Foto
Inhoud blog
  • GOMMAAR TIMMERMANS OVERLEDEN
  • Toespraak bij de opening van uitgeverij
  • Speciale tekening van Felix Timmermans
  • Wat andere kunstenaars over de kunst van Timmermans schreven - Flor van Reeth
  • Intervieuw met Tonet Timmermans - Jooris van Hulle
  • Beste bezoeker
  • Op bezoek bij Tonet Timmermans - Denijs Peeters
  • Timmermans in Baarn - Huub van der Aa
  • Felix Timmermans en Camille Melloy - Etienne De Smedt
  • Ge zijt uw eigen baas en uw eigen koning - Bart Van Loo
  • Boerenpsalm tentoonstelling in Mol
  • Felix Timmermans was voor alles Dichter - Erik Verstraete
  • Laat het nu stil worden - Herman-Emiel Mertens
  • De Stille Timmermans - Marcel Janssens
  • Pallieter - Fons Sarneel
  • Begrafenis van Felix Timmermans op 28/01/1947 - Gaston Durnez
  • Job Deckers en de lokroep van Schoon Lier - Roger Vlemings
  • En waar de ster bleef stille staan - Felix Timmermans
  • De Fé herleeft in Lier - Paul Depondt en Pierre De Moor
  • " E Vloms keuningske " - Gaston Durnez
  • Sint Gommarus - Felix Timmermans
  • Timmermans ter ere, een selectie uit zijn picturaal werk - G. Carpentier-Lebeer
  • Bij de heilige Anna klinkt hardrock-muziek - Frans van Schoonderwalt
  • En als de Ster bleef stille staan... - J.J. Vürtheim Gzn
  • Felix Timmermans, de Liersche Breughel - Caty Verbeek
  • Het afscheid van Felix Timmermans - Redactie
  • De Poëzie van Felix Timmermans - De Nieuwe Gazet 09/08/1947
  • Uniek dat auteur alles van zijn werk heeft bewaard - Frans Keijsper
  • De fijne nostalgie van Felix Timmermans - Rigoberto Cordero y Léon
  • Lier gegroet, nog duizend pluimen op uw hoed - Willem Hartering
  • De Timmermans-tegeltjes - Ward Poppe en Philip Vermoortel
  • Pallieter wint het van Wortel - Gaston Durnez
  • Het spekbuikige Brabant en het magere Kempen land - Marcel Pira
  • De Zeemeermin - Bert Peleman herdenking op 11/07/1986
  • Profiel van Felix Timmermans - Etienne De Ryck
  • Lia Timmermans - zo was mijn vader - Manu Adriaens
  • Felix Timmermans in Waalwijk - Arthur Lens
  • Overeenkomst - Van Kampen
  • Ronald
  • Mooie Faience steentjes van de Fé
  • Mooie opdrachten - uniek materiaal
  • Bij de recente Duitse vertaling van Adagio - Stijn Vanclooster
  • Dit schreef Gommaar
  • Waarom ik van Timmermans hou. (deel 1) - Viktor Claes
  • Waarom ik van Timmermans hou. (deel 2) - Viktor Claes
  • Felix Timmermans - Uit mijn rommelkas
  • Felix Timmermans, zijn succes en zijn schrijversplannen - Redactie
  • Een Tafelspeech en een Interview - Karel Horemans
  • De Muziek in het werk van Timmermans - Louis Vercammen deel 1
  • De Muziek in het werk van Timmermans - Louis Vercammen deel 2
  • Streuvels en Timmermans - Jan Schepens
  • Reimond Kimpe - Joos Florquin
  • Pallieter in Holland - Cees Visser
  • Intimations of Death - Schemeringen van de Dood
  • De Blijdschap van Guido Gezelle en Felix Timmermans. - Gaston Durnez
  • Toespraak gehouden in Hof van Aragon - Philip Vermoortel
  • De schrijver Antoon Coolen in Hilversum - P.J.J.M Timmer
  • Felix Coolen
  • Pallieter verboden - redactie Het Vaderland
  • Over Pallieter. - Voordracht in het Foyer-Concertgebouw op 24 januari 1919.
  • Beste vrienden - redactie
  • 'Ik heb mijn kinderdroom waargemaakt' - Lieve Wouters
  • De man achter GOT - Andy Arnts
  • Gestopt met tellen, Hoeveel boeken ik geschreven heb - P. Anthonissen
  • Liefde is nooit verboden - Frans Verleyen
  • Felix Timmermans overleed vandaag - Bertje Warson
  • Saluut bij een honderdste verjaardag - Marc Andries
  • Timmermans op de planken - Daniël De Vos
  • Gaston Durnez Exclusief - Etienne Van Neygen
  • Vlaamser dan Vlaams. - Hans Avontuur
  • Felix Timmermans en Averbode - G.J. Gorissen
  • Een tweede leven voor Timmermans en Claes - Patrick Lateur
  • Een Brief aan Felix Timmermans - Johan De Maegt
  • Dichter und Zeichner seines Volk - Adolf von Hatzfeld
  • In de Koninklijke Vlaai - Felix Timmermans
  • Fred Bogaerts - Adriaan De Bruyn
  • De Natuur blijft verbazen
  • Kluizekerk sloot definitief - redactie
  • Timmermans heeft geen Fascistisch Bloed - Lode Zielens
  • Om er even bij stil te staan - Etienne De Smet
  • Tekeningen
  • Aan boord met Felix Timmermans - Anton van Duinkerke
  • Gommaar Timmermans - GoT 90 jaar
  • Het Menu - Bonni Konings
  • Onuitgegeven handschrift van Felix Timmermans
  • Zet uw ziel in de zon - Gaston Durnez
  • Stijn Streuvels 70 jaar - Felix Timmermans
  • Anton Pieck: een vriend van Vlaanderen - K. Van Camp
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 1
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 2
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 3
  • Zelfportret - Felix Timmermans
  • Ik had zo graag Felix geheten! - Daniël De Vos
  • Tony Fittelaer: « Kozijn Felix was een buitengewoon mens » - Vandecruys Geert
  • In en over Juffrouw Symforosa - Arthur Lens
  • Bij Pallieter thuis - Redactie
  • Kalender 1932 - Felix Timmermans
  • Mijn eerste boek - Felix Timmermans
  • De Fé vulde een kamer - Martine Cuyt
  • Met Timmermans op literaire bedevaart naar Lier - Jaak Dreesen
  • De Toverfé - Wannes Alverdinck
  • " Er gebeurt iets… Timmermans herdacht " - Jan Vaes
  • Bij Marieke is de Fee nog thuis - Marc Andries
  • Oosters Geschenk van Clara Timmermans (Haiku's)
  • Een soep met vier troostende mergpijpen - Gaston Durnez
  • Met Felix Timmermans op stap door Lier - Jos Vermeiren
  • Professor Keersmaekers over Felix Timmermans - Jaak Dreesen
  • Honderd jaar geleden werd Felix Timmermans geboren
  • Tonet Timmermans overleden 26/03/1926 - 16/04/2020
  • Briljante vertegenwoordiger van de volkskunst ! - Al. Slendsens
  • De goede Fee op zoek naar de Kern - Gaston Durnez
  • Saluut bij een honderdste verjaardag - Marc Andries
  • Een ministadje uit de voltooid verleden tijd - Frans Verstreken
  • Felix Timmermans, Tekenaar en Schilder - Denijs Peeters
  • In defence of Timmermans - Godfried Bomans
  • Hoe Pallieter werd onthaald door Nederlands publiek - Karel van den Oever
  • Adriaan Brouwer - Sirius
  • De Pallieter rel - Lode Zielens
  • Boerenpsalm - Willem Rueder
  • De zachte Keel - Frans Verstreken
  • Feestelijke Groeten
  • Merkwaardige gesprekken - Gommaar Timmermans
  • En als de Ster bleef stille staan - Top Naeff
  • Gaston Durnez - Overleden
  • Felix Timmermans - Rond het ontstaan van Pallieter
  • Een barre winter in Schoon Lier - Henk Boeke en Claus Brockhaus
  • Interview met Gommaar Timmermans - Bertje Warson
  • Felix Timmermans werd onrecht aangedaan - W. Roggeman
  • Gesloten wegens nieuwe schoenen - Toon Horsten
  • Boerenpsalm - Peter Claeys
  • Gommaar Timmermans - Paul Jacobs
  • Ernest Claes - Felix Timmermans en voordrachten in Duitsland
  • De Molen van Fransoo - Felix Timmermans
  • De Vroolijkheid in de Kunst - Carel Scharten
  • Adagio - Felix Timmermans
  • Hoe ik verteller werd - Felix Timmermans
  • Pallieter wordt honderd jaar - Bertje Warson
  • Openingstoespraken - Timmermans-Opsomerhuis 1968
  • Toespraak Artur Lens Archivaris - 1968
  • Toespraak Hubert Lampo - 1968
  • Timmermans als Schilder en Etser - Floris Van Reeth
  • Felix Timmermans, Dichter und Zeichner seines Volk.
  • Felix Timmermans - Theo Rutten
  • Gesprek onder vier ogen - Fred Bogaerts 70 jaar
  • Timmermans over De Pastoor in den bloeienden Wijngaerdt
  • Tooneel te Brussel
  • De vroolijkheid in de Kunst
  • Stamboom van Felix Timmermans
  • Timmermans over "De Pastoor uit den Bloeienden Wijngaert
  • Felix Timmermans over den Vlaamschen humor
  • Adagio - Lia Timmermans
  • De nachtelijke Dauw - Felix Timmermans
  • Felix Timmermans geschilderd door Tony Claesen - 2018
  • De Nood van Sinterklaas - Felix Timmermans
  • De Vlietjesdemping te Lier - Felix Timmermans
  • Pallieter naast Boerenpsalm
  • Pallieter in het klooster - Cees Visser
  • Info FT Genootschap
  • F T Fring bestaat 25 jaar
  • Timmermans en de Muziek - Daniël De Vos
  • Fons De Roeck
  • Is Timmermans Groot ? - Felix Morlion O.P.
  • Renaat Veremans vertelt - José De Ceulaer
  • Vacantie bij de oude boeken - Gaston Durnez
  • Foto's van Oude Lier 1
  • De Pastoor uit den Bloeyenden Wijngaerdt
  • Brief Gommer Lemmens - 11/06/2013
  • 70 jaar geleden ....
  • Overlijden van de Fé
  • Luisterspel Pallieter 2016
  • Bibliotheek van de stad Lier
  • Anton Thiry - Gaston Durnez
  • postkaarten
  • Een Mandeke Brabants fruit
  • Clara Timmermans overleden
  • Covers van Pallieter
  • Pallieter en Felix Timmermans
  • Toespraken 25/6/2016 - Kevin Absillis, Kris Van Steenberge en Gerda Dendooven
  • De Lierse Lente - Ronald De Preter
  • Felix Timmermans - Emiel Jan Janssen
  • Pallieter honderd jaar - Gaston Durnez
  • Adagio - Frans Verstreken (Hermes)
  • Pallieter, een aanval en verdediging
  • Foto's 1
  • Driekoningen-Tryptiek - Jacques De Haas
  • Over Pallieter (25/01/1919)
  • Timmermans' werk in het buitenland
  • De Eerste Dag - Felix Timmermans
  • Het Kindeke Jezus in Vlaanderen
  • Fred Bogaerts - Felix Timmermans
  • De Harp van Sint Franciscus - Gabriël Smit
  • Timmermans en Tijl Uilenspiegel
  • Felix Timmermans ter Gedachtenis
  • De Vlaamse Timmermans - Paul Hardy
  • Timmermans was Einmalig - José De Ceulaer
  • Levenslied in schemering van de dood - Gaston Durnez
  • Expositie in De Brakke Grond te Amsterdam
  • Bij de Hilversumsche Gymnasiastenbond
  • Timmermans als schilder en tekenaar - W.A.M. van Heugten
  • De onsterfelijke Pallieter - Tom Vos
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Felix Timmermans
    Vlaamse schrijver, dichter en schilder * 1886 - 1947 *
    25-06-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.In en over Juffrouw Symforosa - Arthur Lens

    In en over "Juffrouw Symforosa"

    Door Artur Lens

    In de zomer van 1917 bracht Friedrich Markus Huebner, die tijdens de eerste wereldoorlog aan de 'Politische Abteilung' te Brussel verbonden was, een bezoek aan Felix Timmermans en vroeg deze een novelle te willen schrijven voor een Flämischen Novellenbuch, dat hij wilde samenstellen. Timmermans werd bereid gevonden om in te gaan op dit verzoek, daar hij reeds geruimen tijd een stemmingsbeeld over het Lierse begijnhof wilde schrijven. Hij dacht aan de twee gezusters Hermans, die hij nog goed had gekend en vroeger buiten de Molpoort woonden. Zij hadden beiden een groten neus, waardoor zij aan geen lief geraakten.
    Eén ervan werd begijn. Bij het uitbreken van de oorlog in 1914 vluchtte zij naar Engeland, geraakte er verliefd op een Engelsman en trouwde te Glasgow in juni 1915. Na de oorlog kwam zij nog even terug naar Lier, om met de gauwte haar stoof te halen. Terwijl F.T. bezig was met het schrijven van de novelle, werd hij regelmatig afgeleid, het verhaal bleef haperen en de fantasie deed haar werk, tot er op het einde niets meer overbleef van hetgeen hij was begonnen. Uiteindelijk restte hem nog alleen het begijntje.

    In zijn dagboek schreef Timmermans: 'Een kunstenaar moet lijk een monnik werken en mag er niet aan afgetrokken worden. Maar wanneer zal dat zijn?'
    F.M. Huebner beschreef verder het verloop van deze novelle: 'Den Stoff zum Geschichtchen von den sehr schönen Stunden des Beginchens Symforosa trug Timmermans seit langem mit sich herum, als ich, ihn im Sommer 1917 besuchend, vom ihm einen Beitrag zum Flämischen Novellen-buch erbat. Weil es mir der durch Opsomers, auch eines Lierer Kinds, farbenleuchentende Gemälde berühmt gewordene Lierer Beginenhof angetan hatte, sagte Timmermans die Ausarbeitung seines ihm vor der Seele stehenden Plans, der diesem baulichen und stimmungsmässigen Kleinod seiner Vaterstadt huldigen sollte, ohne Zögern zu: vier Wochen später war das Manuskript, aus einen Notizbuch herausgerissene, eng, schmucklos und sondern Anspruch auf völlige Schreibrichtigkeit bekritzelte Bläter in meinen Händen. Das Werklein erschien frühzeitiger auf Deutsch als auf Niederländisch.
    Es geht jetzt, durch Timmermans mit Kappitel-Initialzeicnungen geschmückt,  aufs Neue in die Welt, diese lieblichste Bildansicht einen flämischen Landschaftsganzen, diese zarteste Verklärung des flämischen Menschen, seines Glaubens, seiner naturhaften Schlichtheit,  um allen Geistern, die friedlos sind zu lehren, wie nicht Hinausschweifen, sondern nur Einkehr und Stille und Umgang mit einfachen Dingen segnet.'
    In het Flämischen Novellenhuch van het Insel-Verlag te Leipzig, komen kortverhalen voor van o.m.: Cyriel Buysse, Maurits Sabbe, Stijn Streuvels, Herman Teirlinck, Karel Van de Woestijne, August Vermeylen, Frans Verschoren, e.a.

    In het oktober-novembernummer van De Nieuwe Gids, verscheen De Zeer Schoone Uren van Juffrouw Symforosa, Begijntje, enkele weken na het verschijnen van het Flämischen Novellenbuch.

               

    Hoe Timmermans aan de titel van deze novelle kwam, schreef hij zelf in Uit mijn Rommelkas: Vroeger maakten de monniken voor de koningen en prinsen, van die schone boekskens, die zij met bloemen en verven en goud en ook met landschappekens opluisterden: waarin de schoonste gebeden van hun geloof te lezen stonden, en die noemden zij dan: 'Les tres belles heures.ꞌ Als een middeleeuwse monnik heeft Timmermans De zeer schone uren van Juffrouw Symforora, begijntjen, geschreven, dat in 1918 in boekvorm, met foto van de auteur en nawoord, verscheen bij De Nieuwe Boekhandel te Brussel en C.A.J. Van Dishoeck te Bussum.
    In het nawoord van deze Beiaard-serie schreef F.V. Toussaint van Boelare: ꞌDe merkwaardige kwaliteiten, waardoor Pallieter en Het Kindeke Jezus, zulke bijzondere plaats in onze Vlaamse letterkunde hebben gekregen, vindt men ook haast even gaaf terug in het kortere stukje, dat thans in de Beiaard-serie verschijnt, en dat heet: De zeer schone uren van Juffrouw; Symforosa, begijntjen.

    Hier ook zal men te waarderen hebben: die 'fijne geestelijke blijdschap' en dat 'weelderig zingenot, wellend uit ééne bron', welke Maria Viola, tot hare en onze verrukking, in Pallieter, het onvergetelijke boek vond en waarom zij de schrijver, Felix Timmermans, begroette als de wekkende nachtegaal. Zo telt het koor der Vlaamse schrijvers, dat 'morghen 't Vlaams volk wecken salꞌ, meer dan één 'nachtigale soeteꞌ. Doch onder hen onderscheidt zich weer Felix Timmermans door een gans eigen, gans bijzonder, fris-zuiver geluid.
    Deze novelle werd opgedragen aan Huibrecht van Ael (Lier, 14.11.1895-Binkom, 18.09.1966).
    Deze opdracht werd alleen weerhouden in de uitgave van de Beiaard-serie (I9I8), Hubert Van Ael had als student aan de Universiteit te Gent, de Aula-studenten Timmermans leren kennen. Tijdens de eerste wereldoorlog was Van Ael een protagonist in de Lierse Vlaamse Beweging en ook bedrijvig in het Algemeen Nederlands Verbond (A.N.V.) Hij was de neef van Bertha Van Ael, de echtgenote van Antoon Thiry.

    Op 5 september 1913 schreef Felix Timmermans een brief aan Jozef Muls, hoofdredacteur van Vlaamsche Arbeid, met daarin een aanbeveling om Van Aels letterkundig werk uit te geven. In 1937 vertaalde Van Ael, samen met Timmermans, het pastorale verhaal Das Jahr des Herrn van Karl Heinrich Waggerl.
    In juni 1919 schreef F.M. Huebner aan Timmermans en vroeg hem tekeningen te willen maken voor de Duitse uitgave. Tijdens zijn verblijf in Scheveningen, ontwierp F.T. de lettervignetten van Jungfer Symforosa voor Insel-Verlag, waarvan deze met  'S' ruim 1 à 2 cm. groter waren.

    De vignetten behoren tot de citaten uit de novelle: 'die Zeit is da, den Garten zu bestellen; es ist genau so, als brauchte man nur auf einen Horn zu blasen; Martin... aber Symforosa kann nicht weiter...; sie fühlt seine Augen in ihren Rücken; die susze Regengerinn summt sein Liedchen auf Dächer und Blattwerk; gegen die Mauer der Kirche sitzt ein dicker Gottessohn; dann ist die Zeit um die Trauben zu pflücken; drausen ist alles in Schnee und Finsternis: nun sitzt sie, mit noch ein paar Menschen, im Gebete vor dem lächelnden Bilde.' Met Juffrouw Symforosa heeft Timmerman' ons één van de schoonste en zuiverste novellen geschonken die de literatuur de laatste eeuw heeft voortgebracht. Het is een meesterlijke proeve van het vergeestelijk leven. F.T. heeft hier de poësie van de gewone dingen weergegeven in een simpel verhaal tussen twee eenvoudige zielen. Het is een onschuldige idylle die eerder symbolisch, in weinig woorden, wordt uitgedrukt. Fijn atmosferisch heeft F.T. ieder sfeerbeeld tot in de kleinste bijzonderheden beschreven en wist met zijn illustraties elk detail vorm te geven.

    Er werd gewezen op een mogelijk verwantschap met een soortgelijke novelle Op het Begijnhof, waarvan het handschrift de oorspronkelijke titel Grijze Liefde droeg, van Frans Verschoren. Dit kortverhaal verscheen, voor het eerst in 1905 en werd in 1912 opgenomen in Langs de kleine wegen.
    Bij Verschoren werd een alleenstaand vrouwtje in het geheim verliefd op de klusjesman van het begijnhof. De nacht voor de bekendmaking van het huwelijk, stierf de man schielijk en het vrouwtje droeg de herinnering aan die liefde als een geheim door het leven.
    Hoe eigenaardig het ook mag blijken Op het Begijnhof behoort tot het beste wat Verschoren ooit heeft geschreven en werd ten dele geïnspireerd door de 'Klappeienꞌ ( De Kommeiren) en 'Processie te Lier' van baron Isidoor Opsomer.
    Bij Timmermans leefde Symforosa in de geest van het begijnhof en met de godsvrucht eigen aan de begijntjes. Maar een onschuldige liefde kwam haar harterust verstoren. Martienus, de hovenier van het begijnhof, besefte niets van haar zielskwellingen.

    Hij leefde voor de zon, zijn bloemen en Onze-Lieve-Heer. Martienus werd haar ontnomen om broeder te worden, maar zij was blij omdat Martienus gelukkig was. In juli 1922 schreef F.T. een brief aan de Mechelse schilder en publicist Frans Perckmans, die het boekje Tante Begijntje en nichtje Clotilda schreef in de trant van Timmermans. F.T. prees zijn streven maar wees op de zwakke punten in het verhaal.
    Timmermans situeerde in zijn novelle zeer duidelijk de woonst van Martienus: ꞌMaar nu moet Symforosa in ꞌt Hellestraatje komen waar Martienus woont... Een vlaag van zaligheid smakregent op haar neer. Zij moet zich aan de ijzeren staven van het hekken vasthouden.' Nergens op het begijnhof ligt een voorhofje zo zichtbaar aan de straat tussen de staven van het hek, als voor St.-Franciscus aan de Hellestraat.

