 om 11:18 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pallieter wint het van Wortel - Gaston Durnez

    Pallieter wint het van Wortel.

    Door Gaston Durnez uit De Standaard.

    Was Boerenpsalm het beste werk van Felix Timmermans? De diskussie zal wel weer geopend worden, nu het Davidsfonds een nieuwe druk brengt en Roland Verhavert zijn film gaat voorstellen. Voor mij was het een welkome gelegenheid om de roman, na jaren, nog eens te lezen. Ik heb er veel genoegen aan beleefd.
    De lektuur vloog vooruit. Maar mijn oordeel heeft zij niet veranderd.
    Voor mij is Boerenpsalm een der beste boeken van de grote Lierenaar. Zijn Meesterwerk echter blijft Pallieter.

    De levensblije dagenmelker uit het Neteland haalt het bij mij op zijn dramatische streekgenoot Boer Wortel, omdat hij om te beginnen origineler is. Pallieter had geen model, hij sprong te voorschijn uit een feestelijke verbeelding en groeide tot een paradijselijk zinnebeeld dank zij het toverstokje van de Goede Fee, dat wil zeggen: dank zij de overdonderende kleurenpracht van zijn taal. Een serie anekdoten en natuurimpressies werd moeiteloos tot een myte omgevormd, zo zinnelijk beroerend dat het nog lang zal duren eer haar aantrekkingskracht zal verbleken. Hoe sterk de Boerenpsalm ook weerklinkt, tegen de geluidsgolven van het Pallieteriaanse levenslied kan hij niet op.
    Zijn herkomst is zeker niet zo origineel en men voelt (ik voel) in het boek nog altijd iets van de kunstmatige konstruktie.

          

    Timmermans wilde met de in 1935 verschenen roman een antwoord geven op de kritiek die zijn jongste boeken niet goed had onthaald. Pijp en toebak en De Krabbekoker waren inderdaad, in al hun charmante "koleurigheid", verhalen uit de onderste lade. Boerenpsalm moest ze in één slag doen vergeten en tonen dat de kunstenaar ver van uitgeschreven was. Dat is dan ook gebeurd.
    Timmermans koos een onderwerp uit de traditionele Vlaamse heimatkunst, maar verhief het meteen boven dat niveau door van zijn hoofdfiguur opnieuw een symbool te maken. Dat deed hij, zonder zijn eigen aksent te verliezen, in een meer direkte stijl dan vroeger, een stijl die aansloot bij de toen opgeld makende Nieuwe Zakelijkheid.
    Zijn bewonderaars, die aan het twijfelen waren geraakt, juichten dolgelukkig, en ook vele anderen erkenden dat de Fee, na een Nieuwe Adam, nu een Nieuwe Adem had gevonden.

    "Synteze van boerenromans"
    De geschiedenis van de boer met de veelbetekenende naam Wortel is eenvoudig. In de ik-persoon vertelt hij zijn alledaagse leven van kleine landman (in de magere omgeving van Lier, op het einde van de negentiende eeuw). Dat leven is een voortdurend gevecht met de grond, die hij pacht van "het kasteel", zowel als een gevecht met tegenslagen en met het eigen temperament.
    Veel vreugde valt daarbij niet te rapen, evenmin in zijn gezin.
    Zijn religieuze natuur, aangevreten door oeroud bijgeloof, helpt hem (soms) om recht te blijven. Toch vindt hij nog reden genoeg om, "op harpen en snaren", de lof te zingen van zijn land en zijn God. Die lyriek staat wel ver van de sfeer in de verhalen van Buysse of Streuvels. die zowat in dezelfde tijd zijn gesitueerd.
    Het verschil is natuurlijk, dat Timmermans, ondanks de realiteit van decor en omstandigheden, geen realistische boer ten tonele heeft gevoerd.

    Dat heeft de literaire kritiek toen goed begrepen. Filip de Pillecyn en Urbain van de Voorde spraken over "een synthetische boer". Een der beste bijdragen las men in De Standaard van 21 september 1935. Daarin typeerde Van de Voorde de roman als een "synthese van alle boerenromans, maar bijna geheel los van dit tot vervelens toe beoefende genre". Wortel kwam hem voor "als een soort landelijke half-god uit de grijze voortijd".
    Op die hooggestemde bijdrage kwam de week nadien een antwoord van iemand die geen literator was maar een historicus en die het landelijke leven zeer goed kende: Dr. Jan Lindemans. Boerenpsalm, zo zegde hij, "is schitterend van kleed doch al te veel van de inhoud is onlogisch, onecht en gaat. aan onze ziel voorbij".
    Voor de nuchtere buitenmens Lindemans was de roman duidelijk door een stadsmens geschreven.
    Het zinnebeeld herkende hij niet.

    Over de vernieuwde stijl van Timmermans is ook heel wat te doen geweest. Daarover bezorgde de volkskundige Jack Verstappen ons een interessant getuigenis van Raymond Kimpe, een schilderende ingenieur en jeugdvriend van Timmermans, die na de Eerste Wereldoorlog naar Zeeuws-Vlaanderen was uitgeweken om de aktivistenjacht te ontlopen. Kimpe ging er terecht prat op, dat hij indertijd mee aan de wieg van Pallieter had gestaan. Ook voor Boerenpsalm heeft hij een inspirerende rol gespeeld. "Ik was het die hem de stoot ertoe gaf", zo vertelde hij aan Verstappen. "Ik meende, dat de Fee het schrijven al te gemakkelijk opvatte.
    Ik ontwaarde geen grootheid meer in zijn werken. Het was mij te uitsluitend anekdotisch geworden, ik had toen pas Sjolokov's De stille Don gelezen en dit boek had me biezonder aangegrepen.
    Ik schreef de Fee nadrukkelijk dat hij Sjolokov lezen moest. Hij las het en het is de aanleiding geworden tot veruit het beste werk dat ooit door de Fee werd geschapen".

    Wie De Stille Don kent, zal daar misschien verbaasd bij opkijken. Heeft die bloedige (en kommunistische) roman uit de tijd van de Russische revolutie Timmermans werkelijk beïnvloed?
    Er komen "landelijke" passages in voor, maar het zal wel de snelle stijl zijn die de Lierenaar heeft bekoord.
    Een andere, meer voor de hand liggende verwijzing vindt men bij Gerard Walschap. Bij het herlezen van zijn roman Trouwen uit 1933 zag ik daarin een duidelijk spoor naar Boerenpsalm vertrekken.
    Zoekend naar bevestiging van die indruk las ik de Gesprekken met Walschap die Albert Westerlinck in 1969 publiceerde. En daarin staat het zwart op wit: "...zonder hoogmoed en valse nederigheid, moet ik u zeggen dat ik Boerenpsalm altijd als een navolging van mijn werk heb beschouwd". Walschap zag dat geenszins als een plagiaat of als een "vermindering" van Timmermans. "Het boek is niet zijn beste werk, zoals wel eens beweerd wordt, maar wel het beste bewijs van zijn vakmanschap".

    Er is nog iets dat men af en toe over Boerenpsalm hoort zeggen: het boek zou een uiting van de "bloed en bodem-teorie" zijn. Urbain van de Voorde heeft daar in 1935 al iets op geantwoord. Het werk, zo zegde hij, is "een teken van de tijd, nu de boer weer in het centrum der belangstelling wordt gerukt door de politiek van het "terug naar het land", door de nationaal-socialistische romantiek van "bloed en bodem ".
    Maar ook zonder deze hedendaagse ideologie kon Timmermans dit boek geschreven hebben; het ligt geheel in zijn lijn." Kenners wijzen het verband tussen het boek en de teorie af.

    Om de goede reden dat Timmermans' werk gewoon in de Vlaamse traditie wortelt. Zij voegen er aan toe, dat de Duitse vertaling van het boek in de jaren dertig en veertig veel minder bijval oogstte dan zijn vorige, mindere werken.
    Een grote oorzaak zal wel zijn, dat het voor nazi's veel te godsdienstig van aard was.

    **************

    17-08-2021 om 11:16 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-08-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het spekbuikige Brabant en het magere Kempen land - Marcel Pira

    Tussen het spekbuikige Brabant en het magere Kempen land

    Door Marcel Pira uit straal van 6 maart1986.

    De gezaghebbende Timmermanskenner bij uitstek, lic. José De Ceulaer, medestichter en voorzitter van het Felix Timmermans-genootschap, heeft rake bladzijden over de auteur geschreven. In de reeks "Ontmoetingen" (1) schrijft hij: "De pogingen om het Vlaamse volkskarakter te bepalen hebben ertoe geleid de Vlaming 'mystiek en zinnelijk' te noemen, een terminologie die door Felix Timmermans zélf bij voorkeur werd gebruikt. Men is nochtans geneigd een onderscheid te maken tussen de bewoners van het vroegere graafschap Vlaanderen en die van het voormalige hertogdom Brabant, en in die laatste volksgroep pleegt men op geologische grondslag een onderscheid te maken tussen de bewoners van 'het spekbuikige, overvloedhoornige Brabant' en die van het 'mijmerend, magere Kempen land' (2)
    Welnu, de grens tussen de vruchtbare Brabantse kleistreek en de magere Kempense zandgrond loopt juist doorheen het grondgebied van Lier, waar Felix Timmermans werd geboren...

    In zijn werk is er soms een merkwaardige en soms verrassende harmonie tussen die twee elementen, die doorgaans nochtans als tegenstrijdig worden beschouwd. We zouden het met zijn eigen woorden eenvoudiger kunnen uitdrukken: bij hem staat de herberg naast de kerk, hij looft God met een stuk spek in zijn mond.

    En wat belangrijk is: die harmonie was geen literaire pose, ze groeide uit zijn natuur, uit zijn wezensaard."
    Bekend is zijn definitie van de mystiek: "Mystiek is een geheimzinnig en geheim leven waarin God meewerkt".
    Ook Bruegel schreef hij een zachte tragiek en een vroom geloof toe: "O, gij lacher, spotter, mystieke, triestige, tragische, wijze en triomfante mens" (3) . En over de menselijke gebreken schrijft hij in zijn Adriaan Brouwerroman: "Onze gebreken zijn een deel van onze kracht"

             

    PALLIETER
    We zijn gaan praten te Oostende met zijn oudste dochter Lia. Een urenlang gesprek in een fijnzinnig interieur waarin de herinneringen aan de auteur de woorden glans en maat geven. Lia Timmermans heeft in 1951"Mijn vader" gepubliceerd, een eerlijke levensverkenning die een bestseller werd en de waarde blijft behouden van een document. Het boek heeft mythevorming rond Timmermans de pas afgesneden. Als rechtstreekse getuige en met een vertelkunst als een appel die niet ver van de boom valt, heeft ze het leven van haar vader tot ware dimensies herleid. Hierdoor kan men de aard en de bedoeling van zijn werk beter begrijpen.

    Neem Pallieter als voorbeeld. Wat wilde Timmermans met die figuur bereiken? Lia Timmermans: "Hij moest op een of andere manier uiting geven aan zijn bewondering en op een keer zegde hij aan de vrienden: "Mannen, ik ga een boek schrijven!". Hij kocht perkamenten bladen, twee ronde pennen, twee verschillende kleuren inkt om er de beginletters mee te versieren, en schreef elke dag over de natuur, zoals hij ze die dag gezien had.
    Maar na enkele dagen wist hij niet meer wat te schrijven, het weer was altijd hetzelfde gebleven. Dat kon hij geen jaar lang volhouden, er was iets aan te kort: een mens! Een mens, die dat alles bewondert en zo door de natuur gaat, die alles aanvaardt, goed weer, slecht weer, zon, regen en sneeuw.
    Bij alles wat vader nu zag, verbeeldde hij zich die mens erbij. Hij zag hem door het bos wandelen, aan de Nethe zitten, op het ijs schaatsen, door de regen lopen, door een beek waden, God loven en danken in Zijn natuur.

    Onze pa kende echter niemand die zo was en hij zelf zeker niet, Hij verzon dan Pallieter. Toen hij het boek aan Pastoor Verriest liet lezen, riep deze enthousiast uit: "Dit is een nieuw geluid in onze Vlaamse letteren. Maar", zegde hij, "Pallieter zélf kan ik mij niet voorstellen".
    "Heel goed, antwoordde vader, zo moet het zijn. Pallieter is niet die met zijn bruin haar of die met zijn blond haar of die grote of die kleine; hij is een verlangen om te bewonderen."
    Het boek was rap bedacht, maar onze pa heeft er lang aan geschreven. Van alles over het land en het veld, het groeien en bloeien van bomen en gewassen, wilde hij het fijne te weten komen. Overal vroeg hij inlichtingen en schreef die dan op. Ook later ging hij veel naar de buiten en sprak met de boeren, van wie hij er veel van dichtbij en intiem leerde kennen.
    Op de lange duur wist hij al even goed als de buitenmensen wanneer het weder gunstig was voor de klaver, welk het beste moment was om peekens te zaaien, of dit jaar de patatten zouden lukken en of de oogst niet zou gaan schieten op het land.

    En reeds van in die tijd is het begin te vinden van hetgeen jaren in hem zou groeien en later Boerenpsalm zou worden (4). Ook het landschap is helemaal uitgedacht. Op een keer kwam er een heer naar Lier. Hij had Pallieter gelezen en wilde die heerlijke natuur en die eeuwige Begijnenbossen nu toch ook eens zien.
    Nadat hij een hele dag langs de Nethe had gewandeld, en slechts hier en daar enkele bomen had zien staan, kwam hij naar vader en vroeg, een beetje uit zijn humeur: "Waar zijn nu die eeuwige bossen waar ge in uw boek van spreekt?" Papa kon niet anders dan antwoorden: "Ik weet het ook niet". Enkele dagen nadat het boek af was, brak de oorlog uit. Willem Kloos was al eerder geestdriftig geworden en liet er fragmenten van publiceren in zijn maandschrift "De nieuwe Gids". Het boek veroverde de wereld. Er werden vertalingen gepubliceerd in het Duits, het Engels, het Frans, het Tsjechisch, het Roemeens, het Sloveens, het Pools, het Italiaans, het Deens, het Fins, het Serbisch, het Esperanto en andere talen. Het veroverde een stevige plaats in de Europese letterkunde. Timmermans zelf vermoedde er niets van.

    De oorlog woedde. Na de oorlog werd hij bestormd om overal voordrachten te komen geven. Vooral in Holland. Lia hierover: "En dan verschoten zij, schreef onze pa zelf, als zij met mij kennis maakten en riepen ontgoocheld uit: Zijt gij Pallieter? Ik had u twee koppen groter verwacht, met blozender kaken en een lachender gezicht, meer Uilenspiegelachtig, olijker, uitbundiger en joelender.
    Men is ontgoocheld omdat ik geen Pallieterfiguur ben, zo stil ben en zelden geestdriftig word; dat ik meer naar binnen dan naar buiten leeft, niet te paard rijd, geen waaghals ben, niet op de buiten woon en de bomen van verrukking niet omhels."

    BLIJHEID BRENGEN
    Lia Timmermans heeft in geschriften en toespraken de gedachtenis aan haar vader opgeroepen om ze naar waarheid te laten leven voor het nageslacht. Toen het groots opgezette Timmermansboek onder impuls van Maurits Naessens werd gepubliceerd door het Mercatorfonds, heeft ze de krachtlijnen geschetst langs waar leven en werk van Felix Timmermans zich bewogen om het goede, het schone en het ware in dit leven te dienen.
    "Dat juist is misschien wel het schoonste wat vader van zichzelf gegeven heeft: het meedelen der grootste vreugden in het leven. In een bijna kinderlijk-overmoedige brief, die hij op vijftienjarige leeftijd aan z’n ouders schreef, stelde hij zich tot levensdoel zijn medemensen meer blijheid te brengen en "de wereld op te klaren".
    Heel zijn leven is hij trouw gebleven aan dit ideaal. Dat was alleen mogelijk door de kracht van zijn persoonlijkheid, die vooral gebaseerd was op zijn oorspronkelijkheid en nog meer op zijn goedheid.
    "Het enige doel in ons leven" — zo schreef hij later— "is: goed zijn".
    Zijn weemoed, zijn droefheid, zijn twijfels, moeilijkheden en zijn grote angst, hield hij zoveel mogelijk voor zich alleen. Slechts de blijheid trachtte hij mede te delen.

