Foto
Inhoud blog
  • GOMMAAR TIMMERMANS OVERLEDEN
  • Toespraak bij de opening van uitgeverij
  • Speciale tekening van Felix Timmermans
  • Wat andere kunstenaars over de kunst van Timmermans schreven - Flor van Reeth
  • Intervieuw met Tonet Timmermans - Jooris van Hulle
  • Beste bezoeker
  • Op bezoek bij Tonet Timmermans - Denijs Peeters
  • Timmermans in Baarn - Huub van der Aa
  • Felix Timmermans en Camille Melloy - Etienne De Smedt
  • Ge zijt uw eigen baas en uw eigen koning - Bart Van Loo
  • Boerenpsalm tentoonstelling in Mol
  • Felix Timmermans was voor alles Dichter - Erik Verstraete
  • Laat het nu stil worden - Herman-Emiel Mertens
  • De Stille Timmermans - Marcel Janssens
  • Pallieter - Fons Sarneel
  • Begrafenis van Felix Timmermans op 28/01/1947 - Gaston Durnez
  • Job Deckers en de lokroep van Schoon Lier - Roger Vlemings
  • En waar de ster bleef stille staan - Felix Timmermans
  • De Fé herleeft in Lier - Paul Depondt en Pierre De Moor
  • " E Vloms keuningske " - Gaston Durnez
  • Sint Gommarus - Felix Timmermans
  • Timmermans ter ere, een selectie uit zijn picturaal werk - G. Carpentier-Lebeer
  • Bij de heilige Anna klinkt hardrock-muziek - Frans van Schoonderwalt
  • En als de Ster bleef stille staan... - J.J. Vürtheim Gzn
  • Felix Timmermans, de Liersche Breughel - Caty Verbeek
  • Het afscheid van Felix Timmermans - Redactie
  • De Poëzie van Felix Timmermans - De Nieuwe Gazet 09/08/1947
  • Uniek dat auteur alles van zijn werk heeft bewaard - Frans Keijsper
  • De fijne nostalgie van Felix Timmermans - Rigoberto Cordero y Léon
  • Lier gegroet, nog duizend pluimen op uw hoed - Willem Hartering
  • De Timmermans-tegeltjes - Ward Poppe en Philip Vermoortel
  • Pallieter wint het van Wortel - Gaston Durnez
  • Het spekbuikige Brabant en het magere Kempen land - Marcel Pira
  • De Zeemeermin - Bert Peleman herdenking op 11/07/1986
  • Profiel van Felix Timmermans - Etienne De Ryck
  • Lia Timmermans - zo was mijn vader - Manu Adriaens
  • Felix Timmermans in Waalwijk - Arthur Lens
  • Overeenkomst - Van Kampen
  • Ronald
  • Mooie Faience steentjes van de Fé
  • Mooie opdrachten - uniek materiaal
  • Bij de recente Duitse vertaling van Adagio - Stijn Vanclooster
  • Dit schreef Gommaar
  • Waarom ik van Timmermans hou. (deel 1) - Viktor Claes
  • Waarom ik van Timmermans hou. (deel 2) - Viktor Claes
  • Felix Timmermans - Uit mijn rommelkas
  • Felix Timmermans, zijn succes en zijn schrijversplannen - Redactie
  • Een Tafelspeech en een Interview - Karel Horemans
  • De Muziek in het werk van Timmermans - Louis Vercammen deel 1
  • De Muziek in het werk van Timmermans - Louis Vercammen deel 2
  • Streuvels en Timmermans - Jan Schepens
  • Reimond Kimpe - Joos Florquin
  • Pallieter in Holland - Cees Visser
  • Intimations of Death - Schemeringen van de Dood
  • De Blijdschap van Guido Gezelle en Felix Timmermans. - Gaston Durnez
  • Toespraak gehouden in Hof van Aragon - Philip Vermoortel
  • De schrijver Antoon Coolen in Hilversum - P.J.J.M Timmer
  • Felix Coolen
  • Pallieter verboden - redactie Het Vaderland
  • Over Pallieter. - Voordracht in het Foyer-Concertgebouw op 24 januari 1919.
  • Beste vrienden - redactie
  • 'Ik heb mijn kinderdroom waargemaakt' - Lieve Wouters
  • De man achter GOT - Andy Arnts
  • Gestopt met tellen, Hoeveel boeken ik geschreven heb - P. Anthonissen
  • Liefde is nooit verboden - Frans Verleyen
  • Felix Timmermans overleed vandaag - Bertje Warson
  • Saluut bij een honderdste verjaardag - Marc Andries
  • Timmermans op de planken - Daniël De Vos
  • Gaston Durnez Exclusief - Etienne Van Neygen
  • Vlaamser dan Vlaams. - Hans Avontuur
  • Felix Timmermans en Averbode - G.J. Gorissen
  • Een tweede leven voor Timmermans en Claes - Patrick Lateur
  • Een Brief aan Felix Timmermans - Johan De Maegt
  • Dichter und Zeichner seines Volk - Adolf von Hatzfeld
  • In de Koninklijke Vlaai - Felix Timmermans
  • Fred Bogaerts - Adriaan De Bruyn
  • De Natuur blijft verbazen
  • Kluizekerk sloot definitief - redactie
  • Timmermans heeft geen Fascistisch Bloed - Lode Zielens
  • Om er even bij stil te staan - Etienne De Smet
  • Tekeningen
  • Aan boord met Felix Timmermans - Anton van Duinkerke
  • Gommaar Timmermans - GoT 90 jaar
  • Het Menu - Bonni Konings
  • Onuitgegeven handschrift van Felix Timmermans
  • Zet uw ziel in de zon - Gaston Durnez
  • Stijn Streuvels 70 jaar - Felix Timmermans
  • Anton Pieck: een vriend van Vlaanderen - K. Van Camp
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 1
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 2
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 3
  • Zelfportret - Felix Timmermans
  • Ik had zo graag Felix geheten! - Daniël De Vos
  • Tony Fittelaer: « Kozijn Felix was een buitengewoon mens » - Vandecruys Geert
  • In en over Juffrouw Symforosa - Arthur Lens
  • Bij Pallieter thuis - Redactie
  • Kalender 1932 - Felix Timmermans
  • Mijn eerste boek - Felix Timmermans
  • De Fé vulde een kamer - Martine Cuyt
  • Met Timmermans op literaire bedevaart naar Lier - Jaak Dreesen
  • De Toverfé - Wannes Alverdinck
  • " Er gebeurt iets… Timmermans herdacht " - Jan Vaes
  • Bij Marieke is de Fee nog thuis - Marc Andries
  • Oosters Geschenk van Clara Timmermans (Haiku's)
  • Een soep met vier troostende mergpijpen - Gaston Durnez
  • Met Felix Timmermans op stap door Lier - Jos Vermeiren
  • Professor Keersmaekers over Felix Timmermans - Jaak Dreesen
  • Honderd jaar geleden werd Felix Timmermans geboren
  • Tonet Timmermans overleden 26/03/1926 - 16/04/2020
  • Briljante vertegenwoordiger van de volkskunst ! - Al. Slendsens
  • De goede Fee op zoek naar de Kern - Gaston Durnez
  • Saluut bij een honderdste verjaardag - Marc Andries
  • Een ministadje uit de voltooid verleden tijd - Frans Verstreken
  • Felix Timmermans, Tekenaar en Schilder - Denijs Peeters
  • In defence of Timmermans - Godfried Bomans
  • Hoe Pallieter werd onthaald door Nederlands publiek - Karel van den Oever
  • Adriaan Brouwer - Sirius
  • De Pallieter rel - Lode Zielens
  • Boerenpsalm - Willem Rueder
  • De zachte Keel - Frans Verstreken
  • Feestelijke Groeten
  • Merkwaardige gesprekken - Gommaar Timmermans
  • En als de Ster bleef stille staan - Top Naeff
  • Gaston Durnez - Overleden
  • Felix Timmermans - Rond het ontstaan van Pallieter
  • Een barre winter in Schoon Lier - Henk Boeke en Claus Brockhaus
  • Interview met Gommaar Timmermans - Bertje Warson
  • Felix Timmermans werd onrecht aangedaan - W. Roggeman
  • Gesloten wegens nieuwe schoenen - Toon Horsten
  • Boerenpsalm - Peter Claeys
  • Gommaar Timmermans - Paul Jacobs
  • Ernest Claes - Felix Timmermans en voordrachten in Duitsland
  • De Molen van Fransoo - Felix Timmermans
  • De Vroolijkheid in de Kunst - Carel Scharten
  • Adagio - Felix Timmermans
  • Hoe ik verteller werd - Felix Timmermans
  • Pallieter wordt honderd jaar - Bertje Warson
  • Openingstoespraken - Timmermans-Opsomerhuis 1968
  • Toespraak Artur Lens Archivaris - 1968
  • Toespraak Hubert Lampo - 1968
  • Timmermans als Schilder en Etser - Floris Van Reeth
  • Felix Timmermans, Dichter und Zeichner seines Volk.
  • Felix Timmermans - Theo Rutten
  • Gesprek onder vier ogen - Fred Bogaerts 70 jaar
  • Timmermans over De Pastoor in den bloeienden Wijngaerdt
  • Tooneel te Brussel
  • De vroolijkheid in de Kunst
  • Stamboom van Felix Timmermans
  • Timmermans over "De Pastoor uit den Bloeienden Wijngaert
  • Felix Timmermans over den Vlaamschen humor
  • Adagio - Lia Timmermans
  • De nachtelijke Dauw - Felix Timmermans
  • Felix Timmermans geschilderd door Tony Claesen - 2018
  • De Nood van Sinterklaas - Felix Timmermans
  • De Vlietjesdemping te Lier - Felix Timmermans
  • Pallieter naast Boerenpsalm
  • Pallieter in het klooster - Cees Visser
  • Info FT Genootschap
  • F T Fring bestaat 25 jaar
  • Timmermans en de Muziek - Daniël De Vos
  • Fons De Roeck
  • Is Timmermans Groot ? - Felix Morlion O.P.
  • Renaat Veremans vertelt - José De Ceulaer
  • Vacantie bij de oude boeken - Gaston Durnez
  • Foto's van Oude Lier 1
  • De Pastoor uit den Bloeyenden Wijngaerdt
  • Brief Gommer Lemmens - 11/06/2013
  • 70 jaar geleden ....
  • Overlijden van de Fé
  • Luisterspel Pallieter 2016
  • Bibliotheek van de stad Lier
  • Anton Thiry - Gaston Durnez
  • postkaarten
  • Een Mandeke Brabants fruit
  • Clara Timmermans overleden
  • Covers van Pallieter
  • Pallieter en Felix Timmermans
  • Toespraken 25/6/2016 - Kevin Absillis, Kris Van Steenberge en Gerda Dendooven
  • De Lierse Lente - Ronald De Preter
  • Felix Timmermans - Emiel Jan Janssen
  • Pallieter honderd jaar - Gaston Durnez
  • Adagio - Frans Verstreken (Hermes)
  • Pallieter, een aanval en verdediging
  • Foto's 1
  • Driekoningen-Tryptiek - Jacques De Haas
  • Over Pallieter (25/01/1919)
  • Timmermans' werk in het buitenland
  • De Eerste Dag - Felix Timmermans
  • Het Kindeke Jezus in Vlaanderen
  • Fred Bogaerts - Felix Timmermans
  • De Harp van Sint Franciscus - Gabriël Smit
  • Timmermans en Tijl Uilenspiegel
  • Felix Timmermans ter Gedachtenis
  • De Vlaamse Timmermans - Paul Hardy
  • Timmermans was Einmalig - José De Ceulaer
  • Levenslied in schemering van de dood - Gaston Durnez
  • Expositie in De Brakke Grond te Amsterdam
  • Bij de Hilversumsche Gymnasiastenbond
  • Timmermans als schilder en tekenaar - W.A.M. van Heugten
  • De onsterfelijke Pallieter - Tom Vos
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Felix Timmermans
    Vlaamse schrijver, dichter en schilder * 1886 - 1947 *
    15-12-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Onze grote schrijver Felix Timmermans

    Onze groote schrijver Felix Timmermans


    Uit Ons Lier van 30 11 1941.

        
    Niemand is profeet in zijn eigen stad. Dit zal Timmermans even goed als zoovele anderen moeten ondervinden hebben. Het is nu eenmaal een algemeen menschelijk verschijnsel dat alle grooten boven hun milieu uitgroeien zonder begrepen te worden. Dit is ook het geval voor Timmermans, niettegenstaande al zijn eenvoud en de simpele schoonheid van zijn volksche kunst.
         
    De Lierenaars kennen den Fee te goed, ze staan te dicht op zijn handen te kijken wanneer hij werkt, hij grijpt te zeer uit hun eigen leven en zijn levensloop is voor elken stadsgenoot als een open boek.

         Timmermans is geworteld in Lier als een boom en zit er sterk vastgezogen. Nooit, heeft een artist zijn geboortestad zooveel eer aangedaan en nooit heeft een dichter met zooveel warmte zijn stad bezongen als de Fee. Het is waar, de atmosfeer van de schilderachtige Nethe-stad, met de plezante silhouetten van torens en daken, met zijn groote kerk, zijn belfort, zijn begijnhof, is wel bekoorlijk genoeg om een kunstenaar te inspireeren en te voeden. Er zijn echter nog andere mooie oorden van dichterlijke verbeelding en er zijn ook andere kunstenaars. Er is tot hiertoe maar een Timmermans zooals er maar één mooi Lier is.
        
    En deze kunstenaar bij Gods genade heeft van die kleine Brabantssche stad het meest beroemde plekje gemaakt van de wereld, met er zijn kunstenaarstalent aan te wijden en zijn kunstenaarsroem er over uit te storten. En nu kan het wonder schijnen dat zulk een kleine stad, klein in vele betekenissen van dit woord, een groot dichter en schilder kan voortbrengen.

        
    Ik zeg dichter en schilder en hiermede heb ik een facet van zijn kunst aangeraakt. Sommigen gaan meenen den schrijver te moeten zoeken in zijn vertellingen en den schilder in zijn schilderijen. We meenen echter dat deze twee bij Timmermans niet te scheiden zijn. Hij is evengoed schilder terwijl hij schrijft, zooals hij evengoed verteller is in zijn teekeningen en prenten. Het schilderen zit hem in het bloed, het is een sterke drang om alles in zijn koloriet te zien en te bewonderen. We noemden hem ook verteller en inderdaad in de eerste plaats is hij een zeer groot verteller ; we plaatsen hem naast den grooten Streuvels.