    In dit huisje schreef Felix Timmermans ook Schemeringen van den Dood, toen hij zich aan theosofische en spiritualistische leerstellingen, die hij door omgang met de Lierse kunstschilder en vriend Raymond de la Haye had leren kennen, waagde. Aan de Sint-Margaretastraat, naast het Hemdsmouwken, woonde Symforosa: 'In het stille, donker Hemdsmouwken dat door de klimop-bespreiden muur van het hof gescheiden is, klinkt dof en metaalklinkend een rappe stap en daar gaat het poortje open en juffrouw Muyshondt toont haar witte kap en haar grote, zwarte ogen.ꞌ Mogelijk maakte het muurpoortje deel uit van de ꞌOordjesschoolꞌ van juffrouw Monnier, zoals Tony Bergmann in Ernest Staas, advocaat, de school beschreef.
    Bij het verschijnen van Juffrouw Symforosa in kreeg de novelle volgens Theo Rutten, weinig aandacht. Wat men schreef was niets anders dan lof. Karel Van de Woestijne stond vrijwel alleen met zijn minder gewaardeerd oordeel: 'Een zeer gevoelige uitbeelding van een al te bedacht gevalletje' was zijn kommentaar.
    Karel Van den Oever noemde het Timmermans' fijnste werkje. Urbain Van de Voorde sprak van de frisse natuurlijkheid van zuster Symforosa. Ernest Van der Hallen onthaalde het als 'een heerlijk boekske tintelend van leven waar zon en fijne geestigheid in wentelen en trillen.' 'Het is het zuiverste boekje wellicht dat de Vlaamse literatuur sedert 1830 heeft voortgebrachtꞌ, zegde Jozef Muls. 'Het verhaal is reëeler dan de (Begijnhof-) sproken', schreef A.C.S. De Koe.

    Gerard Walschap schreef, na het verschijnen van Juffrouw Symforosa in Zilveren Verpoozingen (1924): 'De zeer schone... bieden ter lezing slechts één uurtje, maar dat is ook een zeer schoon uurtje en vele andere uren waard... Het tederste van Het Kindeke Jezus in Vlaanderen leeft in deze 54 bladzijden en doorrilt ze devotelijk: de rijkste taalpracht van Pallieter, hoewel stiller en bezonkener, ligt hier te schitteren. En zo naaldfijn is die gans aparte begijntjes-psychologie ontleed en de vreemd-geheime groei dier begijntjesliefde wordt zo precies beschreven dat de bekroning van deze 'Zeer Schone Uren.' de natuurlijkste zaak van de wereld schijnt.
    Voor lezers, ontwikkeld genoeg om zich aan het ontstaan van zo menselijk gevoel in een begijntjesherteken niet te ergeren, is dit een kostelijk boekje. Andere reden tot voorbehoud is er niet.'

    In 1972 schreef Albert Westerlinck in zijn artikel Ik ging bij Timmermans in de leer: 'Tijdens mijn seminariejaren heeft Mejuffer Symforosa, begijntjen mijn hart gewonnen. Later heb ik het nog tientallen malen herlezen. Het is mij toen duidelijk geworden dat Timmermans in zijn beste proza een dichter is, die door wonderbare metaforen en sfeerschepping de werkelijkheid tot mysterie maaktꞌ. Verder beklemtoonde hij: 'Het getuigt enkel van lompheid zulke poëtische verbeelding te lijf te paan met psychologische ontleding van de problematiek, want de premissen tot het scheppen, van zulk werkje zijn: argeloze eenvoud, simpel geloof, pure poësie. De novelle heeft een poëtische en spirituele puurheid van een moderne Beatrijs... Voor mij is Juffrouw Symforosa het meesterwerk van Felix Timmermans '
    In het jaarboek van het Felix Timmermans-Genootschap van 1975 Voor drie frank geluk vervolgde Westerlinck met: 'In het kader van geheel de romantiek is Juffrouw Symforosa het fijnste en volmaakste prozagedicht...
    In Symforosa krijgen wij een glanzend en subtiel evenwicht tussen zinnelijk impressionisme én poëtische mysterie.'
    Op 16 februari 1922 kende de keurraad voor de Driemaandelijkse wedstrijd in de Nederlandse letterkunde, samengesteld uit Omer Wattez, voorzitter; Jozef Muls, verslaggever; Karel Elebaers, Jozef Van Mierlo en Louis Schärpe, leden, de staatsprijs voor de periode 1918-1920 toe aan Felix Timmermans voor De zeer schone uren van Juffrouw Symforosa, begijntjen.
    Op 3 maart verscheen het bericht in de pers en 's anderendaags bedankte de laureaat Jozef Muls voor het nieuws dat hem de staatsprijs was toegekend. Het was de eerste officiële erkenning van Timmermans' letterkundige verwezenlijkingen. Op 19 april bracht Omer Wattez, voorzitter van de jury, onder de titel Meesterwerken onzer Letterkunde, in Het Handelsblad, commentaar uit over de staatsprijskamp.
    Merkwaardig was wel dat hij geen enkel woord schreef over Juffrouw Symforosa en aldus de indruk wekte dat de staatsprijs werd toegekend aan Het Kindeken Jezus in Vlaanderen. In die tijd deed het gerucht de ronde dat het Koninklijk Besluit waarbij de prijs werd toegekend, zou verbroken worden.

    Op 22 oktober werd Felix Timmermans dan gehuldigd in de Lierse stadsfeestzaal Vredeberg, dit op initiatief van het Verbond van de Lierse Toneelkringen, de belangrijkste Lierse kunstenaars, afgevaardigden van deelnemende verenigingen en vertegenwoordigers van alle politieke strekkingen, w.o. schepen Dr. Jules Van Hoof en de latere minister Arthur Vanderpoorten. Niettemin werd het voorstel om F.T. officieel in het stadhuis te ontvangen, door de gemeenteraad verworden. Als feestredenaars kon men rekenen op Herman Teirlinck, Jozef Muls en Kamiel Huysmans, die August Vermeylen verving. Als protest daartegen begonnen de meeste aanwezigen de Vlaamse Leeuw te zingen, toen het Belgisch volkslied werd gespeeld bij de aanvang van de zitting.
    (Tijdens de feestviering tekende de Nederlandse kunstenaar Isidoor van Mens het portret van F. Timmermans)

                 

    's Avonds had er een Pallietermaaltijd plaats: ꞌLot er ons de sâas aflakkeꞌ, zei Pallieter; Een dag later, op 23 oktober, onder de titel De Pallietererige vergissing, schreef andermaal Karel Van de Woestijne in de Rotterdamsche Courant dat Timmermans de staatsprijs wel verdiende, maar dat de toekenning ervan een vergissing was, omdat Het Kindeken Jezus in Vlaanderen en Symforosa verschenen vóór 1918 en dus niet in aanmerking konden konen voor de periode 1918-1920. Juffrouw Symforosa verscheen echter voor de eerste maal in boekvorm in 1918.
    Op 23 december schreef Felix Timmermans een brief aan Rik Cox, een Vlaamse kunsthandelaar in Rijswijk, o.m.: 'Jongen ik heb wat te vertellen over die huldiging. 't Is me wat geweest met die uitfluiting van de Brabançonne. Alle gazetten woelden tot de weekbladen in Wallonië toe!ꞌ In het verslag van de keurraad van 5 oktober 1923 schreef Jozef Muls, opgenomen in de Verslagen en Mededelingen der Koninklijke Academie voor Taal- en Letterkunde van maart 1926; 'De bedoeling van de jury was niet slechts het werkje Symforosa te bekronen maar, door het toekennen van de prijs, een openbare hulde te brengen aan heel de letterkundige arbeid van Timmermans en in het bijzonder aan Pallieter en 't Kindeken Jezus in Vlaanderen.ꞌ
    Tijdens het schooljaar 1941-1942 bracht Joseph Maes, leerling van de afdeling Sierkunsten aan de Kon. Academie voor Schone Kunsten te Gent, o.l.v. G. Bontinck, een proeve van bandversiering en boekverluchting van De Schoone Uren van Juffrouw Symforosa, Begijntjen. 
    Buiten het ontwerp voor de kaft, ontwierp hij veertien verluchtingen met passende onderschriften.
    Tijdens de Gemeenteraadszitting van 22 juni 1960 werd op het Lierse begijnhof een straatnaamwijziging doorgevoerd. De vroegere Nieuwstraat werd Symforosastraat en de hoek van de Nieuwstraat werd Martienushoek. Jan Caesar maakte een kortfilm van Symforosa begijn, welke in 1965 werd uitgezonden door de toenmalige Belgische Radio en Televisie.

    In het raam van de Felix Timmermans-herdenking in 1972, werd op 17 en 18 maart, op uitnodiging van het Toneellabo Arleccino, in het stedelijk museum, door Cia van Boort uit Tilburg, een toneelbewerking voor poppenspel van Juffrouw Symforosa gebracht. Deze kleinkunstenares werd in Zaltbommel geboren, vestigde zich in 1940 in Den Haag en opende in 1958 het poppentheater 'De Schelleboom' te Oisterwijk.
    In 1984 werden n.a.v. de viering ꞌ750 jaar begijnhofleven te Gent', in het Gentse Sint-Elisabethbegijnhof, door het Theater Taptoe, tien opvoeringen gebracht van het poppenspel 'De zeer schone miniaturen van Juffrouw Symforosa, begijntje'.
    In de ongeveer gelijknamige novelle van Timmermans vond Freek Neirinck de geschikte stof voor dit poppenspel. In zijn scenario wist Freek Neirinck de kern van Timmermans' bekroonde novelle volledig te bewaren en toonde alle respect voor de geest van het verhaal. De regisseur wist een geslaagd samengaan van folklore en poësie, van vrome naïviteit minimal-art en akteerkunst te bewerkstelligen. Vanaf 1984 werd de novelle regelmatig door Vlaamse toneelgezelschappen opgevoerd, zo o.m. te Gent, Lier, Lokeren, Lotenhulle, Melsbroek, St. Niklaas, Steenokkerzeel e.a.
    De bewerking en regie berustten meestal bij de plaatselijke regisseurs.

    Tijdens het Timmermansjaar 1986, schonk op 13 september de Marnixring Land van Ryen, een bronzen Symforosabeeldje aan de stad. Het beeld werd geplaatst tegenover de Symforosastraat aan de St.-Margaretakerk. Het Symforosabeeld, een vrije benadering en uitdrukking van de kunstenaar Roland Rens, leraar aan de Lierse academie voor Schone Kunsten, stelt Symforosa voor bij het oogsten van de rijpe druiven, die ze veilig in haar voorschoot opbergt. De houding van Symforosa en de speling van de wind dragen veel bij tot het gevoel van ruimte en beweging.

    Juffrouw Symforosa werd vertaald en verscheen in boekvorm in het Duits door Friedrich Markus Huebner: Die sehr schönen Stunden von Jungfer Symforosa, dem Beginchen (1920); in het Pools door Dra Meyera: Piekne Godsiny siostry Syforozi Beginki (1927); in het Tsjechisch door Otto F. Babler: Krásné čtení o pannč Symforose(1929): in het Frans door Roger Kervyn de Marcke ten Driessche: Les très belles heures de Mademoiselle Symphorose, Béguine (1931); in het Servo-Kroatisch door H. Barrica: Devica Simforosa, Pripovetka (1944) en in het Italiaans door Olga Gogala Di Leesthal: Le belle ore della beghina Sinforosa (1961).

    Verder verschenen nog vertalingen in letterkundige bijdragen en andere uitgaven: in het Engels door Nell v. L. Boni; The Very Lovely Hours in the Life of the Beguine Symforosa in The Dial (1922); in het Frans door Betty Colin: Les très belles heures de Mlle Symforose, béguine in Europe(1923), met een nawoord waarin Paul Colin schreef dat Timmermans de klassiekste is van de hedendaagse romanciers; in het Italiaans door G. Prampolini: Le bellissime ore della damigella Symforosa, beghina in La letterature olandese e fiamminga (1927) en in het Zuid-Afrikaans door Dr. F.E.J. Malherbe: Juffrouw Symforosa in Moderne Vlaamse Kortverhale (1935).

    Voor de kaft van de Nederlandse uitgaven ontwierp F.T. drie tekeningen: 'Symforosa zittend onder een druivelaar: Symforosa onder een stralende zon met een druiventros in haar hand en deze uitbeelding hernomen in kleur'. Verder heeft men het ontwerp van Jules Fonteyne: 'Symforosa op een ladder bij het afknippen van de druiven. Voor de recente Davidsfondsuitgave opteerde men voor een tekening uit De Pastoor uit den Bloeyenden Wijnpaerdt: 'bloemen met heilige onder glazen stolpꞌ. 

    Voor de Duitse uitgaven tekende Timmermans een andere voorstelling van Symforosa voor het titelblad: 'Symforosa wandelt blijmoedig neerkijkend naar de mooie tros druiven in haar hand, met een zekere dankbare herinnering aan Martienus.ꞌ Deze uitbeelding vindt men ook terug bij de Franse uitgave. De inspiratie voor dit ontwerp is mogelijk terug te vinden in het hoofdstuk De druiven, bij de Nederlandse uitgave van 1920.

    Simpel en karakteristiek is ieder beeld dat Timmermans bij dit kortverhaal geeft. Er is geen willekeur bij deze illustraties, zij zijn niet gemaakt als louter versiersel, maar strengelen zich in het verloop van het verhaal. De tekeningen behoren bij de tekst en de tekst sluit aan bij de tekeningen. Dit komt sterk tot uiting bij de tweede druk van Symforosa (1920). Wie  de vele boekillustraties heeft gezien, weet dat Timmermans deze discipline volledig beheerst. Hij weet door zijn eenvoud in de verbeelding, met weinig veel te zeggen. Hij tekent alles zoals hij het ziet, zoals het niemand voor hem heeft gezien, eenvoudig met enkele lijnen. Wanneer men zegt dat de schrijver met zijn taal schildert en daarmede dezelfde effecten bereikt als een schilder met zijn penseel, dan is dit volledig toepasselijk op deze novelle.
    Bij de eerste uitgave (1918) in de Beiaard-serie, blijkt het moeilijk bij Timmermans' gebruikte verluchtingen een zeker patroon, te ontwaren. Enkel bij de roos in het glas water, de vogel op een tak en de druiventros, vindt men eventuele aanknopingspunten met de tekst: 'Hier zie, steek die thuis in een vaasken: de merel fluit nog enige vergeten klanken; de tijd is gekomen van druiven te plukken!
    De illustraties voor deze uitgaven zijn echter vrij eenvoudig, maar met een fijne lijn weergegeven.

    De illustraties bij  de tweede druk (1920) en deze voor de uitgave Zilveren Verpoozinren (1924), zijn van een zeer fijne en mooie structuur en uitvoering. Het zijn kleine vierkantige tekeningen waarin Timmermans de beginletter van ieder hoofdstuk in verwerkt heeft. Deze illustraties behoren geheel bij de tekst: Martienus werkt voort, terwijl Symforosa breit; ze peinst en denkt maar aan Martienus, zijn gestalte wandelt door haar gedachten; hier zie, steek die t'huis in een vaasken, en daarmee geeft hij haar een donkergele, met karmijn gerande roos, de bekoring te weerstaan, houdt ze strak en star de vette vlam in ꞌt oog; Symforosa wacht op de Begijnenvest naar Martienus en wringt haar handen in vertwijfeling; ach Martienus snikt ze… en dan begint ze ineens te wenen met de handen vóór het gezicht: de tijd is gekomen om de druiven te plukken, want ze zijn rijp...; op de tafel, waarrond Symforosa met twee begijntjes aandachtig is naar ' t bonte Gansekensspel; ze was er zeker van hem als broeder weer te vinden... z'is blij omdat hij gelukkig is.'


    Vanaf de vierde druk werden de lettervignetten gebruikt die Felix Timmermans tekende voor de Duitse uitgave van 1920: ꞌhet verhaal van een zaaier; een doedelzakspeler onder een knotwilg; de spits van de begijnhoftoren: twee paters die op een berrie een O.-L.-Vrouwbeeld dragen; een man onder een grote regenscherm die door de regen stapt: de gekroonde Ecce-Homo; de druiven worden ingehaald; een man midden in de sneeuw en St. Antonius.ꞌ
    In 1936 werden nieuwe illustraties ontworpen voor de Duitse uitgaven, thans in vierkantige uitvoering.
    Het concept komt nagenoeg; overeen met de lettervignetten, maar de voorstelling is enigszins andere. De begijnhoftoren werd vervangen door een wenende begijn tussen bloemen en St. Antonius heeft plaats moeten ruimen voor St. Maarten, de heilige Martienus van Tours.
    Men heeft deze illustraties zowel met gothische als met romeinse letters, met deze zelfs in 't zwart en 't rood.

    De 'Omnibus-uitgavenꞌ werden enkel verlucht met een illustratie uit De harp van Sint-Franciscus: 'Een doorstoken hartꞌ. De recente uitgave van dit kortverhaal door het Davidsfonds werd verlucht met de illustraties uit de Beiaard-serie, behalve de druiventros, en de vierkantige vignetten van 1920.

    Bij de Franse vertaling Les très belles heures... van 1931 werden als verluchting vier tekeningen uit Schoon Lier: ꞌde St.-Margaretastraat met kerk; de Kalvarieberg; een begijnhofpoortje en de begijnhofpoort aan het konventꞌ en een akwarel 'Processie op het begijnhof'ꞌ opgenomen. Of andere vertalingen van Juffrouw Symforosa, al dan niet door Felix Timmermans werden geïllustreerd, was niet te achterhalen.

    Voor de vijfde druk, uitgegeven bij De Sikkel (Antwerpen, 1930), werd beroep gedaan op Jules Fonteyne om de illustraties te ontwerpen. Voor deze luxe-editie ontwierp de kunstenaar: 'Martienus met zijn rood slaaplijf en zijn blauwe schort, terwijl hij een struik plant; zijn gestalte wandelt door haar gebeden; Martienus staat in zijn hof tussen de rozen en geeft Symforosa een roos; een processiealtaar; Symforosa hoort een stap...
    'Zijt gij het?' vraagt de zachte, bedeesde stem van Martienus; Symforosa is aan 't wassen gegaan en zit op de bank. Ze ziet als geschilderd de stonde weer... en de roos in zijn hand; het lamplicht legt een ronde klaarte op de tafel, waarrond Symforosa met twee begijntjes en aandachtig is naar 't bonte Gansekensspel; ze spoed zich verder door de velden, met het blikken korfken aan de arm en de regenschuiler in de hand.

    Maar ook andere kunstenaars werden door het grafisch werk van Timmermans aangetrokken. In Het Handelsblad van 11 september 1924, bracht G. Rael een reportage van een bezoek van Tony Van Os en Hergé  ( Remi) aan Timmermans en Ernest Van der Hallen. Op 13 juli 1930 verscheen in Le XX Littéraire et artistique, een zelfstandig supplement van Le XX siècle,  een artikel van Felix Timmermans: Symphorose et le jardinier met verluchtingen van de later gekende striptekenaar Hergé.

    Ondertussen leverde Hergé ook grafisch werk voor de Editions Rex, Leuven. In 1931 verschenen bij deze uitgeverij Les très belles Heures de Mademoiselle Symphorose en Triptyque de Noël. Het is best mogelijk dat Timmermans via Hergé deze novellen bij Ed. Rex publiceerde.
    Op 26 november 1931, onder de titel A Lierre chez Félix Timmermans, vertelde Léon Degrelle in Soirées over zijn bezoek aan FelixTimmermans, i.v.m. de Franse vertalingen van voornoemde kortverhalen, die door de Ed. Rex werden uitgeven.

    *********

    25-06-2020 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    24-06-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bij Pallieter thuis - Redactie

    Bij Pallieter thuis.

    Bijdrage uit wereldrevue - Lier, 16 September 1931.

    'n Heerlijke Septemberochtend. Lier ligt te lachen in het zonnetje; er heerscht 'n vroolijke bedrijvigheid, de menschen zijn welgemoed en vormen 'n harmonisch geheel met hun huizen, met hun vriendelijk stadje : Lierke plezierke - stadje van poëzie... Timmermans, populaire zoon van Lier, heeft die Liersche atmospheer zoozeer gevoeld, opgenomen en weergegeven, dat men onwillekeurig den indruk krijgt, dat Lier een schepping van Pallieter is.
    In dat rustig midden, niet ver van de Sint-Gommaruskerk, woont onze sappige, door en door Vlaamsche verteller : Felix Timmermans voor de wereld, « de Fé » voor Lier.
    'n Klein bescheiden meiske die op m'n geschel komt opendoen «zal 's efkes gaon zien of Vaoder thuis is».
    Ik wacht intusschen in 't smaakvol ingerichte salon. Aan de wanden schilderijen en etsen van mystiek en weelderig leven : Breughel, Opsomer, Van Reeth, Toorop, eigen werk... een uitgekozen kunstverzameling.
    De deur gaat open en daar stapt de Fé binnen, 'n rondborstige, sympathieke verschijning.
    'n Ernstig gezicht en toch die tintelende lachende oogen : Pallieter!

    Het doel van m'n bezoek is gauw uitgelegd.
    — U wilt dus 't een en ander uit m'n leven vernemen? Uit m'n omgang met m'n vrienden? Maak U geen illusies!
    Er gebeuren wel grappige dingen in het leven, maar die komen pas voor de pinnen als ge met vrienden ondereen eens uw avontuurtjes aan ’t oprakelen zijt. Ge voelt daartoe een sterke neiging, 't komt vanzelf en dan zijt ge verwonderd, zooveel grappigs beleefd te hebben. Wanneer ge nu echter op commando u die gebeurtenissen voor den geest wilt halen, dan vindt ge niets en ge zijt weeral verwonderd. Ik zal nochtans m’n best doen.
    Met Renaat Veremans heb ik op 'n heel eigenaardige wijze kennis gemaakt.
    't Was vóór den oorlog, - in 1910 geloof ik - toen er te Lier 'n jubileum gevierd werd. 't Was Zomer, 's morgens om half zeven vertoonde het druk-versierde stadje 'n feestelijk gewoel. Vrouwen in kraakwitte voorschoten keerden de straten en maakten voorbereidselen als voor 'n processie. De mannen in hun Zondagsche plunje zaten al in de «staminee» of stapten op in de schetterende fanfare die voor de gelegenheid in haast bijeengescharreld was.
    Van jongsaf had ik altijd 'n sterke goesting voor feestelijkheden en was die keer dan ook van de partij. Ik had een hooge hoed op, had m'n gezicht versierd met 'n potsierlijke kartonnen neus en voor m'n buik bengelde 'n klein onnoozel-kinderachtig trommeltje.

            

    Aan den hoek van de Antwerpschestraat botste ik pardoes op 'n jongeling met 'n breedgerande zwarte hoed en 'n artistiek uiterlijk. 't Was de René, ik kende hem slechts van zien - in Lier kennen alle menschen elkander - maar nu was het toch onze eerste kennismaklng. Hij vroeg me wat er te doen was, vertelde daarna dat hij naar 't conservatorium te Mechelen moest gaan en we geraakten in een druk gesprek en 'n hevige discussie over Wagner, Goethe... de René ging dien dag niet naar Mechelen en ik zag maar van verder feesten af. We wandelden weldra, luid babbelend, ver van het drukke jubileumgedoe door de rustige velden. Sindsdien zijn we boezemvrienden en hebben samen al menig avontuurtje beleefd.
    Nu wil het toeval, dat we nogal sterk op elkaar gelijken wat al dikwijls tot grappige vergissingen aanleidhig heeft gegeven. Zoo kwam men mij gedurende de Vlaamsche kunstweek te Aken verscheidene malen als de toondichter van «Vlaanderen» begroeten, terwijl de René herhaaldelijk verzocht werd z'n handteeken in 'n exemplaar van een mijner werken te zetten.