    Hij vermocht dit door de stille kracht van zijn persoonlijkheid. Zijn "présencè" was zó groot dat iedereen, die bij hem was, zich gelukkig voelde. Door het talent van zijn dichter- en schrijverschap, kon hij ook de lezers van zijn boeken gelukkig maken. De overweldigende vreugde om de schoonheid van het leven en de natuur; de vreugde om de bewondering van de hele schepping, waarin de Almachtige uitstraalt, heeft hij, als een hoorn van overvloed, uitgestort in zijn "Pallieter".

    De vreugde der innerlijke rust en der stille kracht, die het geloof schenkt, bloeit open voor ons in "De Pastoor uit den Bloeyenden Wijngaerdt". De mystieke blijdschap van de ziel in haar opgang tot God, heeft hij uitgezongen in "De Harp van Sint Franciscus".
    De vreugde om de aanvaarding van het leven; de niet nader te bepalen tevredenheid van de dagelijkse arbeid; van de dankbaarheid om de overwinning in de moeilijke levensstrijd wordt ons meegedeeld door boer Wortel in „Boerenpsalm". Het onverklaarbare geluk van de offerende liefde; van het zichzelf wegschenken, glanst in al zijn vrouwenfiguren, zoals Symforosa, Cecilia, Veronica, Leontientje, Fien, de vrouw van Wortel en vele anderen. De niet mee te delen, tintelende vreugde van het schilderen; van de scheppingsdrift; van de zekerheid een levenswerk te hebben volbracht, heeft hij tóch geschilderd in "Pieter Bruegel" en "Adriaan Brouwer".
    De broze vreugde om de hoop; de kleine lieve dingen in het leven; om de vriendschap, de moed, het vertrouwen, verlicht al de figuren uit zijn vertellingen; de eenvoudige, simpele mensen, de arme mensen, waarover en waarvoor hij met zoveel liefde geschreven heeft.

    Hij heeft de armoede niet sympathiek voorgesteld, maar wél de arme mensen. Hij heeft ze niet opstandig gemaakt en bitter. Hij heeft er nooit om gelachen, maar hij heeft hun humorvolle lach niet gesmoord en hun kinderlijke hoop niet gedood. Hij heeft hen de blijheid gegeven van hun eigen milde humor en hen verlicht met de lamp van hun eigen geloof.
    Op het einde van zijn leven heeft vader, spijts ziekte en verdriet, een onuitsprekelijk geluk gekend; een geluk dat niet meer van deze aarde was, in het benaderen van God.

    Zelfs deze — zo innig-persoonlijke vreugde — heeft hij willen meedelen, waar hij schrijft in Adagio:

                                                                  'k Zou van mijn woorden, van mijn taal,
                                                         een glinsterende schaal
                                                         van 't puurste maaksel willen gieten,
                                                         waarin ik Uwen eeuwgen naam
                                                         met al zijn diept' en schoonheid saam
                                                         zou kunnen laten vlieten
                                                         en Hem, als kostelijken wijn,
                                                         aan andren doen genieten.

    Het is misschien om deze vreugden — deze zo moeilijk mee te delen vreugden — die hij ons tóch geschonken heeft, dat wij hem het dankbaarst zijn. "Het is misschien om zijn gelukkigmakende boeken — schrijft de Zwitserse essayist Siegfried Streicher — dat men Timmermans méér liefheeft dan bewondert."

    INSPIRATIE
    In het leven van Felix Timmermans wemelt het van prettige anecdoten. De schrijver, de dichter, de voordrachtgever, de schilder, het bezoek thuis, ze kenden allemaal wederwaardigheden en verwikkelingen.
    Een ervan liet me een sterke indruk na.

    De drie vrienden Van Reeth, Veremans en Timmermans huldigden elk jaar in Lier de lente in en wel op Goede Vrijdag. Een gelegenheid om te spreken over architectuur, muziek, schilderkunst en letterkunde.
    's Morgens wandelden ze in de stad, bezochten een kerk en het Begijnhof.
    's Middags werden de goede-vrijdag-pruimen-vlaaien opgediend zo groot als een wiel.
    Op een bepaalde Goede Vrijdag gingen zij uitzonderlijk de richting van Emblehem op. Daar bewoonde een zuster van Timmermans een landhuis. Men kon er ver zien over heel de vallei van de Nethe tot Nazareth.
    En er was een wijnkelder met uitgelezen merken.

    Ze zagen de deur van de Allierse kapel openstaan en gingen een knie buigen. Alles blonk er en er hing de geur van stoofcarbonades, want tegen de kapel is het huizeke van de kosteres aangebouwd en haar keuken moet tegelijkertijd voor sacristie dienen. Timmermans vroeg Veremans iets te willen spelen op het harmonium. Hij deed het en Felix kwam plots diep onder de indruk van het gebeuren. Toen de drie vrienden buiten kwamen bleven ze zwijgen.
    Toen sprak Timmermans: "Flor, René, van deze Goede Vrijdag, van dees uur moet er iets overblijven.
    Dat landschap over de Nethe, het huis van ons Fien met die wijn, de kapel, die muziek hier, daar moet iets uit groeien". Het werd "De Pastoor uit den Bloeyenden Wijngaerdt", Veremans componeerde daarop een Sint-Franciscusmis en Van Reeth ontwierp zijn Heilige Geestkerk.

    ZIEKEN EN KINDEREN
    Felix Timmermans heeft het geluk beleefd de roem te mogen smaken. Maar hij was er tegen bestand. Zijn benen konden die weelde dragen.
    Hij ontving de Driejaarlijkse Staatsprijs voor Letterkunde 1918-1920.
    In 1925 werd hij corresponderend, in 1933 werkend lid van de Koninklijke Academie van Taal- en Letterkunde.
    Hij was mede-oprichter van De Pelgrim en de eerste voorzitter van de Scriptores Catholici.
    In 1942 ontving hij de begeerde Rembrandt-prijs.

    Slagen onder de gordel tijdens de repressie hebben hem niet gespaard.
    Dat was het lot van menig kunstenaar: Vlaams en katholiek volstonden.
    Hij kon zijn vijanden vergeven. Hij bad veel. Hij hield van Onze Lieve Vrouw. Zijn innigste feest was Sinksen. Als men hem iets kwam vragen, won zijn hart het altijd van zijn verstand.
    Hij ontving de vernederden en de armen. Hij luisterde naar hun noden, gaf hen goede raad. Zieken en kinderen waren hem heilig. Hij was een goed mensenkenner. Hij geloofde in wat hij schreef.

    Stierf haast ongemerkt in een winternacht toen alle gevaar voor een nieuwe hartcrisis voorbij scheen.
    Diezelfde dag had hij nog een Engels haantje in de sneeuw getekend.
    Ik vertelde aan Lia Timmermans hoe ik tijdens mijn studententijd uit Boerenpsalm en Brouwer had voorgedragen in gevangenissen en in cafés te Molenbeek tijdens de kerstnacht, tot het stil werd. En hoe we dertig later op d'Hoef van Herman Hens te Peulis hetzelfde deden voor wie luisteren kon naar die onsterfelijke ziel in het werk van haar vader. Zijn woorden die beklijven.

    "Dat is zijn erfenis", sprak ze ontroerd. Mijn vader schreef: "De goedheid moet zijn als de dag, als water dat alles vult. Zoals water de vorm aanneemt waar men het indoet, zo moet de goedheid u in alle gebieden vullen."
    Honderd jaar geleden en zó nabij.

    (1)José De Ceulaer - Felix Timmermans - "Ontmoetingen" nr. 9 - Desclée De Brouwer 1967 – 55 blz.
    (2)De cursieve tekst is van Timmermans, in "Schoon Lier", 1925 - blz. 9.
    (3) "Feestgroet aan Peter Bruegel", uitgesproken bij de herdenkingsplechtigheden te Brussel op 31 mei 1924.
    4)Boerenpsalm (1935) wordt beschouwd als zijn meesterwerk.

    Lia Timmermans, de oudste dochter van Felix Timmermans, leeft tussen de nagelaten creativiteit van haar vader. Ze is licenciaat in de kunstgeschiedenis en oudheidkunde. Ze ontving de Prijs van de Vlaamse Provincies voor eigen publicaties: kinderboeken. Ze ontving eveneens de Prijs van de Provincies Antwerpen en West-Vlaanderen en de Prijs van de Scriptores Catholici.
    Ze vertaalde de sprookjes van koningin Fabiola. Ze verwierf naam met luisterspelen en korte verhalen en met "Mijn vader", het levensverhaal van Felix Timmermans.

    *************

    16-08-2021 om 22:05 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-08-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Zeemeermin - Bert Peleman herdenking op 11/07/1986

    Een gelegenheidsgedicht te Oostduinkerke



    14-08-2021 om 22:50 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    12-08-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Profiel van Felix Timmermans - Etienne De Ryck

    Profiel van Leopold Maximiliaan Felix Timmermans

    door Etienne DE RYCK - 1972

    Vijfentwintig jaar gelegen overleed te Lier, Felix Timmermans, een der meest gelezen Vlaamse auteurs.
    Maar het volk blijft hem lezen en de herdrukken van zijn talrijke werken volgen elkaar op, evenals tientallen vertalingen.
    Nog maar pas, in de loop van 1970, werden weer drie van zijn werken vertaald in 't Roemeens, in 't Tsjechisch en in 't Duits.
    Ter gelegenheid van de vijfentwintigste verjaardag van zijn dood, is het wellicht goed nog eens de figuur van deze grote Vlaamse auteur in herinnering te brengen.

    Want alles wat aan het leven raakt van een kunstenaar als Felix Timmermans, is ons uiterst dierbaar en het bewaren waard, omdat alles van die mens behoort tot onze Vlaamse rijkdom.
    We bewaren toch allemaal zeer liefdevol tot de kleinste gedachtenissen van degenen die ons eenmaal duurbaar waren - de pijp van grootvader, de breinaalden van grootmoeder - en in de avond van ons leven kijken we met ontroering naar al deze nietige dingen, die ons uit de diepte van het verleden nog eens de klank laten horen van hun welvertrouwde stem.
    Uit de schatkamer van dit verleden putten we vaak onze volste en reinste vreugde, want de herinnering aan een ding is nog mooier dan het ding zelf.

    De pijp van grootvader, de breinaalden van grootmoeder, bij Timmermans zijn het al zijn boeken, van zijn onrustwekkende "Schemeringen in de dood" tot zijn innig "Adagio", al zijn geschriften, tekeningen, schilderijen, kaartjes en brieven aan zijn vrienden.
    Dat alles maakt de erfenis uit van Felix Timmermans aan heel zijn volk, waarop het met trots in lengte van jaren kan neerzien. Uit deze grote rijkdom hebben we geput om meer in het bijzonder de persoonlijkheid van de auteur in profiel te brengen.

    Lier, het oud stadje, met zijn witte gevels en blozende daken, met zijn vesten, waarop houten windmolens wenken, ligt juist op die plek, waar de drie Nethen hun loop tot één zilveren strik te samen binden.
    Te Noord-Oosten rekken zich de zwijgende dennenbossen over de stille Kempen uit. Het is het land van de eenzaamheid en van de deemoed; een ingetogen, arme streek; maar een hoopvol geloof verstroost het hart van zijn eenvoudige en verlegen mensen. Het is het land der abdijen.
    Te Zuiden wiegen de malse Brabantse velden met hun rijke oogst. Hier is het leven uitbundig en zijn de kerken overladen met lustig gekrul. Ook hier looft men God, maar met een stuk spek in de mond.
    Het is het land van Rubens.
    En langs de Westerkant probeert men op allerlei manieren zo rap mogelijk in Antwerpen te zijn. Mystiek en zinnelijkheid mengelen zich in Lier bijeen, en meer dan ergens anders vindt men hier dit verdeelde hart: de herberg nevens de kerk. Het heimwee naar de hemel en een dronk op het leven.

    Zo beschreef hijzelf het stadje waar hij geboren werd. De Fee is altijd een echte Lierenaar gebleven en er is niemand in Lier die meer van zijn stadje hield dan hij.
    Soms dacht hij er wel eens aan uit Lier te vertrekken en te Antwerpen te gaan wonen om enige dagen nadien weer van gedacht te veranderen, zeggend dat hij er niet weg kon : het was er te schoon!
    Alles in Lier hield hem vast. De straatjes, de vesten, bijzonder de Begijnenvest met daarachter het stille Begijnhof, de St. Gummaruskerk . en vooral ook de mensen.
    Daar waren typen onder die ge in een ander stadje niet vond.
    Als vrienden bij hem een bezoek brachten, dan werd eerst Lier bezocht.
    Langs het stadhuis naar de Zimmertoren en het Begijnhof en langs de vest naar het pesthuis.
    En dan maar vertellen, want hij was fier op zijn stad.

            

    Ik was het dertiende kind van veertien, zo gaat hij verder, ik was een overschotje. Voor mij bleef er geen plaats meer in het trouwboekje en daarom schreef men mij dan maar op de omslag. In elk geval ik was er, daar kwam het voor mij op aan.

    Zijn moeder, die van het Noord-Oosten van Lier kwam, gaf hem een eenvoudige, stille inborst en van zijn vader, de uitbundige Brabander, kreeg hij een humoristische geest en een levensblijheid, die de Fee bijzonder eigen zou worden.
    Van alle twee zijn ouders hield Felix. Van zijn moeder, die hij bewonderde voor de zorg en het werk dat ze had voor die resel kinderen en die intussen toch nog de tijd vond om haar kantwinkeltje te doen floreren, en evenveel van zijn stoere vader, die met boerinnenkantenmutsen de buiten opging, van dorp tot dorp, gekleed als een boer, met lange blauwe kiel, rode halsdoek en een hoge zijde muts op het hoofd.

    Want van een mijnheer, zo zegt de Fee, willen de boerinnen niet kopen, dan zijn ze bedrogen en daarom kleedde hij zich in boer en dan waren ze niet bedrogen.

    Voor zijn vader had Timmermans toch 'n boontje, omdat hij zo grappig kon vertellen, en altijd iets nieuws meebracht als hij van de buiten kwam. Hij bracht eens vijfduizend meikevers mee en op een andere keer russische rapen - En dat waren geen gewone rapen, neen.

    Deze rapen, vertelt Timmermans, waren in appelsienenpapierkens gewikkeld, en vader had ze gekregen van russische jagers op de grenzen van Holland. Zij hadden de vorm, de kleur en de reuk van onze rapen, maar de smaak was russisch. Ik was er zo fier over dat ik 's anderendaags t wee van die rapen mee naar school nam en mijn vrienden vonden ze nog veel russischer dan ik zelf.


    En alsof hij over zijn vader niet uitgepraat geraakte, vertelde hij verder :

    Vader leerde ons oude volksliederen, en speelde 's Zondags voor ons met een klein poppentheater, met houten poppekens van één cent: Faust, de Leeuw van Vlaanderen, Genoveva van Brabant, O. L. Vrouw Hemelvaart en andere dingen.
    Doch weldra speelde ik met mijn vrienden die stukken zelf, gewoonlijk op een zolder of in een karrekot.
    Ik ben dikwijls Faust geweest, Marino-Marinelli, Blauwbaard en zelf Jezus. Doch met deze rol eindige mijn toneelspelersloopbaan. Wij speelden het lijden van Ons Heer in het wagenkot van een hovenier. Inkom één cent. Al de wagenbanken waren vol bezet.
    Ik stelde Jezus voor, had een witte slaapjapon aan en een lange krulpruik op, die mijn broer nog in de feeststoet van St. Gummarus gedragen had. Het kruis bestond uit twee latten van een spekkist.
    Mijn jongste zuster deed de rol van Veronica. Zij had een handdoek bij, waarop ik met rode inkt een Jezushoofd had getekend. Een andere zuster, omdat zij lang haar droeg, speelde Maria-Magdalena.
    Het dochterke van de hovenier moest de engel zijn, anders mochten wij dat daar niet spelen. Zij droeg haar eerste communiekleed, en de kelk die zij mij in het Hofken van Oliveten moest aanbieden, was een bierglas met zilverpapier beplakt. Het spel begon.

    Als het schof dat uit twee aaneengedriegde voorschoten bestond, openging, zat ik daar geknield tussen twee bloempotten. De engel verscheen. Ik zei wat ik te zeggen had, maar de engel zei: «En toch Felix zult gij dit glas uitdrinken». Plots daarop kwam Judas op, veel te vroeg — Hij was in een brede mantel gehuld — had twee soldaten bij, die elk een broodmes en een knuppel droegen.
    Pas had Judas mij een kus gegeven, pas had ik geroepen : «Gij komt veel te vroeg» of een der soldaten gaf mij met zijn knuppel zo 'n hevige slag op het hoofd, dat ik het uitschreeuwde van de pijn, de pruik woedend op de grond sloeg en wenend naar huis liep : «Moeder, moeder, 'z hebben mij geslagen», terwijl de kinderen hun cent terug moesten hebben.