        
    Timmermans is visueel, kolorist, raakt de dingen op zich zelf. Er ligt iets in zijn taal van de warmte en de blijheid der Liersche schilders ; van een Opsomer, een Van Rompay, een Ros. Het is ook in deze sfeer dat de Fee zich thuis voelt en zijn weg heeft veroverd.
        
    De grootheid van hem ligt nu niet alleen in het groote aantal boeken dat hij voortbracht, maar wel in zijn houding tegenover het leven en de kunst dit leven te vatten en vast te leggen in rijke atmosferische beelden.

        
    Timmermans heeft zich een eigen wereld geschapen rond en in de atmosfeer van «Schoon Lier». Hij heeft er de folkloristische typeering van gegeven evenals een Fred Bogaerts in zijn interessante teekeningen. Maar hij heeft meer ontdekt dan deze kleine « bijouterie ».
    Hij heeft de groote natuur gevonden in hare algeheele blijheid, goedheid, schoonheid en waarheid. De natuur streelt de aarde en blaast haar adem door en over de menschen heen.

        
    In dit bijna om zoo te zeggen christelijk, welbegrepen pantheïsme heeft de gelukkige Timmermans zijn rust gevonden en zijn evenwicht. Hij kan de boomen in het landschap bewonderen, en de lucht beschrijven in haar duizende schakeeringen van kleur en wolken figuren. Hij kan het water en het landschap bezingen en de vogelen, maar hij kan ook den mensch schoon vinden, in zijn ruwheid, in zijn leelijkheid, in zijn natuurlijkheid en in zijn lompheid. Deze ruime artistieke kijk op menschen en dingen, met daarbij zooveel warmte en bewondering brengt den dichter bij de groote, poëtische zielen als een Franciscus, een Breugel. De eerste is de blijde zanger van Gods eeuwige tempel, de vurige dichter van de schoonheid. Geen wonder dat Timmermans Franciscus moest ontmoeten en de Harp van dezen poeët bespelen. De tweede was de groote ziener en kunstenaar die in voorbeeldelijke trekken de grootheid van ons volk in atmosferische landschappen en grootsche tafereelen heeft uitgebeeld.
        
    Timmermans is in zijn zienswijze aangaande dit volk, met den grooten Breugel verwant. Hij heeft hem dan ook in zijn eeuw en in zijn atmosfeer sterk aangevoeld. Verwantschap met en invloed wellicht van dezen volkschen schilder uit de zestiende eeuw ligt ongetwijfeld in zijn « Kindeke Jezus in Vlaanderen » en « Driekoningentriptiek ».

    We noemden Timmermans een poëtisch mensch, en een schilder.

         Dit is juist zijne persoonlijke grootheid, zijn buitengewone gave. Anderen hebben de wereld van de menschelijke ziel blootgelegd. Timmermans geeft, het volle leven dichterlijk en realistisch en vol kleur. Al wat hij beroert begint te leven onder de zindering van zijn woordenkoloriet.

        
    De mooiste karaktertrek van onzen Lierschen artist is zijn eenvoud. Eenvoudig als artist, eenvoudig als mensch leeft de groote dichter als een gelukkige huisvader tusschen de zijnen en wandelt met welbehagen in het schilderachtig decor van zijne stad.
        
    De groote Fee vindt het niet beneden zijn waardigheid tot de minderen en de jongeren te gaan en met vaderlijken raad te helpen en de hand te reiken tot samenwerking. Dit heeft hij bewezen als voorzitter van de Kunstenaarsgilde waar hij als een echte vader het bestuur in handen houdt.
         
    In de voornaamste landen van de wereld is Timmermans gekend en zijn werken zijn in vele talen overgezet. De buitenlanders weten onzen verteller te waardeeren en bijna te aanbidden. Het past dan ook dat de Lierenaars dit groote talent leeren waardeeren en bewonderen al staat hij dan ook zoo dicht bij ons.

        
    Zoo lazen we nog in het « Hollandsch Nieuwsblad » o. m. : « Timmermans kent de mentaliteit van den boeren, heeft de diepste wegen van dit natuurkind doorgrond ».
        
    Wij zouden hier graag uit zijn geroemden Boerenpsalm citeeren, maar moeten er met oog op de ruimte van afzien. Hoe prachtig heeft hij niet de figuur van boer Wortel geschilderd.

    De landman met al zijn moeite en zorgen, maar ook met zijn groot geloof, voor wie het werken en bebouwen een bijkans heilige handeling is geworden.
    Pater Em. Janssens s. j. schreef over dit boek :
          Nog eens toonde de kunstenaar zich zwierig en zeker, als den begenadigde, den Koning, door geen ander bij ons te evenaren. Deze zelfde pater schreef naar aanleiding van de Familie Hernath, als slotsom over dit boek : Niettegenstaande alles schreef Timmermans een roman, die waarschijnlijk niemand bij ons hem nu naschrijven zal. Het feit dat de Fee al de Facetten van het leven bespeelt, is het sprekendste bewijs hoe groot, veelzijdig en machtig kunstenaar hij is.

    **********

    15-12-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-12-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Felix Timmermans op audientie bij de Paus

    Felix Timmermans op audiëntie bij Z.H. den Paus.

    Uit De Nieuwe Tilburgsche Courant - 25/7/1925 

    In zijn vijftiende brief uit het land "Waar de appersienen groeien", schrijft Felix Timmermans in de Maasbode. : 

         Bij 't opstaan is de lucht vol dikke, witte wolkjes, dicht bij elkaar als een kudde schapen, perelmoerig grijs met goud in de randen. Ik had gehoopt weer nieuws van de kinderkens te vinden, er is niets, maar wel een briefken van Monseigneur, waarin gevraagd wordt vanavond bij hem te komen klappen. Wat met zeer veel pleizier aangenomen wordt. Mijn vrouw en zusters hebben de zwarte kanten sluiers op het hoofd en ik ben ook weer in het zwart met het witte strikske. Ik zie gaarne dien kanten sluier bij de vrouwen, hij doet het hoofd gracielijker uitkomen en geeft aan 't aanschijn iets plechtig zoets; 't is meer schilderij, het houdt haar vrouwelijker en is daarbij zeer gekleed. Allemaal hoedanigheden, die een hoed met bloemen of pluimen niet verwekt.

         Zoo denk ik, terwijl we naar ’t Vaticaan rijden om de Mis van Z. H. bij te wonen. Een koel windeken toutert de palmblaren, 'k zou haast zeggen: doet de torenhaantjes draaien, maar in heel Italië heb ik nog geen torenhaan gezien; dit koperen pluimvee kweeken ze hier niet. Voor de bronzen poort van 't Vaticaan staat een hoop menschen te wachten, die ook de H. Mis willen bij wonen. We moeten er ons doorpersen, en venijnige ellebogen en morrende woorden probeeren ons tegen te houden. Doch door veel wroeten en wringen komen we bij den blauw geel-rooden Zwitserschen garde, die op zijn piek leunt lijk een ooievaar op één been. We laten hem onze papieren zien, dan kunnen we door, en moeten veel trappen op. 't Is een lange kapel, heel eentonig zonder pilaren, zonder de minste praal, met links matte ramen, rechts onversierde muren, en ten einde is het eenvoudige altaar.

         Ook hier zijn afsluitingen met rood fluweel behangen. Nog familie van den gelukzaligen Cafasso, die in 1860 in geur van zaligheid gestorven is, zit op de voorste banken met hoogwaardigheden uit Castelnuova, waar Cafasso geboren wierd. Wij mogen ons in de afsluiting juist achter de familie zetten. Wij zijn er alleen met nog een scboone Spaansche dame, die een groote witte scapulier draagt met een rood H. Hart geborduurd. In een simpel koorgestoelte zetten zich enkele purpere bisschoppen, monseigneurs en een rood-gemantelde kardinaal. In de andere verder gelegene afdeelingcn komen de menschen, die buiten de poort stonden, plots binnen gestroomd, wild als losgelaten duiven om een goede plaats te hebben, wat veel lawaai verwekt. Doch de rood gekleede pauselijke gendarmen laten hunne ernstige oogen eens over de massa koppen wandelen en ze zwijgen als vischkens. 't Zijn meestal menschen uit Castelnuova en van die streek. Na een lange stilte en veel overendweer gewandel van hellebaarden, komt ginder de Paus zegenend binnen. Nu begroet hem geen geroep als gisteren, slechts eerbiedig hoofdbuigen. Hij is in 't wit met blinkend gouden kruis op de borst en heeft dikke roode kamerschoenen aan met goud bestikt. Een vijftal geestelijken vergezellen hem en een paar zwartgekleede gendarmen. Hij begint eerst nabij het venster geknield in een hem voorgehouden geënlumeerd boek stil te lezen.

         En 't is, of er daar een schilderij voor mij leven krijgt, zooals Rafaël er schilderde, 't portret van een Paus in volle licht, biddend in een boek, en uit de schaduw rijzen nevenfiguren op. Nu ik den Paus van dicht bij zie, word ik van hem seffens gewaar het hartelijke, het vertrouwelijke en tegelijk het aristocratische en karaktervolle. 't Is geen decoratief figuur geen die imponeert en waar ge voor achteruit gaat, geen renaissance-figuur met zwier en spatie, geen zonneverschijning, zooals wij ons gaarne Pausen voorstellen: hij is klein, een gewone gestalte, een gewoon hoofd: de neus een beetje gebogen, de mond karaktervol, maar de groote expressie is vooral in de blauw-grijze oogen, waar goedheid, hartelijkheid, en veel fijn verstand uit schittert. Er zit vooral iets rustigs en vredigs over hem, om het in één wóórd weer te geven iets vaderlijks. Zoo iemand waar de armste en meest bedeesde mensch zijn hart zou kunnen en durven tegen uitklappen. Hij kleedt zich en doet de H. Mis, schijnt elk woord, dat hij leest, met gevoel te onderlijnen en er is eerbied in zijn zachte, stille gebaren. Eene zangvereeniging uit Castelnuova zingt ondertusschen eenige pleinchant-gezangen, wat ik liever hadde uit gehad, om allleen en zuiver in alle stilte in alle studie van de H. Mis te kunnen genieten. Als de zegen over het volk is gegaan, legt Hij het kasuifel af en begint van aan het altaar in 't Italiaansch over den gelukzaligen Cafasso te vertellen, wiens priesterlijk leven zoo zuiver en vol liefde was. De woorden zijn zacht, warm, hartelijk en precies als zijn geheele figuur.

         Hij brengt ook, zooals ik dat van don Pronti gezien heb, zijn vingeren aan zijn soms glimlachende lippen, legt er om zoo te zeggen zijn woorden op, die hij met zijn schoone open handen aanbiedt. En de man, die daar zoo fijnzacht, zoo edel, gemoedelijk en hartelijk staat te vertellen is de Plaatsvervanger van den God-Mensch op aarde. Dat is een geweldig iets! Een mensch lijk een ander, die den grooten God hier vervangt. Ja, 't is een allergeweldigst iets, en men wil aureool rond zijn gestalte zien, en licht zien vloeien uit zijn handen. Maar er is niets wonders te zien, alleen een fijn, edel, hartelijk man, die hartelijk praat. En toch...... voor dit mysterie worden we stil en vouwen de handen. De schoonheid zit van binnen. Als de Paus weggaat, begint de gescapulierde Spaansche dame nevens ons, luid te roepen "Viva il Papa. Papa il Ré" en de andere menschen ginder verder roepen bedeesd mee. Als we buiten komen, botsen we op Fransoo, die rustig tusschen 't gewoel in een boekske staat te lezen Maar we moeten voort, daar we rammelen van den honger en noodigen hem voor dezen noen aan onze tafel. We wachten op een auto en zien ondertusschen een groep mannen gehuld in pijen en een kap voor de oogen met gaten in, luidop biddend naar den St. Pieter trekken. Na het ontbijt gaan we in de winkels wat cadeaukens koopen en terwijl de vrouwen naar de temmen zijn met van een doanier te spreken, peins ik maar op de verzwaring der reeds zoo zware valiezen. Fransoo komt 's noens met ons mee aan tafel zitten en vertelt over de H. Catharina van Sienna, die de Paus uit Avignon ging terug halen. Een serie auto's brengt de Duitsch edelen en edelinnen terug van een Pauselijke audiëntie.

         De mannen hebben een zwarten frak met gouden borduursel aangetrokken en al hun medailliën aan, er is een lange bij, met sibero, sabel en rooden frak en ze tateren en loopen tot elkaar blij als kinderen. En, waar zij vandaan komen gaan wij naar toe. Maar eerst ons nog eens geborsteld nog eens gekamd, het wit strikske herknoopt en we bollen weg met Fransoo, die ons tot aan 't Vaticaan vergezelt. We moeten weer door de bronzen poort. Heelder zwermen menschen begeven zich recht door, om de trappen op te klimmen, naar gangen waar de Paus hen straks zal voorbij gaan en zijn ring laten kussen. Doch wij worden bij het toonen onzer kaarten door een Zwitsersche garde rechts een kamer ingeleid, moeten een gang door, een plein over, waar aan eene groote poort Pauselijke gendarmen ons tegen houden.
         Nieuw vertoon van kaarten en een gesabelde leidt ons veel trappen op, door plechtige zalen, waar we overgeleverd worden aan mannen in rooden damast, met korte broeken, roode kousen, hetzelfde gekleed als zij, die gisteren de Paus droegen. Deze mannen beginnen met de hoeden en overjassen aan te nemen en ons scherp te onderzoeken te bezien, of we wel in 't zwart zijn en of ik wel het strikske aan heb, zooals is voorgeschreven. Een paar andere damen, achter ons binnen gekomen, worden aanstonds door een dikken damast-man gekeurd, en bij eene daarvan draait hij den echarpe nog eens rond den volgens hem te blooten hals. Alles verder in orde bevonden, wenkt hij ons hem te volgen met onze papieren in zijn hand, plaatst de twee damen in een kleine zaal en ons een paar zaaltjes verder. Het is een zeer prachtige, ruime kamer, waar we alleen zijn en met vieren nevens elkaar zitten op vergulde stoelen met roode kussens.