    Hier zwijgt de Fé even. Terwijl hij sprak, was er 'n breede glimlach op z'n lippen gekomen.
    — Ik geloof dat het Flor Van Reeth is die het driemanschap volledigt? onderbreek ik de stilte.
    — Ik meende 't u juist te zeggen. Hij is de tweede « druivensappige vriend ».
    Ook de kennismaking met hem was eigenaardig. 't Was nog in den tijd dat ik lang haar en 'n baard droeg, de tijd van somberheid, van Maeterlinck-stemming, van occultisme, spiritisme en ander «ismen», dat ik eens op 'n wandeling door het rustige Begijnhof 'n schilder aan 't werk zag. Ik bleef staan en zag belangstellend toe. 't Was heel eenvoudig, 'n paar huiskens met 'n poortje, waarachter 'n weg met nog 'n poortje en nog eens 'n poortje tot heel in de verte...
    Z'n werk pakte me. Ik sprak h'm aan.

    — Mijnheer, uw werk doet me denken aan een schilderij dat ik eens op 'n tentoonstelling te Brugge zag : 'n Wit huisje met 'n muur en 'n verre achtergrond, heel sober, niets gezochts...
    — Ja, vertelde hij, ik ken dat doek. De schilder was geïnspireerd door ’n gedicht.
    —Holierondijn - van 'n jongen schrijver : Timmermans.

    Aangenaam verrast stelde ik me dan voor maar toen nu de kunstenaar zich Van Reeht noemde en vertelde de schilder te zijn van het door mij bedoelde werk, toen had ik voor 't oogenblik m'n tong verloren... Sinds die kennismaking zijn we dikke vrienden geworden. Ik ben toen met Van Reeth op Begijnhofreis door Vlaanderen gegaan. We zwerfden van het eene Begijnhof naar het andere. Tot we in Achel kwamen, waar we gedurende twee weken in de abdij verbleven. De monniken behandelden ons heel goed, alhoewel wij niet altijd met het strenge reglement overweg konden en ons o.a. bezondigden aan 't binnensmokkelen van gelei.
    — 't Is zeker daar dat u aan « Schemeringen van den Dood » werkte?
    — Ja. daar zag « De Witte Vaas het leven...»
    — Zoo vormt u dan 'n artistiek driemanschap van toondichter,   schilder   en schrijver.
    — Onvergetelijke uren hebben we samen doorgebracht. Heerlijke oogenblikken, toen ik, voorzien van m'n ebbenhouten fluit met de vrienden door 't wijde Vlaamsche landschap trok. Wat 'n zielesterkende schoonheid van mystiek en zinnelijkheid!...

    Hoe ik aan 't schrijven ben gegaan? Vanaf 't oogenblik dat ik kon lezen. M'n eerste lectuur was natuurlijk Conscience. 't Kon dan ook niet missen of m'n eerste opstellen krioelden van «dagvorstinnen» en « filomeelen ». En dat vond ik mooi, zóó en niet anders moest literatuur geschreven worden! Tot ik eens op zekeren dag in 'n stamineeke te Westerloo bij toeval 'n boek in handen kreeg dat ik dadelijk begon te lezen.'t Was « Dagen » van Stijn Streuvels, dien ik toentertijd nog niet kende. De pittige, voor mij geheel nieuwe stijl boeide me en in één adem las ik door tot 't einde. Dat was mooi, dat was frisch leven. Conscience was vergeten - aan dat boek.- dank ik 'n kentering in m'n stijl. Ik heb ook eens Hugo Verriest bezocht. Ik had « Holdijn » geschreven, 'n tragedie in 70.000 verzen. Daar ik veel belang stelde in het oordeel van 'n man, als Verriest, had ik hem dat lijvig document opgestuurd. Weken en weken bleef ik zonder nieuws tot ik eindelijk 'n laconisch antwoord ontving : « Te lang. Kom eens babbelen ».

    En ik naar Ingooighem! Keurig uitgedost met m'n hooge hoed op! Ik kende er den weg niet en aan 'n hoeve gekomen, vroeg ik de boerin of ze me ook kon vertellen waar de E. H. Veriest woonde. «Och meneer doktoor, meneer de Paster en is toch niet zieke?» vroeg ze meewarig. Dat «doktoor» was de schuld van den hoogen hoed, dien ik daarna dan nooit meer heb opgezet. Eindelijk belandde ik bij «den Paster van te lande». In z'n vriendelijke zoetvloeiende West-Vlaamsche taal wees hij mij op m'n fouten, haalde er natuurlijk Rodenbach's « Gudrun » bij. Ik had 't verhaal te lang gerokken en te dikwijls van rythme veranderd. «Ieder personnage moet z'n eigen karakteristiek rythme hebben. De zee - of ze woest buldert in de storm of zacht kabbelt in zonneschijn - heeft altijd haar kenschetsend rythme. Iedere persoon - opgewonden, woedend, vroolijk, kalm of melancholisch - wordt herkend aan z'n zielerythme ». Dat had ik uit 't oog verloren. Ik viel dadelijk aan 't werk. Gansch omgewerkt en na 'n amputatie van vijf hoofdstukken verscheen «Holdijn» in de « Nieuwe Gids ».

                

    Later kwam dan «Schemeringen van den Dood» en daarna «Pallieter» en de andere werken. Jeugdwerk is ook «Begijnhofsproken» in samenwerking met Antoon Thiry.
    Thiry is 'n fijn kunstenaar, die maar al te weinig gewaardeerd wordt.
    Z'n werken als : Mr. Vindevogel, Pelgrim, Onder Gommarus' wake, zijn echte parels van zuivere kunst.
    — Werkt u nog veel op uw kamer in het Begijnhof?
    — Neen, 't is nu drie jaar dat ik er slechts kom om de huur te betalen, en dat is zelfs nu niet meer noodig, want ze komen deze hier ontvangen. Voor m'n laatste werk moest ik op m'n studeerkamer blijven, omdat ik gedurig de documentatie van geschiedenisboeken en bijbel noodig had.
    — Voor « Sint-Franciscus »?
    — Ja. In 't «Vertelsel van Sint-Franciscus » verdedig ik geen enkele thesis, stel hem in geen enkel bijzonder daglicht, maar wil zoo waarheidsgetrouw mogelijk die devote geschiedenis weergeven, geïnspireerd als ik ben door de poëzie en het lijden van dien heilige. Ik heb vandaag juist de laatste hand aan de verbeteringen gelegd. Nu nog overkloppen, in October ben ik klaar en in Mei verschijnt het boek. Ik ga nu weer kleinere verhalen schrijven en zal dan ook wel waarschijnhjk m'n kamer op 't Begijnhofje betrekken. Ook hoop ik dan weer wat tijd te vinden om te schilderen.

    In de kamer naast het salon hoor ik borden rammelen. Door de deuropening zie ik «Marieke» die druk bezig is dampende schalen op tafel te zetten...
    Pallietersche geuren vervullen het huis.
    Ik wil niet langer Fé 's honger op de proef stellen en moet dus met spijt de aangename causerie eindigen.

    ****

    24-06-2020 om 16:34 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-06-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kalender 1932 - Felix Timmermans

    VERHALENKALENDER VOOR 1932
    Door Felix Timmermans

    De burgemeester  -  januari
    Stan en Neel Sop waren tweelingbroers en geleken zo fel op elkaar dat er altijd abuizen ontstonden. ꞌt Waren jongmans bij de zestig jaar. Op een zondag deed het nieuws de ronde dat Stan met de weduwe van de mulder ging trouwen. Neel zag er zo 't schijnt geen graten in, maar toen hij kort op dit nieuws zich voorstelde met de kiezing voor gemeenteraadslid, met al de kans van burgemeester te worden, draaide de weduwe haar hart naar de andere kant en vree met Neel.
    De ene is de andere, zei ze, en dan heb ik toch liever de burgemeester.
    Nu schoot Stan in zijn furie en stelde zich ook voor als gemeenteraadslid maar op een andere lijst, ook met de kans van burgemeester te worden.
    't Was een vinnige kiesperiode, de twee broers tegen elkander. En Stan moet toch de slimste geweest zijn, want de dag vóór de kiezing ging hij de wegen op en zei overal : 'Mensen, ge moet voor mij, Neel, niet stemmen.
    Het is niet goed dat twee broers in haat komen. Stem gerust voor mijn broer Stan. Ik ga toch trouwen met de weduwe van de mulder zoals gij weet, en ik wil gerust zijn. Stem dus gerust voor mijn broer Stan.'
    ꞌt Was eerst ꞌs anderendaag als de kiezing ten einde liep, dat Neel vernam wat Stan had gezegd. En Stan werd gekozen, Neel niet. Een maand nadien was Stan burgemeester.
    De weduwe van de mulder is dan maar terug naar Stan gegaan. 'De ene is de andere, zei ze, en 'k heb toch liever de burgemeester.' Z'is met Stan getrouwd. Neel is er ziek van geworden, maar is er toch niet van gestorven, hij trouwde met een poes van achttien jaar.
    Ik had gaarne de twee broers getekend, maar daar ze zo fel op elkander gelijken, heb ik er maar een genomen, Stan of Neel ik weet het zelf niet.

    De majordomo  -  februari
    Hij was de majordomo van het Waterhof. De kasteelheer zat altijd in ꞌt zuiden van Frankrijk. In oktober kwam hij over om een meutejacht te geven in zijn bossen. De majordomo met zijn hogen hoed en zijn wit gezicht was de schrik van de boeren en van allen die van 't kasteel afhingen. Een schrik die voortkwam van zijn te ver gedreven stiptheid. Alles moest juist en op tijd gedaan worden, niet te veel en niet te weinig, juist.
    Betalingen, leveringen, huur, getal, gewicht, zowel aan hem als door hem was vierkantig stipt.
    Hij was nooit te vermilderen en nam nooit geen enkele beloning of cadeauken aan. Als hij geren een appel had, ging hij die naar de markt kopen, nochtans dat de bogaard de schoonste was der streek.
    In zijn administratie wierd het minste penneken opgeschreven en dit trok hij af van zijn loon. Zijn heer, een dikke goedzak, had sinds lang opgehouden hem op zijn te knellende stiptheid te wijzen. Er was aan die man geen zalf te strijken. De boeren zeiden : Hij weet hoeveel blaren er op de bomen staan en hoeveel liters water er in de beken vloeien. Ze noemden hem de marmeren slang.
    Hij wist alles en was overal als een spook, waar men hem het minst verwachtte.
    Alle dagen swenst het zeven uren sloeg, draaide hij de lamp van zijn bureel uit.
    Maar de boeren hadden gezien dat swenst enige dagen het licht later brandde, tot tien uren, zelfs soms tot de morgen in de lucht kwam. Elkendeen zei : Er is iets verkeerd aan 't marmeren serpent.
    Als ze geld brachten, telde hij het niet meer na. Hij deed een gebaar van het daar maar neer te leggen en bleef verder over zijn boeken gebogen. Enige dagen nadien kreeg de kasteelheer een brief.

    De majordomo schreef hen dat de rekening niet klopte, er was een verschil van vijf frank in ꞌt nadeel van zijn heer, dat hij er dag en nacht had naar gezocht om de reden van het tekort te vinden, en daar hij er niet in gelukt was hij hem zijn ontslag aanbood. De kasteelheer schreef hem terug dat hij om die vijf frank zich geen zorg behoefde te maken, zelfs nog voor geen duizend frank. Maar de marmeren slang wou niet langer majordomo zijn. De kasteelheer kwam zelf naar ꞌt kasteel om hem over te halen, niets aan te doen. Hij pakte zijn koffers en ging in de stad achter de kerk wonen, ꞌs Morgens zat hij lang in de kerk en na de noen, of het regende of niet regende, ging hij naar de dreven van ꞌt kasteel wandelen. Hij raapte de afgevallen twijgen op zoals vroeger, joeg de kinderen uit de mastbossen en bleef de schrik van de boeren. Hij schreef brieven naar zijn vroegeren heer over het nalatig gedrag van den nieuwen majordomo, een zwaar bourgonjegezicht, die wel geschenken aannam en achter de boerendochters reuzelde, welke bomen moesten uitgedaan worden en welke sloten gekuist.
    Die vent was razend op de slang, maar ook vol schrik. Ook de stropers vreesden hem evenzeer als vroeger.
    Op een keer vonden ze den ouden majordomo dood aan een sloot liggen, het hoofd in het water en ook de rechterhand, die uitgestrekt was naar een stuk fles dat in de sloot lag.

    Het Riggereditje  -  maart
    Het is een blind, oud peken, maar een levendige in zijn tijd! Hij ziet geen steek meer voor zijn ogen. Maar hij blijft altijd mals en fris. Hij smoort hij zijn pijp om de reuk, menheer, om de reuk. Hij verdient zijn centjes met catechismus te geven aan de kinderen die hem niet goed vanbuiten kunnen leren; en dan ook met stoelen te repareren. Hij kent nog heel zijn Mechelsen cathechismus met uitleg uit zijn hoofd. En al de liekens uit zijn tijd. Hij zingt heel de dag. En daar is geen trouw, geen begrafenis, er mag geen pluim omhooggaan of Riggereditje staat erbij, roert zijn blad voor tien, en doet de mensen hun boekske open tot in 't derde geslacht.
    Hij is twee keren getrouwd geweest — Er kwamen geen kinderen. Maar nu gaat hij voor de derde keer trouwen met de boerin die hem alle dagen melk brengt. 'Nu zal 't wel lukken!', zegt hij. 'Ze trouwt mij niet uit compassie. Ik kan er wel tien vrouwen krijgen, maar zij is de schoonste. Ik heb hun gezicht maar te bestrelen, en ik weet het.' En in afwachting van zijn huwelijk zingt hij vrolijk : Ja in mijnen tijd dan ging het heel anders, maar ik was een klepper in mijnen tijd.

    De Koker  -  april
    D
    e Koker is een boomkapper. Met eens uit een boom te vallen was hij een oog kwijtgeraakt. Als er niets te kappen valt stroopt hij. Hij is nog nooit gepakt geweest. Ze zeggen dat de gendarmen zelf schrik van hem hebben. Hij zit geren hoog in de bomen.
    Zelfs klimt hij zomaar, als hij geen werk heeft; in d'hoogste populieren, uit puur genot. 'Daarboven ben ik dichter bij den groten Baas', zegt hij, 'dan is mijn hert gerust.ꞌ De pastoor zegt hem dat hij O.L.Heer in de kerk moet zoeken. 'Niets', antwoordt hij. 'Ik ken maar enen God, den oude, die van hierboven, de andere dat is een nieuwe, die is veel later gekomen, dat is maar zijnen zoon. En ik heb liever met den vader te doen. Die is baas.
    '
    Hij komt weinig in de kerk, maar hij houdt zijn Pasen. Dan zit er altijd veel volk aan de biechtstoel te wachten. Maar hij komt de kerk binnen op zijn grote klonen, stampt er nog harder mee om te zeggen: 'Hier is de Koker. Hij gaat recht naar de biechtstoel. Malheur als er iemand in zit. Hij trekt hem er eenvoudig uit.
    Dat is nu niet meer nodig.
    Als ze de klonen horen, zeggen zal : 'Menheer pastoor, ik kom seffens weer, de Koker is daar.ꞌ
    De Koker heeft nooit ruzie, maar pas op, als er een andere ruzie zoekt. Dan kunnen er geen tien hem nog niet houden. In de winter stroopt hij. Hij verkoopt de hazen in de stad. Maar menheer pastoor en enige anderen krijgen er een voor niets, en ook de gendarmen. 'Ik zal ze verplichten gestroopte hazen te eten,' zegt hij.
    Op de ene of andere wintermorgen ligt er een haas op de dorpel der gendarmerie. Die geven hem dan ook niet aan hun hond. 'Zijn liefste dood is, zegt hij, dood uit een boom vallen.' Hij vrijt tegenwoordig met een weduwe met vier grote kinderen. Hij gaat in de lente trouwen. De vier kinderen zijn er al vanonder getrokken in dienst in de stad, uit schrik voor de nieuwe vader.

    Het boerken van Henteren  -  mei
    Dit boerken was rijk, heel rijk - niet door werken, maar door erven. Hij was al tien jaar weduwnaar, had een dochterken van 18 jaar. Een van zijn knechten wist met het dochterken in ꞌt gevrij te komen. Wist het zover te brengen dat zij moesten trouwen.
    Nu kwam hij aan de lieve centen. Hij ging het boerken spreken met zijn zondagse dingen aan, en hij draaide triomfant aan zijn moustachken. Het boerken kreeg haast een geraaktheid van kwaadheid en schaamte. Zo nen nietsmandalle, zo nen van honger de muur op, ik breek u in tweeën ! De knecht lachte. En lijk het te verwachten was, ze trouwden, ꞌt Boerken zette hen in een huishouden, er was een trouwfeest met taarten uit de stad.
    De knecht wierd zat en riep nu in zijn overmoed hoe slim hij geweest was. 'Nu werk ik genen steek niet meer, en uw centen worden de mijn.'
    Toen stond het boerken recht : 'Polien, zei hij, gaat ge met dien schoelie leven, ja of neen ?'
    'Ja ik vader, het is toch mijnen man en...ꞌ
    'Goed!', zei het boerken. Meer zei hij niet. En nu ging er geen dag niet meer voorbij of ꞌt Boerken van Henteren gaf een feest. Hij ging in de herbergen, trakteerde voor alleman, riep de mensen van ’t veld om wijn en champieter te komen drinken. Zijn geld moest op ! De schoonzoon had geprobeerd langs notarissenkant aan 't geld te geraken. Het ging niet. Het geld was toegekomen langs vaders zijde toen moeder allang dood was, en ꞌt moederspart was vroeger slechts op enige honderd frank geschat. Het boerken wou geren zijn dochter met haar kinderen innemen, doch die was ook koppig. En hij deed maar op, alles op. Als 't geld verteerd was, verkocht hij een voor een zijn land, zijn koeien, zijn gerief, tot hij zonder een duit op straat stond. Toen was hij een gebroken man geworden, die van den armen leefde. Op ne keer vonden zꞌ hem dood in een hollenboom waarin hij 's nachts sliep.

    Mie het Lammeken  -  juni
    Zo stond het in de gazetten : 'Verleden nacht is de jachtwachter Franciscus Vereken, van het landgoed St-Jan, door een geweerschot gedood. Men vermoedt dat de misdaad door een of meer wildstropers gepleegd is. Het parket wordt verwacht. Het verdriet van de brave vrouw Vereken is niet te beschrijven.' De moordenaar wierd niet gevonden. Vrouw Vereken is dan naar den baron gegaan.

    Ze kwam buiten met twee geweren. Zij wierd de jachtwachtster. 'Ik zal weten wie het gedaan heeft, zei ze. En ik zal mij wreken ! 'Met grote klonen aan, het geweer over den schouder, en de armen gekruist, wandelt zij door de bossen - genen enkelen nacht slaat zij over. Donder, sneeuw, tempeest, zij wandelt door het bos over heel het domein.
    ꞌt Kan gebeuren dat de wraak zo in haar opkookt, dat ze voor haar verbeelding den ongekenden moordenaar oproept. 'Laat ons denken dat die boom hem zou zijn , zegt ze en dan legt ze in die richting aan en schiet. 'Wie ik in het bos zie, 't is eender wie, is eraan', zegt ze aan de mensen, en z'is de schrik van de stropers geworden.
    Ze noemen haar het Lammeken. ꞌt Is eigenlijk een wolvin geworden, die elke nacht erop uittrekt om te doden, die niet meer wenst dan dat er eens iemand door ꞌt bos zou komen om hem kunnen neer te schieten. De wraak die zij niet kan uitwerken maakt haar wild en bruut. Haar gezicht is hard en onmeedogend geworden lijk haar hart.
    Zij loert, sluipt, kent noch schrik noch verlegenheid, en ze vloekt als het morgen wordt: 'Weer een nutteloze nacht voorbij'.

    Over heel het domein is er van stropers geen spoor meer. Z'heeft er de schrik onder. Ze weet dat z'haar willen doodslaan, haar huis in brand steken. 'Ze willen, maar ze doen 't niet, ze durven niet. Ne goeie man omverschieten de lafaards dat kunnen ze, maar wie naar mij ne vinger uitsteekt, is zijn gezicht in spijs.' De grote wraak is niet gekomen.
    Toen ze oud stierf, zei ze op haar doodsbed : 'Ik durf zo, zonder dat ik iemand doodgeschoten heb, niet naar onzen Frans gaan.'

    De profeet  -  juli
    Van jongsaf zat hij in de boeken. Als hij op stiel was, wierd hij weggejaagd omdat hij te veel droomde. Hij ging van den enen winkel op den anderen, en kon op 't einde toch een koollossersschoen ineengenageld krijgen. Hij gaat den boer op schoenen repareren, en hij woont daar ievers op den steenweg in een oud bareelhuizeken. Hij zegt niet veel bij de boeren, maar als hij iets zegt, dan is ꞌt over ꞌt einde van de wereld. Dan staat hij op, dan komt er lijk vuur uit zijn ogen en met woorden uit St-Jan den Evangelist en van andere profeten, voorspelt hij den groten ondergang. Dat doet hij soms ook in ꞌt openbaar als er veel volk bijeen is.
    Hij is door God gekozen om het de mensen te komen melden. Zijn huis, daar mag iedereen binnen. Daar komen de landlopers de nacht doorbrengen, de wrakken, de zatlappen die niet thuis geraken, de stropers.
    Ze kunnen bij hem binnenkomen. Ze krijgen een soort bed en 's morgens koffie. En dan preekt hij van 't einde van de wereld. Zo vond hij eens onderwegen een sloor met een kindje. Een bedrogen jongedochter, thuis weggejaagd en door haar lief in den steek gelaten. Hij nam ze in. Hij zag haar slapen, nen helen nacht zat hij aan haar bed. ꞌs Anderendaags ging hij niet uit repareren. En 's avonds deed hij de deur op slot. Een zatlap kwam rammelen.