    Op school was Timmermans een slechte leerling ; meestal was hij één der laatsten. Meer zin had hij in kwajongensstreken, zoals hij er zelf enkele vertelde in zijn werk. Overal moest hij bij zijn. Vandaag zit hij in de herberg "In 't Sneppeken", morgen bij de schoenmaker, die in 't leger van Leopold de Tweede had gediend, overmorgen bij de hovenier, die president was van een hele hoop vennootschappen als de repenclub, de toneelmaatschappij, de fanfare en daarbij nog tentoonstellingen en Vlaamse kermissen inrichtte, of dan weer bij nonkel Rik. Al die mensen hebben iets betekend voor Timmermans en later zou hij ze in zijn werk typeren op de manier die hem zo eigen was.
    Alles uit het Evangelie zag hij in Lier gebeuren of in de omgeving er van. En later, als hij vernam dat het allemaal in Palestina gebeurd was dan speet hem dit geweldig.
    Al heel vroeg begon hij boeken te lezen :

    Pas kon ik lezen, of ik snakte er naar ook boeken naar de bibliotheek te gaan halen. Daar heb ik mij jaren van tegengehouden. Ik moest het trappeken op van een oud huis, en ik wist dat men moeilijk boeken aan kinderen uitleende. Op een zondag waagde ik het toch. Het rook er naar ajuinsoep.
    Een heer met bakkebaarden bezag mij misprijzend en stopte mij een vuil boek in de hand : «Op weg naar Frankrijk» van Jules Verne. Toen ik buiten kwam met een boek onder de arm, beefde ik van ontroering.
    Ik had een boek onder de arm. Ik was lezer van de bibliotheek. Ik voelde mij ineens geen kind meer.

    Maar de zin voor het tekenen zat hem nog vroeger in het bloed, en de lust tot de verf was bij hem veel ouder dan deze tot schrijven :

    Ik tekende al heel vroeg de wondere kantbloemen na, en verzon er nieuwe.
    Van jongsaf dacht ik er aan een kunstschilder te worden. Geen papier of lege plek of er stond seffens een manneken op, een molen of een bloem, een vogel of een hond. Eens deed mijn broeder Ernest mij uit een illustratie afschilderen : «een verlaten kanon, waar rondom bloemen en korenaren groeien, en waarop een vogel dapper zit te zingen — die afbeelding heette : «Vrede». Aan een reiziger, die bij ons perels en tulle kwam verkopen, heb ik ze verkocht voor twee frank. Ik straalde als een koning.

    Het is zelfs algemeen geweten, dat Timmermans met veel meer soepelheid de tekenpen hanteerde dan de schrijfpen. In die zin drukte hij zich eens uit :

    Schrijven is te biechten gaan, tekenen is te communie gaan.

    Men noemde Felix Timmermans een dichter, een toneelschrijver, een verteller, een romancier, een schilder, een aquarellist, een pentekenaar, een boekkunstenaar, een pastelschilder, een graveur, een etser, een hout- en linosnijder, want hij was een ware hoorn van overvloed.
    Van al deze benamingen schijnt de combinatie tekenaar - verteller nog de beste, met dan nog het accent op het eerste lid van de samenstelling.
    Hij tekende met een verbazend gemak. Meestal ontstond de schets bijna even vlug als in de geest. Daarom wordt van hem terecht gezegd dat hij vooral een schilder was met de pen, en dat hij met een toets en een veeg wist te beschrijven, zoals geen ander dat kon.

    En als we in zijn werken bladeren dn worden we echt getroffen door de tekeningen ; als mannekensbladeren houden ze de tekst gevangen. Terwijl we de prentjes bekijken, herleeft het verhaal. En vooraleer we het boek dichtklappen, valt ons bijzonder het sluitstukje op; hij tekende er in vele varianten : het woordje "Gedaan" op een wimpel, een mand met fruit, een uitgedoofde pijp, een lantaarn met opgebrand kaarsje, een blad dat van een boom valt , een treurwilg met graf, een torenwachter met lantaarn, een druivenplukker, een misdienaar die de kaars uitdooft, een afvarend zeilschip, enz...

    Welk een overvloed van krabbels bracht hij niet mee van zijn talrijke reizen ! Met vlugge hand wist hij het tere of het krachtige van een landschap vast te leggen ; het forsige van boerengestalten, het vrome van bedevaartgangers, het picturale van steden en dorpen.
    Sommige schetsen hebben het karakter van een glasraam : zij wortelen in de geest van de gothiek die hij zo zeer waardeerde. Dan weer treffen we uitingen van het volksleven aan, vol handeling en gebeuren.
    Hij besefte dat een werk moet sprankelen van uitbundige levensblijheid.
    Het feestelijke naast het godsdienstige speelt een hoofdrol bij hem : de herberg naast de kerk.
    De typische processies en boerenkermissen zijn levendig en stralen van kleur. Zijn schilderkunst, zoals zijn schrijfkunst is door en door Vlaams zoals hijzelf was. Als hij bij een zijner vrienden een dagje wenste door te brengen, kondigde hij zijn komst aan op de hem eigen manier. Zo schreef hij bijvoorbeeld eens

    Beste, wij komen met de vapeur en gaan met U naar de mis. Wij zullen met gevijven zijn.
    Veel hartelijks, Uw Felix Timmermans.

    En ter illustratie tekende hij daarbij een boer op zijn 's Zondags.
    Veel hield hij van de hei en van de bossen en van heel Gods lieve natuur, van de blakende zon tot de bedauwde spinnewebben, van de vervroren waterkens en van de besneeuwde kerktorens, moeder natuur in nachtgewaad en de kerktorens met hun witte slaapmuts op.
    Zo schreef hij.
    Hij was vol belangstelling voor het landleven ; hij wilde er alles van weten. Het was geen zeldzaamheid dat hij een boer op zijn veld uitvroeg wanneer deze plant of die vrucht geplant of gezaaid werd. De antwoorden werden nadien zorgvuldig en zeer nuchter, ontdaan van alle literatuur, opgetekend.
    Niets bleef onopgemerkt : ieder keurig,  sappig gezegde uit de volksmond werd door hem aangetekend.
    Maar van de regen hield hij niet. Daar had hij een hartsgrondige hekel aan zo klaagde hij dan.

    Regen, regen, het is nog al iets met dit opneemvoddenweer, nog te nat om met de kaarten te spelen.

    Leef gaarne. Dat zei hij tegen iedereen. En deze woorden zijn als de synthese van heel Timmermans.
    Leef gaarne. Geniet van al het schone dat God U biedt. En hij gunde iedereen een plaats onder Gods lieve zon.
    Vele mensen hielden TIMMERMANS voor een echte "Pallieter", iemand die voor niets schrik had.
    En nochtans, niemand was minder Pallieteriaans dan hij. Wel wenste hij het te zijn, iemand zonder vaar noch vrees, in gedurig jubelende levensvreugde. Maar voor een echte Pallieter was hij in wezen te schuchter van natuur,  stil en dromerig en vooral in-goed. Soms gebeurde het wel dat hij plots een aandrang kreeg om zelf eens een scène uit Pallieter te beleven.

    Hij was een goede vriend van de nederige mensen, Er zou in zijn geburen geen enkel jubilé doorgaan zonder dat hij van het Comité was. Men moest in die dagen op hem geen beroep doen voor lezingen of voordrachten, eender waar - in binnen- of buitenland - men kreeg hem dan niet weg.
    Hij zou toch geen enkele vergadering willen overslaan. Het was dan zijn groot plezier versjes te schrijven van enige regels die moesten aangeplakt worden aan de ramen der geburen van de jubilarissen. Kostuums tekenen voor de stoet, medehelpen aan de palatie, dit alles was in die dagen zijn werk en daar had hij zijn vreugd in. Geen enkel kunstenaar heeft altijd zo dicht bij zijn volk gestaan als hij. Hoe gemeend en echt luidt de laatste zin van de opdracht aan het slot van " De Harp van St. Franciscus":

    Aan enige simpele mensen uit onze straat, ter ere van St. Franciscus.

    Als hij op reis was, en dat gebeurde dikwijls, naar Nederland, Duitsland, Zwitserland, enz... waar hij ontelbare voordrachten gaf, ging er geen dag voorbij zonder dat hij zijn vrouw en elk van zijn kinderen schreef.
    Zij moesten steeds weten, waar hij was en dat hij aan hen dacht.

    Voor Marieke enkele regels, ze wist dat haar Fee, zoals alle schrijvers, geen lange brievenschrijver was; de kinderen kregen prentbriefkaarten voor hun collectie. Op deze kaarten slechts een handtekening : dit kostte minder port. Niettegenstaande zulke reizen behoorlijk honoraria opbrachten en hij sinds het verschijnen van "Pallieter" geen geldzorgen meer had, was hij zeer zuinig. Hij was een zorgzame huisvader, want wie als kind de armoede gekend heeft, weet later het bezit van geld te waarderen. Zonder gierig te zijn, was hij daarin ook een echte Vlaming.

            

    Van elke reis bracht hij een souvenir mee, Hij moest niet zoals zijn vader meikevers vangen of rapen in appelsienpapierkens wikkelen om zijn kinderen plezier te doen, maar het speelgoed dat hij uitzocht moest bij prijs zijn en gemakkelijk om mee te nemen.
    Voor Marieke, zijn vrouw, was niets te duur en voor zijn talrijke familieleden werden bij een juwelier borstspelden, armbanden en andere snuisterijen in 't groot gekocht. Het moest op iets lijken en zijn familie plezier doen, maar het mocht toch ook niet te duur zijn.
    De schrijver van "Pallieter" waardeerde een goed voorziene tafel, een welriekende sigaar en een pot geurig gerstenbier. Nochtans verkoos hij krachtige, gewone kost boven fijne hapjes. Later verplichtte een hartkwaal hem een streng dieet te volgen dat nochtans meer dan eens overtreden werd.
    Felix Timmermans was ook een grote kindervriend. Een intieme vriend van hem, Berten Verbeelen schreef :

    Bijzonder Veerle, ons jongste meisje was zijn lieveling. Daarmee kuierde hij de hof rond in een speelgoedkruiwagentje; en zowel Felix als de kleine hadden een reuzepret. En dan ging hij vertellen.
    Een groot blad papier — want Felix kon voor kinderen niet vertellen zonder tekenen — gekleurde potloden en de vertelling begon. Een paar lijntjes in V-vorm kwamen op het papier.
    Wat is dat ? ... een vlieg. Daaronder een zwarte bol aangebracht. Wat is dat ? Een bol. Klonk het bij de kinderen in koor. Neen, lachte Felix, de neus van een hond. En intussen was er al een ganse hond bij die neus getoverd. Dan kwam er een petje... met een boer er onder... en die boer heeft een pijpke in de mond... zie hij rookt... en hij heeft een koord in de hand. Wat zal hij er mee voorttrekken ? ... Een hond ... Neen, neen, een verkske. En het verkske verscheen met zijn lange snuit en zijn kruistaartje.
    Dan kwamen er nog : een schipke met de vijf kinderen er in, een paradijsvogel met vele schone pluimen, een mollig engeltje, en nog, en nog, tot het hele blad vol stond.

    Zo amuseerde Felix Timmermans, de wereldvermaarde Vlaamse schrijver, de kinderen en zichzelf.

    De eerste kou laat zich voelen en ik maak er een gedicht op.

    Zo schreef hij aan een andere vriend :

                                                                Wilgen krommen in de mist;
                                                                paddestoelen staan gegist
                                                                in bespinnewebde kruiden.
                                                                Verre dorsvlegelgeluiden
                                                                en een vogel die raar lacht
                                                                is het enige dat tracht
                                                                hier wat leven bij te zetten.

                                                                Maar dat kan toch niet beletten
                                                                dat het hart maar zuchten blijft.
                                                                't Land is tot een zucht verstijfd,
                                                                en de zon schijnt toch zo slap,
                                                                en de avond komt zo rap
                                                                met een geur van rotte rapen.
                                                                Laat ons heden vroeg gaan slapen.

    In de intimiteit sprak Timmermans bij voorkeur plat Liers, zoals hij het zelf zo schilderachtig te pas bracht in zijn "Pallieter" en nog in andere verhalen, die hij in zijn geboortestadje liet afspelen.
    Wie het geluk had met Timmermans zelf over kunst te praten, geraakte onvermijdelijk aanstonds onder de onweerstaanbare bekoring van zijn grote openhartigheid, van zijn onvergetelijke eenvoud, van zijn onmiskenbare oprechtheid en vooral van zijn nederige bescheidenheid.
    Afgunst kende hij blijkbaar helemaal niet. En aan kwaadsprekerij had hij een broertje dood.
    Kunstschilder Oscar Van Rompaey getuigde van hem :

    Twee en twintig jaar lang ging er om zeggens geen dag voorbij zonder dat ik bij hem thuis binnenliep en nooit herinner ik mij één enkel verkeerd of slecht woord over iemand uit zijn mond gehoord te hebben.

    Want Timmermans was goed en mild van natuur. Dat was trouwens de basis van zijn verbeelding en van zijn kunst. Mens en kunstenaar waren bij hem zoals bij de besten van alle tijden, niet te scheiden.
    Van toen "Pallieter" verscheen, heeft hij zijn lezers hier en in het buitenland bekoord door zijn menselijke liefde en de glans van zijn edel en kinderlijk gemoed.
    Sedert 1944 leed Timmermans aan een zware hartziekte.

    "Ik ben ziek aan 't hart, 't is mij onmogelijk te komen".

    Dat was in january 1944. En dan enkele dagen later

    "Ik heb het weer aan het hart en ga langzaam als achter een "processie".

    En in juli 1944 :

    "Ik moet braaf zijn, veertien dagen plat liggen om dat hartje "op zijn plooi te brengen — ik mag nu en dan wat opzitten".

    Maar het hart zou hem niet meer met rust laten. De levensblije Felix zou nog wel de zon kunnen zien, maar alleen nog van uit zijn bed of van achter 't venster van zijn ziekenkamer. De laatste maanden was hij voortdurend onderhevig aan crisissen. De minste beweging, de minste gemoedsaandoening deed hem pijn. Hij moest rusten ...

    Felix Timmermans zou heel zacht in de armen van zijn jongste dochter Tonet voor altijd ter ruste gaan op 24 januari 1947, nu negenendertig jaar geleden.
    In 't zwart geklede peekes hebben hem bij zijn begrafenis uitgeleide gedaan ; vrouwen uit de volksbuurt volgden al wenend. Schoner erewacht had men hem niet kunnen geven.
    De naar hart en ziel eenvoudige man werd door eenvoudige, kleine mensen ten grave geleid en beweend.
    Het waren die mensen die hij liefhad, die hij uittekende, schilderde en beschreef, van wie hij het ruwe bolster openbrak om hun schone ziel te laten glinsteren.

    Vertaald in circa vijfentwintig talen vond Timmermans een lezerspubliek in de gehele wereld.
    In de reeks werken van Timmermans zullen ons blijven verheugen "Pallieter", "De zeer schoone uren van Juffrouw Symforosa Begijntje", "Boerenpsalm", de korte vertellingen en het toneelwerk dat nog steeds de planken houdt.

    "Waarom kan Timmermans vir ons as voorbeeld dien ?"

    vraagt de Zuid-Afrikaner CM. Van den Heever zich af.

    Waarom is hy 'n uitsonderingsfiguur in die letterkunde ? Die antwoord hierop sal ons dadelijk vind as ons, na al die swaar, psigologiese werk van menige gevierde Europese skryver, die boeke van Timmermans lees.  Onmiddeelik word ons verbeelding ligter en blymoediger en leer ons weer om met die oë van 'n kind na die wondere van kleur, vorm en karakteristieke trekke om ons te kyk. Timmermans werk nie met 'n pen nie, maar met 'n penseel. Alles wat hy teken, kan ons dadelik sien".

    Leopold Maximiliaan Felix Timmermans verliet deze wereld op 24 januari 1947, maar zijn werk blijft onder ons, onsterfelijk. Van deze Vlaamse Europeaan getuigde Maxime Deswarte, Professor aan de Universiteit te Rijsel :

    "Il a été héraut de Ia Flandre et des incomparables richesses de son peuple et de son art".