          Door twee hooge ramen valt het licht gulzig naar binnen, maar blijft seffens haperen in den groenen glans der zijden draperieën, die laaien als een kerkraam en 't groot crucifix ertusschen in, schemert als een wit gedacht; het licht valt op het bloementuilig grondtapijt met het Pauselijk wapen van Leo XIII er in, spiegelt zich in den parketvloer, bestreelt het goud van de georneerde zoldering en wandelt eerbiedig en voorzichtig over twee groote gobelijnen, waarop Maria Magdalena op Jezus voeten balsem giet, en Jezus te Capharnaum de zieken geneest. We zijn stil, fezelen nu en dan wat, maar de vrouwen zijn zeer onder den indruk en zwijgen nu liever. Soms komt een zwart-fluweelen edelwacht voorbij of een man in rooden damast. Een heer met vijf kinderen wordt in de kamer daarnevens geleid. Bij ons komen nog eenige damen en een paar heeren, 'n oud vrouwtje op krukken en twee geestelijken, die zich in den groenen glans der gordijnen zetten, zoodat er hun gelaat groen van beglansd wordt.
          Ieder zit in afwachtende houding. Een damast-man wenkt ons een zaal verder op te schuiven, als er nog rap een dikke menheer met zijn dame komt binnen gehijgd. Hij zweet alsof hij zijn weinig-harig, dikhoofd in olie heeft gesopt, heeft een enorm wit ridder-orde-lint met roode zoomen over de borst, en veel kruisen en medailles waggelen op zijn frak. We schuiven allen een zaal verder op, ook de heer met vijf kinderen, gaat nog een zaal verder. Hier zijn wij in de troonzaal van Pius IX, een groote vergulde zetel blinkt onder een hoog rood baldakijn, waaraan gouden engeltjes de gordijnen vasthouden, daar hangen gobelijnen. Maar ik kan niet veel zien, de Paus komt. Wij hooren zijn hartelijke stem, ja dezelfde als van dezen morgen in de Mis, vertellen tot den heer met vijf kinderen. De man in damast doet teeken op de knieën te zetten, wat elkeen doet, behalve het oude vrouwtje, dat wegens haar krankheid op den stoel blijft zitten. Nu in gezelschap van eenige geestelijken, komt Z. H. binnen, hij is weer in 't wit met het beëdelsteende kruis op de borst, een rood hoofddekseltje op, en dezelfde roode schoenen aan. Hij groet den kleinen kring van geknielden, de hem vergezellende geestelijken, gaan apart staan. En de Paus gaat rond om zijn ring te laten kussen, zegt tot de menschen wat, en er zijn hier en daar klein gesprekken, ook met het kramankel oude vrouwtje onderhoudt Hij zich glimlachend, gemoedelijk. Er zijn er die slechts den ring kussen en verder het hoofd buigen. En dichter nadert Hij bij ons, wat zeer het hart doet kloppen: met de gauwte zie ik, hoe ons Marieke danig bleek ziet onder den zwarten sluier. Wij kussen den ring en Z. H. voert tot ons in ’t Fransch een klein, maar hartelijk gesprek, waar wij Hem, om deze genade, in ons hart zeer hoog dankbaar voor zijn.

         En als Hij is rond gegaan, zet Hij zich in 't midden der troonkamer, en spreekt een tien minuten in 't Italiaanseh, begeleid van de gemoedelijke gebaren. Hij spreekt langzaam, als probeerend ook aan de anderen, die de taal niet verstaan, zijn gezegden over het christelijk leven duidelijk te maken. Hij geeft den zegen, gaat weer weg, terwijl een man in damast ons eene schoone herinneringsmedalje aanbiedt...... Het was een plechtig oogenblik..... een oogenblik van hooge genade en van diepe inwerking in het hart. Als we later over den koer kwamen, hoorden we daarboven het volk in de gangen waar de Paus nu zijn zegen brengen komt en den ring laat kussen, luide roepen van "Viva il Papa, Vivi il Papa''. Als we buiten komen, zien we natuurlijk Fransoo. Rome mag nog zoo groot zijn, maar Fransoo ontmoet ge toch. We drinken een fleschken duurzame Chianti op het gelukkig moment van daar straks, en ook op het afscheid. Dit afscheid gaan we ook naar den refter in zijn klooster doen, in de hoop die twee vrienden ook later eens in Lier of laat ons hopen terug in Rome te zien.

    x

         En als we in 't hotel door den vriendelijken kelner den horen van overvloed in onze tellooren hebben laten uitstorten, zetten de vrouwen weer hun hoedeken op, doch ik hou mijn feestelijk striksken maar aan. We toeteren met de auto naar den zeer doorluchtigen Monseigneur, die ons in zijn plechtig maar gezellig appartement in 't bijzijn van vier jonge vrienden op een geurige thee, en nadien ons op een zuiver en uitgelezen wijntje trakteert, een wijntje dat men zou kunnen noemen denkende aan "Den Pastoor uit den Bloeienden Wijngaerdt": "Rooden Perel uit Salomons kroon". Want het geurt naar paleizen en is koninklijk van smaak. Middernacht zijn we weer thuis. En moe, als we zijn, met weelden belast en beladen, is vriend slaap van om onze oogen te sluiten.

    **********

    07-12-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-12-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pallieter op den Index

    "PALLIETER" OP DEN INDEX. (1)

    De Tijd, godsdienstig staatkundig dagblad - 4/8/1920

       
    Nu het Doorluchtig Episcopaat ter algemeene kennis heeft gebracht, dat bij besluit van den H. Stoel de lezing van Felix Timmermans' "Pallieter" den Katholieken is verboden, kan men zich weer voorbereid houden op de gebruikelijke commentaren van de overzijde op den katholieken index in het algemeen en het onderhavige besluit in het bijzonder.
       
    Het gezonde verstand echter zal juist in dezen tijd de beschermende macht van dien Index weten te waardeeren, nu de oorlog van de mogendheden de censuur afdwong, nu de Staten ernstig waken tegen de anarchistische propaganda, en nu de lectuur, welke alle wetten van God en de menschen tart, zóó hand over hand toeneemt, dat nog gisteravond "Het Volk" zich genoopt zag tegen "voor het meerendeel zeer schunnige boeken" te schrijven :
    "Al waren ze niet pornografisch, dan nog is deze slinke handel zeer zeker hoogst nadeelig voor heel wat menschen, vooral voor jonge menschen in de puberteits-jaren en het komt ons voor, dat er alle reden zou zijn, om hier in te grijpen en een einde te maken aan de verderflijke kooperij".

               c6uv.jpg

       
    Welnu, indien de Staat, het militaire gezag, de burgerlijke overheid, die tegen buitensporigheden op het gebied van schouwburgen en bioscopen, de rechtelijke macht, die tegen aanstoot gevende lectuur en ontaarde kunst waakt, ja, indien zelfs de redactie van "Het Volk" reden aanwezig acht, om tegen moreel bederf in te grijpen , dan zal men dit ingrijpen zeker niet ontzeggen aan het kerkelijk gezag, dat den voor God opgelegden plicht heeft, de bewaking der zuiverheid van leer en leven en de bescherming van het geloof en de goede zeden van het haar toevertrouwde volk.
        
    Indien men zich de ontvangst herinnert, welke aan "Pallieter" van zekere zijde ten deel viel, zou het niet verwonderlijk zijn, indien sommigen redeneerder : "Pallieter" was toch niet zoo slecht als zekere andere, ja pornografische werken uit de moderne litteratuur; waarom dan juist dit naar den vorm zoo schoone boek getroffen?" Wie zulke vragen stellen vergeten echter, dat pornografische boeken reeds als zoodanig op den index der verboden lectuur staan. En indien de Katholieke Kerk met name het veel geroemde Vlaamsche werk veroordeelt, dan heeft zij daarvoor ook bijzondere redenen.

       
    Zelfs indien de Katholiek deze redenen niet zou kennen of vermoeden, vertrouwt hij de wijsheid en de redelijke, voorzichtige leiding van zijn Moeder de H. Kerk, wier gezag hij trouw en gehoorzaam volgt, wetend dan niet door onverstand de avonturen van alle eigengerechtigdheid te beloopen.
        
    Maar voor het overige liggen de redenen die in casu hebben gegolden, voor de hand. Pallieter was louter een litteraire verheerlijking van den vleeschelijken mensch in heidensch naturalisme. Zelfs christelijke beoordeelaars werden meegesleept in den overdreven lof aan het hooglied der zinnelijkheid en der gulzige, ja schrokkige genotzucht, voor welke geen godsdienst, geen beoefening der deugd, geen strijd tegen de lusten der zinnen bestaat, noch de vermaning van den H. Paulus : "Leeft volgens den geest, en ge zult de verlangens des vleesches niet volbrengen".
         Welnu, de triomftocht van het Pallieter-Paganisme is een gevaar geworden voor het onderscheidingsvermogen tusschen goed en kwaad en voor de christelijke leer over den geestelijken strijd, die de gevallen mensch tegen zich-zelf te voeren heeft. Daartegen komt het gebod der Kerk, die zich door litterair schoon — hoezeer zij ook de ware schoonheid vereert — niet laat misleiden, met een ernstige verplichting waarschuwen.

        
    Zij herinnert in dezen tijd, nu de genotzucht zonder perk en breidel door de volken en de individuen vaart, aan Christus' woord over den geest, die gewillig, en den geest, die zwak is, en aan de paulinische spreuk: "Het vleesch begeert tegen den geest, en de geest tegen het vleesch." (Gal. V 7).

        
    In "De Tijd" is, bij hooge waardeering der bijzondere litteraire hoedanigheden van Timmermans, de heillooze geest van den zinelijkheidsmensch Pallieter onmiddellijk veroordeeld. Onder de voorlichters der lezers van dit blad herinner ik met name aan de uitnemende artikelen van den wel. eerw. pater M. Stoks C.s.s.R., die ook tegen een uitbundigen Pallieteriaan de goede katholieke opvatting verdedigde.
        
    Hoe actueel is thans zijn uitspraak van 31 Mei 1919 in dit blad : "Juist omdat we dit geruchtmakend boek beschouwden als een teeken, doch o.i. veeg en bedenkelijk teeken des tijds, en als een sterk typeerend symptoom van nieuw-humanisme, juist daarom wijdden wij er zoo herhaaldelijk de aandacht aan. Graag willen we het feilloos toegeven, dat er tegenwoordig nog heel wat stuitender litteratuur in omloop is, doch juist omdat "Pallieter" zulk een opvallend bezinksel is van de atmosfeer van paganisme, waarin de moderne mensch ademt, daarom is dit boek, eenmaal toegegeven, dat het moreel slecht is, zoo fataal, en zelfs fataler dan andere boeken, in zich veel slechter.

        "Overigens is een wel kranke apologie voor "Pallieter" de bewering, die trouwens niemand zal tegenspreken, dat er n.l. nog verkeerder litteratuur bestaat. Ook was het voor ons de kwestie niet of in de middeleeuwen even drastische verhalen en boeken zijn geschreven. De kwestie was alleen, of Pallieter een voor Roomsche lezers geschikt en aanbevelenswaardig boek is. En op die kwestie gaven we, na overlegging der bewijsstukken, een hartgrondig ontkennend antwoord.
        
    "Zeker, we weten, dat in sommige studentenkringen de heeren bij eventueele buien van depressie en Weltschmerz elkander een hoofdstuk voorlezen uit Pallieter, om aldus de smeulende vonk der levensvreugde weer op te wekken, doch we veroorloven ons de vraag, of dit opwekkend middel op den duur wel deugdelijk zal bevonden worden en of het niet spoedig zal verworpen worden als zoo menige andere Ersatz-levensprikkel.

        
    De ware, verfrisschende, sterkende levensvreugde welt naar onze roomsche opvatting uit diepere en helderder bronnen. Zeker, ook de liefde tot de natuur is een allerkostelijkste bron van levensblijheid. Wij zien het in Gezelle, we bewondeden het nog meer in den H. Franciscus, en zeer terecht wijst Wibbelt in zijn "Boek der vier bronnen" haar aan als een heerlijk opklaterende wel van levensgeluk. Doch als men den paganistischen natuurmensch Pallieter ons wil opdringen als het ideaal van levensblijheid en zijn boek op de roomsche markt met luiden klank ons wil aanprijzen als een "geluksboek", dan protesteeren we ook hiertegen.

       
    "We willen gaarne toegeven, dat ook Pallieter iemand eenigermate kan leeren scheppen uit de levensbron der liefde tot de natuur. Maar omdat hij zoo stuitend eenzijdig is, (bestaat er van hem wel iets anders dan zinnelijke natuur-genieten?), is hij voor ons volstrekt geen ideaal van een levensgenieter, en vooral omdat hij de vreugde ook — en, laat ons eerlijk zijn, niet het minst — in het zondige zoekt en ons voorliegt, het daarin ook te vinden, is hij voor ons een volstrekt onaannemelijk, ja verwerpelijk ideaal"
        
    Deze veroordeelende opvatting van het bedenkelijke boek wordt thans door het Index-besluit volkomen in 't gelijk gesteld.

        
    Men zegt, dat Felix Timmermans slechts wat eenzijdig op zekere kunstverschijnselen van de middeleeuwen inspireerde, maar dat hij geenszins den inhoud van het middeleeuwsche geloof en de Kerkelijke leer over de erfzonde, haar gevolgen en de verplichtingen van Christus' Verlossingsleer, die hij zelf belijdt, wilde aantasten. Hij heeft thans gelegenheid, om van de oprechtheid dier meening te doen blijken door een kinderlijke onderwerping aan het gevallen besluit, hetwelk in geenen deele aan zijne artisticiteit te nakomt, en eene getrouwe samenwerking met de Kerkelijke overheid, om dit besluit ten uitvoer te brengen.


    --------------------------------------------------------------------------------------

    "PALLIETER" OP DEN INDEX. (2)

    Uit De Tijd, godsdienstig-staatkundigdagblad – 5/8/1920

    In ons hoofdartikel van gisteren voorspelden wij zekere commentaren op het het besluit van den H. Stoel, om Timmermans' "Pallieter" aan Katholieken te verbieden.

    En ziehier nu de eerste.