    Hij deed niet open. En hij zei geen woord over ꞌt vergaan der wereld aan het meiske. Hij zei alleen, dat hij ook zo'n kindeken zou willen hebben. En hij zuchtte, en hij bezag haar; ze was niet heel schoon, maar ze was zo teer en lief tegen dat kind; die teerheid verlichtte haar. Die teerheid doorgeurde hem. En als ze weer zo bezig was haar kind in slaap te doen, toen nam hij haar hand, kuste ze en snikte : 'Ik weet niets, ik weet niets.
    De wereld mag niet vergaan, de wereld kan niet vergaan. - Laat ons trouwen !
    Dat deden ze, en er kwamen veel kinderen.

    Bienus  -  augustus
    Bienus zijn stukske land komt tot tegen het kerkhof. Als hij zaaide, als hij maaide, dag in dag uit heeft hij mensen zien begraven. Mensen van de stad en mensen van den buiten. Daar ligt een stuk mensen veraard. Hij is er filosoof door geworden en hij leest boeken, troost de mensen en hij heeft wijze spreuken ten beste.
    Maar als hij op een jaar, door de ziekte die er toen heerste, vier van zijn kinderen daar heeft zien begraven, en 't ander jaar zijn vrouw, dan is het met zijn wijsheid uit, dan heeft hij geen enkele spreuk niet meer te zeggen en 't is gedaan met de boeken. 'Praat, praat, zegt hij, alles is praat.ꞌ Het heeft zijn hart gekraakt. En als hij maait of als hij zaait, om de tien minuten staat hij stil en blijft naar ꞌt kerkhof staan zien.
    Dit kerkhof, dit kerkhof! Dit is ꞌt enige dat genen praat is. Dit is de grote stilte. Hij ziet en hoort de mensen in hun gedoen, hij ziet ze vrijen, trouwen, kermissen. En eeuwig zegt hij : Praat, praat.ꞌ Zijn leven staat ervan stil; zijn leven en zijn werk. Hij wordt arm, wat kan ꞌt hem deren. Zijn hoeve wordt verkocht; 't raakt zijn knoesel nog niet. Dat is maar praat, alles is praat. De grafmaker is een vrolijke vent en hij delft de graven al fluitende. Maar die krijgt ook zijnen toer. En ze komen Bienus roepen of hij het graf wil delven. Bienus bleef grafmaker, 't Eerste wat hij deed was zijn eigen graf maken. Maar ge sterft niet als ge wilt.
    ꞌt Graf ligt er al jaren open, 't is vol kruid en wilde bloemen gegroeid. En immer graaft hij voor arm en rijk. groot en klein. Ze gaan hem voor, ze verdwijnen in de stilte. En hij blijft staan in het leven, in het gepraat en ziet met weemoed naar den put, die elke lente opnieuw vol kruid en bloemen groeit.

    Pier van Boekweitstrooi  -  september
    Hij woonde in de klein boskens aan de Nete. Hij was zo lang en zijn hut zo laag, dat hij zijn kop door 't strooien dak stak om te zien wat er buiten gaande was. Zo zag hij 's nachts naar de sterren. Hij beleesde kwaden huidbrand, maakte zalven en had toverboeken. De kinderen zeien dat hij naalden in zijn ogen had.
    Als hij een paard bezag viel het om. Op een keer trok hij eruit. 'Ik ga een wijf halen', zei hij. Hij ging naar den burgemeester van ꞌt dorp en zei hem : 'Ze kunnen van mijn huis afblijven, of ze krijgen de cholera...
    '
    Zeven jaar later kwam hij terug op een hondenkarretje en hij had een klein oud wijfke bij met pekzwart haar en schuine ogen, en 't had geen toppen aan haar vingeren, aan haar duimen wel. 'Dat is mijn wijf, zei hij.
    Daar geloofde niemand een gram van. De mensen zeien dat ze visschubben op haar benen had.
    Het hutteken was ineengezakt. Ze zetten het samen terug recht. Maar van toen af dierf niemand niet meer hem voor 't een of ꞌt ander geval bezoeken terwille van dat oude wijfken. Ze wisten wel wie het was, maar dierven de naam niet noemen. Zondags reed hij ermee naar de vroegmis. Maar ꞌt volk ging de kerk uit. Tot den duur vroeg de pastoor of ze naar een andere parochie naar de mis wilden gaan. Ze gingen dan niet meer naar de kerk, ook niet naar een andere parochie.
    Als 't ievers brandde, 't was de schuld van dit wijfke; stierven er koeien, was er ziekte onder de mensen, ꞌt een of ꞌt ander ongeluk, 't was altijd de schuld van die met haar visbenen. Op ne keer toen zij op de baan was met konijnenvoer hadden ze met stenen gegooid tot zꞌ er halfdood bleef liggen. Maar met de kermis in oktober kwam de wraak, ꞌt Regende al dagen. De waters waren gezwollen. Twintig jaar geleden was het dorp eens overstroomd geweest. Maar nu waren er goede dijken. Maar terwijl dien zondagavond de piston in de tenten de koppels deed waggelen, luidde ineens de noodklok. De dijken waren doorgebroken. Grote overstroming.
    Heel het dorp onder water, tien mensen verdronken. Toen het water zakte, vonden zꞌ in de hut het oud wijfken in ontbinding. Van Pier niets meer te zien. Doch ꞌt gebeurt dat z'hem soms in den nacht tegenkomen op den dijk, en dat is dan altijd het teken dat er weer een overstroming gaat zijn.

    Ster der zee  -  oktober
    Ster der zee, zo heette de mosselboot, die in de mosselmaanden aan de werf van 't stadje kwam aanleggen.
    De zoon Piet reed dan met een karretje met mosselen de stad rond. De vader bleef swenst op 't schip. Piet kwam altijd voorbij ꞌt stamineeken Den Eenhoorn.
    Verkocht er mosselen, dronk er een paar pinten en vrijde met Marcelinneke. ꞌt Was tegen de kanonnierskazerne en er kwamen daar veel soldaten, en zo ꞌt schijnt was Piet haar enig lief niet. Maar wat wist die jongen daar af, als ge zo altijd op een schip leeft, dat heen en weer zeilt! Hij sprak er met zijn vader over. Die was content.
    Ze zouden dan trouwen en zij op ꞌt schip komen wonen, en de vader zou daar ievers in Zeeland zijnen ouden dag uitvieren. Het schip lag weer aan, 't was in november. Toen hij dien avond in ꞌt stamineeken kwam, zat zij met een kanonnier achter de tafel te vrijen. Enige glazen kapot en kreten van 'k trouw met genen mosselvent.
    De soldaten zwierden Piet buiten voor hij gestoken had.

    Het sloeg in den jongen zijnen kop. Hij moest haar hebben dood of levend. De week nadien toen de boot weer aanlag, vader was er niet bij, sloop hij 's avonds in het Krabbestraatje tegen dat ze van de cinema kwam. Hij sprak haar aan en vroeg van eens mee rond te wandelen.
    Hij moest haar iets geven. En nu ze weer in zijn armen was, hield ze weer van hem, voor een week of zo.
    Ze kwamen op de werf. Daar lag het schip. Kom, zei hij. En voor ze kon weigeren, pakte hij haar op, droeg zꞌ over de plank en stopte ze in ꞌt ruim. Direct vaarde hij weg. Tegen den morgen waren ze voorbij Antwerpen; de wind in 't zeiltje, altijd verder, de Beneden-Schelde in, voorbij Vlissingen, nog verder de zee in. Kleiner, kleiner wierd het mosselbootje, den avond en de storm vielen verveerlijk over de wereld. In de lente spoelde er daar ievers tegen Duinkerken een stuk voorsteven aan, waarop ge met moeite de ingebrande letters lezen kon : Ster der zee.

    Mie Vogel-Petrol-Mie  -  november
    Eerst leurde ze met een stoopke petrol van deur tot deur. Maar van ꞌt begin af had ze een frullemuts op met een vogel versierd, ꞌs Morgens de muts op en tegen den nacht af. Z'had zo verschillige mutsen, een voor in de week, een voor heel slecht weer, een voor zondags en een voor wat nog ? Haar armen waren lang geworden van ꞌt sleuren met de petrolstopen. Ze was proper, werkte lijk een bie en ze verdiende centen.
    Het was een kapitein. Z'had een lummel van een vent, die niet goed wist wat zweet was en baas wou zijn van de centen die zij verdiende. Eerst zat het er dikwijls tegen, maar Mie zag seffens zijn zwakken kant. Hij dronk geren en als hij veel binnen had was hij een lam, en deed niets anders dan stoefen dat zij zo rijk waren.
    En om gerust haren petrolhandel te kunnen doen en om rijk te worden, deed Mie hem drinken. Ze gaf hem geld om te drinken. Ze bracht zaterdags een fles beste mee. Hem alle dagen zat maken was d' enigste manier om vooruit te komen. Een ander zou zeggen : 'Hij drinkt ons arm.' Zij zei : 'Hij drinkt mij rijk.'
    Ze was bij de hand. Ze kende immers commerce. Van petrolstopen kwam het tot een petrolvat, dat ze op een wagenske door de stad voerde. Ze kocht kleine fondskens en die liepen ineens omhoog, dat ze twee huizen kon kopen, het hare en dat van daar nevens. Z'had geluk, maar ze stond vroeg op. Twee jaar later trok een paardje met nen roden ijzeren petrolwagen rond. ꞌt Jaar nadien had ze drie wagens en knechten, voor de dorpen.
    Een stal met drie paarden.

    Heel de straat was van haar. Maar ze droeg nog altijd een frullemuts met een vogel op. En voor zondags, als z'haar purperen zijden kleed aanhad, droeg zꞌ een muts met een echten paradis. Ze reed in een open calèche, zo kwam ze de huishuur ontvangen. Maar ze bleef simpel en ze zat mee in de klein stamineekens van ꞌt kwartier met de kaarten te spelen. 'Ge zijt rijk geworden, Mie.' 'Door hard werken en doordat mijnen vent zo fel gedronken heeft.' Die man dronk nog. Toen kwam de gas. Mie deed een openbare vergadering beleggen tegen het gevaar van de gas. Maar de gas kwam.
    Zij is nu oud en krom en gaat met een stoksken. Maar zij wil in haar schoon huis geen gas. Petrol, anders niets. En ze draagt nog altijd een frullemuts met een vogel op. Ze dooft uit. En haar man, die nog altijd drinkt, wacht kalm naar die uitdoving, om alles op te kunnen drinken, z'hebben toch geen kinderen.

    Mieke Lieke  -  december
    Ze was verliefd geworden op een speelman, enen die met viool van dorp tot dorp reisde en hij speelde dan op de pachthoven zo'n schoon liekes dat ze de tranen in dogen kregen. Het was een bleke jongen met een zwarten baard en hij mankte wat. Maar hij kloeg zo van zijn been dat hij niet verder kon.
    Hij bleef er een week. En Mieke die daar meid was en nog maar 16 jaar, was op die man verliefd geworden en hij op haar. Hij speelde voor haar zo ’n schoon liekes! En de nacht voor hij vertrok, had de boer hen ontdekt dat ze zaten te vrijen. Zij vloog direct weg. Maar zij trok met hem mee.
    En terwijl hij speelde, ging zij met een baksken rond. Zij sliepen den derden dag bij een boer in een schuur. Maar toen zij ꞌs morgens wakker wierd, was hij weg. Langswaar was Armand gegaan?
    Ze zocht dagen en dagen. En toen z'op haar dorp weerkwam, wierd zij door haar broer, want ouders hadden ze niet meer, buitengezet en door 't volk weggestoten. Ze dwaalde van hier naar ginder. Ze gaf zich over aan 't slechte om van honger niet om te komen. En altijd zocht ze ondertussen naar Armand.
    Op ꞌt laatste wierd ze door gendarmen opgepikt en in een verbeteringshuis gestoken van Maria Magdalena.

    Toen zꞌer weer buitenkwam op haar eenentwintig jaar, zou ze in post gaan als meid bij een oude juffrouw in de stad. Ze was er nog maar drie dagen of zꞌ hoorde viool spelen in de stille straat. Het was Armand. Ze liep naar hem. Ze kuste hem en ze wou mee. Maar hij kon dat niet doen, zei hij, als elk lief moest meegaan, dan heb ik er een volle straat bij. Daarbij ik ben getrouwd. Toen zei ze haren post op. Ze was gebroken van hart en ging terug naar haar dorp. Ze ging bij de boeren uit naaien en ze zong dan de liekes die Armand voor haar gespeeld had. Ze zong ze als ze over de wegen trok, ze zong ze als ze door de sneeuw ging of bij zomeravond aan haar deur. Dat zingen was haren troost. Dan herleefde ze terug de schoonste uren van haar leven. En iedereen zei dat ze zo gelukkig was.

    ******

    10-06-2020 om 15:54 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-06-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mijn eerste boek - Felix Timmermans

    MIJN EERSTE BOEK
    Door FELIX TIMMERMANS - Uit: Bibliotheekgids, 1/6/1922.

    Als men het ziet liggen, zoo dun als een sneeke kaas; eens zoo hoog dan breed, met zijn verschoten roze omslag, en zijn verschillende letterkarakters, in een mager kaderken, dan denkt men een van die goedkoope beschrijvingen over een heilige, of een litanie, of een H. Hartboeksken te zien; een van die schrale brochuurkens die men verkoopt in de bondieuseries van Scherpenheuvel, Halle, Lier en andere bedevaartplaatsen.

    In volgorde staat er op te lezen : Door de dagen 1907 "Indrukken van Polleke van Mher", Lier. - Druk A. Van Hoecke. Dit Polleke van Mher was ik.
    Als men die omslag omslaat beginnen zonder verder komaf van herhaling van tittel, van eenige bladen wit papier, van inleiding of opdracht, direkt de gedichtjes. Het zijn waarachtig gedichten, rijmen, of beter berijmde voorstellingen, zoo iets als een schilderijtje. Elk tittel in andere letters.

    Er zijn 24 gedichtjes in, en als elk gedichtje op één bladzijde hadde gestaan, hadden er 24 bladzijden geweest. Er zijn maar 20 bladzijden. En nu hebben die gedichtjes, nu dat ze zich zonder asem te laten halen, elkander voet bij stek opvolgen, het vertoon van menschen die rap en dicht opeengedrongen met aschwoensdag een kruisken gaan halen.

    't Begint met "Dageraad" en 't eindigt met "Avond".

    "Dageraad" begint:                In het Oosten hangt 'n witte
                                                   streep, die langzaam openrekt:
                                                   't lijkt een plas van troebel nat, waar
                                                   rooden inkt wordt ingelekt.

    en "Avond" eindigt met:         En de maan toont haar gezicht, dik
                                                   opgeblazen lijk 'n pad.
                                                   Alles slaapt nu ... slechts heel verre
                                                   rolt een trein weg naar de stad.
    Dan staat daar nog onder: Lier 1903. Polleke van Mher.

    En tusschen "Dageraad" en "Avond" krijgt men tafereelen te zien van: "Sneeuw", "Jacht", "Begijnevest", "Scheresliep", "Schoenmaker", "Dronkerd", "Paters", "Kerstmis", "Vijver", "Orgeldraaier", "Allerzielen", "Oud" enz.
    't Is allemaal slechts gezien, louter gezien. 
    En voor zoo goed ik kon, kleurig willen uitbeelden.

    Zoo in "Herder" :                   D'Heete zonne, die heur stralen
                                                   deur de knoestge takken stak
                                                   tikte grillge, gouden rondekens
                                                   op zijn oud soldatenfrak.

    "Schoenmaker", en dat wil ik heelemaal overschrijven, omdat het duidelijk het bedrijf en het beeld weergeeft van een oud ventje, dat mij veel schoone vertelsels deed, en veel heeft bijgedragen om mij aan 't schrijven te zetten, want ik was, zelfs toen ik die gedichtjes nog schreef, van zin glasraamschilder te worden.

                                                   Bij het raam zit hij te werken
                                                   op een lage pikkelstoel,
                                                   nevens hem en voor en achter
                                                   ligt een oude lederboel.

                                                   Hij hermaakt een waterleers, en
                                                   boort met een gekromde pin,
                                                   gaatjes door de zool en slaagt er
                                                   dan een stalen nagel in.

                                                   En hij trekt de breede heuvlers
                                                   met een pekdraad, dicht en straf,
                                                   neemt zijn mes en snijdt er zuinig
                                                   hier en daar een stuksken af.

                                                   Over 't vlamken van een keersken,
                                                   op een wrijver smelt hij was,
                                                   vaagt hem aan de zij der zolen
                                                   dat het blinkt lijk spiegelglas.

                                                   Dan heft hij de leers in d'hoogte
                                                   en bekijkt ze om en rond,
                                                   mompelt van tevredenheid en
                                                   speekt een kladken op de grond.

    Alleen maar gezien, te arm weergegeven, en dan, en dat vooral, te erg onder den invloed van Karel Omer De Laey.
    Deze goede, schoone dichter van "Van te Lande", bekoorde mij zoo door zijn vorm; de korte, ruwe gezonde verzen, de beschrenking van uitbeelding dat ik niet weerstaan kon, verzen die ik al gemaakt had, zooals "Schoenmaker" in zijnen gezonden vorm te gieten. 't Was een zwakte, maar ik ben er blij om, zoo zwak geweest te zijn, ik heb er danig veel mee geleerd, en 't is mij later van grooten tel en veel nut geweest.
    Ik had een goeden meester, en ik dank het geval dat mij het werk van den helaas te vroeg gestorven dichter liet kennen.
    't Was een zuiveringswerk voor mijn romantisme, en nu dit gebeurd was schoof later zelf de persoonlijkheid in den vorm, en wijzigde den vorm. 
    En daarom nog eens dank aan Karel Omer De Laey.

                                

    Zelfs een Fransch gedichtje, ik geloof van Francois Coppée, vertaalde ik in dien trant. Hier volgt het:             

    't Oudste :
                       In de winter, twee klein kindren
                                        gaan uit beedlen, hand in hand,
                                        't oudste draagt wat droge korsten
                                        brood, geborgen in een mand.

                                        En ze leidt het kleinste zoetkes
                                        wijl z'het droevig-stil beziet,
                                        gaat van huis tot huis, doch nievers
                                        waar men iets aan 't koppel biedt.

                                        't Oudste belt nu aan een woning
                                        met versiersels, rijk en groot,
                                        en hier krijgen z'elken dag een
                                        dikke snee korentenbrood.

                                        Efkens blikt ze op heur zusje...
                                        trekt een roode neusdoek uit
                                        heur zak, zet hem aan den neus der
                                        kleine en zegt haastig "snuit".

    En hoe ik er toe kwam, die gedichtjes in boek (met een je) uit te geven ? hoe ik zoo maar seffens een uitgever vond?
    Wel in die jaren 1903-1905 verscheen er te Lier alle weken een kunstbladje "Lier Vooruit!". Daarin verschenen wat wetenschappelijke opstellen, wat over tooneel en schilderen, alles in groote letters gedrukt, want kopij was er te kort.
    Ik stuurde mijn gedichtjes in, ze wierden aangenomen. Week voor week, soms alle drie weken, verscheen er wat van, ze wierden gaarne gelezen, en op een Nieuwjaar, die van 1907, wist de uitgever, geen ander nieuwjaarscadeau aan zijn abonnenten te doen, dan de gedichtjes bijeen te verzamelen en ze bij het nummer van "Lier Vooruit" te voegen. Er waren geloof ik circa 200 abonnenten, ik kreeg een 50 tal boekjes, en daarmee beleefde mijn eerste boek zijn eerste, maar zijn laatste uitgave!
    En alhoewel het gebrekkig is, ben ik toch blij dat 't als een kreupel, gemankeerd madeliefke op de wereld is komen piepen.
    Niet opdat anderen het zouden lezen, want zullen er nog 10 boekjes van bestaan ? ik geloof het niet. Maar ik ben blij als ik het kan vastnemen in al zijn schamelheid, omdat het mij zulke zoete herinneringen verwekt, en ik dan weer den schoonen, naieven tijd beleef van het voelen zwellen en deinen der eerste kunstenaarsemoties.

    Uit: Bibliotheekgids, 1/6/1922  -  pg. 173-176

    **********

    09-06-2020 om 16:57 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    04-06-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Fé vulde een kamer - Martine Cuyt

    De Fé vulde een kamer
    Gommaar Timmermans loopt helemaal in de voetsporen van zijn vader

    Door Martine Cuyt in de Gazet van Antwerpen van 9/08/1997

    Lier – Zodra Gommaar Timmermans een beetje wandelbaar was, nam papa Felix hem mee op zijn dagelijkse tochten. Vijftig jaar na de dood van de schrijver zoeken we zijn zoon op in Lier, de biotoop van de Timmermansen. Gommaar wandelt zijn vaderwandeling nog bijna dagelijks. Hij heeft net als pa destijds een werkkamer met uitzicht, maakt comic strips en columns. De appel is niet ver van de boom gevallen.
    "Ik was verschrikkelijk graag bij onze vader", zegt Gommaar Timmermans (67)."Hij was onze wereld. Of zoals een vriend het ooit zei: 'De Fé vult een kamer'Zijn aanwezigheid was inderdaad kamer vullend.
    Ik voelde me goed bij hem. Verscheidene mensen voelden zich goed bij hem. Zo goed. dat ze hem zelfs hun leven kwamen vertellen. Hij was een man die vertrouwen wekte.

    Wat is je vroegste herinnering aan je vader?
    Gommaar Timmermans: Ik moet zowat vier zijn geweest. We waren met vakantie in Blankenberge. We logeerden boven een schoenwinkel, maar ik herinner me vooral de pekinees met jongskes. We gingen er met zijn allen eentje kiezen.
    Toen de vakantie voorbij was, bleek het pekineesje niet groot genoeg om hij zijn mama weg te halen. We zijn dan zonder pekineesje naar huis vertrokken.

                

    Maar jullie bleven niet zonder pekineesje?
    Neen. Mijn vader had gezegd dat we het later zouden ophalen, wat niemand echt geloofde, maar hij deed het. Met een hondenmand zijn hij en ik het hondje gaan oppikken. Je moet weten dat Blankenberge vroeger verder weg lag dan nu.
    De trein betekende een volle dag onderweg.
    We moesten via Antwerpen op de Linkeroever zien te geraken....
    Ik had een tipzakje vol zwarte drop gekregen en had het beestje ook maar getrakteerd.
    Vader zal in de trein de hele tijd te lezen en had dat niet gemerkt.
    Moeder heeft de snoep uit zijn pelsje moeten knippen.

    En vader boos?
    Ik heb hem nooit echt kwaad geweten. De enige reprimande die wij kregen, was toen we te laat thuis kwamen. Hij was een heel ongerust mens, maar kon veel hebben. Ik was niet de allerbeste leerling. En ik ben verschillende keren van school gestuurd omdat ik het te bont had gemaakt.
    Zijn antwoord was dan: 'Ach. Die schoolmeesters toch' en 'Jongen, wat er inzit, komt er wel uit'. Bij goed weer schreef hij wel eens een briefje 'dat ik door familieomstandigheden niet kon komen'.
    En dan gingen we wandelen.