    ***********

    12-08-2021 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    11-08-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lia Timmermans - zo was mijn vader - Manu Adriaens

    Lia Timmermans
    "Zo was mijn vader : streng voor zichzelf maar mild voor de anderen "

    Door Manu Adriaens – 1/12/1990

    Lia Timmermans, de dochter van de schrijver van "En waar de sterre bleef stille staan " is zeventig jaar en woont al heel lang in Oostende. "Dat komt door mijn huwelijk", zegt ze. "Ik ben met een Aspeslagh getrouwd.
    Eerst hebben we nog twee jaar in Lier gewoond, maar uiteindelijk zijn we naar de kust verhuisd. Mijn man zat in de scheepvaart, vandaar. Dat was een totaal andere wereld voor mij, zodat ik wel wat aanpassingsverschijnselen heb gehad. Met het zeevolk heb ik altijd goed kunnen opschieten, maar wat ik hier het meest mis, is de overgang van de seizoenen. Of je nu in maart dan wel in oktober langs het strand wandelt, dat blijft hetzelfde, je merkt de veranderingen in de natuur niet. En constant dat water aanschouwen, soms maakt het me wat melancholiek."
    Een gesprek over haar vader Felix Timmermans en het toneelstuk dat Theater 't Fonteintje in deze periode op de planken brengt.

    Lia Timmermans: "In 1986 was het Felix Timmermans-jaar, toen hebben we enorm veel opvoeringen bijgewoond van "En waar de sterre bleef stille staan In één bepaalde week zagen we zelfs vijf voorstellingen. Los daarvan creëerden vorig jaar leerlingen van het Onze-Lieve-Vrouwcollege in Assebroek een stuk op basis van teksten uit verschillende boeken van mijn vader. Heel eigenaardig, met slechts een minimum aan verkleding. Ik had dergelijk toneel nog nooit meegemaakt, maar ik vond het wel prachtig."

    Als je al zoveel keren "En waar de sterre bleef stille staan" hebt zien opvoeren, merk je-dan nog telkens verschillen?
    Lia Timmermans: "Absoluut. Beauvoorde heeft het bijvoorbeeld schitterend gedaan. En in Stene werd vooral de rol van Schrobberbeek subliem vertolkt. Wat ik nu ga zeggen, zal wellicht vreemd klinken, maar het gerenommeerd Mechels Miniatuur Theater — dat het stuk elk jaar met Kerstmis op de affiche zet — vind ik het niét goed doen. Daar zoeken ze het veel te ver. 
    Het moet een volksstuk blijven, hè. Daarom ontroert het me meer als het gewone volk — een amateurvereniging — het brengt dan wanneer beroepsacteurs het kunstmatig opkloppen. In het stuk beleven eenvoudige mensen het mirakel, hou het dus dan ook eenvoudig. "

    Je vader heeft in zijn jeugd de drie hoofdpersonages persoonlijk gekend?
    Lia Timmermans: "Twee van de drie heeft hij gekend, het derde personage heeft hij erbij verzonnen.
    Wanneer hij met vriendjes verkleed als Driekoningen ging zingen, kwamen ze vaak twee volwassenen tegen die hetzelfde deden. Die hielden van jenever en de kinderen moesten voor hen op de vlucht slaan, want ze vormden concurrentie. Van één persoon heeft mijn vader een palingvisser gemaakt, omdat er in die tijd in Lier nu eenmaal veel palingvissers waren. Nu is er geen paling meer, denk ik, laat staan palingvissers."

    Hoe was de jeugd van je vader? Vertelde hij daar vaak over?
    Lia Timmermans: "Oh ja! Hij was de dertiende van veertien kinderen. In het begin hadden ze het niet breed bij hem thuis, tot het geluk opeens doorbrak. Dat is een verhaal apart. Mijn grootvader was een handelaar in kant. Op zekere dag zat hij in Brussel, en daar ontmoette hij een man uit Tsjechoslowakije die hem vertelde dat zijn portefeuille gestolen was en dat hij geen geld meer had om naar zijn land terug te keren.
    Mijn grootvader hielp hem en de Tsjech beloofde hem een wagon parels toe te sturen. Hij hield zijn woord. Aanvankelijk wist het gezin van mijn vader niet wat met die grote hoeveelheid parels aan te vangen, tot een van zijn oudere zussen voorstelde : "Laten we handtassen met parels erop gaan maken". Heel de familie heeft zich toen in die branche gestort en is er rijk mee geworden. Trouwens, een achterneef van me die met een Tsjechische is getrouwd, is nu nog steeds de invoerder van die parels."

    Van wie erfde je vader zijn schrijftalent?
    Lia Timmermans: "Hij zei vaak dat zijn vader, mijn grootvader dus, een goede verteller was. Maar om dan nog te kunnen schrijven... Zijn familie vond het overigens maar niks, dat schrijven. Zeker geen volwaardig beroep."

    Het stuk speelt rond Kerstmis. Kwam je vader uit een gelovig milieu ?
    Lia Timmermans: "Mijn grootmoeder was heel godvruchtig en vroom, al had ze zo haar eigen manier om dat geloof te beleven. Ze ging bijvoorbeeld steeds naar het lof, maar anderzijds zei ze : "Zolang de pastoors niet op de preekstoel openlijk verkondigen dat kinderarbeid doodzonde is en de kinderen verder laten slaven, komt er bij mij geen pastoor binnen." Ze was heel sociaal voelend.
    Haar huis zat altijd vol, iedereen kwam er binnen, iedereen, behalve de pastoor dus."

    En je vader ? Was ook hij vroom ?
    Lia Timmermans: "Mijn vader is geleidelijk steeds godvruchtiger worden. Als je "Pallieter" leest en dat met "Adagio" vergelijkt, merk je een grote evolutie. Wat in het stuk "En waar de sterre bleef stille staan " vooral opvalt, is zijn zachtheid in het beoordelen van de mensen rond zich. De zwakke mensen, uiteindelijk.
    Door de warmte die er van hem uitging, kon hij ze echt moed geven. Hij was joviaal in de omgang, humoristisch ook, maar in zijn humor nooit scherp of obsceen. Hij verstond vooral de kunst om van die kleine momenten, een uur geluk, intens te genieten. Soms was hij weliswaar stil en weemoedig, maar dat liet hij zelden tegenover buitenstaanders blijken."

    Met welk van de drie karakters in het stuk voel jij je hel meest verwant ?
    Lia Timmermans: "Schrobberbeek vind ik de sympathiekste. Pitjevogel is ongetwijfeld de plezantste, maar aan Schrobberbeek is nog iets kinderlijks, iets kwetsbaars, hij meent het goed, hij is menselijk.
    Pitjevogel, de luimige, wordt gemakkelijk verleid, waarna hij spijt heeft en er niet meer uit raakt. En Suskewiet, dat is de godvruchtigheid zelve natuurlijk, die opeens van de wereld verdwijnt, een uitzonderingspositie eigenlijk. Daarom moet deze laatste rol sterk worden gespeeld, anders dreigt ze flauw over te komen.
    Ach, de drie figuren zijn evenveel symbolen, hè."

    Het bijgeloof neemt een niet onbelangrijke plaats in het stuk in.
    Lia Timmermans: "Bijgeloof is iets van alle tijden. Dat tiert vandaag de dag nog even welig : kijk maar eens naar al die sekten en goeroes, of hoe mensen veelvuldig kaartlegsters raadplegen en een amulet bij zich dragen. Vroeger was dat bijgeloof alleen iets primitiever, overgewaaid uit de middeleeuwen. Mijn vader hechtte daar natuurlijk helemaal géén geloof aan, maar hij had begrip voor het feit dat anderen dat wél deden.
    De moeder van mijn moeder, die bij ons inwoonde, was ook bijgelovig. In haar ogen was dat echter geen bijgeloof, voor haar waren dergelijke zaken gewoon remedies.
    Met tandpijn bijvoorbeeld trokken de mensen naar een tovenaar, die zijn duim op die tand legde en de pijn vervolgens op een boom overzette, ondertussen allerlei mysterieuze woorden prevelend.
    Zo ging het er in een klein stadje als Lier toe, wat moet dat dan niet op het platteland zijn geweest! "

    Niet alleen het bijgeloof was groot, ook het drankgebruik.
    Lia Timmermans: "Wat wil je, het was het enige dat de mensen hadden om wat troost in te zoeken. Mijn vader kon van een goed glas wijn genieten, maar ik heb hem nooit dronken gezien. Als hij iemand wél dronken zag, vond hij ook dat menselijk. Zo was mijn vader : streng voor zichzelf maar mild voor de anderen.
    Dat is het beeld dat ik voor eeuwig van hem meedraag. Een beminnenswaardige man zoals je er nog weinig vindt. Aangenaam, met de gave om te relativeren, zelden kwaad."

    Kom, kom, hij zal ook wel een mindere kant hebben gehad.
    Lia Timmermans: "Misschien was hij wel té zacht en té goed, waarmee ik bedoel dat men er soms misbruik van maakte. Iemand zei hem eens : "Er zijn maar twee soorten mensen in de wereld: degenen die foppen en degenen die gefopt worden. "Waarop mijn vader antwoordde : "Mocht dat inderdaad zo zijn, dan wil ik graag bij de laatste categorie behoren. "Zie je, dat typeerde hem."

    Kom je naar een voorstelling in Wijnendale kijken?
    Lia Timmermans: "Graag. Jullie toneelvereniging heet 't Fonteintje ? Ik ben daar nog water gaan halen in de tijd dat iedereen de kwaliteit ervan roemde. En de dochter van de boswachter van Wijnendale is "au pair" meisje geweest bij mijn zus die in Londen woonde.
    Ik ben trouwens door die boswachter ooit uit het bos van Wijnendale weggejaagd.
    Ja, de wereld is klein, meneer."

    *******

    11-08-2021 om 22:45 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-08-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Felix Timmermans in Waalwijk - Arthur Lens

    Felix Timmermans in Waalwijk.

    Door Artur Lens

    In het raadhuis van Waalwijk, op de grens van Noord-Brabant en Holland, werd onze aandacht getrokken op een tegeltableau van de patroonheiligen van schoenmakers en leerlooiers St. Crispinus en St. Crispinianus, ontworpen door niemand minder dan Felix Timmermans.
    De gebroeders Crispinus en Crispinianus, voortgesproten uit een voorname Romeinse familie, vluchtten onder de vervolging van Diocletiaan naar Soissons in Frankrijk, leerden daar het schoenmakersvak en maakten kosteloos schoenen voor de armen. Omdat ze langs deze weg in contact kwamen met de heidense bevolking en er menigeen bekeerden tot het Christendom, werden ze door de Romeinse prefect Rictiovarus op talloze wijzen gemarteld.

    Maar omdat ze op geen enkele manier te bewegen waren afstand te doen van hun geloof, werden ze met een molensteen om de hals in de Aisne geworpen, op wonderlijke wijze van de verdrinkingsdood gered en uiteindelijk met het zwaard onthoofd. Dat is zowat de kern van de legende rond de twee patroonheiligen van onze middeleeuwse schoenmakers- en huidevettersgilden.

    Rond deze beide heilige ambachtslieden heeft de folklore ook haar werk verricht. J. van Lennep en J. Ter Gouw hebben in hun "De Uithangtekens in verband met Geschiedenis en Volksleven beschouwd" aandacht besteed aan deze heiligen. Ze vertellen ons dat de heiligen geen leer hoefden te kopen, omdat de engelen dat brachten waarom zij dan ook de armen de schoenen voor niet gaven.
    Een andere overlevering zegt ronduit dat Crispijn het leer stal. In een Duitse versie is vermeld : "Crispinus machte den Armen die Schuh, und stahl das Leder auch dazu."

    Dit zou echter op een misverstand berusten. Daar men het Oudmiddelduits verkeerd interpreteerde en dat "stalt" hier "steilte" beduidt, wat in feite wil zeggen dat hij het leer erbij gaf.
    Wat er ook van zij, in Waalwijk bestond er een grote verering voor deze heiligen, daar de lederindustrie er een van de voornaamste bronnen van inkomsten was. Vandaar ook dat aan de inkom van het raadhuis een koe en een os liggend zijn afgebeeld. Deze dieren, vrij sober gehouwen uit zandsteen door Lambertus Zijl uit Bussum, flankeren de granieten trappen van de bordes als symbolen van de lederindustrie en de veeteelt.

    Toen op 1 januari 1922 de gemeenten Waalwijk, Baardwijk en Besoyen werden verenigd tot de nieuwe gemeente Waalwijk, was het toenmalig raadhuis veel te klein geworden en namen de plannen voor een nieuw gebouw vastere vormen aan. Aan enkele architecten werd de opdracht gegeven een ontwerp voor een nieuw raadhuis te maken.

        

    Bij raadsbesluit van 30 januari 1931 werd bouwmeester Alexander Jacobus Kropholler (A'dam 1881 - Wassenaar 1973) als ontwerper aangenomen. Op 19 juli werd de eerste steen gelegd en op 22 oktober 1932 werd het raadhuis officieel geopend. Het metselwerk van de gevels is uitgevoerd in een groot formaat handgevormde baksteen en er is veelvuldig gebruik gemaakt van natuursteen. De hoofdgevel bestaat uit een trapgevel.

    Het monumentale karakter van het raadhuis komt ook sterk naar voren in het trappenhuis. Het gebruik van mooie natuurlijke materialen accentueert het stoere lijnenspel. Een zacht strijklicht door de gebrandschilderde ramen is mede sfeerbepalend. De deurpartij naar de raadzaal laat duidelijk zien hoe alle ambachtelijke aspecten van het gebouw zijn gebruikt. Krophollers realisatie is het bewijs van deskundigheid en goed gevoel voor schoonheid.
    Voor de versiering van het raadhuis deed de architect een beroep op verschillende vooraanstaande Nederlandse kunstenaars en op Felix Timmermans.
    A. Kropholler had het gedenkteken voor Pieter Breugel ontworpen, dat op 9 oktober 1926 in de gemeente Breugel werd onthuld. Breugel was een onderdeel van de gemeente Son en Breugel, gelegen ten noord-oosten van Eindhoven.
    Felix Timmermans was lid van het feestcomité en hield er een toespraak.
    Bij de voorbereiding van de feestelijkheden hadden ze elkaar leren kennen.

    Gefascineerd door Timmermans' tekeningen, stond de bouwmeester erop dat de Fé de opdracht kreeg tot het maken van een tegeltableau, voorstellend St. Crispijn en St. Crispinianus, om geplaatst te worden in een nis van het nieuwe raadhuis. Maar ook Timmermans koesterde grote belangstelling voor Krophollers werk. Het "tableau" werd vervaardigd in de tegelfabriek "De Sphinx" te Maastricht in Regouttegels en had als afmetingen 96 x 65 cm.

    Voor het ontwerpen van dit prachtig tegelwerk heeft Timmermans afgezien van de traditionele martelaarswerktuigen van deze heiligen zoals molensteen en de priemen of elzen die onder hun nagels werden gestoken. Als attributen gaf hij St. Crispinus een schoenmakershamer en een schoen in de handen en St. Crispinianus een palm als symbool van het martelaarschap en een "bul" als verwijzing naar het Evangelie.

    Links onder staan de initialen van Timmermans, maar deze zijn geheel overbodig daar het een typisch Timmermansgewrocht is.
    Het gemeentebestuur van Waalwijk was zeer opgetogen over het geleverde werk en liet op 14 mei Timmermans weten : "Wij zeggen U dank voor de moeite en zorg, welke U zich hebt willen getroosten en menen, mede in overleg met architect Kropholler, als waardering voor de door U geleverde arbeid en als vergoeding van de door U gemaakte onkosten voor de beschikbaarstelling van het tableau, U een bedrag van 200 gulden te moeten doen toekomen."
    Met zijn schrijven van 26 mei 1932 verklaarde Timmermans zich akkoord met deze vergoeding.

    Meer nog, de burgemeester en wethouders van Waalwijk vroegen Timmermans naar Waalwijk te komen om een bespreking te houden over het eventueel uitvoeren van schilderwerk in de trouwzaal (Waalwijk, 2 juni 1932).
    Of Timmermans op deze uitnodiging is ingegaan en over de aard van het schilderwerk is ons echter niets bekend.
    Bij de officiële opening van het nieuwe gemeentehuis was Felix Timmermans, samen met Dr. Henri Polak, letterkundige te Laren ; Dirk Coster, letterkundige te den Haag ; D. Hannema, directeur van het museum Boymans te Rotterdam; en W. Feldkamp, kunstcriticus te Amsterdam, uitgenodigd.

    Op deze uitnodiging liet Timmermans de burgemeester en wethouders weten : "Met dank voor Uw geëerde uitnodiging, deel ik U met spijt mede dat ik niet zal kunnen aanwezig zijn bij de opening van het nieuwe Raadhuis. Ik moet op reis naar het buitenland. Met bijzondere hoogachting groet U, Felix Timmermans."

