Lia Timmermans "Zo was mijn vader : streng voor zichzelf maar mild voor de anderen "
Door Manu Adriaens – 1/12/1990
Lia Timmermans, de dochter van de schrijver van "En waar de sterre bleef stille staan " is zeventig jaar en woont al heel lang in Oostende. "Dat komt door mijn huwelijk", zegt ze. "Ik ben met een Aspeslagh getrouwd. Eerst hebben we nog twee jaar in Lier gewoond, maar uiteindelijk zijn we naar de kust verhuisd. Mijn man zat in de scheepvaart, vandaar. Dat was een totaal andere wereld voor mij, zodat ik wel wat aanpassingsverschijnselen heb gehad. Met het zeevolk heb ik altijd goed kunnen opschieten, maar wat ik hier het meest mis, is de overgang van de seizoenen. Of je nu in maart dan wel in oktober langs het strand wandelt, dat blijft hetzelfde, je merkt de veranderingen in de natuur niet. En constant dat water aanschouwen, soms maakt het me wat melancholiek." Een gesprek over haar vader Felix Timmermans en het toneelstuk dat Theater 't Fonteintje in deze periode op de planken brengt.
Lia Timmermans: "In 1986 was het Felix Timmermans-jaar, toen hebben we enorm veel opvoeringen bijgewoond van "En waar de sterre bleef stille staan In één bepaalde week zagen we zelfs vijf voorstellingen. Los daarvan creëerden vorig jaar leerlingen van het Onze-Lieve-Vrouwcollege in Assebroek een stuk op basis van teksten uit verschillende boeken van mijn vader. Heel eigenaardig, met slechts een minimum aan verkleding. Ik had dergelijk toneel nog nooit meegemaakt, maar ik vond het wel prachtig."
Als je al zoveel keren "En waar de sterre bleef stille staan" hebt zien opvoeren, merk je-dan nog telkens verschillen? Lia Timmermans: "Absoluut. Beauvoorde heeft het bijvoorbeeld schitterend gedaan. En in Stene werd vooral de rol van Schrobberbeek subliem vertolkt. Wat ik nu ga zeggen, zal wellicht vreemd klinken, maar het gerenommeerd Mechels Miniatuur Theater — dat het stuk elk jaar met Kerstmis op de affiche zet — vind ik het niét goed doen. Daar zoeken ze het veel te ver. Het moet een volksstuk blijven, hè. Daarom ontroert het me meer als het gewone volk — een amateurvereniging — het brengt dan wanneer beroepsacteurs het kunstmatig opkloppen. In het stuk beleven eenvoudige mensen het mirakel, hou het dus dan ook eenvoudig. "
Je vader heeft in zijn jeugd de drie hoofdpersonages persoonlijk gekend? Lia Timmermans: "Twee van de drie heeft hij gekend, het derde personage heeft hij erbij verzonnen. Wanneer hij met vriendjes verkleed als Driekoningen ging zingen, kwamen ze vaak twee volwassenen tegen die hetzelfde deden. Die hielden van jenever en de kinderen moesten voor hen op de vlucht slaan, want ze vormden concurrentie. Van één persoon heeft mijn vader een palingvisser gemaakt, omdat er in die tijd in Lier nu eenmaal veel palingvissers waren. Nu is er geen paling meer, denk ik, laat staan palingvissers."
Hoe was de jeugd van je vader? Vertelde hij daar vaak over? Lia Timmermans: "Oh ja! Hij was de dertiende van veertien kinderen. In het begin hadden ze het niet breed bij hem thuis, tot het geluk opeens doorbrak. Dat is een verhaal apart. Mijn grootvader was een handelaar in kant. Op zekere dag zat hij in Brussel, en daar ontmoette hij een man uit Tsjechoslowakije die hem vertelde dat zijn portefeuille gestolen was en dat hij geen geld meer had om naar zijn land terug te keren. Mijn grootvader hielp hem en de Tsjech beloofde hem een wagon parels toe te sturen. Hij hield zijn woord. Aanvankelijk wist het gezin van mijn vader niet wat met die grote hoeveelheid parels aan te vangen, tot een van zijn oudere zussen voorstelde : "Laten we handtassen met parels erop gaan maken". Heel de familie heeft zich toen in die branche gestort en is er rijk mee geworden. Trouwens, een achterneef van me die met een Tsjechische is getrouwd, is nu nog steeds de invoerder van die parels."
Van wie erfde je vader zijn schrijftalent? Lia Timmermans: "Hij zei vaak dat zijn vader, mijn grootvader dus, een goede verteller was. Maar om dan nog te kunnen schrijven... Zijn familie vond het overigens maar niks, dat schrijven. Zeker geen volwaardig beroep."