    Je was zijn wandelgezel?
    Van zodra ik een beetje wandelbaar was. zeg maar 5, 6, 7 jaar, ging ik haast dagelijks met hem zijn toer doen. Mijn zusters zaten toen op pensionaat. Vader was een trage wandelaar. Hij wou alles opnemen: de mensen, de weerspiegeling in het water, het landschap. We liepen telkens ongeveer dezelfde wandeling.
    Soms gingen we iets drinken op de Grote Markt. Ik een limonade, hij een Cinzano.
    Op zondag trokken we verder. Ik herinner me de plak chocolade die moeder meegaf voor onderweg, de bokaal en het netje om aan de grachtkant vlinders en salamanders te gaan vangen. We liepen dan altijd richting Hof der Ringen.

    Maakte hij notities tijdens het wandelen?
    Neen, of ik heb het niet gemerkt. Maar hij had wel altijd een stukje potlood bij. Hij liep constant met notaboekjes van de bank of van kelners op zak voor als hij een schetsje wilde maken. Als hij er echt op uit trok om te tekenen nam hij een blok mee, waterverf en een kroes om water uit de gracht te scheppen. En ik maar marbelen ondertussen.

    Je wist dat hij schilderde,wist je ook dat hij schreef ?
    Dat heeft een tijdje geduurd. Toen ze op school vroegen: 'Wat doet uw vader?', heeft een van mijn zussen eens geantwoord: 'Hij schrijft brieven'. Hij werkt bij de post? Vroegen ze dan. 'Ja, dat zal dan wel'.
    Er werd nooit over gesproken.

    Wanneer is het beginnen dagen?
    In de jaren dertig had hij al veel succes. Hij kreeg ook nogal wat bezoekers over de vloer uit Lier, Nederland, Duitsland tot uit Zwitserland. Hij maakte tijd voor zijn lezers. We hadden het toen onderhand wel door.

    Had hij bepaalde schrijfrituelen?
    Hij schreef vaak in de voormiddag, maar pinde zich daar niet op vast. Soms zat hij ook 's middags of 's avonds te pennen. Hij schreef zelfs onderweg, toen hij voor lezingen in Duitsland was.
    Mijn moeder heeft eens een brief gehad waarin stond dat hij tot middernacht had geschreven aan 'Boerenpsalm'. Als hij een ingeving had, moest hij die noteren. Hij schreef in huis, maar leefde er ook. Hij bemoeide zich zelfs met de keuken. Hij sneed het gebraad.
    Hij vond dat hij confituur maakte als geen andere, en maakte die dan ook goed en graag.

    Herinneringen zat?
    Ik herinner me de ochtenden en de geur van koffie, waar hij zo van hield. Hij hielp mijn zus Tonette en mij naar school. Hij troostte ons. Wij moesten elke dag worden getroost voor we naar school vertrokken.
    Vader was zwaarlijvig. Als hij speelgoed voor ons kocht, was dat altijd iets waar je bij kon gaan zitten: een stoommachine, een elektrische trein, een toverlantaarn.

    Leerde je pa je lezen?
    Vader zat avond na avond te lezen, maar heeft ons nooit verplicht. Ter gelegenheid van mijn plechtige communie kocht hij me de hele reeks van Jules Verne. Weet je dat ik die nog graag herlees? Ik hou van die statige taal van rond de eeuwwisseling. En die koene kapitein van 15 jaar sprak me wel aan, natuurlijk. Toen ik die leeftijd had, heeft vader wel eens tegen me gezegd: 'Ge moet Maeterlinck eens lezen, "La vie des abeilles". Hij las veel Frans in die periode.

    Hij heeft toch ook vertelsels speciaal voor jullie geschreven?
    Het heeft lang geduurd voor ik besefte dat het verhaal over het varkentje voor mij was geschreven. Hij sprak daar niet over. Hij las ook niet voor. De enige die hij heeft voorgelezen was mijn moeder.
    Stukken uit zijn boeken. Tenzij hij al lezend eens een natuurbeschrijving tegenkwam die hij bijzonder geestig vond, dan durfde hij die wel eens te tonen.

    Hoe ben je zelf in de pen geklommen?
    Heel toevallig. Op mijn achttiende had ik een oorlogsjeepje gekocht. Ik had bij moeder geleend, zat met andere woorden in de schulden. Ik kreeg de gelegenheid om kinderverhalen te schrijven voor een jeugdblad. Ik tikte toen met twee vingers en wat eronder op het blad verscheen, waren dolle dingen, die kant noch wal raakten, maar ze vroegen er nog en nog.
    Toen mijn jeep afbetaald was, ben ik gestopt met schrijven.

    En toen jeukten de stripverhalen in je vingers?
    Ik heb vijftien jaar strips of eerder comics getekend. Ik was erg geïnspireerd door de mannekesbladen van destijds en door houtsneden. Ik ben dan een figuurtje beginnen zoeken.
    Het waren tekeningen waar weinig actie speelde, de tekst maakte het verhaal. Door ziekte heb ik een jaar niet getekend en nu schrijf ik weer meer dan ik teken. Ik vind die GoT-column in Knack wel fijn om doen.

    Wat heb je buiten het teken- en schrijftalent nog van je vader?
    Hij kon urenlang naar de wolken kijken. Ik ook. Ik hou van de regen zoals hij. In de zomer stond hij vaak aan de achterdeur te luisteren naar de regen op de perenbomen of hij ging net dan wandelen.
    De kwaliteit van de regen hoor je als hij in water plenst, vond hij. De liefde voor dieren heb ik ook vast van hem.
    Al hadden we maar een tuintje van 150 vierkante meter, er zaten tien kippen plus haan op, plus Engelse haan, sierduiven, een pekinees, en afhankelijk van seizoen tot seizoen, minder of meer jongere poezen.
    Tel daarbij nog een kauw en een schildpad.

    Heb je ook slechte herinneringen aan Felix Timmermans?
    Eerlijk gezegd, niet één.

    Zijn er vragen die je hem nu zou willen stellen, mocht het kunnen?
    Nee, behalve de vragen die je toch niet stelt. Ik wilde aan mijn moeder ook wel vragen hoe het voelde om ouder te worden, maar dat doe je niet.

    Op de komst van het Timmermansstandbeeld wordt niet overal in Lier enthousiast gereageerd.
    De vriend van collaborateurs en nazi's brengt pijnlijke herinneringen boven, luidt het?
    Ik ben ervan overtuigd dat die mensen heel slechte herinneringen aan de oorlog hebben.
    Maar ik denk dat ze met een verkeerd beeld van een aantal dingen zitten. Hadden ze moeite gedaan om mijn vader beter te leren kennen, dan hadden ze gezien hoe hij echt was.
    Hij heeft natuurlijk vaak voor lezingen in Duitsland gezeten. En als er een Duitse fan gelegerd was in Antwerpen en vroeg om zijn boek te signeren, dan liet hij die inderdaad binnen.
    Ook Picasso, Ernst Jünger en Jean Cocteau hebben ontmoetingen met Duitsers gehad. Vraag is hoe reageert men erop? Mijn vader was een bijzonder zachtmoedig man.
    Hij was antimilitaristisch. Tegen uniformen kon hij niet.

    ******

    04-06-2020 om 22:20 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    31-05-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Met Timmermans op literaire bedevaart naar Lier - Jaak Dreesen

    Met Timmermans op literaire bedevaart naar Lier
    De straten zijn zacht geëlleboogd. Ze hebben gemoedelijke krommingen

    Door Jaak Dreesen uit De Bond van 6/06/1997

    De Lierse Schapenkoppen
    Geen stadje dat de jongste dagen meer in de kijker stond dan het Lier van Eric Gerets en Felix Timmermans! Ook «De bond» was er even op bezoek, maar dan wel vóór dat daar de feestvreugde losbarstte. Bij het Davidsfonds verscheen een boek dat «Met Felix Timmermans door Lier» heet en een «literair-toeristische gids» wil zijn. Auteurs van die gids zijn Gommaar Timmermans (zoon van Felix) Jan Lampo (zoon van Hubert) en oud-archivaris van de stad Arthur Lens.
    Binnen in dit blad vindt de lezer een lyrisch verslag van de presentatie van dat boek en van een korte tocht door het zon beschenen stadje, maar we moeten dat zeker eens overdoen, het smalle boek in de jaszak.
    Er valt immers binnen loopafstand verschrikkelijk veel te bekijken en te genieten.
    Hiernaast prijken de Schapenkoppen van Lier. Geef toe dat de Lierenaars blijk geven van zelfspot door het onderwerp van hun spotnaam in plaatijzer te laten vereeuwigen (nou ja)...

    Dat we het zo kort na de voetbaltriomf van dit «provinciestadje» over LIER hebben, is toeval.
    Een paar dagen vóór dit fantastisch sportief evenement was het Davidsfonds immers op het stadhuis te gast voor de presentatie van een nagelnieuw boek. Titel: «Met Felix Timmermans door Lier» en daaronder de namen van de drie auteurs: Gommaar Timmermans (zoon van Felix) Jan Lampo (zoon van Hubert) en Arthur Lens (helemaal zichzelf)

    Een nieuw boek over Lier? laten we met de uitgever zeggen dat het gaat over «een boeiende literair-toeristische gids, geschreven door Timmermanskenners met een warm hart voor zijn geboortestad.» Zo een boekje is het precies, je kan het (want het is een smal boekje) makkelijk in je jaszak steken, en dat moet je zeker doen als je Lier wil verkennen aan de hand van teksten van bovengenoemde kenners.
    Maar bovenal moet je de tekstfragmenten van Felix himself lezen!

    Maar laten we met Jan Lampo beginnen. Die bekende op de persconferentie ronduit niet te weten of hij de boeken van de Fee nog wel ter hand zou hebben genomen als het Davidsfonds hem niet had gevraagd mee te werken aan het nieuwe boek. «In de kringen waar ik vertoef en waar ik mezelf toe reken,» zei Lampo openhartig, «is het bon ton Buysse en Walschap te vereren en niet Timmermans.» Maar ja, nu moést Jan dus wel, en... «De hernieuwde confrontatie met boeken die ik twintig jaar geleden met plezier las, en de lectuur van andere waar ik toen nog niet aan toekwam, was in ieder geval een prettige verrassing.
    Het werk van Felix Timmermans werkt nog altijd.»

    Zeg dus maar dat Jan het gezegd heeft. Hij zei er overigens ook bij waarom Timmermans' werk het nog altijd doet. «In iedere regel die de schrijver aan het papier toevertrouwde, gebeurt iets.» Er gebeurt iets met de taal verduidelijkt Lampo: «Timmermans bedenkt een beeld dat ons in ons hoofd doet zien wat hij bedoelt. Hij maakt de wereld aanschouwelijk.
    Hij slaagt erin de woorden onder stroom te zetten, om ze de gekste, de verrassendste, de mooiste buitelingen te laten maken. 
    Ze vertonen hun kunsten en wij kijken geamuseerd toe, tot ze ons plots bij de lurven pakken en ons ontroeren, of (maar dat is eigenlijk hetzelfde) ons op een speciale manier leren kijken.»

        

    Zo vertelt de jonge Lampo over die goeie Timmermans die een halve eeuw geleden is gestorven. Geen wonder dat Jan met plezier aan die literair-toeristische gids meewerkte.
    Maar toch: moet een lezer Lier kennen om het werk van de Fee beter te begrijpen? «Nee, natuurlijk,» zegt Lampo: «Een literair oeuvre is een berg woorden en in feite hoeft men niet te weten door welke straten en pleinen die geïnspireerd zijn.
    Maar het is wel prettig om dat te weten: het drukke literaire toerisme in het buitenland bewijst dat.»
    En prettig is het! Na de persconferentie loopt zoon Gommaar aan het hoofd van een kleine stoet het stadhuis uit, de markt over, richting Begijnhof. Onderweg wijst en toont en vertelt hij honderduit. Ik heb Felix Timmermans nooit in levende lijve gezien maar het zou met niet verbazen dat Gommaar z'n evenbeeld is, goedlachs als hij is en artistiek begaafd en begaan met de mensen en houdend van de goeie dingen van het leven. Elders in dit nummer vertelt hij hoe hij met z'n vader langs de Lierse straten struinde.
    Ik vind het aandoenlijk proza omdat het laat zien met hoeveel tederheid deze zoon terugdenkt aan zijn vader:
    «... Ik was ziek. Mijn vader zat naast mijn bed. Het was valavond. Om mij te troosten vertelde hij over zijn jeugd en de fratsen die hij en zijn vrienden hadden uitgehaald...»

    Lier dus, en zijn mensen, zijn stadhuis, zijn straten, stegen, steegjes, pleinen, kerken, enz. Felix Timmermans schrijft daarover in het verhaal over zijn stad dat Schoon Lier heet, maar vooral doet hij dat, helder of versluierd, in zijn romans, verhalen en novellen.
    Op welke pagina je de nieuwe literair-toeristische gids ook openslaat, overal liggen de alinea's van de Fee te glanzen en te fonkelen. Over Lier dus en zijn bewoners, maar vergis je niet! Niemand was zich beter bewust van het «venijn van de kleinsteedse roddel» dan juist Timmermans.
    In De Familie Hernat schrijft hij:... «Heel Nivesdonck verkneukelde zich in het schandaal Zoiets is een buitengewoon geluk voor een kleine stad, waar ze elkander kennen en elkander geen geluk wensen.
    Ze likken en zabberen eraan, dat het een genoegen is om te zien. In Antwerpen, in Brussel, in Gent hebben de mensen theaters, concerten, stoeten,bals.
    In Nivesdonck hebben ze niets anders dan hun venster. Het uitzicht op de straat, de mensen die voorbijkomen en het nieuws dat die mensen rondom zich bij hebben, liefst met een reukje eraan. Daar wachten ze op, daar zitten ze voor op vinkenslag. De éne beloert de andere om hem in de klem te krijgen.
    Dat zijn hun feesten. Die feesten houden hen wakker, spits en levendig. Door dit nieuws floreert de gemeente, wordt er meer bier geschonken in de herbergen, meer koffie bereid en meer koek gekocht voor de koffieklets, een nieuw lint of een nieuwe pluim op de hoed, om Madame Zus of Zo te bezoeken, want die weet gewoonlijk alles tot in de puntjes...»
    Zulk een proza dus staat er in «Met Felix Timmermans door Lier» en het is een waar plezier dit te lezen.

    Later op de dag lopen we met journalist Gaston Durnez nog even door de stad.
    Hij laat ons het beeldje zien van Juffrouw Symforosa en de steegjes eromheen; we zien de Zimmertoren en het Begijnhof, de Werf (waar Gommaar woont) en de Sint Gummaruskerk waarover Timmermans schreef:...
    «Er is veel licht, 't komt van overal gegoten, vanuit de zielaanzuigende hoogten, van alle kanten, van overal …»
    Tussen de markt en de kerk ligt de Rechte straat waarover Fee vol goedmoedige ironie bericht:
    ...«Maar zie! Ze noemt zich eerst fier «Rechte straat» en vooruit! Maar ze botst op een huizeken met een witte krulgevel, blijft staan, versmalt, en komt verbaasd in 't portaal der kerk terecht. De enkele straten die echt recht zijn, zijn ’t omdat ze niets tegenkwamen, en ze vervelen er zich om...»

    In het smalle boekje (voor in de jaszak dus) staan ook veel tekeningen van Timmermans:een poort, een bruggetje, een pomp, het Begijnhof, de kerktoren, enzovoort. En natuurlijk hebben de auteurs van de gids daar pal tegenover de foto's gezet van hoe dat er allemaal in het echt uitziet.
    De lezer ziet hoe Felix in zijn tekeningen, net als in zijn proza, soms een loopje met de werkelijkheid neemt, maar daar trok hij zich terecht niks van aan. Literatuur gebruikt de werkelijkheid maar vervormt haar naar believen!
    We ronden ons bezoek af en drinken nog een koffie met Gaston Durnez die met een groot en deskundig enthousiasme over Lier en Timmermans vertelt. Geen wonder, want... Gaston heeft een groots project op stapel staan: hij schrijft de biografie van Timmermans! Dit monnikenwerk is bij deze begaafde journalist overigens in zeer goede handen.

    Een half mensenleven lang al is Gaston met Timmermans en zijn werk vertrouwd, en haast even lang vertelt hij aan wie het horen wil dat Timmermans méér is dan wat zovelen in hem zagen en nog zien: een folklorist.

    Frans Verleyen van Knach heeft recent zijn generatiegenoten en alle andere literatuurliefhebbers aangepord om hun mening over deze heimatschrijver toch eens te herzien. Ik wacht met ongeduld op het boek van Durnez, maar het zal nog wel even duren eer het van de pers rolt. Immers: wie een biografie schrijft, ontdekt steeds weer nieuwe gezichtspunten en samenhangen. «Ik lees nu de boeken die Felix Timmermans in zijn tijd ook moet (kan) gelezen hebben,» zegt Durnez.
    «Je merkt dan dat zo een boek als Pallieter perfect in een literaire traditie past. Alles hangt met alles samen...»

    Voor de literair-geïnteresseerde toerist zeggen we nog eens dat Met Felix Timmermans door Lier van de hand is van Gommaar Timmermans, Jan Lampo en Arthur Lens en dat het een uitgave is van het Davidsfonds. Als die toerist straks Lier doorkruist, kan hij – kijkend door de ogen van Timmermans - het volgende noteren: ...«De straten zijn zacht geèlleboogd. Z'hebben gemoedelijke krommingen, nemen een bevallige draai, alsof ze 't zo ineens liever deden bij een goede inval. Ze zijn niet gelegd, getrokken, gemacquetteerd, niet op staal gekocht. Ze zijn gegroeid.
    Gelijk de takken van een boom, gelijk een beek al krinselend haar weg zoekt door het landschap.»

    ************

    31-05-2020 om 20:59 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    29-05-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Toverfé - Wannes Alverdinck

    De Toverfé

    Door Wannes Alverdinck uit het tijdschrift Vrijbuiter van 1ste jaargang nr. 2 - 1998

    Zelf betrap ik mij er in de winterop steeds naar dezelfde rituelen te grijpen. Ik herlees Tolkiens 'In de banvan de Ring' en Timmermans 'Pallieter'. Ik heb daar nooit bij stilgestaan, tot ik enkele dagen terug een sublieme bespreking las van het meesterwerk van Tolkien. Daarin deze prachtige gedachte over de kracht van de verbeelding : « In 'In de Ban van de Ring' loont Tolkien (...) aan dat er een verdedigings- en ontsnappingsroute bestaat (voor de fascinatie diehet materialisme op de mens heeft in de gedaante van een schitterende ring, waarmee veel goeds kan gedaan worden, maar die je door haar macht verandert in een eerzuchtig monster): de feeërieke fantasie. In het essay 'Het verhaal van de feeën', geschreven kort na 'de Hobbit' deed hij reeds opmerken dat fantasie een poort opent op het andere tijdperk, en als men er doorgaat, zij het slechts voor een moment, men zich buiten onze tijd bevindt, zelfs buiten de Tijd. Het denkbeeldige leidt ons naar het eeuwige, het ontastbare, het onveranderlijke, leidt ons naar de Traditie. De deur halfopen op deze vergeten dimensie kan toelaten dedrukkende realiteit van ons af te werpen, maar ook om de wereld van de Traditie terug in onze beredeneerde wereld te brengen. »

    Kunst is pas echte Kunst wanneer zij niet enkel het leven weet uit te beelden, maar het ook weet te scheppen. Deze boutade is een beetje goedkoop, maar voor Timmermans lijkt ze wel uit het leven gegrepen. De kracht van zijn verbeelding heeft niet alleen onsterfelijke figuren als Pallieter, Cecilia, Brouwer, Brueghel, Boer Wortel en talloze andere gestalte gegeven, maar heeft ook van een zwakke dweperige jongeman die met veel moeite zijn lagere school had afgemaakt, een beetje kon tekenen en niet zonder fouten kon schrijven een zelfbewuste kunstenaar gemaakt die z'n eigen ster volgde.
    Wie hem die zotte idee had ingeblazen is moeilijk te achterhalen. Zeker is dat talloze beelden en thema's in het latere werk van de Fee reeds aanwezig waren in de vertelsels van zijn vader.: Jozef en Maria op de vlucht langs Vlaamse wegen op de rug van de ezel Boudewijn, om er maar één tenoemen.

    Ook zeker is dal de jonge Timmermans niet alleen stond in zijn eerste artistieke vliegoefeningen. Frans Verleyen noemde de kring die Felix frekwenteerde niet zonder reden de X-generatie van 1910.
    Samen met onder meer de etser en luministische schilder, Raymond de la Haye, de beginnende schrijver Anton Thiry en de architect Flor van Reeth, bepraatten ze de problemen van die tijd en zagen ze enkel verlichting in een andere levenshouding die open stond voor het mystieke en het occulte.
    Ze werden vegetarisch, maakten lange wandelingen in de Netemeersen, die Felix plastisch 'hun salon' noemde, ze speelden Beethoven in het maanlicht en declameerden verzen van Goethe en Byron. Vanzelfsprekend was ditjeugdig romantisme nooit. Stel u voor: dit gedachtengoed in een klein provinciestadje waar je sociaal en religieus streng in het oog werd gehouden door je buurman van naast, boven en onder je. Timmermans zou nooit kunnen wennen aan zoals hij het noemde, het 'Beest' van de publieke opinie.
    Een vrijblijvend gefladder rond enige modieuze gedachten was het evenmin.
    Timmermans was zijn tijdgenoten ver vooruit met zijn actieve strijd voor het behoud van historische gebouwen, bomenrijen en waterloopjes in zijn geboortestad. Timmermans was zich niet alleen van zijn onmiddellijke leefomgeving bewust, maar ook van het grotere geheel.

    Als zelfbewuste Vlaming van 19 jaar ging hij in een ophefmakend krantenartikel in tegen de euforie van 75 jaar België : « t' Is waar, nu zijn wij 75 jaar vrije Belgen. Maar in de naam van God toch ! Wie heeft het gedacht gekregen Walen en Vlamingen bijeen te duwen en hen te betitelen met Belgen ; Belgen bestaan er niet.»