    ********************

    10-08-2021 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-08-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Overeenkomst - Van Kampen

    Overeenkomst met de uitgever van Pallieter

    01-08-2021 om 18:04 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    25-07-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ronald

    23/10/1947-19/07/2021

        

    Job Deckers van Schoon Lier overleden op 73-jarige leeftijd

    Job Deckers is vorige week op 73 jarige leeftijd overleden. Deckers was in de ruime Lierse regio bekend als zaakvoerder van het boekenantiquariaat Schoon Lier in de Florent Van Cauwenberghstraat.

    Chris Van Rompaey

    Ronald ‘Job’ Deckers groeide op in Elsdonk (Wilrijk) en verhuisde daarna naar Berchem. Hij werkte achtereenvolgens bij Makro en bij een Nederlandse firma die vliegtuigonderdelen maakt. “Maar dat was mijn ding niet. Ik was met andere zaken bezig: met manuscripten, met boeken, met muziek. Dat artistieke zit trouwens zowat in de hele familie. In 1979 heb ik dan beslist om met een boekenwinkel te beginnen”, zei Job Deckers in 2012 in deze krant.

    “Dat mijn antiquariaat Schoon Lier zou heten, was vooraf een uitgemaakte zaak. Ik heb sinds 1957 immers iets met Felix Timmermans. Dat jaar bezocht ik met mijn vader Lier. Op de Grote Markt werd toen het wagenspel En waar de ster bleef stille staan opgevoerd, gebaseerd op een werk van Timmermans. Dat maakte zo’n indruk op mij dat ik kort nadien zelf met de fiets naar Lier kwam gereden, op zoek naar Timmermans. Wist ik veel dat hij tien jaar eerder overleden was.”

    Tienduizend boeken

    Toen Schoon Lier in 1979 opende, sloeg de winkel meteen aan. Ook toen Deckers de winkel in 2012 sloot, kwamen er nog altijd klanten van heinde en verre, zelfs uit Nederland en Duitsland, tussen de boeken snuffelen. Tienduizend waren het er ongeveer en ze leken chaotisch door elkaar te liggen. Maar dat bezorgde Schoon Lier net zijn charme. Gelukkig wist Job Deckers haast blindelings welk boek op welk rek stond.

    Enkele maanden voor de sluiting zei Job Deckers: “Wat er precies met Schoon Lier zal gebeuren, weet ik nog niet. Er zijn drie mogelijkheden. Ofwel neemt iemand de zaak over en blijft Schoon Lier bestaan. Ofwel neemt een jongere collega de boeken over en verkoop ik het pand uit 1880 apart. Ofwel hou ik uitverkoop.” Er is nooit een andere winkel gekomen en het pand staat nog altijd leeg.

    Job Deckers in zijn boekenwinkel in 2012. — Foto: © Joren De Weerdt

    Innemend en joviaal

    Mon Van den heuvel, nog zo’n liefhebber van Felix Timmermans, kende Job Deckers heel goed. “Ik stapte zowat om de twee dagen zijn winkel binnen en werkte met hem als vrijwilliger samen in het stadsarchief van Lier. Job was heel innemend, joviaal, een zachte mens. Het had zijn eigen mening, maar met Job kon je geen ruzie maken.
    Zijn overlijden is een groot verlies.”
    Mon: Jarenlang een of meerdere bezoeken, per week, aan Schoon Lier mogen brengen. Daar kunnen praten over onderwerpen die ons beiden meer dan normaal zeer goed lagen. De geschiedenis van Lier en de plaatselijke activiteiten gingen door de revue van belangstelling. Mijn eigen bibliotheek over Felix Timmermans is voor een groot gedeelte in Schoon Lier tot bij mij gekomen.
    Met dank aan "de Job".

    Van morgen bericht gekregen van het heengaan van een persoonlijke vriend. Een prachtig mens.
    Job het gaat je goed op de andere bladzijde van het boek die nu is afgesloten.



    25-07-2021 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    22-07-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mooie Faience steentjes van de Fé

    Mooie Faience steentjes van de Fé

        

        

        

       

         

           

    Faience is een type aardewerk dat na eenmaal in de oven gebakken te zijn bedekt wordt met een ondoorzichtige laag witte tinglazuur (vroeger ook wel 'wit' genoemd). Na eventuele beschildering door een plateelschilder met "onderglazuurverf" wordt het voorwerp vervolgens bedekt met een doorzichtige laag glazuur met lood- en tinoxiden. Daarna wordt het voorwerp nog een keer in de oven gebakken. 
    De schildering versmelt tijdens het bakken met de glazuurlaag en wordt er zo ingebrand.



    22-07-2021 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-07-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mooie opdrachten - uniek materiaal

    Verschillende opdrachten en verschillende covers

            

                                    Ik zag Cecilia komen                                                 Sinterklaas in Nood

    Ex-Libris getekend door Gommaar Timmermans

             

    Vertelsels

       

    Sinterklaas in Nood



    05-07-2021 om 22:22 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    29-06-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bij de recente Duitse vertaling van Adagio - Stijn Vanclooster

    Bij de recente Duitse vertaling van Adagio

    Ruim zestig jaar na de oorspronkelijke publicatie verscheen van Adagio een nieuwe vertaling in het Duits (2009). Het werk is van de hand van Ingrid Wolters, een germaniste en romaniste die jarenlang voorzitter was van het Duitse Felix Timmermansgesellschaft. Dankzij haar jarenlange omgang met Timmermans’ werk en haar taalgevoel is zij erin geslaagd een uitmuntende vertaling af te leveren. Iets wat men uitstekend kan toetsen, daar ook de originele Nederlandse tekst in de nieuwe publicatie werd opgenomen.
    Een gelukkige keuze, vind ik dit altijd.

    ‘Adagio, das sind dreiunddreiβig Gedichte der Dankbarkeit und Ewigkeitshoffnung’, luidt het terecht op de achterflap van de nieuwe vertaling (2009). Timmermans werkte aan die gedichten vooral in de laatste jaren van zijn leven, al dateren sommige ‘oerteksten’ van vele jaren eerder. De bundel, die als Timmermans’ geestelijke testament wordt beschouwd en uitgesproken metafysisch georiënteerd is, is de vrucht van een levenslang religieus zoeken. Vele gedichten vertolken direct het zo door en door Timmermansiaanse melancholische levensgevoel:

                                     De blaadren rijzen door den stuggen nevel,
                                     er zijn geen klanken meer, er is geen lied,
                                     slechts in het dorre riet een vroom geprevel…
                                     Nu komt de tijd dat men naar binnen ziet.

                                     Want wij zijn arm, en knagen aan ´t verleden
                                     en spelen met de kaarten van verdriet.   […]   (p. 4)

    Ook de beroemdste Timmermansverzen komen uit deze bundel:

                                     De kern van alle dingen
                                     is stil en eindeloos.
                                     Alleen de dingen zingen.
                                     Ons lied is kort en broos.   (p. 61)

         

    Wie de Adagio-gedichten analyseert, de breedheid van thematiek en diepte van denken en voelen daarachter peilt, komt er nooit toe hun auteur als een oppervlakkige folklorist te catalogiseren – iets wat op basis van minder geslaagd werk (welke auteur leverde er geen?) wel eens werd gedaan. De gedichten in Adagio verschillen daarmee hemelsbreed van de jeugdgedichten waarmee Timmermans had gedebuteerd – ‘der Unterschied […] ist in jeder Hinsicht lebensgroβ, lebensweit’, noteert August Keersmaekers in zijn informatieve nawoord bij de vertaling, waarin onder meer wordt stilgestaan bij Timmermans’ geestelijke evolutie, de plaats van de gedichten in het oeuvre van de auteur en de compositie van de bundel.

    Getuigen de Adagio-gedichten van een diep geestelijk rijpingsproces, evenzeer zijn zij het resultaat van een intens creatief-formeel bezig zijn. Ook dit aspect doet Keersmaekers sterk naar voren komen, door bv. de handschriften. Timmermans was voor alles een kunstenaar, voor wie gedichten componeren vooral een bezig zijn met de vorm van zijn scheppingen betekende. Voor Timmermans was dat geen zaak van techniciteit. Het werken aan en herwerken van de Adagio-gedichten was voor hem een instinctief bezig-zijn, een ritus, haast een vorm van bidden ook. In een brief aan zijn vriend Marc Edo Tralbaut noemde hij een gedicht ‘een belijdenis uit het diepste’.

    De literatuurwetenschap besteedt tegenwoordig veel aandacht aan het ontstaansproces van een tekst. Ook de Timmermansstudie heeft zich op dit terrein bewogen. Een mijlpaal is hier de in 2000 door August Keersmaekers gepubliceerde studie Het geluk van een schrijver: Felix Timmermans en zijn Pallieter (1) , twee boeken die via een studie van de verschillende overgeleverde tekstvarianten uitvoerig aantonen hoe hard de Lierse auteur aan zijn zogenaamd spontaan gegroeid meesterwerk had geschaafd alvorens hij het in het licht gaf. Hoe oorspronkelijk  Timmermans’ artistieke talent ook was en hoe spontaan en natuurlijk tot stand gekomen zijn werk (in zijn beste momenten) ook lijkt, toch was het meestal het resultaat van schaven en herwerken, en opnieuw bijvijlen. En twijfelen.

    Dat was ook voor Adagio het geval. Voor de definitieve afwerking van die gedichten deed Timmermans een beroep op Albert Westerlinck, de toenmalige redactiesecretaris van Dietsche Warande en Belfort, het tijdschrift waarin de eerste van die gedichten werden gepubliceerd. Per brief of ten huize van de dichter sleutelde Westerlinck mee aan de verzen – overigens vooral verstechnisch; de impact van de Leuvense hoogleraar op de definitieve tekst is uiteindelijk niet zo groot geweest. (Over die samenwerking schreef Marcel Janssens recentelijk nog in een jaarboek van het Felix Timmermansgenootschap.) Dat Timmermans voor de publicatie niet over één nacht ijs ging, getuigde hij expliciet in een briefje aan een vriend: ‘Ondertussen heb ik een paar oude gedichten, die ik in de tijd hier en daar op een envelop of in een notaboek gekribbeld had, opnieuw ontcijferd, ze gekalefaterd, hun een nieuwen asem ingeblazen. En uit die sluimerende koppen zijn door de zon der ervaring en den regen van een dikwijls heiligend lijden […] gedichten gegroeid. […] Ik mag nu wel niet zeggen dat zij zo maar uit mijn pen zijn gevloeid […] Daarbij moet ik u nog schrijven, dat ik verwonderd ben hoe eenvoudig en toch hoe ingewikkeld het is een gedicht te maken.’(2)


    (1) August Keersmaekers, Het geluk van een schrijver: Felix Timmermans en zijn Pallieter. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Letterkunde, 2000.
    (2) Geciteerd in: Marcel Janssens, ‘Albert Westerlincks medewerking aan Adagio’. In: Job Deckers (samenst.), Het witte huis. Jaarboek 2005 van het Felix Timmermansgenootschap. Lier: Felix Timmermansgenootschap, 2005, p. 85-93, het citaat op p. 87.


    Poëzie vertalen is niet minder ingewikkeld. De vertaler moet rekening houden met beide voorvermelde facetten, de inhoud en de vorm van de brontekst. Beide moet hij zich eigen maken en opnieuw tot uitdrukking brengen, in een andere taal maar toch zo dicht mogelijk tegen de oorspronkelijke vorm aanleunend. Kan men überhaupt wel vat krijgen op de bedoeling van een auteur, het effect dat hij beoogde met zijn werk, de sfeer die een tekst uitstraalt? Een kunstwerk vertalen is altijd ook een nieuw maken. Dat vertalen een kunst op zich is, geldt nog meer voor het genre poëzie – met zijn betekenislacunes, ambivalenties, woordspelingen, ritme en rijm… Hoe dit alles bewaren en tegelijk her-uitdrukken, bovendien zo dicht mogelijk tegen de brontekst aan? Een geslaagde vertaling kan niet anders dan het resultaat zijn van rijping. Zij is het product van lezen en herlezen, bewerken en herwerken. En aan de grond ervan ligt altijd een grondig inzicht in het werk van de te vertalen auteur.

           

    Het is een zegen dat zich aan de recente Adagio-vertaling zo’n doorgewinterde Timmermans-lezeres gezet heeft. Haar werk getuigt ervan dat zij zich Timmermans’ verzen diep eigen heeft gemaakt. Zo brengt haar omzetting niet altijd een woord-voor-woord-vertaling, maar durfde de vertaalster hier en daar doorslaggevende keuzes te maken die tot gevolg hadden dat de sfeer en het ritme van de oorspronkelijke verzen zo onaangetast als mogelijk bleven. Zo wordt ‘De blaadren rijzen door den stuggen nevel’ in het Duits ‘Die Blätter fallen, dichte Nebel steigen’. En zo ‘knagen wij’ in het Duits niet ‘aan ’t verleden’, maar zijn wij  ‘im Gestern noch verfangen’, en ‘stelt’ (in hetzelfde gedicht) ‘het schoonste sprookje ons niet tevreden’, dan ‘wekt’ dat in het Duits ‘kein Verlangen’:

                                    Denn wir sind arm, in Gestern noch verfangen,
                                    die Karten aus Verdruss sind unser Spiel.
                                    Das schönste Märchen weckt uns kein Verlangen,
                                    und durch den Nebel lockt kein Zukunftsziel.     (p.5)

    Elders wordt 'der aarden bloeme' vertaald als 'Erdendingen' en wordt 'Uw naam te noemen' 'Deinen Namen singen':

                                   Als dauwdrop aan der aarde bloeme                   AlsTautropf an den Erdendingen
                                   weerspiegel ik het al.                                          so spiegle ich das All.
                                   Ik hoor de spheren zoemen.                                Ich hör' die Sphären klingen,
                                   Gansch 't sterrendal                                             das Sternental 
                                   probeert Uw naam te noemen.                            will Deinen Namen singen.    (p.30-31)

    In de aangehaalde verzen koos de vertaalster voor een niet-letterlijke vertaling om het rijm te kunnen behouden. Gelukkige poëtische vondsten, die bovendien de sfeer en ook het oorspronkelijke ritme onaangetast laten. Dat geldt ook voor de vertaling van volgende verzen, waarbij de woordvolgorde licht werd veranderd:                                                               

                                    Het ligt zo zwaar op mijn gemoed,                Es liegt so schwer mir im Gemut,
                                    alleen kan ik het niet bewerken;                     allein kann ich es nicht erreichen;
                                    maar, als Gij mij een teken doet,                    doch wird mir Trost und Kraft und Glut,
                                    zal mij dat troosten en versterken.                  wenn Du mir, Gott, nur schenkst ein Zeichen.
                                    Dan wordt het goed!                                        Dann wird es gut!     (p. 20-21)

    Mits het nodige taalgevoel en zoeken, en zich diep te laten doordringen van Timmermans' geest, komt men soms tot verbluffende resultaten, waarbij de vertaling allesbehalve afbreuk doet aan het originele vers.
    Dan blijkt eens te meer dat het Duits wellicht de meest geschikte vreemde taal is om Timmermans' poëzie in om te zetten. Bijvoorbeeld:

                                   [...] maar ach, mijn ziel, ik weet het niet,            [...] ach, Seele mein, was mag es sein?
                                   ik heb ineens zoo 'n schoon verdriet.                   Ein schöner Kummer fängt mich ein.(p.40-41)

    Terecht evenwel heeft Wolters het rijmschema niet altijd als zaligmakend beschouwd. In sommige gedichten zette zij dit naar haar hand. Veelal gaat het ook daar om doordachte aanpassingen, die beoogden de sfeer van de originele verzen zo goed mogelijk te vatten:

                                  De maanschil perelmoert in 't water,                    Perlmuttern glänzt der Mond im See,
                                  maar in de schaduw sluipt de dood.                     im Schatten schleicht das Todeslos.
                                  Gelukkiglijk, dat ziet ze niet,                               Ach, glücklich nur, dass sie's nicht sieht;
                                  dat is voor later.                                                    bald naht das Weh.      (p. 44-45)

    Dit handvol voorbeelden moge aantonen dat Ingrid Wolters steeds de wonderbare eenvoud van de oorspronkelijke verzen respectvol heeft benaderd, terwijl die eerbied haar anderzijds niet heeft geremd soms enkele noodwendige kleine aanpassingen aan te brengen. August Keersmaekers citeert dan ook terecht Timmermans’ vriend en vertaler Karl Jacobs, die destijds aan de vertaalster schreef: ‘Ich finde, dass Sie den Ton und die Stimmung des Originals ausgezeichnet treffen, und ich lese Adagio von mal zu mal lieber. […] Diese zeitlosen musikalischen Gedichte haben nach all den Jahren nichts von ihrer Schönheit eingebüβt.’ (p. 77.)