    " Het Vaderland " schrijft :
        
    Men heeft in ons ochtendblad gelezen, dat bij besluit van den H. Stoel de lezing van "Pallieter" aan de Katholieken verboden is. Wij beklagen de Katkolieken, die van de lezing van dit kostelijke boek nu verstoken zullen blijven, en ook de Katholieken, die om zich dat genot niet te ontzeggen, een verbod van hun Kerk zullen overtreden.
        
    Wij beklagen ook nog de goed katholieke schrijvers, die dat werk van Felix Timmermans hebben aangeprezen. Maria Viola onder anderen. Hoe zullen die nu tusschen de Scylla van hun literair geweten en de Charybdis van het Vaticaansch verbod door moeten zeilen?

        
    Wij zouden ten slotte Felix Timmermans zelf moeten beklagen, die een trouwe zoon der R.K Kerk is en nu door het hoogste kerkelijke gezag zijn boek als schadelijk voor zijn medegelovigen op de zwarte lijst ziet gebracht. Maar er steekt iets van den wijsgeer in hem, dus zal hij het wel gelaten dragen.
        
    Wat zou het echter wel zijn, dat "Pallieter" bij het College van den index verdacht heeft gemaakt? Het gulle leven, dat uit het boek oplacht, is met een geloovig Katholicisme best te vereenigen. Dat bewijst de schrijver met zijn eigen voorbeeld. Trouwens is het heele Vlaamsche volk, met zijn zin voor het kleurige van het leven, zijn lust in het vette der aarde, zijn jolijt en zijn uitbundigheid, niet goed Katholiek? Vindt de Kerk het genot van de wereldsche dingen, waar bet boek van druipt, wat al te heidensch ?

             egw3.jpg

        
    Dr. Brom liet zich in dien geest uit. Maar heeft de R.K. Kerk niet door heel haar geschiedenis het heidendom gekerstend en gekatheliseerd in zich opgenomen, en ligt ook niet over de levensweelde van "Pallieter" het katholieke levensgevoel van Timmmermans.
    We vragen slechts, want we zijn geen katholieke censoren.

       
    Wij konden ons voorstellen, dat een calvinistische Index — gesteld zoo iets ware mogelijk — "Pallieter" met een zwarte kool aanteekende, maar de katholieke!
        
    We kunnen het begrijpen, dat "Het Vaderland" de partij opneemt van Felix Timmermans, die tot de geregelde medewerkers van het blad behoort. Ook dat het liberale orgaan, hetwelk zoo ver afstaat van het christelijk leven en zijn eischen tegen den "homo carnalis", niet zoo gauw wegwijs schijnt in de redenen, welke tot veroordeeling van het boek hebben geleid.

    Het mist echter het recht, om te insinueeren, dat de katholieke, litteraire bewonderaars van het veroordeelde werk "tusschen de Scylla van hun litterair geweten en de Charybdis van het Vaticaansche verbod door moeten zeilen". Dit is juist het geruststellende voor den Katholiek, dat hij in het Kerkelijk gezag een veilig compas bezit, welke hem voor Scylla en Charybdis beide bewaren. En als "Het Vaderland" iemand wil beklagen, dan zij het niet den schrijver of de litteraire katholieke bewonderaars van "Pallieter", maar het stuurlooze libertijnsche publiek, dat zonder wet of leiding, groen en rijp leest en ronddeelt en al de risico's beloopt van de gebreken der menschelijke natuur, het verduisterde verstand, den zwakken wil, de slechte begeerlijkheden en neigingen van het hart.

        
    Dat voor het overige de practijk toelaat aan Katholieken, die daarvoor van kun kerkelijke overheid uitdrukkelijk verlof hebben bekomen, boeken te lezen, welke onder verbod liggen, moge "Het Vaderland" duidelijk maken, dat het hier allerminst een duistere maatregel tegen de normale ontwikkeling van het hoogere beschavingeleven geldt.

        
    Op de overige vragen, door het blad gesteld, kan het een antwoord vinden in ons nummer van gisteren. En wat het "beklagen" van Felix Timmermans aangaat, herhalen wij :

    "Men zegt, dat Felix Timmermans zich slechts wat eenzijdig op zekere kunstverschijnselen van de middeleeuwen inspireerde, Maar dat hij geenszins den inhoud van het middeleeuwsche geloof en de Kerkelijke leer over de erfzonde, haar gevolgen en de verplichtingen van Christus' Verlossingsleer, die hij zelf belijdt, wilde aantasten. Hij heeft thans gelegenheid, om van de oprechtheid dier meening te doen blijken door een kinderlijke onderwerping aan het gevallen besluit, hetwelk in geenen deele aan zijne artisticiteit te nakomt, en eene getrouwe samenwerking met de Kerkelijke Overheid, om dit besluit ten uitvoer te brengen."

    ************

    06-12-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-12-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pallieter - Gerard Brom

    Pallieter.


    Door FELIX TIMMERMANS

    Boe
    kbespreking door Gerard Brom uit De Beiaard 1917.

      
    Prinsen besloot zijn «Handboek tot de Ned. Letterkundige geschiedenis» met een welkom aan dit werk, vóór het in boekvorm was verschenen. En Nurks, die stiekem in elke Hollander zit, zoals Pallieter openhartig in elke Vlaming, zou daaruit afleiden, wat weinig zaaks onze letterkunde dan moet zijn, als zo'n schildering zonder beschouwing, overlopend van kleurige, klinkende woorden buiten verband, nu voor een meesterstuk geldt. De vergelijking met 't beste van de tijdgenoten kan Pallieter des te veiliger aan, omdat stof en vorm er nauweliks mee te vergelijken vallen; zó vlot en vrij heeft Timmermans de toon van Van Looy en Streuvels verlicht tot een nieuwe wijs, een eigen lied. Hij praat maar gezellig door, tafreel volgt op tafreel, altijd raak en toch meestal buiten ons om; want verhaal of handeling, het leven van 't leven, schiet er weinig over, zodat de grootste verrassing misschien is, hoe een boek geen eigenlike roman hoeft te zijn om te pakken.

                  3af.gif Gerard Brom

       
    Hollandse literatuur lijkt met Hollandse muziek wel eens verdacht van inspiratie; de schrijvers hebben in ons schilderland scherp waarnemen geleerd, maar het weergeven van die werkelikheid is soms zó onnatuurlik, dat hun ontleedkunde geen realisme meer verdient te heten, omdat de stroeve vorm slecht beantwoordt aan de inhoud. Nu heeft Pallieter van maakwerk wel niemendal; met hetzelfde gemak, waarmee de hoofdpersoon door het leven heenbreekt, houdt de schrijver hem gezelschap. De uitdrukkingen rollen elkaar driftig, dus levendig genoeg na; het werk is onweerstaanbaar gegroeid als een beeld of eerder een deel van de natuur, waar 't midden in beweegt.

       
    De kracht zal er uit bij de wilde Pallieter, die zwelgt in 't menselike, kinderlike, dierlike van 't leven. Hij rent zó van zijn bed het water in, hij moet rijden en rossen, springen en zingen, vliegt op een paard in de wei, stapt in 't eerste 't beste vliegtuig, gooit alle kranen open, alle kleren los, heeft het nooit uitbundig genoeg, laat klokken klinken en 't ene blaas- of snaarinstrument na 't ander, zolang hij «lawijd» voor begeleiding van zijn harde harteklop nodig heeft. Hij geniet gulzig met alle vijf zinnen, ademt tegelijk in en uit, tot hij zich haast verslikt. Hij zet zijn wil tegen elke wet en vervult dadelik zijn dolste wensen. Kracht, kracht, kracht als bij de twisten en de kunst van ’t vruchtbaar Toskane in de middeleeuwen; niet toevallig wordt vier, vijf keer wel Mozes genoemd, Mozes, het geweldigst onderwerp van de geweldigste Florentijn.

        
    Een geniaal kindervolk is 't ras van Pallieter, dat zich maar hartstochtelik laat gaan. De Hollander, strak en stuurs man van beraad en beleid, van gewichtige ernst en koppige volharding, van kritiek en methode, benijdt onwillekeurig de Vlaming, los en lollig wezen van opwellingen en uitbarstingen, van scheppingsdrang en aanstellerij, zoveel dichter bij 't zonnig Zuiden dan wij. Wat ons in de onstuimige taalbroeders aantrekt, is niet allereerst het gemeenschappelike, want de Friezen maken ons zelden warm, maar vooral het andere, juist het Franse in die Flaminganten. Onze stamgenoten hebben meer dan één droppel vreemd bloed in hun woelig lijf; en dat spoor vloeibaar vuur maakt ze voor ons zo pikant. Aan Walen zal het Nederlandse van een Vlaming opvallen, aan Hollanders juist het Belgiese.             Hullebroeck heeft naar onze smaak een opera-achtig pathos in zijn voordracht, dat zijn succes binnen 't stijve Noorden bevordert, en bepaald in zijn uitspraak een Romaanse eigenaardigheid, n.l. het emfaties scheiden van de woorden met theatrale e's, zo heel anders dan ons assimileren van alle medeklinkers, verwant aan onze gelijkmatige gang tegenover de danspas van een Belg.
         Verriest geeft in zijn optreden een elégance, een finesse, een charme, die hij van zijn Westvlaamsche boeren nooit leren kan, en weet met de plooien van zijn kleren, zijn zijen foulard, zijn handschoenen zich zó sierlik te draperen als wij, bang voor gebaren en vertoon, alleen bij Italjaansche predikanten zagen. De «pastor van te lande», niets minder dan naïef, staat ten voeten uit zichtbaar als een antiek redenaar, die tegelijk op het oog en op het oor inwerkt, en beurt de tipjes van zijn toog al trippelend bij 't zangerig zeggen van «Brunelleken», alsof de Franse gratie hem boven Vlaams gevoel bezielde en de spiegel zijn model geleverd had. En maakt één Vlaming op ons een Franse indruk, al is 't niet van de edelste stijl, dan René de Clercq, door zijn teerste liedjes opgewonden van retoriese declamatie uit te brullen en zijn ijdelheid met breed effect uit te stallen.

        
    Van dit geheimzinnig bekoorlike in de Vlaming, ons evenbeeld en ons tegendeel in één persoon, heeft Pallieter vooral het grof-gezonde, dolvrolike, volbloedige van de natuurmens, die we 't klaarst voorstellen naast de «natuurmens», zoals de Hollandse cultuurmens graag zou zijn en met vegetarisme, sandalen, zonnebaden hoopt te worden. Wat staat verder van de natuur af dan zulke forensen, opgepompt met sentimentele theorieën? Zij vinden Pallieter een barbaar, wat hij in de grond ook brutaal is; zij gaan zich intussen vast op Pallieter vormen en vertalen zijn ondoordachte woorden in 't abstracte en 't ideale; ja wie weet, of zijn komedie niet tragies inwerkt op zulke dekadenten, jaloers op al wat spontaan is en vitaal en daarom wanhopig in hun machteloze navolging van een ongelikte oermens. Hollanders willen op papier ook eens de Vlaamse leut beleven, maar bij al de luchtjes van een dorpskermis zuchten ze stil, wat Schopenhauer over de wereld zei: «herrlich zu sehn, schrecklich zu sein!» Pallieter verschalkt trouwens elke berekening als hereboer, die van 't landelike net zoveel of zo weinig aflikt als hij wil.

        
    In zijn wereld staan de mensen elkaar zo na als vertrouwelike scholieren, onbewust van standen of belangen. Volop «erdgerüchig» drijft hij op een weelde van spel en lied, waar anders alleen de volkskunde wat van oppikte. Wat Vlaams, wat door en door Vlaams allemaal! Zou u denken, freule, dat de straatjongensmanier, waarop Pallieter zijn naam in de sneeuw durft schrijven, herinnert aan 't getijdeboek van een kardinaal?

    Een miniatuur in t kostbaar Breviarium Grimani illustreert de wintermaand met een ventje — een koorknaapje, om liturgies te blijven —, dat gemoedelik de sneeuw een beetje geel aan 't verven is. De Nederlandse school werd immers beroemd om zijn koloriet?

        
    Dat Vlaamse landleven staat dichter bij de tijd, toen de mensen nog echte en oprechte beestjes waren als de kerels en wijven van Jan Steen. Zijn Haarlems schilderij van een boerefeest heeft tussen de zuipende, brakende, razende «mensen» als middelpunt een vet varken, waarbij we haast denken aan symboliek, ofschoon de meester natuurlik zo'n term aan zijn laars lapte. «La béte humaine», maar dan optimisties gekleurd, lijkt de ongeschreven ondertitel van Pallieter. En zou de stoel van een preutse lezer niet telkens kraken onder 't schateren om avonturen, die hem, nu ja, alles behalve sympathiek, maar tenslotte verwant blijven? De goeie ouwe tijd, toen een dorp als één familie aan mekaar kleefde, leeft in ’t patriarchaal Vlaanderen nog tamelik onbevangen voort, zoals het studeren van een Leuvens hoogleraar in de keuken toelicht. Wij met onze angstige zindelikheid en veeleisendheid staan voor dat zorgeloze van de Vlaming vreemd, terwijl hij weer onze onverschilligheid voor ons voorkomen, onze ongevoeligheid voor franje, onze vervreemding van kunst en feest als levenselement onverstaanbaar vindt.

        
    Wij missen pijnlik beginselen bij Pallieter en noemen zijn kring bedenkelik klein en laag; maar schemert er soms in die gedurige Onnozele Kinderdag van 't volksleven geen paradijs, waarvoor wij de Hollandse overbeschaving gedeeltelik mochten ruilen? Laten die grote kinderen zich desnoods ééns per jaar een ongeluk aan rijstepap eten of aan worst van honderd meter lang, 't is altijd onschadeliker dan onverteerde filozofie, vergallend socialisme of vergiftig Malthusianisme. Pallieter is 't tegendeel van een heilige, maar zijn gebreken zijn tenminste doorzichtig naast allerlei vals spiritualisme. Ik geef voor Pallieter bijna de Kleine Johannes met al zijn kwijnende, kwijlende Zondagscholerij present. Het hoogtepunt van 't sprookje, dat voor modernen een openbaring betekent, is aan zee de les in pantheïsme : «Zoo moet gij bidden» (1); maar vergelijk bij die toneelvertoning eens Pallieters ongedwongen bewondering voor een veld klaprozen: «Och, Sint Jan, worroem staat da' ni in oewen apokalips?»