    In 1911 bracht een simpele operatie de 24-jarige Timmermans opde rand van de dood. De Meester van de Stemmingen, zoals Timmermans later genoemd zal worden, had juist een boekje gepubliceerd met verhalen, doordrenkt van occultisme, verrotting en dood.(*)
    Hier werd Timmermans geconfronteerd met de donkere kant van de verbeelding en haar destructieve kracht. Wanneer hij er onderdoorgegaan was en gestorven, zou hij slechts een voetnoot in onze literatuurgeschiedenis geweest zijn, weliswaar een interessante voetnoot: 'Felix Timmermans, de laatste romanticus'. Timmermans was echter uit ander hout gesneden. De bron ontsloot zich eindelijk. Zijn lichaam en ziel dwongen hem de wonderen van alle dag te zien. In zijn ziekbed voor het raam zoog hij het leven op. Het was lente buiten hem en in hem. De kracht van zijn verbeelding deed de rest: hij herschiep het leven in een machtige ode aan de natuur en het dagdagelijkse levensgeluk. 'Pallieter' werd geboren, een groots werk dat de wereld zou veroveren !

    Van hier af is slechts één lang citeren op zijn plaats. Want eenschrijver eert men het best door zijn verhalen te drinken. Zijn ongekunsteldheid en tekentalent - de Fee achtte zichzelf in de eerste plaats een schilder - deden hem reiken naar de meest wonderlijke beelden om zijn gedachten vleugels te geven.
    Maar zijn werk is te rijk om er simpelweg uit te citeren. Lees het !
    In 'Pieter Brueghel, zo heb ik u uit uwe werken geroken' schreef hij doelend op deze universele maar door en door Vlaamse schilder:' Een boer zal er zijn plezier aan hebben, maar de grootste denker zakt er in weg. Een uitspraak die ook geldt voor Timmermans zelf, die andere universele, maar door en door Vlaamse schilder. In zijn eerste werken 'knettert' zijn taal wel wat te veel voor wie er niet gewoon aan is.

     Het Fortuin 1900

    Er zitten toch al ettelijke jaren tussen hun schepping en nu. Daarom dat ik de geïnteresseerde lezer zou aanraden te beginnen met 'Adriaan brouwer' : de levensbiecht van de schilder van pistaveernen en rabauwen. De schilder die de goot moest voelen om zijn ster te kunnen volgen.
    Voor degenen die rust en stilteop prijs stellen, is er de poëtische novelle 'Ik zag Cecilia komen' : het verhaal van twee mensen die aangeraakt door de liefde enkel de dood op hun weg vinden. Een prachtig verhaal zo mijlenver af van de kille atmosfeer van 'Schemeringen'.
    Tussendoor kan je af en toe eens grijpen naar 'Minneke Poes' : korte sfeerbeelden van een zomer doorgebracht in een Kempisch dorp. Het zijn kleine lachjes die doortrillen in een drukke straat, kerstlichtjes.
    Wie deze werkjes uit heeft, zal ook de rest wel aanvatten: Brueghel, het Kindeke Jezus in Vlaanderen (ook voor ketters een festijn), Anna-Marie (het liefdeskabinet van Timmermans), Driekoningentryptiek  (het overbekende 'En waar de Ster bleef stille staan' is er de toneelbewerking van), talloze vertelsels (uren vertelgenot voor wie kinderen heeft) en kortverhalen, de 'Kerstmissater' laat voor wie het nog niet door heeft zien dat de Fee geen katholiek programmaschrijver is, maar een authentiek mens en kunstenaar met oog voor het zinnelijke.

    Onvergetelijk is 'Boudewijn'. Een uniek kleinood in de nederlandse literatuur.
    In de traditie van de Middeleeuwse Reinaert en volledig in rijm, hangt Timmermans hier het Vlaamse volk een spiegel voor : de ezel Boudewijn is 'door zijn aard' enkel goed om te dienen. Toch slaagt hij er in (in het verhaal wel te verstaan) zijn ketenen af te werpen.
    Onvergetelijk is ook Boerenpsalm, het rijpste werk van de Fee : psychologisch het meest uitgebouwd, geen woord teveel en echt doorleefd. Om deze roman te kunnen schrijven 'was er verwisseling van licht en donker nodig'. De op zijn laatste ziekbed gecomponeerde gedichten -postuum verschenen onder de titel 'Adagio' -hebben zijn donkerste uren in een wonderlijk licht gezet.

    In dit artikel moest eigenlijk ookiets komen over zijn laatste levensjaren, over de repressie, over zijn houding tegenover godsdienst en heidendom, zijn sociale bewogenheid, het activisme en zijn opvattingen over kunst en poëzie. Wie daarover meer wil lezen, kan heelder bibliothekenaanboren. Wie dat niet ziet zitten, raad ik twee kleine werkjes aan. Ze kunnen gemakkelijk in je binnenzak , maar zijn toch alomvattend.
    Van Gaston Durnez is er 'De Goede Fee' in 1986 verschenen in de Aktueel-reeks van Grammens en van de pas overleden Frans Verleyen is er 'De Gezonken Goudvis - Felix Timmermans en De Moderne Tijd'.
    Het laatste werkje is wel het meest merkwaardige dat over de schrijver verschenen is. Het is eerlijk en baanbrekend. Eerlijk omdat de schrijver geen illusies moet koesteren.
    Toen hij het essay schreef was hij al ongeneeslijk ziek. Baanbrekend omdat hij het aandurft Timmermans te zien als een modern schrijver, (een schrijver van alle tijden ware juister geweest, maar tja !).

    Twee citaten wil ik jullie niet onthouden :
    « Hij de 'zogenaamde folkloreschrijver was te modern. (...) dat brave, pijp rokende en ietwat buikige mannetje had, zonder enig diploma, zo van die gedachten in zijn kop. Slimme, progressieve academici hebben, decennia lang en met groot talent, zijn gebrek aan veranderingsdurf of humanistisch formaat bekritiseerd. Van die kritiek ben ik jarenlang het slachtoffer geweest, tot ik op die toevallige winteravond nog eens een boek van hem vastnam en verbaasd herlas wat ik al sedert dertig jaar vergeten had willen hebben. Maar wat ik terugvond was 'une intelligence qui passe par l'émotion', een moeilijk te verklaren schranderheid die alleen op verborgen gemoedsgolven kan drijven.»

    «Minneke Poes begint zo : Vredig slenteren witte wolken, dik van geluk, door den zondagmorgen, aan de vertelselblauwe lucht. De rust rekt zich uit over de mastebossenlanden, en hangt voldaan van eikeboom tot eikeboom langs de dijken van de edelrechte vaart. Slechts heel ver duikt er een kerktoren op, die nu eens wit en dan weer donker wordt. De zondag zit ook in de molen, met op zijn rechtstaande wiek een vogelwip voorde boogschutters.
    Een distelvink tikt gaatjes in de stilte. En op het glanzend vlies van 't diepe water ligt de hemel genietend op zijn rug met waterleliën tussen de vingeren.

    Een telefoonpaal, die naar schepen riekt, zoemt binnensmonds gazettenieuws.

    Hoger schrijven, kan niet. Zou er in de wereldliteratuur iemand anders bestaan hebben die met de eenvoudigst mogelijke woorden, herkenbaar voor zowel de volksmens als de professor, een zo direct contact weet te leggen tussen lezen, zien en voelen ? Zelfs de fluorescerende Latijns-Amerikaanse verteller Gabriel Garcia Marquez brengt zijn Columbiaanse geboortedorp Macondo niet even afdoend in beeld. Niet alleen bij deze twee mensen heeft Timmermans iets gedaan dat buiten Tijd en orde staat.
    Hij heeft aangetoond dat de kracht van de verbeelding alles kan overwinnen.

    ****************

    (*) 'Schemeringen van de Dood' kwam uit in 1910. Zulke verhalen waren populair in die tijd. Merkwaardig genoeg heeft Hubert Lampo, een kenner van fantastische verhalen en een groot romancier, er op gewezen dat minstens één verhaal uit de bundel, 'De Kelder', gemakkelijk de vergelijking met het beste werk van E. A. Poe, de meester van dit genre, kan doorstaan.

    29-05-2020 om 16:49 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-05-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen." Er gebeurt iets… Timmermans herdacht " - Jan Vaes

    " Er gebeurt iets… Timmermans herdacht "

    Door Jan Vaes uit Kultuurleven van 1997.

    Als de stad Lier dit jaar, naar aanleiding van de 50ste verjaring van het overlijden van Felix Timmermans, heeft uitgeroepen tot een Timmermansjaar, is dat in de eerste plaats om nog eens hulde te brengen aan iemand die niet alleen door zijn werk - zijn proza, zijn gedichten, zijn tekeningen, zijn schilderijen - de bewondering van zovelen heeft afgedwongen, voor zichzelf en zijn oeuvre. Maar er is een tweede reden: Lier heeft aan Timmermans enorm veel te danken. Is het Timmermans niet die meer dan wie ook, de aandacht van zijn lezers heeft gefocust op zijn geboortestad, waaraan hij zoveel prachtige bladzijden heeft gewijd:? Er is wellicht geen enkele schrijver geweest die met zoveel liefde zijn geboortestad heeft bezongen. De ode aan Lier is Schoon lier (1925). Lyrisch beschrijft hij daarin het alledaagse leven, de bonte Lierse bevolking, de kunstenaars, feesten, kermissen en processies. Het beeld dat hij van Lier creëerde is tot vandaag overeind gebleven: Lierke Plezierke. Maar wat ook na al die jaren overeind is gebleven, is de belangstelling voor Felix Timmermans en zijn werk. Een halve eeuw na zijn dood wordt Timmermans nog steeds gelezen: niet alleen in Vlaanderen en Nederland maar ook in andere taalgebieden.

    Kunst moet gelukkig maken'
    In de eerste helft van de 20ste eeuw was Felix Timmermans de populairste Vlaamse schrijver.
    Geen enkele Vlaamse auteur was Vlaamser dan hij, geen vond een ruimer lezerspubliek buiten de grenzen van het Nederlandstalig gebied. Zijn werken werden verspreid tot in Japan en China.
    Hij is nu nog altijd de meest vertaalde auteur in Vlaanderen. Ook na zijn overlijden is zijn populariteit niet verminderd. Dat Timmermans nu nog zoveel succes heeft weten uitgevers, boekhandelaars, bibliothecarissen beter dan wie ook. Hij heeft een constant en vrij groot lezerspubliek.
    Hij was een auteur die bewonderd, gewaardeerd en bemind werd en wordt. Al spelen zijn verhalen zich af in een reeds ver verleden - ze ontstonden uit de tijd van zijn eigen jeugd, nu zo'n eeuw geleden - toch beantwoordt zijn werk kennelijk nog altijd aan een aantal verzuchtingen en een aantal behoeften.
    Ligt de verklaring van zijn blijvend succes niet in het feit dat zijn boeken de mensen geluk kunnen schenken?

    In Adriaan Brouwer lezen we de reactie van Brouwer, toen hij bij Rembrandt op bezoek was geweest en zijn schilderijen had gezien: "Men werd als beter bij deze man en bij 't zien van zijn werk, zoals bij 't horen van schone muziek", en: "Ik voelde mij gelukkig. Kunst moet iemand gelukkig kunnen maken."

    In 1973 schreef zijn vrouw Marieke in de inleiding van het Felix Timmermans-nummer van het tijdschrift Vlaanderen: "Er werd en wordt nog steeds veel geschreven over mijn man als kunstenaar. Wat hij echter betekend heeft als mens, als echtgenoot voor mij en als vader voor mijn kinderen, zal nooit iemand onder woorden kunnen brengen. Zijn werk wordt nog altijd geapprecieerd en gelezen en ik geloof dat het komt omdat die boeken de mensen gelukkig kunnen maken. Hij heeft ook in zijn leven mij en de kinderen en al zijn vrienden gelukkig gemaakt door zijn diepe innige goedheid. Dat was zijn grote kracht."
    Felix Timmermans is in de eerste plaats ongetwijfeld zelf een gelukkig mens geweest. Bevreemdend is het wel dat vele van zijn verhalen geen gelukkig einde kennen: Pallieter verlaat de streek van zijn vreugde. Anne-Marie sterft, Leontienje sterft. Cecilia sterft, Adriaan Brouwer sterft. Boer Wortel wordt overstelpt met alle mogelijke tegenslagen... Maar daartegenover staat de tevredenheid, de berusting en de stille aanvaarding, het geluk dat is geweest. Zo is Wortel ondanks al zijn ellende gelukkig.

    Wanneer hij zingend van zijn werk naar huis komt. "dan voel ik mij rijk, meester, groot en gelukkig". Adriaan Brouwer vindt dat hij als mens mislukt is, maar "Mijn kunst niet. En het werk is toch de vrucht van het leven. Ik ben dan toch iets komen doen... Kom, laat het nu stil worden. " 
    "Wat Felix Timmermans vertelde, heeft een eigen sfeer en is ingegeven door een persoonlijke kunstenaars-wijsheid. Wie een zin leest van om het even welke roman of verhaal van Timmermans, kan er niet aan twijfelen: dat is 'een Timmermans'. Waar anders dan bij hem kan men lezen:
    "Fijn vogelgefluit regende nu uit de onzichtbare bomen". "De maan was nu zuiver kristal", "De bomen glommen groen lijk kikkers". "De hemel was als antiek blauw porselein" "De haan kraaide met een kousebandestem", "Terwijl hier de zon een vinger licht door het venster steekt"...- Hij beschikte over een unieke woordenrijkdom en bezat de kracht om op een persoonlijke en originele manier beelden te verwoorden. Zijn stijl is zeer herkenhaar en daardoor had zijn werk een grote impact op zijn lezers. Timmermans lezen is en blijft een genot. Professor August Keersmaekers schreef in zijn essay Felix Timmermans. Wonder van eenvoud: "Zoveel verdriet, jawel, maar hoe blij-verrassend "gedaan'! Daarin zit het geheim van Timmermans' kunst... Nieuw en fris omdat de schrijver het zo  schoon gedaan heeft. En daarom maakt zijn kunst de lezer gelukkig."

    'ER GEBEURT IETS'
    Op 25 januari is het Timmermansjaar officieel geopend. Het Lierse herdenkingscomité heeft tal van activiteiten, projecten en manifestaties gepland. Zo wordt o.m. een wedstrijd uitgeschreven voor een Felix Timmermans-buste, toert René Verreth (Mechels Miniatuur Teater) - onmiddellijk na de première waren reeds 49 voorstellingen uitverkocht! - rond met zijn schitterende theaterproductie 'Adriaan Brouwer' , en organiseert het Davidsfonds op zondag 25 mei 1997 een dagje-uit in Lier... De blikvanger wordt ongetwijfeld het tentoonstellingsproject 'Er gebeurt iets...' De titel van dit artistiek initiatief verwijst naar een van de schilderijen van Timmermans. Vijftig jaar na zijn dood rijst de vraag naar de betekenis van Timmermans voor de huidige generaties.

    Is hij meer dan een folkloristische figuur uit de jongste Vlaamse geschiedenis? Is hij meer dan een toeristisch boegbeeld van een kleine burgerij-Stad? Hoe ver reikt de betekenis van zijn oeuvre binnen het Europa van morgen, en wat met de Vlaamse identiteit: Tot het vinden van antwoorden op deze en andere vragen wil dit project een aanzet zijn. Twaalf installaties vormen één tentoonstellingscircuit, dat zich integreert in de bestaande culturele infrastructuur van Lier (Stadhuis, Stadsarchief, Stedelijk Museum van Campen-Caroly en Timmermans Opsomerhuis).
    De genodigde kunstenaars komen uit heel Europa: Fred Eerdekens, Jozef Legrand, Wim Delvoye, Sabine Gross, Kocheisen en Hullmann, Irene en Christine Hohenbüchler, Herman Maier Neustadt, Jean Paul Deridder, Pierre Bismuth, Els Dietvorst, Veronika Pot. Hun vormentaal is heel uiteenlopend: van interactieve computer en video installaties tot sculpturen, olieverven, foto's... Er is ook geen stijleenheid te bekennen.
    Er is een veelheid van indrukken die alle naast elkaar de toeschouwer uitnodigen tot het ontwikkelen van een eigen nieuwe kijk op het werk van de auteur-kunstenaar.
    Krachtlijnen in de tentoonstelling zijn op dit ogenblik van de voorbereiding: het klimaat van de tijd waarin Timmermans leefde, de populariteit van zijn oeuvre en de beeldende kracht van zijn taal. Van bij de aanvang is daarbij ook het verlangen geuit dat deze manifestatie„een brug zou slaan tussen de generaties.

    Parallel met deze tentoonstelling wordt in het Stedelijk Museum Wuyts van Campen-Caroly een overzicht getoond van Timmermans' plastisch werk (schilderijen, tekeningen en grafiek) uit private en openbare verzamelingen. Hier zal het tentoonstellingsproject 'Er gebeurt iets...' een dialoog aangaan met het verleden (het aanwezige patrimonium) en met het heden (de interventies van een aantal jonge kunstenaars).
    Een analoge situatie treft men ook aan in het Timmermans-Opsomerhuis. De bestaande educatieve document-tentoonstelling over Timmermans blijft behouden en wordt uitgebreid met de reconstructie van zijn werkkamer. Van 25 mei tot 21 september 1997 kan men deze tentoonstellingen bezoeken.

    'DE GEZONKEN GOUDVIS'
    Door een toeval begon Knack-hoofdredacteur Frans Verleyen vier jaar geleden Timmermans opnieuw te lezen. Na de lectuur van meer dan 100 pagina's uit De harp van Sint-Franciscus stelde hij zich de vraag waarom hij Timmermans chirurgisch had verwijderd uit zijn hersens en vervangen door Updike, Böll, Marquez, Joyce...
    Hij ging op zoek naar het volledig oeuvre van Timmermans en werd getroffen, niet alleen door het vermogen van Timmermans om "een verhaal in onthutsende taalbeelden om te zetten" maar ook door het ontginnen van voor zijn tijd en zeker in zijn katholieke omgeving zelden ontgonnen thema's: pantheïsme (of variaties erop), hedonisme. New Age-achtige mystiek, ecologie, pacifisme, sociaal onrecht en een prettige ironie tegenover het sterk door de Kerk gekleurde volksleven." In het onlangs in boekvorm gepubliceerde verslag van zijn herlezing stelt Verleven de vraag waar eigenlijk het verschil ligt tussen Timmermans en Claus.

    Dit 'bescheiden boekje' werd geïllustreerd door Gommaar Timmermans en is opgevat als een aftastend vooronderzoek van het 'modernisme' bij Timmermans. Verleyen schreef het vanuit de gedachte dat de Fé in een aantal opzichten werd misbruikt door katholieken, flaminganten, folkloristen... en in de hoop op nieuw onderzoek over wie Vlaanderens meest gelezen auteur in werkelijkheid was. In dit voorjaar verschijnt de literair-toeristische gids Met Felix Timmermans door Lier, waarin Timmermans optreedt als een exclusieve, eigenzinnige stadsgids. De lezer wandelt letterlijk door zijn feestelijk, kleurrijk proza en ontmoet zijn personages op de plaatsen zelf waar zijn boeken zich afspelen. Fotograaf Herman Ricour zorgt voor de vele illustraties die de lezer Lier met andere ogen laten bekijken.

    Vijftig jaar na zijn dood is Felix Timmermans nog altijd springlevend. Wat kan een auteur meer wensen dan dat zijn figuren onder ons levend aanwezig blijven? "Pallieter' is een algemeen aanvaard Nederlands woord geworden, en wie pallietert er af en toe niet graag?
    Figuren als juffrouw Symforosa, Leontientje, Cecilia, Suskewiet en Pietjevogel zijn algemeen bekend en blijven de verbeelding en het gemoed van veel mensen aanspreken. Ongetwijfeld zal dit overlijdensjubileum mensen aanzetten om het werk van Timmermans (opnieuw) te lezen.

                                   

    *****************

    28-05-2020 om 20:51 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    26-05-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bij Marieke is de Fee nog thuis - Marc Andries

    Bij Marieke is de Fee nog thuis

    Door Marc Andries uit De Post in1972

    De meest vertaalde Vlaamse schrijver heet Felix Timmermans. En toch heeft men jarenlang geprobeerd hem dood te zwijgen. Na vijfentwintig jaar is het tijd dat daar een eind aan komt.  De Post doet dit vanaf volgende week met de publicatie van « Pallieter» als feuilleton. De eerste  keer  dat dit gebeurt.

    Vijfentwintig jaar reeds. Het gaat rap Voor velen is het pas net gisteren. Of eergisteren ten hoogste. Vijfentwintig jaar geleden, de 24ste januari 1947, stierf Felix Timmermans. Midden in de Winter. Het sneeuwde zachtekens over Lier. Er zat een floers om de doodsklokken. Lier treurde in stilte. Niet erg officieel, want de Fee was volgens repressiemaatstaven een beetje aangebrand geweest.
    Al zal Felix Timmermans zelf wel nooit begrepen hebben hoe men tot die mening gekomen was.
    Hij had in 1942 de Rembrandtprijs in ontvangst genomen. Toen men in '45 een huiszoeking bij hem kwam verrichten, vroeg men : «Wel, waar zit die Rembrandt nu ? » Timmermans was ondergedoken. Herstellend van een hartaanval. De schok was te hevig. Het werd uiteindelijk zijn dood.

    Verrassing
    Felix Timmermans' leven is één grote verrassing geweest. Hij was geen erge goeie leerling. Lager onderwijs maakte zijn schooltijd af. Opstellen kon hij volgens de meesters niet. Maar hij werd de meest vertaalde Vlaamse schrijver aller tijden. En dat succes duurt nog steeds.
    In de enge Vlaamse literaire wereld werd hij met koppige hardnekkigheid benijd. Timmermans is eigenlijk tot de literatuur gekomen via de schilderkunst. Dat zal overigens niemand die zijn schilderachtige stijl kent verwonderen.
    Nog geen twintig jaar, ontmoette Felix de schilder Raymond De la Haye. Langs De la Haye belandde hij in de sfeer van het occultisme. Een zware neerslachtigheid was het gevolg.
    Het werd een onvervalste Weltschmerz. Daaruit ontstonden de donkere verzen uit «Schemeringen van de dood».
    Na een lichte heelkundige bewerking kwam de ommekeer in 1911.

    Toen leerde hij ook Marieke Janssens kennen. De ontmoeting gebeurde op de Lierse jaarmarkt. Eerder had hij het meisje gezien in een toneelopvoering. Het werd een grootse idylle. « Pallieter » kreeg gestalte en in 1912 trad het paar in het huwelijk. De toekomst barstte voor Timmermans open. « Pallieter» werd daar de uitbeelding van. Een genieter van het leven in al zijn aspecten. Het snelle succes van « Pallieter » werd door een aantal collega's in de literatuur met afgunst bekeken.
    Men zei en schreef, dat Timmermand weinig meer dan een volkskunstenaar was. « Kijk daarbij maar eens naar zijn schilder- en tekenwerk », zei men.
    Timmermans reageerde met « Boerenpsalm ». En daar wist men niet zo direct een tegenwoord op. De jaren vóór zijn dood, terwijl hij vereenzaamd lag te sterven, schreef hij de prachtige Adagio-gedichten.
    Dat is gróte literatuur.
    «Pallieter» is dat ook, maar op een andere manier. «Pallieter» bereikte zonder moeite het volk, omdat het hoop en moed betekende in de donkere oorlogsperiode.