    Felix Timmermans, Adagio. Gedichte im niederländischen Original des Dichters aus Flandern und in deutscher Übertragung von Ingrid Wolters.
    Mit einem Nachwort von August Keersmaekers. Heilbad Heiligenstadt: Verlag F.W. Cordier, 2009.

    ******

    29-06-2021 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    25-06-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dit schreef Gommaar

    Gommaar Timmermans schreef dit ......

    *********

    25-06-2021 om 10:56 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-06-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Waarom ik van Timmermans hou. (deel 1) - Viktor Claes

    Waarom ik van Timmermans hou.

    Lezing voor de Felix Timmermans Kring door Viktor Claes – 8/10/1995

    Ja, ik hou van Felix Timmermans. Ik hou van de mens Timmermans zoals ik hem heb leren kennen uit het boek van zijn dochter Lia (Mijn Vader) en uit andere biografieën en getuigenissen.
    Ik hou van de tekenaar en de schilder Felix Timmermans die in zijn vaak naïeve kunst een congeniaal beeld geeft van de nog ongeschonden natuur, van de bekoorlijke Lierse straten en gebouwen, van de eenvoudige goede mensen die hij ook in zijn literair werk beschrijft.

    Viktor Claes en Gaston Durnez

    Ik hou van de Vlaming Felix Timmermans die in zijn jeugd droomde van een "Koninkrijk Vlaanderen" en zich in de Eerste Wereldoorlog o.a. als Voorzitter van de Vlaamsgezinde vereniging Volksopbeuring inzette om hongerige kinderen te voeden en arme mensen te helpen. Hij had het ongeluk in een land te leven waar Vlamingen nog tweederangsburgers waren en daarvoor heeft hij tweemaal moeten boeten.Maar ik wil het vooral over de schrijver Timmermans hebben.

    De Vlaamse schrijver Felix Timmermans vind je natuurlijk ook in zijn werk terug, in de liefde voor zijn geboortestreek
    ( Lier, St Gummaruskerk, Begijnhof, de dorpen Grobbendonk, Bouwel  Emblem enz.)

    LIER
    Waar de drie kronkelende Nethen een zilveren knoop leggen; waar plots het spekbuikige, overvloedhoornige Brabant zich scheidt van 't mijmerend, magere Kempenland, daar is het...

    (Schoon Lier)
    Met haar dak lijk een horizont, haar feestelijke toren, feestelijke timpanen, feestelijke schoorbogen, balustraden, pinakels, nissen, spuwdraken en heiligenbeelden, bloemt ze op als een kostelijke juweeldoos, waarvan haar kleurige kerkramen de blinkende edelstenen zijn.

    (Sint Gummaruskerk)
    Orgelmuziek zuigt het hart naar binnen.
    De ramen juichen als een Vlaamse vlaggenstoet.
    De oude huizen hebben een ziel. Zij zijn warm doorolied van de tijd; de poëziebalsem geurt eruit lijk lentevioletten.
    Ze zijn van binnen naar buiten gebouwd, gelijk de mensen wier gelaat geboetseerd is naar hun innerlijkheid en karakter. Ze zijn eerlijk en hartelijk.

    (Schoon Lier)
    Het Begijnhof is d' amandelboon van Lier.

    (Schoon Lier)
    (de begijnen:)   De geur van 't geloof waait uit hun witte kappen, en de vrede staat recht als een zuil uit de hemel, recht op de rode daken en de oude muren, wit en stil als een gedurige zondag.

    (Schoon Lier)
    Als men ginder in de verte tegen de horizon een molentje draaien ziet, dan krijgt het landschap leven, dan verroert het landschap, en een gevoel van vrede en herderlijke eenvoudigheid wandelt door uw hart.
    (De molen van Fransoo in Pallieterland – 1922/1923)


    MINNEKE POES – 1942
    Maar de geitemelk, die er ons Gommeerke elke dag gaat halen, direkt van de uier in de melkpot, is zuiverwit als hagel en als een okkernoot zo hartelijk van smaak. Het is bijna niet te geloven, hoe er in deze dorre streek, die toch voor natuurlijke vruchten, enkel knorrige mastetoppen afwerpt, zoiets edel mild en blank als geitemelk kan bestaan.
    Het is als een perel in een koppige oester.
    Er is een taaie kracht in deze natuur van den en heidekruid, die in het zand haar leven zoekt.
    Een langzame kracht die immer in hetzelfde gebaar blijft staan.
    Eeuwig, armoedig-groen, en hard van moeite als de vereelte hand van de arme heiboer.
    Doch zo rond de Sinksendagen lacht ze, als het gegiechel in een koperen trompet: dat is wanneer de brem zijn gouden droppels uitfonteint.
    Eenvoudige, goede, eerlijke mensen komen overal terug in zijn werk

    HET KINDEKEN JEZUS IN VLAANDEREN - 1917
    Op de schelft, in de duisternis zat er een te dromen op zijn viool.
    Verder was het goed en stil onder die eenvoudige mensen, die roken naar mest en aarde, die dag in, dag uit met hun beesten leefden en vergroeid waren van lijf en ziel, naar de rustige stilte der velden en de oneindigheid der hemelen.

    De herders horen de naderende muziek van de engelen in de kerstnacht.
    Allen luisterden nu naar een fijn muziek, dat als een dauw over de hemelen druppelde;  't waren korte of lange klanken, hier, dan daar, dan ginder, lijk langzame regenlekken, die elk een zoete toon gaven als ze de bomen of de aarde raakten. 

     

    Overdadiger is de natuur, uibundiger de levenslust in Pallieter. Het optimisme en de onbezorgde genotzucht van de levensgenieter Pallieter is lang de bestbekende zijde van Felix Timmermans geweest. Er is gezegd dat Pallieter een losbol, dagenmelker was, dat hij niet werkt en dat hij de wereld bekijkt als een grote speelgoedwinkel, dat hij zich op een godslasterlijke manier volpropt met bier, frikadellen en pannekoeken….

    Ondanks alles kan die levensvreugde nog aanstekelijk werken en er zijn passages en hoofdstukken genoeg waar ik zoveel van hou dat de keuze bijzonder moeilijk valt.
    De onbezorgde vreugde van Pallieter komt gerijpt en gelouterd terug in Boerenpsalm o.a. in dit citaat :

    BOERENPSALM - 1935
    Ha, wat is er zo jeugdig als bij 't krieken van de dag, in uw werkbroek te schieten, naar buiten te wippen  en de koelte van de morgen over uw vel te voelen ritselen. De nevel ligt nog op de velden.
    De vruchten, het kruid, het gras zijn overzadigd van dauwdruppels. Het is zo schoon, en 't is zo stil, dichtbij en heel in de verte. Ge hebt spijt dat ge moet hoesten, de zon breekt door de smoor, en de reuken van het veld rollen rond uw hoofd.

    Ge riekt de klaver, het koren, het beekwater, het mest, de bloemen, de honing, ge luistert naar de leeuwerik. En zo staat ge daar in uw deur te asemen, de morgen in te drinken, lijk koele drank, en van de groei van uw vruchten te genieten, van uw werk dat daar zo schoon ligt, ordelijk in voren en vlakken, lijk schone tapijten. Ge wipt op van geluk en werklust, uw bloed trilt en ge zwiert, rijker dan een koning de staldeuren open.
    Ha, die warme reuk van beesten en mest.

    Aan het eind van deze spreekbeurt zou het moeten duidelijk zijn waarom ik van Timmermans hou.
    Ik hou van zijn beschrijvingen van zijn geboortestad, het begijnhof, de goede arme Kempen met zijn rijke natuur. Ik hou van zijn Pallieteriaanse vreugde in het leven.
    Ik hou van de taalkunstenaar met zijn frisse , expressieve beeldspraak.
    Ik hou van wat hij over de liefde zegt. Ik hoop dat ik voor sommigen heb kunnen aantonen dat wat hij schrijft, veel beter is dan de kerk in zijn tijd dacht.
    Ik hou van de manier waarop hij aan de natuur een bovennatuurlijke dimensie geeft en hoe zijn opgang naar God van een diep inzicht in het geestelijk louteringsproces getuigd en soms bijna mystieke allures krijgt.

    Het behandelen van een tema als dit voor een publiek als hier is een gewaagde onderneming.
    Je zit / staat voor mensen die Timmermans beter gelezen hebben en er meer van afweten.
    Het vraagt bovendien moed, want je verraadt meer van jezelf dan je denkt. Wanneer ik me van mijn onderwerp heb laten afleiden, was het met de bedoeling Timmermans te verdedigen en zijn werk in een ruimere context te plaatsen.
    Ik hoop daardoor aangetoond te hebben dat zijn kunst minder tijdsgebonden is dan die van veel tijdgenoten aan wie in de tegenwoordige literatuurgeschiedenissen meer aandacht besteed wordt.

    PALLIETER – 1916
    Als Pallieter zag wat een heerlijk weer de dag ging brengen, gooide hij zijn klak in de lucht en liep met lachend gezicht naar de zolder, op het donkere beiaardkamerken. Hij wierp er een houten dakdeurken open en het witte licht kwam binnengespoten, en van de eerste verblinding bekomen zag hij daaronder het friese morgendland in al zijn deinende wijdheid blootliggen.

    De bossen zijn het hart der aarde! Overal was de weldadige reuk van mos en sappig hout, En dan die bosbeziën, die rode bosbeziën met een rijns smaaksken achteraan!
    Pallieter zijn lippen zagen er purper van. En zo drong hij heen door een wellustige overdaad van leven en groei, tot hij kwam in het eigenlijke woud.
    Daar deed hij zijn hoed af, bleef getroffen staan, en voelde zich geen duim meer groot. Hier waren geen struiken, maar uit de rosse bladgrond rezen overal de grijze, gladde beukebomen lijk keersen recht omhoog en spanden ginder boven met dicht bladerengewelf het zicht des hemels af; zij rijden zich achter en nevens elkaar tot een onmetelijke diepte van bomen, die heel ver vergroeide tot een grijze houtgordijn waar lucht noch land door pierde.

    Ze zwegen en luisterden naar een nachtegaal, die alleen in de verholenheid van een  bloeiende kerseboom zijn gouden hart liet roeren. Maar daar, als niet opeens begonnen, klonk er van op het Begijnhof het diepgevoeld gestreel van een cello.
    De cello sprak; 't was innig lijk een zingende mensenstem, 't klonk lijkuit de waterdiepte omhoog.
    't Droeg de ijlheid van de hemel en de jongheid van de lente, 't Was Beethoven, Benoit, Wagner, Palestrina en Grieg. Zo dreven ze schoon als in een droom over het water weg, en over het nachtelijke, stille land wandelde de galm van de heerlijkste muziek der aarde, 't Was alsof God zijn voeten op de wereld had gezet.

    Merels en zoetelieven, wielewalen en vinken, kneuters en kwiksteerten deden van wellust de bomen zingen; en tussen het geklank van die verschillende rumoerige vogelekelen, floot kalm en trots de koninklijke nachtegaal. Het was als een gulden fluit, die in de bomen hong en telkenmale klonk, als er een regenlek op klopte.
    Er was een zalige weldadigheid over het land, een zoete bedwelming, die opsteeg uit alle dingen.
    De hemel was warm-grijs, en blauw lagen ginder de verre verten, als fijne wierook.

    Zo goed als alles wat ik tot dusver besproken heb uit het literaire werk van Felix Timmermans wordt door de literatuurkritiek afgedaan met termen als heimatkunst, streekliteratuur, naiëve vertelkunde – termen die door de veel toonaangevende moderne literatuurcritici denigrerend bedoeld zijn.
    Hier wil ik nu evenuitweiden over een aantal factoren die daartoe bijgedragen hebben.

    1- Aan een eerste punt hoef ik niet veel woorden te verspillen.
    Het is maar al te goed bekend dat na de jongste wereldoorlog een aantal duistere krachten korte metten meenden te mogen maken met de katholieke Vlaamse kunstenaars.

    2- Ten tweede hebben we de beschuldiging dat de streekverhalen van Felix Timmermans, Ernest Claes enz. psycholgische diepgang missen. Men spreekt van een aaneenschakeling van losse miniaturen, simplistische karakteruitbeelding en een tekort "sociale bewogenheid". Pallieter wordt "ongecompliceerd vitalistisch" genoemd.
    Het kindeken Jezus in Vlaanderen en De zeer schone uren van juffrouw Symforosa, begijnten worden "sprookjesachtig" genoemd en "van alle intellectuele bekommernis gespeend".

              

    Sprookjes uit een ver mythisch verleden dat kunnen moderne literatuurhistorici nog aanvaarden, maar iets dat sprookjesachtig, onschuldig, eenvoudig is en rechtlijnig in onze tijd dat kan toch niet meer door de beugel.
    Gecompliceerde gevoelens, verwrongen karakters, decadente levensverhoudingen die kunnen het best met psycho-analytische metodes bestudeerd worden en die worden ongeveer als een conditio sine qua non voor moderne hoogstaande literatuur beschouwd.
    De bestbekende zijde van de schrijver Felix Timmermans is lang de levensgenieter Pallieter geweest. Zijn uitbundige levenslust.

    Moderne wetenschappers gaan zelfs zover dat ze door hun psycho-analytische theorieën toe te passen diepe, onvermoede lagen proberen bloot te leggen in onschuldige teksten die iets anders uitdrukken, dat ze verborgen – vooral seksuele – instinkten en neigingen ontdekken bij auteurs die anders geïnterpreteerd moeten worden.

    2 voorbeelden:
    1) Het gedicht van Guido Gezelle : Serenum erit (Al rood is’t dat ik zie: één ovenvier heel ’t westen) is in 1986 het slachtoffer geworden van een interpretatie in psycho-analytische zin. De rode avondhemel kondigt mooi weer aan voor de volgende morgen. Nu vergelijkt Guido Gezelle dat vuurrode westen met de geslachte en gevilde lichamen van stieren en ossen in het slachthuis.
    Het zijn die manelijke en ontmande dieren die de gedachten van de literatuurkenner leiden naar castratie, menstruatie, fallische symbolen, zondeval, schuld en sex!
    Alleen zo wordt de poëzie van Guido Gezelle interessant!
    Het ergst is wellicht nog een zinnetje als dit: "Castratie, en de ontkenning ervan, fallische en gesneden moeder, ontmoet men overal in Gezelles poëzie.

    2) Een Zweedse dissertatie (proefschrift) over de Zweedse schrijver en Nobelprijswinnaar Pär Lagerkvist (Dikten som besvärjelse, 1987). 
    Pär Lagerkvist = godzoeker, maar in zijn jeugd zeker ook atheïst. Het leven eindigt voor hem met de dood en God is een mooie droom of, zoals Pär Lagerkvist het in een jeugdverhaal "De Godsgedachte" beschrijft, een naakte jonge vrouw die door de jager in een bos vervolgd wordt, maar als hij haar wil kussen is er alleen een bron met ijskoud water. Hij zoent en ziet in de weerspiegeling alleen zichzelf, zijn eigen gezicht, wit en koud als de dood.
    Wie dieper ingaat op de Godsgedachte vindt alleen zijn eigen angst en de dood. Er is geen God. Het leven is 'ein Serie zum Tode' De Zweedse dissertatie maakt van heel dit verhaal een zuiver erotisch verhaal dat hij ontleedt volgens de theorie van Lacan.
    Hij komt tot totaal verkeerde conclusies. Hij heeft Lacan gelezen, maar niet Lagerkvist.
    Met Pär Lagerkvist zijn we ogenschijnlijk mijlenver van Felix Timmermans terechtgekomen. En toch is dat niet het geval.
    Want hij mocht dan een atheïst zijn ,later heeft hij zich een "religieus atheïst" genoemd , hij was vooral een godzoeker en reeds in zijn literaire programmaverklaring uit1913 beveelt hij de oude godsdienstige werken als de Bijbel, de Avesta, het Egyptische dodenboek, de Rigveda, de Edda en de oude Latijnse kerkhymnen aan als lectuur en studiemateriaal om de moderne literatuur weer gezond te maken. In diegodsdienstige oorkonden, zegt hij, vinden we "eenvoudige gedachten, ongecompliceerde gevoelens ten aanzien van de eeuwige krachten van het leven, verdriet en vreugde, eerbied, liefde en haat, uitdrukkingen van het algemeen menselijke dat zic boven het individuele verheft."