Het stuk speelt rond Kerstmis. Kwam je vader uit een gelovig milieu ? Lia Timmermans: "Mijn grootmoeder was heel godvruchtig en vroom, al had ze zo haar eigen manier om dat geloof te beleven. Ze ging bijvoorbeeld steeds naar het lof, maar anderzijds zei ze : "Zolang de pastoors niet op de preekstoel openlijk verkondigen dat kinderarbeid doodzonde is en de kinderen verder laten slaven, komt er bij mij geen pastoor binnen." Ze was heel sociaal voelend. Haar huis zat altijd vol, iedereen kwam er binnen, iedereen, behalve de pastoor dus."
En je vader ? Was ook hij vroom ? Lia Timmermans: "Mijn vader is geleidelijk steeds godvruchtiger worden. Als je "Pallieter" leest en dat met "Adagio" vergelijkt, merk je een grote evolutie. Wat in het stuk "En waar de sterre bleef stille staan " vooral opvalt, is zijn zachtheid in het beoordelen van de mensen rond zich. De zwakke mensen, uiteindelijk. Door de warmte die er van hem uitging, kon hij ze echt moed geven. Hij was joviaal in de omgang, humoristisch ook, maar in zijn humor nooit scherp of obsceen. Hij verstond vooral de kunst om van die kleine momenten, een uur geluk, intens te genieten. Soms was hij weliswaar stil en weemoedig, maar dat liet hij zelden tegenover buitenstaanders blijken."
Met welk van de drie karakters in het stuk voel jij je hel meest verwant ? Lia Timmermans: "Schrobberbeek vind ik de sympathiekste. Pitjevogel is ongetwijfeld de plezantste, maar aan Schrobberbeek is nog iets kinderlijks, iets kwetsbaars, hij meent het goed, hij is menselijk. Pitjevogel, de luimige, wordt gemakkelijk verleid, waarna hij spijt heeft en er niet meer uit raakt. En Suskewiet, dat is de godvruchtigheid zelve natuurlijk, die opeens van de wereld verdwijnt, een uitzonderingspositie eigenlijk. Daarom moet deze laatste rol sterk worden gespeeld, anders dreigt ze flauw over te komen. Ach, de drie figuren zijn evenveel symbolen, hè."
Het bijgeloof neemt een niet onbelangrijke plaats in het stuk in. Lia Timmermans: "Bijgeloof is iets van alle tijden. Dat tiert vandaag de dag nog even welig : kijk maar eens naar al die sekten en goeroes, of hoe mensen veelvuldig kaartlegsters raadplegen en een amulet bij zich dragen. Vroeger was dat bijgeloof alleen iets primitiever, overgewaaid uit de middeleeuwen. Mijn vader hechtte daar natuurlijk helemaal géén geloof aan, maar hij had begrip voor het feit dat anderen dat wél deden. De moeder van mijn moeder, die bij ons inwoonde, was ook bijgelovig. In haar ogen was dat echter geen bijgeloof, voor haar waren dergelijke zaken gewoon remedies. Met tandpijn bijvoorbeeld trokken de mensen naar een tovenaar, die zijn duim op die tand legde en de pijn vervolgens op een boom overzette, ondertussen allerlei mysterieuze woorden prevelend. Zo ging het er in een klein stadje als Lier toe, wat moet dat dan niet op het platteland zijn geweest! "
Niet alleen het bijgeloof was groot, ook het drankgebruik. Lia Timmermans: "Wat wil je, het was het enige dat de mensen hadden om wat troost in te zoeken. Mijn vader kon van een goed glas wijn genieten, maar ik heb hem nooit dronken gezien. Als hij iemand wél dronken zag, vond hij ook dat menselijk. Zo was mijn vader : streng voor zichzelf maar mild voor de anderen. Dat is het beeld dat ik voor eeuwig van hem meedraag. Een beminnenswaardige man zoals je er nog weinig vindt. Aangenaam, met de gave om te relativeren, zelden kwaad."
Kom, kom, hij zal ook wel een mindere kant hebben gehad. Lia Timmermans: "Misschien was hij wel té zacht en té goed, waarmee ik bedoel dat men er soms misbruik van maakte. Iemand zei hem eens : "Er zijn maar twee soorten mensen in de wereld: degenen die foppen en degenen die gefopt worden. "Waarop mijn vader antwoordde : "Mocht dat inderdaad zo zijn, dan wil ik graag bij de laatste categorie behoren. "Zie je, dat typeerde hem."
Kom je naar een voorstelling in Wijnendale kijken? Lia Timmermans: "Graag. Jullie toneelvereniging heet 't Fonteintje ? Ik ben daar nog water gaan halen in de tijd dat iedereen de kwaliteit ervan roemde. En de dochter van de boswachter van Wijnendale is "au pair" meisje geweest bij mijn zus die in Londen woonde. Ik ben trouwens door die boswachter ooit uit het bos van Wijnendale weggejaagd. Ja, de wereld is klein, meneer."
*******
|