    Het werk van Timmermans greep naar het gemoed. Ook al om de grootse poëzie van zijn proza.
    Denken we hierbij maar eens aan een «Ik zag Cecilia komen» en «De zeer schone uren van Juffrouw Symforosa, begijntje». Lier en omgeving. De Nete, de beemden daarrond. Dat was de wereld waarin de personages van Timmermans evolueerden. Gehecht aan de grond. Als Pallieter op het eind van het boek met de huifkar de wijde wereld intrekt, noemt hij een handvol Lierse grond mee, als een heilige relikwie.

    Leesverbod
    Er is heel wat te doen geweest rond de uitzuivering van « Pallieter ». Uit Vlaanderen was de eerste reactie alom positief. « Pallieter » werd een verademing genoemd in de benarde ogenblikken. Hoe de tijden kunnen veranderen, wordt duidelijk als men hoort dat Nederland het boek vies, plat en heidens vond. Uiteindelijk werd in Nederland een diocesaan leesverbod tegen het boek uitgevaardigd.
    Er werd zelfs van godslastering gesproken.
    Timmermans bracht enkele milderingen aan. Zo komt het dat enkel in 1930, 1966 en zopas de originele versie verscheen. Er heerst trouwens nog meer verwarring in deze zaak. Velen denken dat « Pallieter » op de index heeft gestaan. Dat is helemaal niet zo. Er is enkel een aanmaning gekomen van het Roomse Heilig Officie. De brief ging echter te Mechelen in de schuif en kwam er niet meer uit. Men heeft zelfs gepoogd het geval een politieke uitleg te geven, maar dat bleek al vlug niet houdbaar.
    Deze uitleg had immers een actie van Franstalig België gevergd, tegen de Nederlandse invloed op Vlaanderen. En daar is helemaal niets van te merken geweest. Hoe dan ook, thans wordt er met de hele kwestie nog alleen maar eens goed gelachen.
    Marieke brengt met haar schoon bloot lijf de gemoederen niet meer in verwarring. Zij wordt niet langer met een paar puntjes afgedaan als zij uit het water klimt.

    En Weekblad De Post brengt dus ook vanaf volgende Week de originele « Pallieter » als feuilleton. Het is de eerste keer dat dit gebeurt. Fier dat we dan ook zijn. Als een gieter.

    Het oeuvre
    Felix Timmermans heeft heel veel geschreven. Naast de al geciteerde werken vermelden we nog :
    « Driekoningentriptiek » (1923), dat later met Ed. Veterman bewerkt werd tot het bekende toneelstuk « En waar de sterre bleef stille staan », « Anne Marie » (1923) op toneel « Mijnheer Piroen », « De pastoor uit den bloeyenden wijngaerdt », « Het keersken in de lanteern », « Pijp en Toebak», «Bij de Krabbekoker», « De familie Hernat », « Pieter Breugel », « De harp van Sint Franciscus », en « Adriaan Brouwer », het werk dat mij persoonlijk het sterkst getroffen heeft.
    En tot mijn vreugde vernam ik dat dit ook zo was met Gommaar Timmermans. Wat dan toch een referentie kan zijn. Een boek over Jan van Eyck werd door de dood de pas afgesneden.

    Duur schrijver
    Een ander verhaal over Timmermans is het eindeloze herschrijven dat hij beoefende. Drukproeven stuurde hij volkomen veranderd terug naar de uitgever, die daar dan prompt een pak grijze haren meer bij kreeg.
    Zelfs nieuwe drukken werden grondig veranderd. Letter voor letter nageplozen. Een beetje maniakaal. Schools. Gelijk de oorspronkelijke manuscripten, opgetekend in schoolschriften met een linnen omslag, de bladzijden vlijtig in twee verdeeld. «Ze zeggen dat dat nu niet meer zou gaan,» vertelt Marieke.
    « Dat steeds maar herzetten zou te duur komen, want dat is handwerk. »
    De meeste uitgevers voorzien overigens in hun contracten dat extra zetkosten op de rekening van de auteur komen. Er zijn er dan ook maar enkelen meer die deze herschrijverij-op-proef beoefenen.
    Hubert Lampo bij voorbeeld.
    Maar dat is dan toch altijd nog maar een klein wijzigingske vergeleken bij Felix Timmermans.

    De liefde van Marieke
    Wie anders dan Marieke, de vrouw die zovele jaren aan Timmermans zijde leefde, zou ons beter over hem kunnen vertellen. We zijn haar gaan opzoeken thuis.
    Gommaar (GoT), de tekenende zoon, was er ook.
    Er zijn nog drie kinderen, dochters : Lia (schrijfster), Clara en Tonet.

    Hoe Marieke Fee leerde kennen
    « Het begon toen ik met mijn nicht over de kermis hier in Lier wandelde. Ge weet, er was een kiosk waar muziekmaatschappijen uit de omgeving hun kunde kwamen laten horen. De jeugd liep dan altijd maar om die kiosk heen. De jongens in de ene richting en de meisjes in d' ander.
    Ergens kwamen ze mekaar dan tegen. Op die keer was er een jongen die zijn hoed afnam en me groette. « Die is zeker verkeerd, » zei ik tegen mijn nicht. Maar een paar dagen later kwamen we diezelfde gast op straat tegen. En hij nam weer zijnen hoed af. « 't Is ene van de Timmermansen, » zei mijn nicht.
    « Die ken ik niet, » zei ik. « Nog een paar dagen later en die jongen kwam op me af en vroeg of hij me eens kon spreken. We hebben dan een afspraak gemaakt in een café.»
    Zo leerde Marieke Felix Timmermans kennen. Het was in 1911. Marieke was toen 19 jaar.

    Timmermans had toen al « Schemeringen van de dood » geschreven en werkte hard aan wat zijn bestseller zou worden, «Pallieter». « Felix heeft heel lang aan « Pallieter » gewerkt. Hij was er al aan bezig toen ik hem ontmoette. We hadden dan nog een jaar kennis vooraleer we trouwden. En daarna werkte hij er nog aan. Ik deed toen het meeste werk om de kost te verdienen. « Goed, we trouwen, » zei hij, «maar ik moet tijd hebben om te schrijven.» — «Ge zult gij tijd hebben,» zei ik. « Ik maakte kantwerk in die tijd.
    Felix heeft trouwens ontwerpen daarvoor gemaakt. Dat deed hij al eerder. Bij hem thuis hadden ze een kantzaak.»

    Marieke draaft kwiek over en weer in het grote huis aan de Lierse De Heyderstraat. Zij haalt koffie aan en Lierse vlaaikes. Het is haast alsof zij de hemel te rijk is dat zij nog eens tegen een jongere over haar Fee kan praten. Marieke is wat vereenzaamd. In een televisie-interview, een paar jaar geleden, liet zij zich nogal bitter uit over het feit dat zoveel vroegere vrienden en kennissen zich niet meer laten zien.
    Het werd een stil huis langs een stille straat. Al willen enkele buren zich nog wel snel even herinneren dat zij Felix Timmermans gekend hebben. Maar het wordt een beetje gefluisterd, alsof zij nog altijd bang zijn voor iets.
    Marieke lacht er allemaal eens mee. « Neem nog een vlaaike, » zegt zij. Haar gezicht bloeit open.
    Het is niet te geloven dat zij tachtig is. Zij moet inderdaad een mooi meisje geweest zijn.

    Is Marieke Marieke ?
    « Felix bracht van overal gebak mee, maar liefst van al had hij toch zijn Lierse vlaaikes, » lachte zij. Of Marieke nu het Marieke uit « Pallieter » is ?
    « Ach neen, ik geloof het toch niet. Ik was daar veel te schuchter voor. Ik was geen « erge », gelijk men dat in Lier zegt. Trouwens, Felix was ook Pallieter niet. »
    Gommaar: « Vader was eerder een melancholiek type. »
    Marieke : « Hij was zeker niet uitbundig. Hij teerde helemaal op de kunst. Dat ging toen zo met die mannen, alles was kunst. Felix ging wel alle dagen wandelen op de Begijnhofvest. Naar het « salon ». Dat was een mooie plek aan het park die hij zo noemde. Maar dat is nu allemaal weg. Felix hield heel veel van de natuur. Hij moest het allemaal zelf zien. »
    Marieke is duidelijk nog steeds sterk ontroerd wanneer zij over haar Felix spreekt. Hij is veel te vroeg gestorven voor haar. Voor ons ook. Vijfentwintig jaar geleden al. Amper 60 jaar oud.
    Het huis zit nog vol herinneringen. Al is er veel elders verhuisd. Naar het Timmermans - Opsomer-museum aan het park te Lier.

    De werkkamer is er voor een groot deel nog. Met o.a. een enorme kast Timmermanguitgaven. Vertalingen in tientallen talen.
    Gommaar: « Er is een constante belangstelling voor vaders werk gebleven. Bij Van Kampen verschijnen er regelmatig omnibussen. Ook een prachtige jubileumuitgave. En in Tsjechoslowakije is net een nieuwe vertaling van Pallieter op de markt. »
    Marieke : « Er komen hier regelmatig nog mensen aan de deur die vragen of het hier een museum is. Ze verschieten dan dat Timmermans' vrouw aan de deur komt. Niet lang geleden kwam hier een hele autobus uit Wiesbaden aan met een vracht bloemen voor mij.
    Ik krijg ook nog regelmatig brieven. »

    Wie is Pallieter ?
    Er worden heel wat zaken over Felix Timmermans verteld. Met Pallieter heeft hij zich een imago op het lijf geschreven. Als hij dan al geen boemelaar is, dan wil men hem toch graag zien als een smulpaap.
    Marieke weet daar niks van : « Hij at gewoon ».
    Gommaar: « Als we gingen wandelen nam hij wel een zak kweeperen mee. Hij gaf wel graag een feestje. Het ging er dan om, dat men bijeen kon zijn. Dat gebeurde bij de minste gelegenheid.»
    Timmermans was een verzamelaar. Al had hij weinig verstand van die dingen. « Hij hield alles bij. Hij stapelde maar op. Wat hier allemaal in huis gestoken heeft! Er zijn daar een paar museums mee te vullen, » Heel veel tekeningen en schilderijen zijn er ook in het Timmermanshuis te zien. In de werkkamer het ontwerp voor een glasraam dat bestemd was voor een Liers café, maar nooit op die plaats van plezier geraakte.

    Telkens komt Lier terug in zijn werken. De geschiedenis ook dikwijls. De heilige Gommaar is een vaak terugkerende figuur. Hij is de Stichter (althans volgens de legende) en patroon van Lier. Hij liet met zijn broeksband een boom weer aaneen groeien. Om welk feit hij aanroepen wordt tegen breuken.
    Marieke: « Tegen alle breuken, o.a. ook huwelijksbreuken. »
    Verder in een kader vele kleine tekeningen. Die tekende de Fee tussen 45 en 47 op zijn ziekbed. Ze zijn zo klein omdat dat gemakkelijk was. Dat ging met een klein afscheurboekje.
    En Marieke gaat met haar hemels grote bewondering verder ; « Felix die kon zo gemakkelijk tekenen ! Dat ging vanzelf. Als iemand een handtekening vroeg, dan maakte hij daar een tekeninkske bij. In een handomdraai. »

    « Pallieter» is een bestseller zonder weerga geworden in het Nederlands taalgebied. En toch heeft het niet veel gescheeld of het was nooit tot boekpublicatie gekomen. Eerst verscheen de roman in afleveringen in het literaire tijdschrift (onder leiding van Willem Kloos) « De Nieuwe Gids ».
    De oorlog van 1914-18 maakte dat het laatste deel er niet meer kwam.
    Ondertussen was Timmermans de uitgevers aan het aflopen : « Het manuscript is wel bij een twaalftal uitgevers geweest. Ze durfden niet. «Pallieter» was iets volkomen nieuws. En het was nogal gewaagd. »
    De Post:« De toenmalige Van Kampen wou eerst ook niet. Hij had bezwaar tegen het feit dat in « Pallieter » een man zijn naam in de sneeuw plast. »
    Marieke: « Hihi! Er is daar van alles over gezegd. »
    Uiteindelijk heeft Van Kampen dan toch toekomst in het boek gezien. En dat was goed bekeken.
    Timmermans werd beroemd.
    « Op een keer reed hij ergens in Nederland met de tram. Tegenover hem zat een meisje een boek te lezen en daarbij hardop te lachen. Felix keek wat nader en merkte dat het « Pallieter» was. Zoiets kon hem zo'n deugd doen. »

    De eerste reis
    De beroemdheid bracht mee dat Timmermans lezingen ging geven. Over de hele wereld. In 1934 ging Marieke voor de eerste keer eens mee op een grote buitenlandse toer. Ze belandden eerst in Wenen.
    Midden in de nacht werd Marieke wakker: « Hoor eens, Felix, er rijden precies zware brouwerskarren over de brug.» Maar het waren geen karren, het waren kanonnen. Die dag was de Oostenrijkse kanselier, Dolfuss, door de Nazi's vermoord. En 's ochtends waren de straten afgesperd met Spaanse ruiters. Van de lezing kwam niets in huis.
    «We hebben dan gelukkig nog een Bruegheltentoonstelling kunnen zien in een kelder en reisden dan maar door naar Boedapest. »
    De Post :  « Felix Timmermans is de beroemdste Lierenaar, maar wij zien nergens een monument voor hem. »
    Marieke glimlacht een beetje weemoedig: « Er was er eentje, maar na de Bevrijding is dat op een nacht verdwenen.
    Men zegt in de Nete gesmeten. Nu is er wel een museum. En misschien komt er toch nog wat. »
    De jubileumviering zou een gelegenheid zijn. Overigens, wat heeft Timmermans mispeuterd ? Hij had het «ongeluk» een talentrijk en beroemd schrijver te zijn, lang voordat de Nazi's hier belandden.
    Zijn «fout» is geweest, dat hij blijven schrijven is. Timmermans is niet gestraft geworden na de oorlog.
    Er werd wel een huiszoeking verricht. Er werd over hem geroddeld. Hij heeft het niet meer kunnen dragen.
    In 1947 stierf hij. Geknakt.

    Sedertdien leeft Marieke alleen met haar herinneringen. En de kinderen zwermden uit. Het huis is groot. Niet leeg.
    Gevuld met de geest van Felix Timmermans.
    Buiten is het dik grijs weer. Herfst.
    Gelijk tranen op een kristal glas tinketonken de klokken van Sint Gommarus en de Kluiskerk de middag over de Lierenaars. De Nete is dichtbij en stinkt.
    Maar daarachter ligt nog het weiland waarin Pallieter op zijn Brabants paard rondtoerde. Voor blote Mariekes is het te koud. Maar we keren volgende zomer terug.
    Met de hondsdagen.

    **************

    26-05-2020 om 11:42 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    25-05-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Oosters Geschenk van Clara Timmermans (Haiku's)

    Oosters Geschenk van Clara Timmermans
    Een papieren parasol

    Door redactie Gazet van Antwerpen van 27/03/1982

    Toen wij enkele jaren geleden een kursus Japans volgden, was een van onze grote problemen het vinden van boeken over Japanse literatuur. Een hele vriendenschaar zocht met ons mee, maar de oogst was ontmoedigend mager. Wij voelden ons dan ook eerder skeptisch gestemd toen iemand plots met «iets over een soort Japanse gedichtjes» kwam aandraven, fier als een gieter, maar zich verder niet bewust van de ware inhoud van het boek, laat staan van de onuitwisbare invloed die het op ons zou hebben. Het boek heette «Haiku – Een jonge maan».

    Het openbaarde ons een wereld vol onvermoede schoonheid: haiku. Het werd ons brevier! In de «Woorden van dank» waarmee Clara Timmermans haar «Papieren Parasol» inleidt, beschrijft zij een vrijwel identieke ervaring met «Haiku - Een jonge maan». Ook Clara Timmermans kreeg het boek toevallig in handen en ook zij die toch wel met dichtkunst vertrouwd is - raakte niet meer uit de ban van de haiku – poëzie.
    «Ik ging met het boek slapen, stond ermee op, nam het onder de arm mee op wandel. Ik las eruit voor aan iedereen die in mijn buurt kwam, gaf een haiku te horen als morgengroet, schonk haiku bij de koffie.
    In één woord, ik was ervan bezeten»...

    Wij lazen deze passage met verrassing en vreugde. Het was voor ons een onverwacht weerzien met een geliefde vriend. Dat iemand als Clara Timmermans na deze haiku - belevenis zelf haiku's ging schrijven, lijkt ons een eer, logisch gevolg; dat zij er juweeltjes van maakte, is al evenmin een verrassing.
    Zij verzamelde haar 5 - 7 - 5 - versjes onder «Een Papieren Parasol», waaraan de Uitgeverij Orion - Colibrant heel Oosters een fel oranje kleur gaf.

    5-7-5?

    Wat betekent 5-7-5. en vooral, wat is haiku ?
    Het is moeilijk een juiste definitie te geven van deze subtiele, door Zen geïnspireerde. Japanse natuurversjes.
    «Haiku» wordt wel eens vertaald als «schertsend vers»:
         hai: scherts, grapje, geestigheid.
         ku; vers, zinsnede, lijn.
    Veel verder komt men met deze vertaling niet; men kan er zich hoogstens mee behelpen. De haiku dichtkunst ontwikkelde zich vooral onder invloed van Bashoo (1644 - 1694). Haar onvolprezen meester.
    De versjes bestaan uit slechts zeventien lettergrepen, op drie lijnen gerangschikt (5-7-5).
    Het is eigenlijk één enkele zin, een soort momentopname, waarin de sfeer een zeer belangrijke rol speelt.

    Haiku is wars van alle sentimentele woorden of mooie adjektieven, alleen van belang is de betekenis, de geladenheid der woorden. De sobere, realistische pennetrekken zijn van een bedrieglijke eenvoud. Zij verbergen een gehele wereld van Oosterse religie en poëtische ervaring.
    Haiku wordt wel eens vergeleken met de sublieme Chinese inktschilderingen: een paar essentiële penseeltrekken en voor de rest het blanco blad, de ruimte waarin de geest als het ware voort mijmert en voor zichzelf het ontbrekende invult.
    Het grondbeginsel van de haiku - kunst is een diepe genegenheid tegenover de natuur en tegenover al wat leeft. De verzen worden gerangschikt naar de seizoenen en bevatten meestal een seizoenwoord of een aanduiding die onmiddellijk met een bepaald jaargetijde wordt geassocieerd.

    Clara's haiku's
    Al deze haiku – kenmerken vinden wij terug in de « Papieren Parasol ».
    Uit de lente haiku's van Clara Timmermans kozen wij:
                    De hyacint knop
                    breekt de zware grond open
                    en bloeit zonder trots.
    Geen mooie of sentimentele woorden om het wonder van de hyacintknop, de voorbode van de lente en hier het seizoenwoord, op te luisteren. Elk jaar presteert de broze hyacint het, dwars door de zware en ijskoude grond heen te breken en toch bloeit de bloem, in al haar schoonheid, zonder enige trots. Geen schilder zou volgend zomertafereeltje kunnen weergeven:
                     Eenzaam in het duin.
                     Blij om konijnesporen
                     Ik ben niet alleen.
    Een stille mijmering van iemand die de natuur lief heeft, met een duidelijke invloed van Bashoo. Slechts zeventien lettergrepen zijn nodig om de hele sfeer van een zomeravond en de bijna tastbare aanwezigheid van Clara's vader, Felix Timmermans, weer te geven:
                     Bij dit open raam
                     rookte vader zijn pijpje.
                     Insekten zoemen.
    Bij de herfst past een zucht als deze, in één zin neergeschreven:
                     Van al mijn dromen
                     is alleen de rust van de
                     natuur gebleven.
    En van «schertsend vers» gesproken:
                     Toch nog één vreugde.
                     Mijn savooien zijn mislukt
                     De koolwitjes niet.
    En nogmaals Clara Timmermans' diepe genegenheid voor de natuur en voor al wat leeft, in dit prachtig versje, een Bashoo waardig:
                     In onze houtmijt
                     woont een winterkoninkje.
                     Hoe maak ik nu vuur?
    Wij kunnen natuurlijk onmogelijk alle haiku’s uit "Een papieren parasol" citeren. Wij kozen degene waarin naar onze mening typische haiku - eigenschappen gemakkelijk waren te herkennen. Ook dachten wij dat zij een goed beeld gaven van Clara Timmermans' waardevolle bijdrage tot deze — in het Westen te weinig gekende — vorm van poëzie.

    Een Papieren Parasol lijkt ons eens te meer een bewijs dat ook een westerling een haiku - mens kan zijn.
    Er is inderdaad a1 heel wat geredetwist over de vraag of deze zo typisch Japanse dichtkunst wel door westerlingen kan worden beoefend. Maar voor ons staat het vast: in Vlaanderen kan het ook...
    En wij weten dat wij in deze mening worden bijgetreden door mensen als Bart Mesotten, die zelf haiku's schreef («Dag, Haikoe» en «Dag, Pauwoog») en bovendien voorzitter is van een haiku-centrum in ons land.

    «Een Papieren Parasol» werd ook vertaald in het Japans, door de Japanse dichteres Maria Assumpta Mitsue Hisatsune, die uit haar verre vaderland naar Vlaanderen kwam om er onze taal te leren.
    Reeds eerder vertaalde zij Felix Timmermans’ «Adagio» -bundel en zij maakte van het boek — wij hadden de eer het te mogen recenseren — een biezonder stijlvolle uitgave, met de voorname soberheid van een ikebana - kunstwerk. De parasol was bij haar ongetwijfeld in goede handen.

    *******

    25-05-2020 om 15:36 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    24-05-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een soep met vier troostende mergpijpen - Gaston Durnez

    Een soep met vier troostende mergpijpen

    Door Gaston Durnez uit De Standaard van 24/12/1996

                    

    "Het leven is een soep met vier troostende mergpijpen in: de drank, de liefde, de toeback en de kunst. En daar heb ik het mijne van genomen! Heb ik nu verkeerd geleefd? Daar zullen wij God en de mulder laten beslissen. Maar het zat in mijn bloed gegoten van zo te zijn".