    (1) Van Eeden, de pseudoprofeet die graag met Azië koketteert, lijkt een matte luxe-uitgaaf van Multatuli, die vijf en twintig jaar vroeger schreef : «Saïdjah had niet geleerd te bidden, en 't ware ook jammer geweest hem dat te leeren, want heiliger gebed en vuriger dank dan er lag in de sprakelooze opgetogenheid zijner ziel, was niet te vatten in de menschelijke taal.»

        
    Een sprookje is ook de geschiedenis van de alles behalve etheriese Pallieter, waarvan de prikkelende paradox zit in de toverwereld van tastbare mensen, de fantazie van ’t dageliks leven, de verbeelding van 't ouwerwets luilekkerland zonder werken of zorgen. Heel dit drasties verhaal is in de grond onwerkelik als Van Eeden's zwevende allegorie. Als een langslaper zijn klok, zo heeft Pallieter zijn verstand stil gezet; en zou iemand al het redeneren kunnen laten, zijn geweten smoort hij nooit. Maar Pallieter is «jenseits vom Guten und Bösen» en zo is zijn bar natuurlik doen een masker voor zijn onwezenlik zijn; in plaats van met beide voeten in Vlaanderen te staan, huppelt hij luchtig over Arkadië. Felix Timmermans blijkt bij onderzoek van zijn papieren een boers achterneefje van de Athener Karel van de Woestijne.

        
    Nooit zal een modern Europeaan de wereld bezien als een Helleen, die vergat dat hij naakt was. Vandaar spookt er een duiveltje van leedvermaak en heiligschennis door het schijnbaar onnozel hoofd van Pallieter. Opvallend staat het gewijde telkens naast het onheilige, ja zondige; want het zinnelike van Vondels bruiloftsverzen is kinderspel bij de lust, die hier zo vleselik en vreselik uitbreekt; en al is de geest van 't geheel toch te woest voor de jeugd en 't volk, waaraan 't anders het meest zou besteed zijn, en eigenlik voor alle mensen zonder vereelt geweten, — het viel met een snoeimesje nog altijd voor een ruimer kring te redden.    De indruk van fatalisme is de weerschijn van 't optimisme, dat meermalen cynisme nadert; Pallieter lijkt nu eenmaal vrij geboren zoals zijn zuster vroom en de schrijver gunt hem al zijn streken even vanzelfsprekend als een vader de uitgelatenheid aan zijn zalige zuigeling, bij wie slapen en eten, eten en slapen met andere periodieke functies de levenstaak uitmaken. Willekeurig draait Pallieter de hele ratteplan met stomme welsprekendheid de rug toe.

        
    Er ineens de brui aan geven, op z'n kop gaan staan, om de vervelende wereld een keertje anders te zien, het fatsoen binnenste buiten keren en dan de boel kort en klein slaat, dat voelt een dichter, bij wie 't op zijn tijd van binnen raast, opkomen, al is 't maar voor de hartstocht van zijn verbeelding. Zonder zo'n genot in dissonanten, waardoor zelfs de zoete Eichendorff tot zijn sprookje «Aus dem Leben eines Taugenichts» gedreven werd, is de geestelike dronkenschap en de Umwertung aller Werte en de Antichrist van een Nietszche, eerst dichter en dan denker, eenvoudig niet voor te stellen. Een kunstenaar wil oorspronkelik en vrij en nieuw, alleen zich zelf tegen allen in zijn.

        
    Maar het leven, dat hij met zo'n vaart aanvliegt, botst hem terug tot een gezond evenwicht. Dansend verliest hij immers vat op de omgeving, die hij zocht te treffen; door zich volslagen vrijheid te geven tegenover de samenleving, maakt hij zich van de mensheid los en raakt de werkelikheid kwijt. Niemand is dan weer met zo'n geweldige schok op aarde neergeploft als Wilde, die getuigde: «What the paradox was to me in the sphere of thought, perversity became to me in the sphere of passion». Het wagen van Timmermans wreekt zich onverbiddelik krachtens wetten van de natuur en boeit de lezer daarom meermalen enkel oppervlakkig als een kleurstudie zonder ziel.
         Zinnelik wil hij zijn en de zintuigen alleen spreekt hij aan. Het leven van Pallieter is een schijnleven, de droom van een paljas, die zijn benen hoger durft gooien dan iedereen, omdat het slappe benen zijn, waarop geen mens kan staan. Ver van 't wezen van zijn persoonlikheid te ontdekken bij 't ontvluchten van de orde, vervalt hij in toevallige uiterlikheden, waardoor hij geen blik op het ware leven krijgt. Boven in de lucht orakelt de verblinde genieter: «Och, Thomas à Kempis, als g'in e vliegmachien had gezete, oe boekske had duzend kieren iens zoo schoen gewest!»

        
    Laten Timmermans' ruwe woorden u niet van de wijs brengen! Zijn volksliefde is maar een beau geste als het pilo buis van Hullebroeck, dat het Quartier latin is afgekeken; hij heeft een verfijnde smaak, dubbel verfijnd, omdat het voorwerp zo'n kontrast van grofheid is; hij lijkt een volleerd gastronoom, die op zijn tijd in de Neurenbergse herberg van Dürer zuurkool gaat proeven. De pastoor houdt zijn buik van 't lachen vast, wat een pastoor in ouwerwetse stijl eenmaal moet doen, maar de pastorie wordt heel kieskeurig uitgerust met een cel — Pallieter zegt zelfs met de virtuozen cello — ,waar in een bootje 's avonds «Beethoven, Wagner, Palestrina, Grieg» op gespeeld wordt. Niet kwaad sinjeur Pallieter, pardon meneer Timmermans, om tussen een paar rumoerige partijen weer even te bekomen. Een artiest houdt die rol van boer niet te lang achtereen vol. De pastoor heeft nog een biezonder herbarium en verstaat de kunst om voor Pallieter 's kornuiten vrome verzen zó zacht te laten uitklinken, «dat ze niemand had gehoord met de ooren, maar wel met 't hart».
         De fijnproever Pallieter bestelt in een heerlike omgeving een concert van «driftige spaansche dansen, weemoedige russische iederen, sterke zangen uit de bergen en slepende liederen uit de bretonsche vlakten». En zo doortrapt eclecties is zijn levensprogram, dat het in 't verkort Van Deyssel's ontwikkeling «van Zola naar Maeterlinck» vertoont. Het decor van 't boek is vernuftig ontworpen; de molen, waar een legende de jonge Rembrandt bezig droomde, wijst Timmermans aan de kleurverzadigde schilder Fransoo toe. Dat hij Pallieter laat bladeren in de bijbel van Mourentorf, is heel aardig, maar waarom vertaalt hij De Profundis in oud-Vlaams dan alleen voor een aristocraties archaïsme? Ook geeft de middeleeuwse spelling van de liedjes (2) een boekesmaak, die Pallieter dadelik zou wegspoelen, als hij die ooit waarachtig krijgen kon. Neen, dan vallen de prentjes naar de trant van houtsneden tussen de tekst beter in zijn kader.

    (2) De tweede druk zit vol drukfouten, waarvan er één al heel jammer de welluidendste regel van ’t renaissance 'Kerstlied verstoort met weten inplaats van wesen.

        
    Gedurig blinkt onder Pallieter's boerekiel het vest van een modern estheet, die een «walkurenrit» (titel van een hoofdstuk) met het Wagnermotief op de lippen uitvoert. In al zijn bedriegelike gedachteloosheid is hij overbewust, bekijkt het landschap als een schilder en 't leven als een dichter. Zelfs zijn Vlaamsigheid lijkt wat opgelegd : zijn paard heet Beiaard en zijn huis Reinaart, hij haalt Ruysbroeck en Gezelle aan en houdt volledig, zo niet stelselmatig, de landsgebruiken bij. Op de keper beschouwd valt Pallieter te signaleren als een Brusselaar op vacantie, die even ver van zijn volk als van de Kerk afstaat en daarom eindelik zijn zelfzucht uitviert in een wereldreis, omdat hij «overal en nieverans» wil wonen.

        
    Zo schijnt Timmermans beter kunstenaar dan Vlaming. «Bandeloos en liefdeloos», naar Paulus in één adem de heidenen noemt, is zijn held, waarvan 't natuurgevoel louter zelfzucht betekent. Hoe houdt Pallieter van Marieke? Die vraag is een oordeel. De schrijver legt zijn vrijbuiter allerlei citaten in de mond, maar blaast elke herinnering aan de katechismus uit zijn hoofd; en die beslissende keus maakt hem verantwoordelik. Hij weet wel beter en doet naar zijn zin — «'k Heb God gevoeld, mor 'k blijf toch mensch» —; hij kan een hoger wereld, die hem uit zoveel kerktorens overweldigt, onmogelik voorbijzien. En wat begint hij nu? Vloeken of vechten, met Saulus de hielen tegen de prikkels slaan? Wel neen, lachen alleen.
          Hij kan 't geloof evenmin missen als een koster; bidden doet hij wel zo goed als orgeldraaien; zingt de Heilsoldaat heilige woorden op vrolike wijzen, Pallieter keert het om, volstrekt niet kwaadaardig; want je kwaad maken is al te zwaar op de hand, och zó maar; hij wil leven en laten leven, knipoogt tegen O. L. Heer, zoals hij tegen iedereen durft, en noemt zijn Schepper «de Baas van hierboven». Zijn gezicht staat te bol voor uitgestreken plooien, alles zet zich in zijn verbeelding stoffelik en smakelik om, zodat hij aangedaan wordt «tot in het klokhuis van zijn ziel.»

        
    Is 't niet hopeloos om met iemand in zo'n roes te redeneren? Pas op! Pallieter zelf speelt op zijn manier voor filozoof en en theoloog, al is 't maar door te denken, dat de dingen onmogelik uit te denken zijn. Onder zijn grappen smokkelt hij meer dan één geloofsbelijdenis. «Zoo gaat het altijd voort en altijd rond, het eene maakt plaats voor het ander, en staat ge nu met uw tien geboden in het haar, of op uwen vinger te zuigen, de «waarom» komt ge toch niet te weten. — Mor da's niks, zei Pallieter, 't is schoen, en lot er ons de sijs van aflakke». Later vertelt Timmermans : «De wereld draait rond, hij draait mee en er is maar één verschil en dat is : dat hij van het draaien geniet.» Het leven om te genieten, daar komt het refrein op neer. Pallieter leest een hoofdstuk uit de H. Schrift, als 't hem lust bij wijze van poëzie, en zegt of doet meteen iets erg gemeens, waar hij evenveel trek in heeft.         
          Vlak na 'n walgelike godslastering op de Eucharistie, die bij zijn geregelde schending van Gods heilige naam misschien minder schokt, volgt een bladzij uit Gods Woord, dan komt een smulpartij en die episode sluit met de aanroeping: «O God! ’t Plezier is werral gedaan, geft er ons nog!...» Een processie of een gedicht, elke muziek en ieder landschap is een gelijke wellust voor Pallieter. «Wa veur nen uil kan er nog nor nen hemel verlangen, als hem zoo iet zie!» En om dan de verschoten Satansvlag ineens uit te halen, roept hij Parijs na: «De groete Pan is nog ni doed.»

        
    Is Pallieter dus per slot geen gevaarliker en verraderliker apostel van 't pantheïsme dan de Kleine Johannes? Gevaarliker, omdat het lustig leven van vlees en bloed boven een leer meesleept, en verraderliker, omdat de Vlaming zijn goedlachse lezers met grimassen ontwapent. Van 't begin af doet het heidens aan, heidens als een humanist. Bleef het Christendom maar van 't toneel! Maar hij doet zijn schandaaltjes bij voorkeur tegen de muur van de kerk. De godsdienst lost zich in vormen, niet eens van liturgie, maar van folklore op. Timmermans beschouwt het Katholicisme niets inniger dan een Amsterdams schilder, die van geen toeten of blazen weet, (3) de Larense Sint Jansprocessie. De diepte van al dat moois, dat hem een ogenblik verrukt, raakt hem geen zier. Pallieter zou in 't zonnig Algiers mogelik nog harder Allah meejuichen dan Alleluja in Vlaanderen. Intussen houdt de bandiet, die volgens de schrijver om de haverklap vloekt en nooit bidt dan hebberig, arme pelgrims de hoogste mystiek na! Is 't de vos, die de passie preken moet, dan is dat staaltje best; maar het maakt een indruk van wat anders.

    (3) Hoe Palestrina op een cel te strijken valt, mag Joost weten. Maar wat een reuzeflater begaat de schrijver, door de pastoor aan de pasgeboren drieling «het doopsel van begeerte» te laten geven!

        
    Iedereen herkent in Pallieter de familietrek van Uilenspiegel, de dolle duivel van de beeldstorm, die «Vive le Geus!» door zijn kunsten liet razen en met zijn sprongen niets bedoelde dan priesterhaat. Pallieter mest geen pater met hels overleg in een kooi vet, hij wandelt arm in arm met zijn pastoor. Het moet een kromme pastoor zijn, die zich geregeld om Pallieter «krom» lacht, zonder hem te bekeren of te beleren! De verhouding van Uilenspiegel tot de fanatieke ketterij, zo iets als het bondgenootschap van Ulrich met Luther, is geen minder raar monsterverbond dan 't verkeer van Pallieter met de pastorie. Maar bestaan van 't laatste geval ook geen historiese voorbeelden en lokten die 't andere niet uit?

    Er is om gespot, dat een boek als Pallieter overal ernstige beschouwingen opwekte. Feesten eindigen wel meer in gedachtewisseling; en dan brengt niets zoveel aan 't denken als het bonte leven, waarvan Timmermans ons in tintelende tinten een rauw stuk vertoont.

    ******

    05-12-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    03-12-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Oorlogtribulaties die de Fé doormaakte

    Felix Timmermans
    en de
    Oorlogtribulaties die hij doormaakte.