    Hier zitten we midden in wat Felix Timmermans doet in zijn werk: eenvoudige mensen aan het woord laten, ongecompliceerde gevoelens uitdrukken, zijn vreugde uitzingen om het leven.
    En Pär Lagerkvist gaat nog verder: de moderne letterkunde is verpest door een "onvermoeide lust om te graven in de duisterste diepten van de menselijke ziel", door de belangstelling voor "het ziekelijke, ongezonde."
    Het geliefde type is tegenwoordig de "psychisch ontredderde".

    De psychoanalyse zal in Pär Lagerkvist nooit – en ook in Felix Timmermans niet – een bondgenoot vinden.
    De vraag naar psychologische analyse is een moderne eis, het uitrafelen van gevoelens en instinkten is een moderne verwachting in de letterkunde. Vindt u zo iets in de sprookjes, in parabelen van het Nieuw Testament, of in heel de bijbel? Bij Homerus, Vergilius, Dante?
    U zult heel weinig belangstelling voor psychoanalyse vinden in heel de antieke of middeleeuwse literatuur.
    De Beatrijs bijv. En toch leert men daar meer over de verhouding van de mens tegenover het echte leven, tegenover de eeuwige problemen (liefde, God, goedheid, waarheid, trouw en ontrouw) dan in veel moderne literatuur.

    3) De gecompliceerde verwikkelingen van het menselijke zieleleven doen me nog aan iets anders denken. Onze voorzitter noemde daarstraks de titel van een artikel: "Is de vrijgevochten schoonheid een hond die in zijn eigen staart bijt? "
    Degenen die benieuwd geworden zijn naar de betekenis van die vraag en de inhoud van dat artikel zullen me deze uitweiding wel vergeven. Ik wil al onmiddellijk zeggen dat er bij Felix Timmermans geen sprake is van een vrijgevochten schoonheid, en dus ook niet van een hond die in zijn eigen staart bijt.

    In mijn artikel gaat het over het ware, het goede en het schone (Verum, Bonum et Pulchrum) die in de oudheid en in de middeleeuwen een vanzelfsprekende eenheid uitmaakten.
    De eerste tekenen van een scheiding tussen het schone en het ware en goede vinden we in het individualisme van de Renaissance wat zal leiden tot de emancipatie van de kunstenaar en de eigengerechtigheid van de geniale dichter.
    Bij Kant (Kritik der Urteilskraft) is de autonomie van de schone kunsten bereikt. Poe en Baudelaire verzetten zich tegen het moralisme in de literatuur, wat leidt tot de kunst om de kunst.

    In de oudheid, bij de Kelten en oude Germanen was de dichter een persoon van aanzien, de opvoeder van het volk, die dicht bij de priester stond en bij God. Hij schreef verzen bij alle belangrijke levensmomenten van geboorte tot dood, bij de jacht en de oogst, om te juichen of om te treuren.
    Wat zien we nu in de 19de eeuw? 
    De kunstenaar krijgt het stigma van een zonderling en extravagant. Hij is een bohémien die aan de rand leeft van de maatschappij. Hij gedraagt zich excentriek.
    In de Europese literatuur van de 19de eeuw,hebben we zulke bohémien-schrijvers en dandytypes van Byron tot Oscar Wilde. In de Nederlandse literatuur kunnen we denken aan Kloos en Van Deysel.
    En tegenwoordig hebben we misschien meer zulke dan normale mensen in de literatuur.
    Het esthetische is dus de hoogste waarde geworden. Voor Nietzsche is niets meer waar en het bestaan is alleen nog te rechtvaardigen als estetisch fenomeen. Dat dit leidt tot een ontreddering van de menselijke persoonlijkheid is bij hem duidelijk te zien: de Umwertung aller Werte voert de schrijver Nietzsche tot het nihilisme en de mens Nietzsche tot volledige waanzin ( Dat is de hond die in zijn eigen staart bijt).

    Ook bij ons wordt het estetische de hoogste norm. Kloos voelt zichzelf een God in zijn gedachten en Perk erkent geen god naast de Schoonheid, "Wier naam geheiligd zij". Emmanuel de Bom gelooft niet in eeen vergankelijke moraal en schrijft dat "het schone langer zal leven dan het ware".
    De vrijgevochten schoonheid brengt ons tot tal van kortademige experimenten zoals dadaïsme, surrealisme, concrete poëzie. Pas op! – ik weet goed dat ik me met zulke uitspraken op glad ijs waag.
    Ik ben niet tegen vormvernieuwing in de kunst. Experimenten zijn er nodig. Alles wordt zo vlug cliché in de letterkunde. Daarom moet een schrijver steeds opnieuw naar frisse beelden zoeken en een treffend taalgebruik.

    In mijn artikel geef ik als voorbeeld van spel met de taal dat toch de eenheid van het ware, goede en schone respecteert een gedicht van Guido Gezelle. Ik had even goed een tekst van Felix Timmermans kunnen nemen. De taalkunst van Felix Timmermans is experimenteel en expressief. Zijn beelden verrassend en origineel.
    Dat een vergelijking soms wat ver gezocht lijkt of een vonst wat minder geslaagd is, doet weinig afbreuk aan de waarde van zijn kunst.
    Quandogrie bonus dormitat Homerus (Horatius, De arte poetica). Dutte ook de goede Homerus soms niet eens in?
    De taalkunstenaar Felix Timmermans.

    Expressieve alliteraties:
    De duiven vlogen in klapperende kladden de fijne morgenvelden in, (Pallieter)

    (Pallieter rijdt met het hondekarretje naar de molen en Loebas) liep zo hevig dat het karretje er opzij van slingerde, en knetste en bonkte op de bulten der kasseien, (Pallieter)

    de zonnebloemen zongen van de hommelen. (Pallieter)
    (twee zwarte trage ossen trokken een ploeg) en hun snuiten snoven damp. (Pallieter)

    Oorspronkelijke beeldspraak, expressief:
    (de tarwe staat rijp in de warme zon:) droog en krakend van hitte, lui van 't staan en vol beloften van goed brood. (je ziet de zware goed gevulde aren vooroverhangen; een goede oogst) (Het kindeken Jezus)
    Dit beeld herinnert aan de veldwachter in de processie in Minneke Poes (62) : Vlak na hen blinkt de garde-champetter met blanke sabel, zijn hoofd scheef van recht te gaan, en na hem hommelt en zwermt het volk.

    sprekende vergelijkingen:
    (afwijzende woorden van de hoekige boer die Maria en Jozef niet binnenlaat:)
    Dat kwam eruit lijk een mes. (Het kindeken Jezus)

    (in de vijver tussen waterplanten) lagen karpers roerloos stil als stenen, die niet zakten. (Anna Marie)

    De zon was gezonken als een goudvis. ( Eerste en laatste zin in De Harp van Sint Franciscus)
    Hij zat daar fier op z'n wit paard, lijk 'n gouden meikever. (De harp van St.-Franciscus)
    Dat woord zat nog als 'n snoekhaak in mijnen geest. (De harp van St.-Franciscus)

    originele, metaforisch flitsende bijvoeglijke naamwoorden:
    - steenstijf
    - mussenschuchter (pastoor Bloey. Wijngaerdt)
    - de nonnekens zingen een musfijn latijn (Minneke Poes)
    - slootwaterklare ogen. (toen er van vervuiling nog geen sprake was) (Pallieter)
    - kinderkopdikke bollen (Pallieter) (= frikadellen die Charlotte maakt voor de kermis) (Pallieter)
    - het bakkersovenwarme land (Pallieter)
    - De bomen waren kletsbloot (in de dikke grijze mist; je ziet a.h.w. het water wegspatten als je er met de hand  zou op slaan) (Pallieter)
    - De veldwachter trekt een balkonlip (Minneke Poes)

    Ook samengestelde substantieven
    trompetstem
    hogehoed-woorden

    expressieve vorm
    Een distelvink tikt gaatjes in de stilte (Minneke Poes)
    De zotte zon
    Aan de naar het oosten zotgekromde bomenrijen (kon Jozef zien dat de zee dichtbij was) ( Het Kindeke Jezus)

           

    Bij Felix Timmermans is er geen vrijgevochten schoonheid. Zijn spetterende taalkunst en zijn sprekende, expressieve beeldspraak staan in het teken van de eeuwige waarden van het leven.
    Op het eerste gezicht is zijn werk realistisch, maar door de aansluiting bij het mythische, door het perspectief dat hij opent op het eeuwige, overstijgt hij dat realisme.
    Het schone staat dus in dienst van het ware en het goede. Het goede is de liefde tussen man en vrouw, de naasteliefde , de liefde tot God. Het ware is de diepere zin van het bestaan en ook dit mondt weer als vanzelf uit in God. Over die liefde en die opgang naar God wil ik het nu hebben.

    In het St.-Jan Berchmanscollege te Diest waar ik 50 jaar geleden mijn diploma van het middelbaar onderwijs kreeg, heb ik dit jaar naar aanleiding van dat jubileum namens mijn klasgenoten gesproken over het verschil in onderwijs vroeger en nu.
    Denk nu niet dat ik daar de belhamel gespeeld heb. Ik bedoel : ik voel helemaal niet de behoefte om zoals die vele Walschappen, Geeraertsen of Clausen verontwaardigd en verbitterd te reageren tegen de katholieke kerk of de katholieke opvoeding.
    Integendeel. Ik heb het college bedankt voor onze opvoeding. Wel heb ik een beetje kritiek geuit op bepaalde aspecten van de seksuele opvoeding en daarbij de gewraakte en daarom geschrapte passage uit "Een aangename verrassing" een goed uitgangspunt genoemd voor een les over liefde, huwelijk en seks.

    Misschien even toch die passage – die iedereen (her)kent – opfrissen . Pallieter zoekt Marieke en ontdekt haar terwijl ze met twee nichtjes in een ven aan ’t baden is.
    Hij wordt wild van verlangen en achtervolgt haar.
    Marieke roept hijgend:
    "laat mij, laat mij als u blieft mijn kleren halen," Maar hij was te zot om ernaar te luisteren. Hei, hoe heerlijk het roze lijfken van zijn lief, van het kind dat zijn ziel bezat! daar in dat heidepurper!
    En moe bleef zij staan, kromp zich ineen als voor een groot gevaar, hield de handen voor de saamgenepen dijen, en zag smekend met schaamteblos schuins naar hem op, en vroeg bevend: "laat mij me kleden?"
    "Het is te schoen man engeltje", zei hij, bukte zich en nam haar op het paard, vol geluk dat blote schone lijf met zijn handen te mogen raken.
    Hij zoende haar uitermate maar zij hield de ogen toe, zag niet op, hield haar handjes steeds voor de stijve dijen en er rolde een traantje uit haar ogen.
    "Wat? Traantjes! neeë! da ni!" zei hij, "wij gon a kleren hale", en hij keerde weerom. Toen zag ze hem gelukkig en dankbaar in de ogen, hij gaf haar een lange zoen, en zij sloeg haar malse armen rond zijn nek, en liet haar hoofdje op zijn brede schouders vallen.

    Mooi in deze passage is de schroom van Marieke en de zelfbeheersing van Pallieter als hij merkt dat hij in zijn drift te ver zou gaan. Essentieel in de liefde tussen een jongeman en een meisje is het langzaam naar elkaar toegroeien zowel op geestelijk als op lichamelijk gebied.
    Belanhrijk in dit groeiproces is dat – zoals in de passage uit Pallieter – de drift van de man gelouterd en gekanaliseerd wordt door zijn eerbied voor de schroom van de vrouw. Sex is niets om zo maar uit te leven.
    Het verlangen naar elkaar en de eerbied voor elkaar moeten een evenwicht vinden. Men moet altijd het geluk van de ander willen.

    In de katholieke opvoeding – die in de colleges helemaal in het verlengde lag van de priester-seminaries – werd alleen de geestelijke liefde als menswaardig voorgehouden. Het lichamelijke was volledig taboe. Het is misschien toch niet te verwonderen dat die overdreven vrees voor het seksuele soms tot extreme reacties geleid heeft.
    Over die belangrijke aspecten van de liefde : eerbied voor elkaar en het geluk willen van de ander, zijn bij Felix Timmermans mooie bladzijden te vinden.

         

    Nemen we eerst even "De zeer schone uren van Juffrouw Symforosa, begijntjen" dat vandaag in het middenpunt van onze belagstelling staat. Hoe fijngevoelig beschrijft Felix Timmermans niet de heimelijk gekoesterde verwachting van Symforosa, haar stil liefdesverdriet en ten slotte haar ondanks alles oprecht geluk omdat ze ziet dat hij gelukkig is, dat hij in zijn roeping zijn geluk gevonden heeft.

    Een nog meer gesublimeerde liefde is die tussen Franciscus en Clara in "De harp van St.-Frandiscus".
    Clara is gekomen om in de broederschap opgenomen te worden en nu stond ze daar voor hem "als een droom."(…) "De wereld rond hen verdween als een smoor. Ze zagen God in elkander. God, die hen bijeenbracht als iemand die zijn twee handen bijeenvouwt om te bidden."

    Een wondermooi poëtisch liefdesverhaal is "Ik zag Cecilia komen" (1938).
    U kent ook allemaal wel de bekentenis van Anton van Duinkerken die het op 3 september van datzelfde jaar al 4x gelezen had en het de volgende nacht om 2 uur onder een lantaarnpaal in Amsterdam voorleest voor de bekende psycholoog en bioloog F. J. J. Buytendijk.
    "Ik zag Cecilia komen" is een verhaal van de zuivere liefde, vol heimwee naar geluk. Het mondt tegelijk uit in het besef dat hun tere liefde en hun broze geluk uiteindelijk geborgen is in God.

    Er is meer in u, en mijn mond prevelt vol verering: Morgenster. Blinkende sleutel van de nacht. Gulden harp. Een litanie van schone dingen. Doch het zijn maar woorden en galmen. Want er is geen ster, geen sterrenbeeld en geen sterrennacht, die heerlijker is dan de blik van uw ogen; er is geen bloem, geen muziek zo aandoenlijk als het zien van uw gestalte.
    En gij houdt van mij. En gij hebt uw liefde in mijn hart gegoten. Dat is het wonder waarin mijn ziel verdrinkt.
    Ik weet geen weg met mijn geluk, en ik bid en ik zing en ik ween.

    Luisterend hangt de jagershoren op mijn kamer.
    Hij luistert naar het einde van mijn leven.
    Buiten ligt de sneeuw. God ruist in de oneindige stilte.
    En ook in het lied van uw witte ziel, Cecilia.
    Heel mijn leven is enkel een verlangen naar u.
    En 's nachts hef ik mijn handen op naar de sterren waar gij mij staat af te wachten.
    Ik verlang naar u en gij naar mij. Gij in de dood en ik in 't leven.
    Ik ben als een duif in een kevie. Maar lang zal het toch niet meer duren, dat ik aan mijn ziekte en aan mijn pijnen zal gestorven zijn.
    Ik zie reeds uit naar het uur dat voor mij ook de gewijde kaars zal aangestoken worden, en God mijn ogen toe zal doen.
    Dan vliegt mijn ziel weg naar de klaarte van uw ziel. Dan zult gij nader komen met bloemen in uw haren en bloemen in uw hand.
    Dan zullen wij éen lied en één stilte zijn. = einde

    Wat is zij schoon. Als uit maneschijn en stilte losgepereld. Iets dat niet meer menselijk is, en wat niet lang zal duren.

    Een overgang tussen de liefde en het volgende aspect dat mij bijzonder dierbaar is in het werk van Felix Timmermans, nl. de opgang naar God, is de altruïstische liefde in "Driekoningentryptiek", de onbaatzuchtige naastenliefde die de mens bevrijdt en hem opent voor God.
    De vorige kerstmis hebben Suskewiet, Pitjevogel en Schrobberbeek al hun gebedelde geld en eten aan St Jozef en Maria gegeven.

    **************

    08-06-2021 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-06-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Waarom ik van Timmermans hou. (deel 2) - Viktor Claes

    DRIEKONINGENTRYPTIEK

    Doch Suskewiet had zijn leven omgekeerd. Er was altijd wel een helder kooltje vroomheid in zijn hart geweest, doch nu was het tot een wit vuur gegroeid, dat hem in hemelse vervoering trok, en vol schone, zoete gevoelens zette, dat hij bijna niet meer wist of hij vanvoor of vanachter leefde.