    Uit de Eindhovensche Courant - 19/10/1940

    Herhaalde malen ontsnapte hij aan de dood.
    " t Was verschrikkelijk schoon"

         Aan het einde van den vorigen oorlog, is Felix Timmermans plotseling in de algemeene belangstelling komen te staan van Noord en Zuid met zijn boek "Pallieter". In die jaren, dat dood en vernieling heerschten kreeg dat boek ineens de beteekenis van een spontane ode aan het leven.
    Thans is wéér een oorlog voorbijgebliksemd. En wij waren benieuwd om te weten, of de Fee andermaal in het apocalyptisch rumoer van den krijg, de pastorale schalmei zou hebben bespeeld?
         Het was echter een geheel ander geluid, dat wij te hooren kregen, dien middag, dat wij in den Hulstkamp op de Antwerpsche Keijzerlei, Timmermans ontmoetten : Ditmaal is de schrijver bijna zelf een slachtoffer geworden van den oorlog, dien hij thans aan den lijve heeft meegemaakt.
    Terwijl aan een tafel naast ons Floris Jespers, de schilder met het fascineerend coloriet, half verstrooid zat te luisteren, vertelde de Fee ons zijn meest treffende oorlogs-ervaringen.
         Den negenden Mei bevond hij zich te Amsterdam, om twee redenen: een tentoonstelling van eigen schilderwerk bij Buffa en de plechtige opening, 's avonds te elf uur in het Rijksmuseum, van de Belgische ruil tentoonstelling van schilderkunst.

         "Wij waren daar," aldus Timmermans, "voor die expositie met een heele bende: de schilders Door Opsomer en Pierre Paulus, conservator Leo van Puyvelde, de heer de Hertoge, de beeldhouwer Creits en nog verschillende andere Belgen. O Ja, ook nog Albert Servaes, die met zijn witten baard meer en meer op den Victor Hugo van de sigarenkaskes begint te trekken".
         Na de opening der tentoonstelling werd aangezeten aan een diner in Carlton en om twee uur, in den oorlogsnacht van den tienden Mei, ging de Fee naar bed.
    "Anders slaap ik altijd gemakkelijk in, maar nu ging het niet Eerst om zeven uur ben ik wat ingedommeld. Ik voelde iets onrustigs aan".
    Terwijl hij slapeloos den nacht doorbracht, hoorde de schrijver veel confuus geluid in de straten van Amsterdam. Hij dacht: "Wat is dit toch een nijverige stad: zelfs in oorlogstijd wordt er dag en nacht gewerkt". De oorlog beperkte zich op dat oogenblik in zijn gedachtengang nog steeds tot Engeland, Frankrijk en Duitschland.

         En, als de eerste bommen met geweldige slagen op Amsterdam ontploften, meende Timmermans — dat maar steeds zware vrachten op schepen werden geheschen, die met veel lawaai op het dek neerkwamen.
    — "Wat doen die mannen toch veel zaken", zeide hij nog eens bij zichzelf. Om acht uur rinkelde de telefoon.
    — "Of hij klaar was?", vroegen beneden de Belgen, die met hem naar Amsterdam waren gekomen.
    — „Ik kom straks. Eerst nog 'n pijpke smooren".
    — "Maar jongen, 't is oorlog! Hebt gij dan niets gehoord?"

    Felix stond, "als van de hand Gods geslagen". Hij Heeft zijn pijp niet aangestoken en van het heerlijk Hollandsch ontbijt, dat gereed stond, heeft hjj niets gebruikt. Hij ging er zelfs niet eens naar kijken. En dat is erg! In de hotelhall heerschte groote verwarring bij de Belgen, die zich afvroegen wat zij moesten doen? Timmermans en nog anderen, wilden kost wat kost "naar moeder de vrouw".

    — "Als wij over den Moerdijk kunnen geraken, dan zijn wij gered", orakelde de schrijver.
    Na lang zoeken ontdekten Timmermans, Opsomer, de Hertoge en Creits een taxichauffeur, die met hen het avontuur zou wagen. Langs allerlei omwegen kwam de groep rond het middaguur aan den rand van Rotterdam. Niemand mocht een stap verder!
    — "Het is niet om mij zelf te vleien, maar het is, omdat ik Felix Timmermans was, en ik zeide, dat ik absoluut naar Lier moest dat een marinier ons tenlaatste doorliet". De kennismaking tusschen den schrijver en den marinier was kort maar krachtig.

    — "Zoo, ben jij Timmermans. Aangenaam Maar nu moet je 'm gauw smeren, want het gaat hier stinken". De groep kwam in Rotterdam, terwijl de strijd in en om de stad woedde. Vanuit een venster werd de auto gemitrailleerd. De inzittenden vluchtten een kazerne binnen. Een door een schrapnell losgeslagen lantaarn, plofte voor hun voeten neer.

    — "Hij draaide bijna, gelijk een kegel, op Opsomer zijne kop". Van de kazerne slopen de vluchtelingen behoedzaam als dieven naar hun auto. Maar niemand mocht de stad verlaten.
    — "Wij zaten gevangen in Rotterdam, als muizen in een val".
    Er werden stappen gedaan voor het bekomen van een vrijgeleide. De autorit werd betaald en men bracht den nacht door in Atlanta. Al die extra uitgaven hadden de financieele middelen van den Fee uitgeput.

    — "Ik had geen rotte knop meer".
    Hij had nog wel een check op zak op de Twentsche Bank, maar.... er was geen Twentsche Bank meer! Dan maar naar het Belgisch Consulaat. Daar was men onmiddellijk bereid om geld voor te schieten. Ook Opsomer gaf hem "briefkens".
    — "Die ik intusschen al aan den Door heb teruggegeven", zeide Timmermans, want de Vlaamsche eerlijkheid is spreekwoordelijk. "Den consul zie ik later wel".

    Eindelijk werd een vrijgeleide bekomen.
    Doch.... nu was men zonder auto om verder te rijden!
    — "Ineens stond daar een als door God gezonden chauffeur met een Belgischen wagen voor ons. Hij had menschen naar Den Haag gebracht en kon niet meer terug naar België".
        Het vrijgeleide werd uit den zak gehaald en zou ook maar voor den chauffeur en diens auto dienen. In vliegende vaart ging het over Alblasserdam, Kinderdijk, Gorkum, 's-Gravenmoer naar Breda.

    jt72.jpg


    De Fee kreeg ineens goesting in zijn pijp, want hij dacht dat hij nu uit de branding was.

        Maar jawel, daar werd zoowaar ook Breda beschoten! Weer moest men het veege lijf in veiligheid brengen met ergens binnen te vluchten. Zoodra wat kalmte intrad, werd de reis voortgezet. De vier gezellen kwamen andermaal in een hel terecht als zij op den steenweg van Brasschaet kwamen.
    Vliegtuigen loeiden door de lucht. Op den weg regende het mitrailleusekogels. De vluchtelingen kropen dicht tegen huizen, gingen plat in een gracht liggen, zochten de beschutting op van een dikken boom.

    — "Daar stonden wij alle vier achter elkaar, gelijk de muzikanten van Bremen, maar muzikanten in mineur".
    Als de vliegtuigen weg waren, werd weer een eindje verder gereden.
    Maar de vliegmachines kwamen herhaaldelijk terug Felix en zijn makkers zochten nu beschutting in een kippenhok...... zonder dak.

    — "Vanuit dat kiekenkot hebben wij apocalptische dingen gezien. Het vuur van kogels en granaten kartetste gelijk paternosters. Overal zagen wij branden. Dat was schoon, gelijk de prenten uit den tijd van Napoleon, 't Was ook verschrikkelijk.
        Eigenlijk was het verschrikkelijk-schoon. Ik dacht: Nu word ik zot. Mijn keel was droog van den schrik. De zon scheen, en als de vliegtuigen boven ons vlogen en vlekken schaduwen veroorzaakten, was het of zij dwars door ons gingen. Die vliegtuigen kwamen telkens aansnorren gelijk triomfbogen, die open en toe gingen. En als ze opengingen kwamen er gelijk in wreede sprookjes en kwade droomen, kogels, vuur en ik weet miet wat nog allemaal uit". Ondanks alles, werd niemand gekwetst.

    — "Onze engelbewaarder had gepantserde vleugels over ons uitgestrekt".
        Als de schrijver te Lier aankwam, waar hij zijn gezin terugvond, was het alsof hij na een smartelijken tocht in een oase was beland. Dagenlang evenwel, heeft hij van de reactie niet kunnen eten, rooken of denken. Het verblijf te Lier, dat behoudens het opblazen van enkele bruggen niet van het oorlogsgeweld heeft geleden, was echter van korten duur. De bevolking moest, om strategische redenen, het stadje ontruimen. Felix en zijn gezin naar Antwerpen, in het St. Lievensgesticht
    Daar kwam de componist Renaat Veremans hem zeggen, dat hij goed zou doen met de Scheldestad te verlaten.
    — "Kamiel", zoo zeide Veremans, die burgemeester Kamiel Huysmans bedoelde, "is naar Brussel geweest en daar hebben de Franschen hem gezegd, dat Antwerpen tot den laatsten steen zou verdedigd worden".
    Timmermans heeft dan aan zijn vrouw gezegd, dat hij niet nog eens in een bombardement wilde terechtkomen en de familie besloot om naar Frankrijk uit te wijken. Er werd een wagen besteld. Deze was echter zóó groot, dat de Fee daar niet op wilde tentoongesteld worden.

    — "Ik kruip liever in een wieg op wielkes Op dien wagen ga ik niet; nog liever laat ik mij dan maar dood bombardeeren". Een vluchteling, die ook den wagen had gezien, kwam vijfduizend bieden "om met zijn familie mee te mogen rijden". Men geraakte tot een accoord.
    — "De man kwam echter... met verschillende families, met naaimachines, bloempotten, portretten, nog anderen rommel en.... wel duizend regenjassen! Op het laatst geleek dat wel een transport naar Siberië!" Te Meenen kon men niet meer verder.... wegens een nieuw bombardement! Gedurende acht dagen heeft de schrijver daar met een twintigtal andere vluchtelingen in een kelder verbleven. Er werd duchtig geschoten.
    — "Wij zijn daar eens temeer door het oog van een naald gekropen". Nu was alle liefhebberij om nog verder te vluchten er uit en de familie besloot om naar Lier terug te keeren, waar inmiddels alles rustig was geworden. Onderweg wilde Timmermans te Sleydinghe een bezoek brengen aan zijn zuster. Een nieuwe beproeving wachtte hem: haar woning was door een bom getroffen, die zijn zuster letterlijk had onthoofd. Thuisgekomen, is hij dagenlang sterk gedeprimeerd geweest en hij dacht, dat hij deze inzinking nooit meer te boven zou komen.

    xf5d.jpg

    — "Mijn geest en mijn hart waren als in een somberen kelder begraven". Stilaan is echter weer rust gekomen. Het werk werd in traag tempo hervat. Veel handschriften waren verloren gegaan. De "Familiekroniek", waaraan Timmermans reeds sedert een paar jaren werkt, is thans echter af.


    Hij heeft zijn Grobbendonksche vacantiemijmerij, "Minnekepoes", hervat.
        Tusschendoor schildert hij tafereelen van de Liersche folklore voor glasramen van het café "Si bémol". Hij werkt verder aan sprookjes voor groote menschen. En binnenkort hoopt hij een aanvang te maken met een nieuwen roman, een soort ontleding van schijnbaar uiteenloopende menschen, die in werkelijkheid veel onderling verband met elkaar hebben.
    — "En, Felix, zal je ook wel eens een boek over dezen oorlog schrijven?"
    — "Neen, jongen, nooit. Daar zal nooit iets méér over verschijnen dan wat ik u er zoojuist over verteld heb voor "De Maasbode".
    Spreekt dat verhaal niet al boekdeelen voor zichzelf ?"
    — "Inderdaad!"

    *************

    03-12-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-12-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Felix Timmermans, Belgie - la Belgique 1830-1930

    Felix Timmermans

    Uit België, la Belgique - 1830-1930

       
    Il débuta avant la guerre avec un recueil de Begijnhofsprookjes écrit en collaboration avec A. Thiry. Ces nouvelles sont conçues dans cet esprit spécifiquement flamand que j'ai signalé à propos de Maurits Sabbe et qui constitue aussi bien un des éléments formant le génie si varié du grand écrivain.


          Son collaborateur du début, Anton Thiry, se spécialisa même plus tard dans ce genre et y acquit une enviable réputation. Timmermans, sans abandonner entièrement ce genre intime et un peu folklorique dans lequel il a donné encore des spécimens remarquables, entre autres De zeer schoone Uren van Juffrouw Symforosa, Begijntje (Les très belles heures de Mlle Symphorosa, béguine), une perle dans son espèce, s' est orienté vers d'autres issues.
         Il a montré au monde un type de Flamand, figure exubérante et formidable, espèce de satyre chrétien, Gargantua paysan travesti en Uylenspiegel bon garçon, roi fainéant et épicurien dont le royaume est la nature éternellement changeante et qui a pour trône une meule de foin, pour palais une roulotte et pour majordome un peintre paysagiste, un ogre ahurissant, qui mange et qui boit pour vingt, qui pisse son nom dans la neige et qui procrée tout naturellement trois gosses à la fois. Qui ne connaît Pallieter? Il a voyagé par l'Europe entière et certains pays lui ont réservé un accueil enthousiaste.

                  1esh.jpg

    L'œuvre parut en 1914 dans la revue hollandaise De Nieuwe Gids et passa presque inaperçue. La guerre éclata et ce fut, les premiers mois, un bouleversement spirituel général. On aurait dit que jamais culture n'avait existé; toute attention pour les choses de l'esprit était comme vaporisée dans le tourbillon de feu et d'horreur qui avait envahi l'humanité.
         Soit dit en passant, cette sanglante épreuve n'a inspiré jusqu'ici à aucun écrivain flamand une œuvre de quelque importance. Plusieurs ont publié des mémoires, des souvenirs, des impressions ; d'aucuns des nouvelles et des esquisses traitant de la guerre et de la vie du soldat en campagne, mais déjà ce travail est médiocre. En général, aucun recueil lyrique n'a paru en Flandre comparable aux Naked Warriors de Rupert Brooke, ni à la poésie humanitariste des poètes de l'Abbaye en France ou du groupe allemand similaire.   L'humanitarisme, en Flandre, ne procéderait pas directement de la guerre, mais de l'activisme, la crise aiguë que le mouvement flamand a traversée pendant l'occupation ennemie. Entre-temps, lorsque l'épouvante des premiers mois se fut un peu calmée et que la longue durée de la guerre eut quelque peu anesthésié les esprits, surtout en pays occupé, par son énervante monotonie, quand, en outre, la disette se fit sentir partout, c'est le prodigieux Pallieter qui, pendant tout un temps, a détourné une masse de gens, d'abord en cette Hollande neutre mais économiquement presqu'aussi éprouvée que les belligérants, puis en Flandre même, de l'effroyable réalité de la catastrophe mondiale. Pallieter en effet, avait été en 1916 publié à Amsterdam sous forme de livre, et, s'il avait à peine été remarqué lors de son passage au Nieuwe Gids, cette fois-ci ce fut un triomphe. Ce livre, en tout état de cause un chef-d'œuvre, constitue un hymne formidable à la vie ; son auteur l'avait créé lui-même après s'être remis d'une maladie dangereuse, subséquente à une longue crise pessimiste.

         Pallieter était la prodigieuse incarnation de tous les instincts comme magiquement assouvis, de tous les désirs immédiatement atteints, de toutes les aspirations réalisées comme par enchantement. Le livre tombait au milieu d'une société humaine qui manquait de tout, où le pain était devenu un affreux amalgame de châtaignes et de glands, où la viande et les pommes de terre coûtaient leur poids d'or, où les choux-raves constituaient un luxe. On comprend à quel point les hommes furent éblouis et fascinés par ce tableau d'une existence qui jadis avait été la leur, certaines distances gardées, bien entendu, et qui était déjà presque devenue un mythe.

         Le succès n'en était pas moins mérite. En Pallieter, Timmermans se révèle un écrivain de race. Sa prose est puissante et souple, pleine, imagée et continuellement elle frappe le lecteur par des inattendus surprenants. Sa vision du monde est unique, à la fois naïve et brutale, puérile et pénétrante; sa sensation de la vie se manifeste en une sensualité luxuriante et en une grande et candide simplicité. Tout chez Timmermans semble fait d'une pièce; chez lui ni raffinement ni complications ; il évite les transitions adoucissantes et les nuances dialectiques qui arrondissent les angles. Sans ambages il passe d'une impression à une autre, procède par violents contrastes, par coq-à-l'âne ahurissants, par métaphores de plus en plus audacieuses. Son coloris verbal est incomparablement éclatant et fougueux, tout y vibre et tressaille et flamboie, tel un immense champ de coquelicots infiniment baigné d'une lumière éblouissante.    Tout y est net et cru, gras et chaud. Souvent on désirerait un peu plus d'ombre, un peu moins de couleurs criardes, un peu de mystère et un peu de douleur... Mais il faut prendre Pallieter tel qu'il est : une création incontestablement originale, pleine de sève et de santé ; une figure toute imprégnée des émanations du sol flamand natal, large, épanouie, radieuse, pour qui tous les jours sont des dimanches et tous les dimanches des kermesses; un formidable épicurien qui se gave de toutes les joies des sens, mais que toutes les voluptés n'empêchent pas d'être pieux, d'une piété que toutefois quinze siècles de christianisme ne sont pas parvenus à purifier des lourds relents du paganisme primitif : toute la Flandre en un mot, sensuelle et mystique, grasse et fertile, mi-sauvage mais splendidement créatrice. Et c'est ainsi que Timmermans a conçu son Pallieter, se moquant de toutes les règles, indifférent aux lois de la composition et bravant toutes les conventions littéraires.

    s05r.jpg


         Timmermans, travailleur infatigable, a publié depuis son Pallieter une longue série d'œuvres nouvelles, d'importance et de valeur d'ailleurs inégale. Het Kindeke Jezus in Vlaanderen, l'antipode mystique de l'exubérant Pallieter, œuvre candide et parfois touchante, brillamment écrite et qui n'est inférieure à la précédente que par le fait qu'elle est d'une conception moins originale. J'aime moins le roman Anne Marie. Mais de premier ordre par contre sont Les très belles heures de Mlle Svmphorosa, déjà citées, ainsi qu'un recueil de nouvelles : Het Keersken in de Lanteern (La Chandelle dans la Lanterne) qui contient quelques pièces de la plus haute tenue, entre autres une évocation réellement dionysiaque de la campagne flamande. Charmant et naïf est le Driekoningentriptiek d'où il a tiré une pièce de théâtre dont le succès n'a pas encore faibli : En waar de Sterre bleef stille staan. Citons encore De Pastoor in den bloeienden Wijngaard, et enfin son Pieter Breughel, œuvre annoncée à grande force de réclame et attendue avec impatience, mais extrêmement inégale et frisant, par-ci, par-là, le burlesque. Il travaille actuellement à une vie de Saint François d'Assise.

    ********

    02-12-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-12-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Boerenpsalm - Gabriël Smit

    Boerenpsalm

    Door Gabriël Smit, uit De Gooi- en Eemlander, nieuws en advertentieblad (NL) - 30/6/1935

       
    Het wordt langzamerhand in de tijdschriften van de jongere letterkundigen gewoonte, om met gemoedelijk kleineerende minachting over de nieuwe boeken van Felix Timmermanr te schrijven : "Die oubollige boerenromantiek ligt achter ons. De brassende Vlaamsche boer bestaat niet, zijn wereld is door Timmermans met de geforceerde kleuren van ouderwetsche volksprentjes vervalscht".


        Op zichzelf is dit oordeel wel te begrijpen. Men kan zich ongetwijfeld voorstellen, dat de jongere kunstenaars van een tijd, die door de zwaarste en meest onoplosbare problemen bedolven wordt, vreemd staan tegenover een kunst, welke zich zoozeer in een eigen blijde, pastorale wereld beweegt, waaraan alle modernistische vraagstukken spoorloos zijn voorbijgegaan. Er moet — om welke redenen dan ook argwaan heerschen tegen een schrijver die zich zoo opzettelijk een eigen toonen heeft geschapen, waar hij tusschen zijn bonte bloemencoulissen menschen laat op treden met zorgen, die zich alleen buigen om den diepsten eenvoud van het leven: een vrouw, kinderen, hun land, de onwrikbare blijmoedigheid en het diepe vertrouwen, het nimmer falende geloof in de goedheid van God en de menschen — dit alles wordt door de nieuwere letterkunde zoozeer verwaarloosd en verloochend, dat men iemand die het vage bezit ervan met bijna uitdagende vreugde in zijn boeken belijdt, niet meer durft te vertrouwen.

                    5rpg.jpg

         Toch is een verwijt van deze visie allerminst gerechtvaardigd, al kan het zich in vele opzichten op een juister verhouding tot de realiteit beroepen. Want sinds wanneer heeft een schrijver niet meer het recht zelf een eigen wereld te scheppen, waarin hij met zijn figuren leeft, beveiligd tegen de stormen van dezen tijd? En sinds wanneer is de wereld van den kunstenaar de harde, naakte werkelijkheid? Is de verstilde wereld van Elisabeth Zernike, die ik den vorigen keer in deze kroniek besprak, wel minder ver van de werkelijkheid verwijderd dan Timmermans' boeren-barok? En de Italiaansche romantiek van Fabricius? En het Slavische heldendom van Den Doolaard? Het gaat in een boek nooit alleen en in de eerste plaats om de werkelijkheid; het gaat er om, hoe een schrijver de verschillende factoren dezer werkelijkheid in zijn eigen compositie herordende en verhief boven de eigen, reëele waarde.         Het gaat om het wonder, dat verdorrende bloemen in verzen eeuwig frisch doet ontluiken; het gaat om de hoogere, verlichte werkelijkheid, welke de kunst van alle tijden geweest is en blijven zal. Het eenige. dat men Timmermans van deze zijde verwijten kan is, dat hij de letterkundige touristen heeft teleurgesteld. Zij gingen naar Vlaanderen om dansende en bier drinkende Pallieters te zien. Zij vonden gewone, eenvoudige boeren, misschien met grooter optimisme dan bij ons, maar meer zeker niet. Zoo werden ze teleurgesteld, doch dat lag aan de touristen en niet aan Felix Timmermans, want een roman is geen reisgids.

        De beantwoording van de vraag, of Timmermans een groot schrijver is, staat hier natuurlijk naast. Een kunstenaar, die een eigen wereld heeft opgeroepen, behoeft daarom alleen nog geen groot kunstenaar te zijn. Dat hangt af van de wijze, waarop hij zijn figuren in zijn wereld leven en bewegen laat. Doch ook dan doet men Timmermans onrecht, wanneer men hem alleen als een soms sentimenteelen moppentapper ziet. Inderdaad heeft hij misschien een bepaald deel van de Vlaamsche traditie vaak te eenzijdig geïnterpreteerd.    Breughel was niet alleen de schilder van boertige kermissen, hij was ook de kunstenaar van de aangrijpende, grootsche tragiek der drie blinden, in welk schilderij hij een onpeilbare wereld van ontstellend duister opriep. Dit kon Timmermans niet aan : zijn Breughel-roman moest hen, die juist deze tragiek in den ouden meester zien, óók in zijn kermis-stukken, teleurstellen. Maar al is Timmermans geen grootsch, dramatisch schrijver, voor anderen dan pastorale optimisten schreef hij zijn " Schemeringen van den dood ", die een bittere, wrange atmosfeer oproepen van een armzalig, wankel en belaagd menschenlot. Er staan in dezen bundel verhalen, die in pessimisme voor geen enkelen modernistischen schrijver behoeven onder te doen en die daarenboven nog op vele plaatsen de wonderlijke gedempte, versluierde vreugde hebben, welke de dood slechts voor de grooten heeft. Een keuze tusschen Vestdijk's novellenbundel "De dood betrapt" en Timmermans' "Schemeringen" is — voor mij althans — niet het minst twijfelachtig.

        En voor hen, die verder zien dan den schijn, is er in "Anna-Marie" en ook in "De pastoor in den Bloeyenden Wijngaerdt " op vele plaatsen een groote oprechte droefheid om de wisselvalligheden des levens en de vervreemding tusschen de menschen onderling, méér dan oppervlakkige vreugde van kwinkslagen of zoete sentimentaliteit. En op nog meer plaatsen, buiten den overmoedigen Pallieter, is er een werkelijk diepe vreugde, die met grapjasserij niets meer uitstaande heeft, die stijgt tot een bijna extatischen jubel om het waarachtige goede dezer rijke aarde. En wie heeft het recht iemand dit te verwijten?

     ob9f.jpg

         Ook in Timmermans' nieuwste boek "Boerenpsalm" treft deze diepe vreugde en het bizondere ervan is, dat zij — meer nog dan in vele vorige boeken — tot een groote, alles beheerschende kracht is opgeheven. Op sommige plaatsen is inderdaad weer de bekende oubollige Toovenaar uit Lier aan het woord, maar zeer vele bladzijden gaan verder, veel verder. Het is een bewijs voor Timmermans' onbetwijfelbaar schrijversschap, dat zijn werk nog steeds groeit, dat het niet aan zichzelf gelijk blijft, doch steeds weer nieuwe bronnen aanboort, dieper en zuiverder.
        "Boerenpsalm" is geschreven als de autobiografie van een armen, eenvoudigen Vlaamschen boer en het is met dit verhaal als met de andere: men moet het lezen los van de werkelijkheid, maar toch geheimzinnig door de zelfde werkelijkheid gevoed en met duizenden onzichtbare banden er mede verbonden. Want als representant van de boeren lijkt mij de hoofdpersoon van dit boek wel wat tè poëtisch: zijn levensgeschiedenis is een loflied op de vruchtbaarheid der aarde, die hij in onverzettelijken ijver en met harden, zwaren arbeid dwingt haar zegen te geven voor het welzijn van zijn gezin. Zijn leven is overigens het leven van duizenden boeren, in Vlaanderen, in ons land en overal, en de intrige van "Boerenpsalm" blijft ook tot het noodzakelijkste beperkt. Maar het weinige, dat er is, is buitengewoon scherp en met zeldzame intuïtie voor de diepste roerselen der menschelijke ziel geschreven.

         De dood van zijn eerste kinderen, de dood van zijn eerste vrouw, zijn hertrouwen daarna, zijn jalouzie, zijn achterblijven wanneer de kinderen groot geworden zijn en het huis zijn uitgetrokken, — Timmermans heeft dit alles sterk en breed geschilderd, in warme, diepe kleuren. De ik-vorm van het verhaal geeft het ook juist een meer directen klank, welke de meer lyrische passages verheft tot een zeer bizonderen belijdenisvorm, bijna tot poëzie.   Tegen deze winst weegt de onwaarschijnlijkheid van een zoo dichterlijken boer nauwelijks op. Het is een sterk boek, een goed boek en al blijft ook in "Boerenpsalm" af en toe een te opzettelijke geestigheid voor mijn gevoel storen, — het zou te wenschen zijn, dat Timmermans' felle critici een dergelijk boek konden schrijven. Ik ken er niet één.

        Alle argumenten van gezellige dorpsromantiek ten spijt, heb ik van dit boek genoten; ik heb er vele dingen nieuw door leeren zien : den rijkdom der aarde, den diepen eenvoud en den zwaren strijd van een leven, dat daaraan is overgeleverd, zonder poëzie, maar hard, sterk, besloten. En wat kunnen wij meer van een boek verlangen dan dat het ons een nieuw stuk van de wereld ontdekken doet?
        Nog enkele woorden over de uitvoering van dit boek, want deze wijkt belangrijk van de andere romans van Timmermans af : het boek is gemoderniseerd, het is in nieuwe, zware letters gedrukt in 'n nieuw zakelijk omslag. Timmermans' gezellige kleine krabbeltjes tusschen den tekst en op den band ontbreken. Een poging om aan de pittoreske bezwaren tegemoet te komen? Wat mij betreft : het spijt me, het doet denken aan een boer in een rok-costuum. Hij kan er zich moeilijk in thuis voelen en de andere menschen merken dat altijd onmiddellijk. De kleine teekeningen van Timmermans gaven (en geven) zijn boeken ook typografisch hun bizonder, aantrekkelijk karakter.

    Moet dat ook ten offer vallen aan den tijdgeest?

    **********

    01-12-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mijn Kinderverdriet - Gommaar Timmermans

     

    Mijn Kinderverdriet
    wbx1.jpg
    Uit Humo - 6 november 1986.

    Gommaar Timmermans :
       
    « Het is al meer dan een halve eeuw geleden, maar mijn allereerste kinderverdriet herinner ik mij nog heel goed. Ik moet vier of vijf jaar geweest zijn. Mijn moeder had mij van roze garen een jasje gebreid en er roze knopen aangezet. Ik vond het wondermooi, ik was er gek op. Maar op een dag gingen we bij mijn tante op bezoek en mijn nicht knipte met een schaar de knopen eraf. Ik was er het hart van in : ik dacht dat die knopen er nooit meer aan konden. Voor mij waren knopen en jasje een geheel, zoals voor de Inca's paard en ruiter van de conquistadores één geheel vormden. Mijn moeder en mijn tante begonnen mij te troosten, maar ik stopte pas met huilen toen de knopen er weer aangenaaid waren. Dat was écht kinderverdriet. Er zijn veel dingen die je als kind als verdriet ervaart, terwijl je later beseft dat het meer een ontgoocheling was, of melancholie, maar geen echt verdriet.