    "Neen," zei Suskewiet, "ge moet alles wat ge hebt aan God geven.
    En of ge dat aan arme mensen doet of aan God, dat is eender."
    Zoals hij verloren op de wereld gekomen was, een vondeling, zou hij eenzaam en verlaten sterven.
    Alleen de goede schapen bleven bij hem, en kwamen nu en dan eens over de planken zien.
    De maan klom hoger en hoger, werd kleiner in het klimmen en zuiverder dan zilver.
    Suskewiet bad maar gewonnen verloren om de genade van Kerstmis nog eens te mogen beleven.

      

    Schoorvoetend begin ik aan het laatste deel van mijn uiteenzetting : de opgang naar God in het werk van Felix Timmermans.
    Schoorvoetend, want er zijn er die dat al beter gedaan hebben zoals Herman-Emiel Mertens, Ignaas Dom en Albert Westerlinck.

    Een belangrijk element in de religiositeit van Felix Timmermans is zijn geloof in de Voorzienigheid, zijn berusting in wat hem door God gegeven is. De mens is klein; hij dobbert in een vingerhoed op de grote oceaan, maar aanvaardt zijn lot, vol vertrouwen op God, want dat is tenslotte het enige dat telt.

    ADRIAAN BROUWER – 1948

    En nu wacht ik naar het toevallen van mijn ogen. Ik ben misschien geweest wat ik moest zijn? We kunnen er misschien niet aan doen? Of ge heilig zijt, kunstenaar of ketellapper? God blaast u lijk de zaadjes van suikerij op de wereld, en ge moet voor de dag komen met wat Hij u heeft meegegeven.

    Er is een gremel eigen wil bij. Bij mij was die wil een vingerhoed op de oceaan, hoe dikwijls ben ik omgekanteld! Een ding kan God mij niet verwijten, dat ik Hem te veel aan de mouw getrokken heb voor tandpijn, geld en andere nutteloze dingen.
    Ik heb Hem laten doen. Ik ben mislukt als mens. Mijn kunst niet.
    En het werk is toch de vrucht van het leven. Ik ben dan toch iets komen doen...

          

    Kom, laat het nu stil worden. Wij kletsen te veel over die dingen, 't Komt omdat wij er niets van af weten.
    Wij zien, om zo te zeggen, alleen de waterspiegeling van de bomen en de huizen. Het water rimpelt, golft, kabbelt, en we denken dat zo de huizen en de bomen zijn. De echte huizen en bomen zien wij niet, zien we nooit.
    Slechts als het water heel stil kan zijn, zodat g' er kunt op schrijven, kunnen wij ons een gedacht beginnen te vormen, hoe de echte huizen en de echte bomen zouden kunnen zijn. Maar dan moet het heel stil zijn, heel stil in het hart, zonder rimpel, zonder gebabbel...

    Zo tegen de dood aan begint het stil te worden. En die stilte komt, ik voel ze als drup voor drup immer voller in mijn geest opstijgen...
    Dat is iets anders dan brandewijn en belladona! Dat is brandewijn en belladona in 't ècht !
    Ik heb maar één wens: zo zachtjes kunnen uitdoven, met de hand van Isabel in mijn hand... (137-138) = einde

    Zoals de dichter van de psalmen ervaart Felix Timmermans God in de natuur.
    De vader van Cecilia schrijftin zijn boek: "Het lied van God" :

    "Uw lied doorgost de oneindige ruimte.
    De snaren van uw harp zijn van ster tot ster gespannen.
    De melkweg is de zilveren strijkboog in uw handen.
    Uw zang doorzindert alle wezens en dingen (…)"

    Ook Boer Wortel stijgt van de natuur op naar God :
    Ik ben gaan wandelen in de maneschijn. Het koren stond pikkens gereed, en is er iets hartelijker dan 't koren om in te slapen? Ik heb me daar ergens neergelegd en naar de sterren liggen zien. Ik kan daar dikwijls naar zien. Dan wordt ge zo iets heel anders gewaar. Het wordt stil in uw hart en ge denkt aan dingen waar ge anders geen tijd voor hebt.

    Aan Onze Lieve Heer, die dat allemaal geschapen heeft en aan de petieterigheid van uw eigen leven. Mijnheer pastoor zegt dat de sterren zo groot als wereldbollen zijn. 't Papier is verduldig, maar swenst ik daar lag, voelde ik toch iets groots en plechtigs over mij komen, zoals in de kerk soms, en toen heb ik mezelf beloofd, van altijd voor God en alleman zo goed mogelijk mijn devoren te doen.       (Boerenpsalm)

    En voor de pastoor uit den Bloeyenden Wijngaerdt zingt de natuur een eeuwig loflied voor de schepper :
    Voor mij is heel de natuur een kleed, waarmee God zich omgordt, en de versierselen van dit kleed: de bomen, de sterren, de waters, de landschappen en de vruchten, de lente, de vogelen en de wolken; ’t spreekt mij allemaal onwillekeurig van Zijn glorie, Zijn leven en Zijn lijden.
    Het is muziek voor mij, het ruist gelijk een orgel. Het is een eeuwige Laudate Dominum!    (De pastoor uit den Bloeyenden Wijngaerdt)

    Als de mens het stil maakt in zijn hart, hoort hij God, ervaart hij God in de natuur. Dikwijlswordt dat met muzikale beelden uitgedrukt ( zoals in dit laatste citaat; nog meer in het eerste).
    Soms weten we dan niet goed meer wie die eeuwige zielsmuziek voortbrengt : God of de mens (zie uit Cecilia 3 paragraaf).
    Goede muziek verwezenlijkt een contact met de hemel, schept een hemelse sfeer op aarde. Zo is er in muziek een wisselwerking tussen hemel en aarde en kan muziek de uitdrukking worden van religieuze ervaring.

    Muziek openbaart iets van de hemel
    ↓ (de herders horen de naderende muziek van de engelen in de kerstnacht:) Allen luisterden nu naar een
    ↓ fijn muziek, dat als een dauw over de hemelen druppelde; 't waren korte of lange klanken, hier, dan
    ↓ daar, dan ginder, lijk langzame regenlekken, die elk een zoete toon gaven als ze de bomen of de aarde
    ↓ raakten.           (Het kindeken Jezus in Vlaanderen)

    Muziek tilt de mens op naar God
    ↑ De cello sprak; 't was innig gelijk een zingende mensenstem, ’t klonk lijk uit de waterdiepte omhoog,
    ↑ 't Droeg de ijlheid van de hemel en jongheid van de lente. 't Was Beethoven, Benoit, Wagner, Palestrina
    ↑ en Grieg.
    ↑ Zo dreven ze schoon als in een droom over het water weg, en over het nachtelijke, stille land wandelde
    ↑ de galm van de heerlijkste muziek der aarde. 't Was alsof God zijn voeten op de wereld had gezet.      
    (Pallieter)

    "Wij geloven soms dat het onze ziel is die zingt, doch als Gij daar niet waart zou er geen klank uitkomen"
    (Ik zag Gecilia komen)

    Alles smelt weer samen in de harmonie van God. Mensen, gebeurtenissen, dood en leven, het zijn slechts klanken van zijn lied, waarvoor men zwijgt en dat men slechts al knielend kan beluisteren.       (Ignaas Dom – Ik zag Cecilia komen)

    Cecilia leest voor uit het boek van haar vader "Het Lied van God"
    "Uw lied doorgonst de oneindige ruimte.
    De snaren van uw harp zijn van ster tot ster gespannen.
    De melkweg is de zilveren strijkboog in uw handen.
    Uw zang doorzindert alle wezens en dingen en alles neemt er kleur en vorm naar aan: de sneeuwvlok haar kristallen figuren, de vis zijn juist getelde schubben. De dauwdrop glanst ervan, de Alpen zijn ervan opgericht.

          

                                                                            Viktor Claes en Gommaar Timmermans

    Wij horen het in het afvallen van appelen in de herfstnacht, in de lach der kinderen; wij beluisteren het in elkanders ogen..."
    Haar stem beeft, haar vinger beeft, haar stem wordt stiller. Een groot licht spat open in mijn hart.
    Wankel leest zij voort. "Wij geloven soms dat het onze ziel is die zingt, doch als Gij daar niet waart zou er geen klank uitkomen..."

    **********************

    07-06-2021 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    13-04-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Felix Timmermans - Uit mijn rommelkas

    Felix Timmermans. - "Uit mijn rommelkas".

    Uit Gereformeerd jongelingsblad; orgaan van den Nederlandschen Bond van Jongelings vereenigingen - 14/07/1922.

    De Vlaamsche Prozateur is voor velen een raadsel geworden, ’t Helle licht van 't vreugdeleven geeft hij bij stralen bundels in z’n Pallieter; 't donker van sterven en vreezen sombert door zijn boek "Schemeringen van den Dood". Dan komen verhalen van biddende Vlaamsche mystiek, die weer gevolgd worden door Anne Marie, waarin de humor van het leven worstelt met grootsche tragediën van liefde.
    Daar zat iets onbegrijpelijks in die opvolging. De contrasten waren in enkele jaren te fel. 't Deed vreemd aan, na den juichenden Pallieter te lezen de gekunstelde doodsmijmeringen in "Schemeringen".
    ’t Scheen enkele jaren, dat er bij de vraagstukken, die zoo langzamerhand gecatalogiseerd kunnen worden, een Timmermansvraagstuk komen zou.

    Willem Kloos maakte zich met z'n kunstenaarshypothese — in elken kunstenaar vele kunstenaars — wel zeer gemakkelijk van deze kwestie af. Hij vraagt niet of 't leven van den schrijver langs andere wegwijzers loopt als vroeger; 't gaat alleen om een andere uiting van de levende spontaniteit. "Er leven gelukkig, vele Timmermans' en in dezen éénen echten kunstenaar en zeer bijzonderen geest... en het heele Nederlandsche volk, met inbegrip van alle Vlamingen ... mag zich geluk wenschen met het bezit van een scheppend schrijver, die de pair kan heeten onzer eigene Hollandsche auteurs" (De Nieuwe Gids 1921 blz. 127).
    En dat is zoo! Kloos voegt er aan toe — dat mag de aller-individueelste ook vrij doen —: "Ik geef deze waardebepaling greenzins in geestdrift, doch alleen omdat ik haar rustig weet, want voel, de precies-juiste te zijn.
    Alles wat ik schreef en schrijf (berust) op precies weten en wetenschappelijk denken..."(!) (blz. 128). Bij Querido en Borel vinden we een erkennen van de "Timmermans-Frage", maar een verklaring geven zij niet.

    Alleen Frits Lapidoth benaderde wonderdicht de werkelijkheid, toen hij schreef : "Het is, alsof hij (Timmermans) in de jaren 1909 — 1910... zijn weg nog zoeken moest en begon met in de verkeerde richting te gaan". (Nieuwe Courant 22 Mei 1921). Dat de oplossing der moeilijkheid werkelijk langs dezen weg gevonden moet worden, bewijst ons Timmermans laatste boekske: "Uit mijn Rommelkas".

              

    't Boekje, dat er door de typische houtsnede op den omslag uitziet, als een verkooplijst van een antiquair, is vol belangrijke mededeelingen. ’t Geeft in enkele bladzijden het ontstaan van "Schemeringen van den Dood", "Pallieter" en " 't Kindeke Jezus in Vlaanderen". Ongetwijfeld "veel zaken in een kort bestek". Is 't om aan den eersten honger van 't weetgierig publiek te voldoen? Of is de brochurevorm misschien ook hieruit te verklaren, dat we voor ons hebben een tweetal omgewerkte lezingen?
    Timmermans had zijn boekje met evenveel recht "Confessiones" kunnen noemen, maar hij deed ’t niet, omdat hij dat niet kan. "Uit mijn Rommelkas" en — we zien den Vlaming weer voor ons. Hij kan dat niet anders zeggen, omdat hij nog niet werkt aan filosofen-gebak met theologenconfituren.
    Timmermans doet de dingen zoo gewoon! En hij wil, dat we ze gewoon lezen ook. Wie in Pallieter en de andere werken allerlei symboliek of quasi-wijsgeerige levenswijsheden ziet, heeft Timmermans niet begrepen.

    De belijdenissen van den jongen Vlaming treffen door hun groote en grootsche openhartigheid.
    Er ligt hier voor een lateren biograaf schoon werk.
    Timmermans is ook een slachtoffer geweest van de psychische besmetting onzer dagen. Eén zijner vrienden voelde zich geroepen om den jongen auteur met z'n bruisende levensblijheid te "verdiepen". En Timmermans werd gezegend met Blavatsky, Kabala en meerdere heerlijkheden uit de wereld van spiritueele onmogelijkheden. De dagen van twijfel kwamen, de critiek tegen 't bestaande brak los, de levensblije trok terug, leefde ascetiek, en werd een ernstig lijder aan de ziekte,die men wel "la peur de vivre" (levensvrees) noemt. Gelukkig voor den Vlaming begon hij bij allen twijfel ook te twijfelen aan de kracht van ’t nieuwe en "als van een reukwerk waaide de eerste aandoende goedheid van de dingen der occulte begrippen weg".
    De tijd van vergelijken kwam, niet van kiezen. Toen stond hij midden in de levensbranding. Daar hielp een klooster hem niet uit. De golven uit de zee van levensvragen zwalpten hooger op en de stilte kwam — als altijd — toen God stilte gebood. Toen waren de doodsbenauwenissen geweken en achter 't laatste hoofdstuk van "Schemeringen van den Dood" was een punt gezet.

    Dit laatste verhaal "Het ongekende" werd geschreven te Lier in ’t jaar onzes Heeren 1909.
    Het Leven was weergekomen, schuchter als een oud vriend, die stilaan in oude vertrekken terug komt.
    Het wonder was gevallen in de Vlaamsche ziel, als een regendrup in een klagende roos.
    't Oude is voorbij: "Ik had van woorden en schijnen geleefd en daarop mijn heilig huizeken gezet". Nu is de waardij van Leven, dat 't de wereld in beweging brengt, alles richt naar zichzelf. Dat gebeurt zonder aanplakbiljetten en propagandabrochures. Leven wil zich uiten, al is 't door de weeën van gewaande onmacht heen.
    Aan dien machtigen trek ontkomt ook Timmermans niet. Trouwens hij kan er niet aan ontglippen! En hoe zal de kunstenaar zich anders uiten dan in z'n kunst, z'n God anders eeren dan met de glanzen van 't kostelijk kleinood, dat God-zelf hem gaf. Dan geeft Timmermans "Pallieter", dat is zijn juichkreet.
    Voor mij is dat boek een teleurstelling geweest; bij al z’n schoonheid iets leelijks, een groote klad schaduw op 'n wijd zonnevlak. Pallieter is niets, niets anders dan toomeloos verlangen.

    "Pallieter is een mensch, die van alles de saus aflikt. Die de dagen melkt." Soms ook de room van eigen ziel afschept.
    Wij hooren graag een anderen juichtoon, een intenser dankgebed.
    Er is wel een groot verschil in de levensbeschouwing van den Vlaamschen, Roomsche en den Hollandschen Calvinist. Wie Timmermans leest, houde dit voortdurend in 't oog. Zijn levens-sfeer is de onze niet. Al dwingt ons ook de Vlaamsche prozateur door zijn schoone taal tot luistering naar wat hij te zeggen heeft.
    Rond "Pallieter" staat een levensworsteling, die velen in dezen tijd voor een groot gedeelte op gelijke wijze strijden. Veel verzwegen ellende vindt zich met pijnlijke nauwkeurigheid beschreven. En 't wonder der Redding kennen wij 't ook?
    Uit den aard der zaak is dit artikel geen kunstcritiek. De gelegenheid daartoe zal zich echter spoedig voordoen.

    *************

    13-04-2021 om 22:02 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Foto

    Archief per maand
  • 05-2023
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 02-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 09-2021
  • 08-2021
  • 07-2021
  • 06-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 02-2021
  • 01-2021
  • 11-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 06-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 06-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 05-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 04-2009
  • 09-2008
  • 06-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 12-2007
  • 10-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 01-2006
  • 05-1982


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Over mijzelf
    Ik ben Mon Van den heuvel
    Ik ben een man en woon in Lier (België) en mijn beroep is op pensioen.
    Ik ben geboren op 19/06/1944 en ben nu dus 80 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: Felix Timmermans - Geschiedenis van Lier in de ruimste zin genomen.

    Een interessant adres?

    Mijn favorieten websites
  • Thuispagina Louis Jacobs
  • Guido Gezelle
  • Ernest Claes Genootschap
  • Oscar Van Rompay
  • Felix Timmermans Genootschap
  • Schrijversgewijs
  • Kempens erfgoed

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!