    Ik heb de indruk dat een kind alles bijeenklutst onder de noemer verdriet.

       
    » Waar ik ook heel verdrietig van geweest ben, is een schaatsavontuur. Ik was toen elf, misschien twaalf jaar. Bij ons in de buurt woonde een heel mooi meisje. Ik was niet echt verliefd op haar, maar ik probeerde toch bij haar in de gunst te komen. Op een middag ging iedereen schaatsen. Veel jongens en meisjes hadden mooie, moderne schaatsen. Ik ging bij mijn moeder om ook zulke schaatsen bedelen, maar zij vond dat het weggegooid geld was en dat ik beter haar schaatsen van de zolder kon halen. Maar dat waren van die lage, houten friezen, met een enorme krul. Ze waren ook helemaal verroest, want mijn moeder had natuurlijk in jaren niet meer geschaatst. Ik moest dus eerst bij de messenslijper langs, want anders had ik evengoed op het ijs kunnen stappen. Toen de schaatsen klaar waren, kreeg ik van die enorme strikken om ze vast te maken. Ik zag eruit als een malloot.

        
    Het mooie meisje benaderen zat er voor mij niet in, laat staan haar te veroveren.

       
    » Nu, ik was indertijd vooral verliefd op zeilen. Alles wat ik erover kon lezen, verslond ik. In de boeken van Jules Verne kwamen ook zeiltochten voor, dat sprak mij erg aan. Jaren ben ik door boten en zeilen gefascineerd geweest, maar het is altijd bij lezen en dromen gebleven. Het heeft geduurd tot een paar jaar geleden toen ik samen met een vriend een bescheiden zeilbootje gekocht heb. We zijn een paar keer bij Walcheren op het meer gaan zeilen, en toen was voor mij het plezier over. Erover lezen en erover dromen is mooier dan het zelf doen.

    th88.jpg

    Zondagsverdriet
        
    » Toen ik op school zat, had ik het gevoel dat ik er mijn tijd zat te verdoen, dat ik er niets kon leren. Daarom ging ik er ook met zoveel tegenzin naar toe, maar dat was geen echt verdriet. Wat mij wel verdrietig stemde, was het beloningssysteem bij de zusters ursulinen in de papschool. Wie in de week goed gepresteerd had, kreeg zaterdagmiddag een medaille van Lourdes opgespeld, en wie niet goed gewerkt had, kreeg niets. Ik vond het helemaal niet erg om niets te krijgen, ik vond het veel erger om daar met zo'n medaille te zitten. Het stootte mij tegen de borst dat de beloning niet in verhouding stond met het gedrag dat werd geëist.

       
    Dat had ik ook toen ik een poppenspel zag over een duivel en een varken dat enorm moest afzien. Die duivel stierf uiteindelijk wel, of hij werd minstens omvergeslagen, maar dat kon niet opwegen tegen het lijden van dat varken. Ik wilde gerechtigheid — zoals alle kinderen dat willen, denk ik — en het stemde me verdrietig als die er niet was.

       
    » Zondag had eigenlijk de vrolijkste dag van de week moeten zijn, want dan was er geen school, maar voor mij was zondagmiddag heel verdrietig, 's Namiddags kwam er vaak een man liedjes zingen en om geld bedelen. Hij had maar één been en liep op krukken. Lange tijd heb ik gedacht dat het roeispanen waren, totdat ik ontdekte dat hij met de trein kwam.
    Hij kwam op het meest stille uur van de zondag; mij herinnerde dat eraan dat de zondag weer bijna voorbij was. En toen die man niét meer kwam, was er het lof, eerst om vijf uur en later om twee uur, met die onvermijdelijke harmoniummuziek...

    De afgang van de zondag.
       
    » Het lof kon mij helemaal niet boeien, net zo weinig als het hardop paternosteren. Mijn grootmoeder, die bij ons inwoonde, was een heel vroom mens. Er ging geen dag voorbij of ze bad minstens één rozenkrans. Ook mijn ouders baden elke avond het rozenhoedje, maar wij moesten alleen maar meedoen wanneer het meimaand was of wanneer het octaaf van Allerheiligen gevierd werd.
    Mij deed dat hardop bidden altijd denken aan een naderende ramp.

       
    » Gedurende vele jaren werd bij ons op zondagmiddag naar een opera- en belcantoprogramma op de radio geluisterd. Dat kwam omdat één van mijn zussen zelf zong en daar zo graag naar luisterde. Mij stemde die muziek alleen maar verdrietig en als het programma voorbij was, dacht ik altijd : nog zoveel uur en het is weer maandag.

    Schrijvers jongen
        
    » Het zijn allemaal maar kleinigheden, hoor. Ik heb een redelijk gelukkige jeugd gehad, maar er zat weinig actie in. Dat komt omdat mijn vader al 44 jaar was toen ik geboren werd. Hij ging niet met mij voetballen, dat bestond gewoon niet. Wij gingen wel wandelen. Dan zei hij wel eens : "Dat is een koekoek" of "Daar heb je een mierennest", of hij gooide een steen in de Nete en legde mij uit hoe golven ontstaan. Maar voor het overige zweeg hij, en ik was niet meteen een jongetje dat veel vragen stelde.

       
    » Op één van mijn wandelingen heb ik eens een eend gezien die met haar vleugels in het ijs vastgevroren zat. Ze bewoog haar pootjes om weg te geraken, maar dat ging natuurlijk niet. Ik stond ernaar te kijken en vond het erg dat het zo'n zinloos lijden was, een lijden dat er niet hoefde te zijn en waar je ook niets aan kon doen. Dat beeld is mij mijn hele leven bij gebleven.

    » Thuis was er zeker geen Pallieter-sfeer, helemaal niet. De wereld van Pallieter bestaat trouwens niet, is pure fictie.

       
    » Van mijn vader heb ik nooit één klap gehad, nooit. Hij kon wel eens uitvliegen, maar het bleef altijd bij woorden. Mijn moeder was anders. Zij durfde mij af en toe wel eens door elkaar te schudden, en dan verhuisde ik naar de badkamer. In het begin heb ik daar zitten wenen en op de deur bonken, en als mijn moeder mij eruitliet, beloofde ik in tranen om voortaan braaf te zijn. Later mocht ik er onmiddellijk weer uit, zonder beloften, omdat mijn moeder wist dat ik anders het waterreservoir leeg zou laten lopen. Er was toen immers nog geen stromend water en wij hadden in ons huis een heel ingewikkelde constructie laten bouwen om het regenwater dat van het dak kwam, op te vangen in een reservoir dat in de badkamer tegen het plafond hing. Toen ik op een keer ontdekte hoe dat werkte, liet ik het water wegvloeien en konden wij ons een week niet wassen.

       
    » Ik heb mijn vader nooit anders gekend dan als een heel stille man die veel tijd in zijn werkkamer doorbracht. Een echte regelmaat van werken had hij niet, maar ik denk wel dat hij vooral ’s ochtends werkte. Ik herinner mij nog dat ik dan op de grond in zijn werkkamer zat — mijn zussen waren naar school — en in boeken keek, een beetje tekende of schilderde. Dat heb ik van hem; hij schilderde ook. Een echt atelier heeft hij nooit gehad. Voor grote doeken had hij zo'n schildersezel die normaal buiten gebruikt wordt, en voor kleine schilderijtjes gebruikte hij twee stoelen; één voor het doek, één voor zijn palet.

    nza8.jpg

    Wijwatervreugde
       
    » Schilderen deed hij tussen het schrijven door, wanneer hij geen zin had om te schrijven of wanneer hij wachtte op drukproeven die gecorrigeerd moesten worden. Hij leefde van zijn pen. Dat was natuurlijk heel anders dan bij de kameraadjes van mijn klas. Hun vaders gingen uit werken, ze deden vaak zwaar werk. Ik had altijd de indruk dat de mensen die bij ons over de vloer kwamen, niet hoéfden te werken. Architect Vanreet, die veel sanatoria en kerken gebouwd heeft, kon soms een hele middag met mijn vader zitten kletsen. Dat was ook het geval als Isidoor Opsomer, de directeur van de academie in Antwerpen, op bezoek kwam.

       
    » Bij ons thuis was echt een heel ander milieu dan in de wijk waar mijn kameraadjes woonden en waar ik vaak ging spelen. Ze woonden in noodgebouwen en er was armoede. Niet dat er niet gelachen werd, maar je voelde toch goed dat de crisis er veel zwaarder woog. Daar is de oorlog ook veel harder aangekomen.

       
    » Toen de oorlog uitbrak, was ik tien jaar. Het eten was niet geweldig — veel zout vlees en griesmeelpap — maar we hadden toch altijd ons bord vol. Er was toen een soort smeerkaas in spaanderdoosjes die vanzelf weer aangroeide. Wat er precies in dat spul zat, weet ik nog altijd niet, maar ik vond het lekker.

        
    » Ik was natuurlijk wel bang voor de bommen, maar voor het overige heeft de oorlog voor mij heel weinig betekend. Er zijn wel een paar familieleden gedeporteerd, maar ze zijn ook weer teruggekomen.

       
    » Kort na de oorlog is vader gestorven. De dood komt altijd onverwacht, ook al wist ik wel dat hij ziek was; tijdens een wandeling moest hij vaak stoppen en een pil slikken vooraleer hij verder kon. Hij sukkelde met zijn hart. Toen ik veertien jaar was, is hij zwaar ziek geworden. Twee jaar lang heeft hij het bed moeten houden, hij kreeg de ene hartaanval na de andere. Dat is hem fataal geworden. Zijn dood is voor mij een zware slag geweest, maar ik was toen al zestien jaar en dan kun je moeilijk van kinderverdriet spreken.
       
    De enige keer dat ik als kind met de dood geconfronteerd werd, was toen mijn grootmoeder stierf. Ik was toen negen jaar. Ik weet alleen nog dat er naast de kist een groot wijwatervat stond en dat we een kruisje mochten sprenkelen. Ik vond dat fijn. Ik denk dat er toen geen enkel kind was dat dat niet graag deed. Nu zijn kinderen bang voor opgebaarde lijken, maar toen was het anders. Wanneer een lijk gekist moest worden, werd het op een berrie tot bij de schrijnwerker gebracht. De dood was toen gewoner, er hing niet die taboe-sfeer rond.

    Weemoed alom
       
    » Wat mij van de oorlog en de jaren voordien is bijgebleven, is de sfeer. Weken aan een stuk berichtte "Ons Land" over de ondergang van de Titanic of over de Siamese tweeling die gedoemd was om te sterven. Toen ik dat hoorde, maakte dat grote indruk op mij. Van de Spaanse Burgeroorlog snapte ik natuurlijk niets, maar ik begreep wel dat er iets was met het Alcazar. Dat woord werd altijd met een grote geladenheid uitgesproken. En wat ik ook nooit vergeet, zijn de verhalen over de armoede bij de Chinezen. Er werd verteld dat zij zich met gras moesten voeden en dat ze zelfs boomschors aten. Dat deed mij wel iets.

       
    » Dichter bij huis waren er de verhalen over mijnwerkers. Vanaf het vierde schooljaar doemde het spookbeeld van het grauwvuur op. En elk jaar kwamen twee mijnwerkers kalenders verkopen. Ik keek naar de foto's en las de tekst. "Zijn pad is niet bezaaid met rozen..." Er waren mijnwerkers die nooit de zon zagen omdat ze de hele dag gingen werken en pas 's nachts weer thuis kwamen.

       
    » Een andere neef — ik had veel oude mensen rondom mij — had een handeltje in aperitieven. Soms mocht ik mee met zijn kleine Citroën, met een houten vloer, om drank te bezorgen in de cafés van Lier. Er werden liedjes met meer dan tien strofen gezongen.

    Een ervan ging over de boeren in Transvaal. Het begon met (zingt) : "Ach Chamberlain, wat hebben zij u misdrééven, ach Chamberlain, wat hebben zij u misdaan". Mijn grootmoeder zong dat ook vaak. Die liedjes waren zo weemoedig dat er bij veel mensen tranen opwelden.

       
    » Misschien is de weemoed van die periode mij zo sterk bij gebleven omdat ik zelf zo'n enorm somber en weemoedig ventje was. Ik kon soms de hele middag binnen blijven, stil zitten kijken, klagen. Mijn vader vertelde mij dan dikwijls een verhaal. Dat begon altijd verdrietig; geleidelijk aan werd het vrolijker, en ging het ook met mij beter. Ik heb nooit begrepen waar die zwaarmoedig heid vandaan kwam, maar ik had ze. Laatst had ik het er nog met mijn zus over. Zij zei : "Vanaf je twaalfde jaar kon je soms de melancholie zelf zijn." Dat heeft geduurd totdat ik zeventien, achttien jaar was. Maar ik heb gelezen dat die gemoedsgesteldheid terugkomt rond je zestigste. Ik word straks 56 jaar.

    Elke ochtend verwachtik dat ik weer een melancholische Gommaar word. »

    *******

    01-12-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Foto

    Archief per maand
  • 05-2023
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 02-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 09-2021
  • 08-2021
  • 07-2021
  • 06-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 02-2021
  • 01-2021
  • 11-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 06-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 06-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 05-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 04-2009
  • 09-2008
  • 06-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 12-2007
  • 10-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 01-2006
  • 05-1982


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Over mijzelf
    Ik ben Mon Van den heuvel
    Ik ben een man en woon in Lier (België) en mijn beroep is op pensioen.
    Ik ben geboren op 19/06/1944 en ben nu dus 79 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: Felix Timmermans - Geschiedenis van Lier in de ruimste zin genomen.

    Een interessant adres?

    Mijn favorieten websites
  • Thuispagina Louis Jacobs
  • Guido Gezelle
  • Ernest Claes Genootschap
  • Oscar Van Rompay
  • Felix Timmermans Genootschap
  • Schrijversgewijs
  • Kempens erfgoed

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!