    Deze veel geciteerde vergelijking kun je lezen op de eerste bladzijde van Adriaan Brouwer, de laatste roman van Felix Timmermans. Het boek vertelt het leven van de grote zeventiende-eeuwse Vlaamse schilder, die ook een grote wildebras was. "De goede Fee" verwerkte er zoveel van zijn eigen inzichten in, dat men de roman wel eens zijn geestelijk testament heeft genoemd.
    Voor hem was het verhaal onder meer een aanleiding om zich, op zijn levensavond, te bezinnen over een probleem dat hem vaak heeft beziggehouden: "de waarom" van het leven en Gods wegen die onnaspeurbaar zijn.

    "God blaast u lijk de zaadjes van suikerij op de wereld, en ge moet voor de dag komen met wat Hij u heeft meegegeven. Er is een gremel eigen wil bij..."

    Nu wij binnen enkele weken de vijftigste verjaardag van Timmermans' overlijden gedenken, heb ik dat "testament" nog eens gelezen. Het verraste mij, dat de roman nog zo goed stand houdt.
    Ongetwijfeld behoort hij tot de top van Timmermans' werk. Zijn directe en toch zo kleurrijke taal, het thema en de dramatiek, spreken nog altijd aan.
    Niet verwonderlijk dat een toneelman als René Verreth er door getroffen werd. Verreth heeft er een monoloog uit gepuurd die hij in het Mechels Miniatuur Theater en daarna elders in het land gaat vertolken.
    Adriaan Brouwer, geboren in 1605 of 1606, was de zoon van een tapijtontwerper uit Oudenaarde. Na een rumoerige jeugd schijnt hij, bij het beleg van Breda, deelgenomen te hebben aan de strijd van de geuzen tegen de Spanjaarden. Daarna trok hij als toneelspeler naar Amsterdam, kwam terecht in de kring rond Frans Hals, reisde in 1631 met een groep acteurs naar Antwerpen en schilderde ondertussen zodanig, dat hij al vroeg erkend werd door de grote artistieke kanonnen van die tijd, van Rubens tot Van Dyck en Jordaens.

    Inspiratie voor de herbergtaferelen en vechterstonelen, waarin hij als geen ander gespecialiseerd was, kon hij putten uit eigen rijke ervaring. Hij belandde in de gevangenis maar werd er na acht maanden uitgehaald door Rubens. Toen de Spanjolenvriend hem daarna gastvrijheid aanbood, weigerde Brouwer en hernam zijn herbergzaam leven.
    In januari 1638 stierf hij, tijdens een pestepidemie, in een Antwerps armengasthuis, zo'n 32 jaar oud.

    Meer dan één Vlaamse schrijver heeft de figuur van Brouwer uitgebeeld, maar kenners zweren bij het boek van Timmermans. Hij begon er aan in 1942 en in maart 1944 was amper een dertigtal bladzijden klaar.
    De Fee herschreef en herschreef. Dat was bij hem niet zo uitzonderlijk. Vaak bewerkte hij zijn teksten. 
    Dit keer scheen het wel moeizamer te gaan. De sfeer van de oorlog en zijn eigen wankele gezondheid zullen daar de oorzaak van zijn geweest. 

    Op 5 mei 1944, enkele maanden voor de Bevrijding, was de roman voltooid. De omstandigheden waren natuurlijk niet gunstig voor publicatie en de kunstenaar liet zijn werk liggen.
    Toen hij na de oorlog ziek was en het huis niet meer verliet, nam hij het handschrift voor de zoveelste keer door. Hij zou het boek zelf niet meer zien. Postuum verscheen het in afleveringen in een tijdschrift en daarna, in 1948, in boekvorm. De zesde druk beleefde het in de recente prachtige Davidsfondsuitgave van Timmermans' volledige werk.

    Trouw de historische levenslijn volgend, liet de schrijver Adriaan Brouwer zélf zijn biecht spreken.
    De kunstenaar tekent zichzelf als een zwerfzieke loslever, die zijn verf het liefst op basis van Oudenaards bier wou maken, maar die ook een bevlogen en sterke vakman was, ondanks alles altijd op zoek naar iets méér:
    "Het leven is vuil en lelijk, ik ook, maar tussen de plooien zit er iets goddelijks en 't is dat wat wij er met onze verf willen uithalen en laten zien".

    Timmermans legt ook de klemtoon op Brouwers' rebelse aard, op zijn verzet tegen De Spanjaarden en tegen de geestedwang. Ik kan mij levendig voorstellen, dat hij, bij publicatie onder de Duitse bezetting, censuurmoeilijkheden zou hebben gekregen. Toen ik dat onlangs tegen vrienden zei, bekeken ze mij ongelovig. Timmermans zit inderdaad voor velen nog vast in aloude zwarte clichés.
    Wat Felix zélf er over dacht, vond ik zopas terug in de herinneringen van zijn vriend Mark Edo Tralbaut. Welbewust heeft de schrijver in zijn werk gelegd wat wij er nu in lezen:
    "Wanneer mijn Brouwer verschijnt, zal men er de drang naar vrijheid op vele plaatsen in gewaar worden. Voor de goede verstaanders zal het als een hymne aan de vrijheid klinken. Veel fantasie is er zelfs niet voor nodig om in die bezetting uit zijn tijd een ander te herkennen."

    Gaston DURNEZ

    *********

    24-05-2020 om 17:11 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-05-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Met Felix Timmermans op stap door Lier - Jos Vermeiren

    Met Felix Timmermans op stap door Lier

    Door Jos Vermeiren uit Liers Tijdschrift van 18/07/1986.

    Toen ik zowat 15 jaar terug, "Boerenpsalm" van Felix Timmermans las, dacht ik bij mezelf: "Ik word boer!" Daarvan is niets in huis gekomen. Wat echter gebleven is, is een flinke dosis nieuwsgierigheid naar de achtergrond van Vlaanderens meest gelezen auteur. Een bezoek aan Lier zou me heel wat wijzer maken. Het bleek al gauw dat de figuur van Timmermans onlosmakelijk verbonden is met het stadje.
    Dat beeld werd eens te meer versterkt toen ik gedurende een paar uur het Timmermanspad volgde.
    Als toemaatje presenteren we je een kort gesprek met één van de drie dochters van Timmermans.
    En naast de gevierde schrijver hebben we uiteraard nog andere trekpleisters op het menu staan zoals de Zimmer-toren, het Begijnhof, de wandeling langs de Nete, het stadhuis, de Sint-Gummaruskerk, de Sint-Pieterskapel, de Pallieterroute...
    Kortom, Lier ademt sfeer uit. Daar kan je niet omheen.



    DE ZIMMERTOREN
    Als kind bezocht ik ooit de Zimmer-toren. Ik begreep er toen geen sikkepit van. Wie Lier wil verkennen zal dit kunstwerk van "cijfers en uurwerken" zeker niet versmaden. Dat de Zimmer-toren een internationale uitstraling kent hoeft geen betoog. Bij mijn bezoek stuitte ik op Engelsen, Duitsers en Nederlanders.
    Het is evenwel nuttig om vooraf een en ander door te lezen, zodat men reeds een idee heeft over het hoe en waarom. Tenzij men zich echt de nodige tijd gunt en rustig, aan de hand van de brochure (te koop in de Zimmertoren) de verschillende "wijzerplaten" aan een nader onderzoek onderwerpt.
    Louis Zimmer (1898-1970) wist het heelal tussen vier muren te vangen. Hij bouwde zijn astronomisch uurwerk in oude Sint-Corneliustoren te Lier. Dank zij een ingenieus uitgewerkt mechanisme krijgt de bezoeker op een overzichtelijke wijze een inzicht in de volmaakte orde van het heelal.
    De Zimmer-toren geeft uit op het Zimmerplein. Bij zonnig weer (en de zon was van de partij bij mijn bezoek) kan men op één van de talrijke terrasjes zijn inwendige mens versterken en zijn dorst lessen.
    Vanop het plein heeft men een mooi zicht op de Zimmer-toren.

    HONDERD JAAR FELIX TIMMERMANS
    Precies honderd jaar geleden aanschouwde Felix Timmermans het levenslicht. Niemand kon op dat ogenblik vermoeden dat uit de kleine Timmermans een gerenommeerd schrijver en artiest zou opgroeien.
    Inderdaad,op dit ogenblik wordt zijn gezamenlijk werk liefst in 27 talen vertaald.
    Een weergaloze prestatie voor een Vlaams auteur. Zijn belangrijkste werk, althans volgens velen, is het alom gekende Pallieter. Maar daarnaast telt Timmermans uiteraard nog vele andere pennevruchten. Ik vroeg aan de schepen van cultuur, de heer Moors, hoe een en ander tot stand is gekomen.

    "Het initiatief, om naar aanleiding van de honderdste verjaardag van Felix Timmermans een herdenking te organiseren, werd genomen door de heer Herman Vanderpoorten, ex-burgemeester van Lier en gewezen Minister van Staat. Er werd o.m. een herdenkingscomité opgericht waarin naast de burgemeester en de schepen van cultuur, diverse andere afgevaardigden uit de culturele organisaties van Lier, alsook enige familieleden van Timmermans, zetelden.
    Dat resulteerde, mondde uit, in verschillende evocaties rond de gevierde auteur. U herinnert zich allicht o.a. de inhuldiging van het nieuwe Pallieterbeeld op 25 mei jl.
    Het ontbreekt onze stad derhalve niet aan belangstelling. Ter illustratie: het museum Met Pen en Penseel telde de 24e juni jl. reeds zijn 10.000e bezoeker".

    HET TIMMERMANSMUSEUM
    Met Pen en Penseel is het museum waar de lezer van Felix Timmermans moeilijk voorbij kan. Het museum zelf biedt een ruim overzicht van zowel het literair als het picturaal werk van de auteur.
    Want Timmermans was een veelzijdig mens: naast het schrijven van boeken hield hij zich ook bezig met het vervaardigen van schilderijen, etsen en grafieken. Men krijgt hier de gelegenheid om de "andere kant" van Timmermans te bewonderen. In combinatie met de talrijke tekeningen van de hand van de auteur kan men er diverse citaten uit zijn boeken lezen. Tevens treft men er zeldzame familiefoto’s aan waaronder Timmermans op zijn sterfbed, foto's van Timmermans met andere auteurs (Ernest Claes bv.) enz.
    De geïnteresseerde kan zich bovendien een prachtig uitgegeven boek aanschaffen (groot formaat, kostprijs 450 fr.)  waarin de figuur van Felix Timmermans wordt belicht. De tekeningen en schilderijen in het boek zijn van Timmermans zelf.

    HET TIMMERMANSPAD
    Wie een broertje dood heeft aan musea en dus liever in de open lucht kuiert, vindt ontegensprekelijk zijn gading in het Timmermanspad. Het bijhorend boekje, kostprijs 60 fr., verkrijgbaar bij de Dienst voor Toerisme, is beslist geen weggegooid geld. Wel integendeel, via het hoekje krijgt men de nodige uitleg voor onderweg. Bovendien is het pad, totale lengte 5.100 m, volledig bewegwijzerd met zeskantige borden in de Lierse stadkleur, wit-rood, zodat de wandelaar slechts de pijlen hoeft te volgen die de wandelrichting aangeven.
    Hier en daar rijst er soms even twijfel omdat de pijl bv. rechtdoor wijst, terwijl het boekje aangeeft dat er rechts dient gegaan te worden. Maar dat kan de pret niet bederven.

    Het meest onder de indruk raakte ik door het Begijnhof. Je waant je wel in een middeleeuwse oase van rust en stilte. "De zeer schone uren van juffrouw Symforosa, begijntjen" kon ik me meteen nog levendiger voorstellen. Opvallend was ook de vriendelijkheid van de mensen, overwegend oudjes had ik de indruk, die daar wonen. Wanneer ik aan enkele van hen de vraag stel of zij Felix Timmermans persoonlijk hadden gekend, knikten zij dapper van ja.
    De wandeling vervolgt langs de Nete. Zowat halfweg komt men aan een gezellig café, meer dan welkom, de brandende zon van die dag in aanmerking genomen. Op een gegeven ogenblik kom je voorbij het woon en sterfhuis van de meester. Je moet echter goed opletten, want je bent er zo voorbij.

    De volledige tekst op de muur luidt als volgt: "hier werkte en overleed Felix Timmermans - 1886-1947". Wanneer je aan de Sint-Pieterskapel komt loopt de wandeling ten einde. Ik had er ongeveer 2 uur voor nodig, met inbegrip van een drankje en een babbel onderweg...

    *************

       

    Vader kon ook weemoedig en stil zijn…
    Clara Timmermans

    Kan u even in het kort de relatie beschrijven die u hadmet uw vader?
    Als kind heb ik mijn vader altijd beschouwd als mens.Het beeld van de kunstenaar kwam pas veel later. Ik herinner mij nog levendig dat hij steevast bezig was aantekeningen te maken op briefpapier. Toen men mij in de school de vraag stelde: "wat doet uw vader?", antwoordde ik "brieven schrijven".
    Aanvankelijk dachten wij dat hij bij de post werkte. Hij kon erg intens met iets bezig zijn. "St.-Franciscus" bv. dat liet hem niet los. Hij vertelde en tekende erover.
    Later waren wij op de kostschool, zodat we niet alles dag aan dag hebben meegemaakt. Aan mijn moeder las hij echter vaak voor.

    Wanneer is het bij u doorgedrongen dat uw vader een vermaard auteur was?
    Rond de leeftijd van 12-13 jaar is dat begonnen. Er waren heel wat mensen die bij ons te gast waren, waaronder ook andere schrijvers zoals Karel Jonkheere en Richard De Wachter. Naarmate we ouder werden hoorden we meer en meer over vader spreken. We lazen tevens kranten waarin hij vermeld werd enz.
    Een hoogtepunt was de première van de opera "Anne-Marie": daar zijn we met zijn allen, dus mijn broer en mijn beide zusters, naar toe geweest.
    Dat was heel opwindend omdat wij meisjes onze eerste avondjurk droegen.

    Was uw vader zelf een Pallieter of levensgenieter?
    Neen, niet direkt. Hij genoot van de kleine dingen van het leven: wandelen, tekenen, fruit eten en bloemen bewonderen en uiteraard schrijven en lezen. Maar hij was ook graag in de keuken bezig.
    Men vergeet wel eens dat hij ook heel weemoedig en stil kon zijn.
    Dat gebeurde vaak wanneer hij heel geconcentreerd met zijn werk bezig was. In feite is hij heel zijn leven een zoeker geweest. Hij las veel over "godsdiensten" en vergeleek ze onderling. Hij haalde er uit wat voor hem nuttig was.

    Bent u zelf literair actief?
    Eigenlijk ben ik als zangeres van wal gestoken, ik heb immers conservatorium gevolgd. Toen ik zelf kinderen kreeg, ben ik er mee gestopt. Dan ben ik beginnen te vertellen wat uitmondde in kinderboeken.
    Momenteel hou ik me bezig met Haikou-verzen (d.i. een Japanse vorm van dichtkunst) Tekenen doe ik eveneens.

    Hoe voelt dat aan dochter te zijn van zo’n beroemd iemand, want Felix Timmermans is wel een monument in de literatuur.
    Ik ben altijd heel fier geweest op mijn vader. In de eerste plaats was hij een aangenaam mens, en dat was doorslaggevend in mijn kindertijd. Als kind waren wij soms onhebbelijk tegen de bewonderaars van mijn vader. Het gebeurde wel eens vaker dat er vreemdelingen over de vloer kwamen, wij beschouwden ze als indringers. Wij wilden vader voor onszelf.
    Uiteraard waren er intieme vrienden zoals Renaat Veremans en Flor Van Reeth, wiens bezoek wij erg op prijs stelden. Het was kenmerkend voor vader dat hij tijd maakte voor de mensen.
    Nooit stuurde hij iemand door, vandaar dat hij erg in beslag genomen werd door die drukte rond hem.

                       

    Tot slot: wat rekent u zelf tot het beste werk van uw vader?
    "De zeer schone uren van Symforosa, Begijntjen" vind ik zijn volmaaktste werk.
    "Adagio", vind ik het meest ontroerende omdat mijn vader daar het diepste van zichzelf heeft ingelegd.
    Ook de woorden die hij in zijn boek "Adriaan Brouwer", de schilder in de mond legde, waren heel sterk verbonden met de persoon van vader.
    Dat was op het einde van zijn leven, en in die context werd het een prangend boek. Wij voelden aan dat er iets ging gebeuren. Daarom vind ik het boek nog steeds ontroerend om te lezen.

    ***********

    05-05-2020 om 16:24 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    03-05-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Professor Keersmaekers over Felix Timmermans - Jaak Dreesen

    « Een taalmonument van grote beeldende kracht en poëtische originaliteit»
    Professor Keersmaekers over Felix Timmermans

    Door Jaak Dreesen uit De Bond van 29/06/1990

    Even buiten het nijvere centrum van Duffel woont professor August Keersmaekers, hoogleraar emeritus aan de UFSIA-Antwerpen en lid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde.
    Zeventig is hij. Hij oogt monter en heeft nog plannen in petto alsof hij honderdzeventig worden wil.
    Bij het Davidsfonds is zeer recent zijn essay over Felix Timmermans verschenen dat « Wonder van Eenvoud » heet. Felix Timmermans ? Wordt die nog gelezen ? Door wie (niet) ?
    Was dat geen groene jongen avant-la-lettre ?
    En herinnert professor Keersmaekers zelf zich de allereerste kennismaking met het proza van Timmermans nog ?


    Ja. dat weet de prof nog heel precies:
    «Achttien was ik, en ik las «Het Keerseken in de Lanteern». Mijn vader passeerde en vroeg argwanend: moogde gij dat wel lezen, manneke ? Je moet niet vergeten dat Timmermans toen al een zekere faam van stoutheid had. Diverse werken kregen een strenge kwotering, en een titel als «Keerseken in de Lanteern» had voor mijn vader kennelijk iets louche.
    Ja, wij lazen veel thuis. Allemaal samen rond de ronde tafel bij het licht van de petroleumlamp.
    Vader met «Bei uns in Deutschland» van Nest Claes... Ik zie hem daar nog zitten.

    U hebt de lust van lezen dus van geen vreemden ?
    Nee. Ik las veel. Toen ik nog student was, het hele werk van Snieders, Anton Coolen, Van Eeden, Van Schendel, Aart Van der Leeuw. Alles wat er tot dan toe verschenen was van Walschap...

    En Timmermans dus ook ?
    Ja, maar niet direct alles. Over Pallieter was ik ook niet zo in de wolken. Ik vond dat je er als verhaal niet zoveel aan had. Later werd dat anders, al hield ik mij toen vooral bezig met de literatuur van de zeventiende eeuw.
    Bredero ja. Ik heb zestig onbekende gedichten van hem gevonden en daarmee heel z'n biografie overhoop gegooid.
    Nu ben ik met Constantijn Huygens bezig. Had ik maar meer tijd !

    Zware melancholie en een explosie van vreugde

    Terwijl u dan tussendoor toch een essay over Felix Timmermans hebt geschreven ?
    Het Davidsfonds geeft het proza van Felix Timmermans opnieuw uit en ik zou daar een begeleidend boek bij schrijven van circa 90 pagina's. Dat zijn er wel wat méér geworden, want zo een essay deint uit als je eraan bezig bent... En terwijl je al die werken herleest en er dan over schrijft, krijgt zo een auteur natuurlijk weer vaste contouren en een scherp gezicht. Je ziét hem voor je ; je schrijft over hem zoals je hem «uit zijn werk geroken hebt», om Timmermans zelf te parafraseren.

    U kijkt naar de jonge Timmermans en u ziet de droefgeestige, gekwelde auteur van «De Schemeringen van de Dood» ?Ja. Je moet niet vergeten dat de jongeling Timmermans thuis niks om handen had. Hij had zeeën van tijd om te piekeren. En die melancholie, die Weltschmerz, dat hing in die tijd in de lucht.
    Alles was geladen met zware symboliek en grote somberheid. Ten diepste was Timmermans ook zeer weemoedig, en hij is dat ook altijd gebleven. Boerenpsalm is een optimistisch boek, maar het leven van boer Wortel is ontzettend hard.
    Ik zag Cecilia komen is een wat tragisch verhaal, en dat geldt voor heel wat andere werken. Het wonderlijke is nu juist dat, hoe zwaarmoedig die verhalen ook zijn, ze toch een blijmoedige indruk nalaten. Je weet dat Timmermans ziek werd toen hij 25 was. Een operatie met onverwachte verwikkelingen. Dat greep hem zeer aan.
    Het is maar daarna dat hij opeens besefte dat hij «van woorden en schijnen geleefd had.»

    Daarna ging hij anders schrijven ?
    Ja. Pallieter bijvoorbeeld. Hij noemde dat «een schreeuw van vreugde over alles wat 'n mens kan waarnemen.» Je ziet dan ook hoe hij in dat boek alles wil beschrijven : land, landschap, wolken, water, dieren, insekten...
    Toch beleefde hij ook in die jaren weer zware tijden. Hij trouwde bijvoorbeeld met Marieke, terwijl zijn ouders daar helemaal niet mee akkoord gingen.
    Eerst een grote somberheid, dan een explosie van vreugde en geluk, en daarna berusting en een stille melancholie : zo was dat het leven van Timmermans, ja.
    En die weemoed vind je nog het zuiverst verwoord in de verzen van Adagio.

    Het landschap van en rond Lier moet hem toch ook beïnvloed hebben ?
    O, ja. De Nete en alles wat daarrond lag. Ik ken de Nete zoals ze nu is, maar zelfs met al het asfalt ernaast en de kanalisering, het rechttrekken van bochten, enzovoort, blijft de rivier bekoorlijk en het landschap indrukwekkend. Ik heb dat ook nog maar recent ontdekt. Ik reed op een avond eens per fiets langs de Nete, ik zag de velden, de weiden, en ik hoorde opeens een vreemd gezoef en ik zag twee grote zwanen overvliegen.
    Dat was een echt Timmermans-moment, ja.
    Als je goed kijkt, zie je op zo 'n ogenblik de paarden van Fee door de weiden klauwieren. Timmermans, en zijn jonge, vrijpostige en wat rebelse vrienden-artiesten, noemden dat Nete-landschap overigens hun «salon»...


    Terwijl het stadje Lier natuurlijk ook een echt Timmermans-decor is ?
    Inderdaad. Lier was een heel romantisch stadje met z'n toren, het stadhuis, de straatjes, het begijnhof.
    Ook wie nu door Lier loopt, herkent het decor uit de Timmermans-boeken. Maar er was - en is – natuurlijk ook het kleinsteedse, het bekrompene, de roddel, de achterdocht. Timmermans voelde zich wel verbonden met het volk, maar dan toch in eerste instantie met de underdog, de gewone volksmens, de oude mannen die vaak zo schitterend konden vertellen. Heel wat van zijn woordenschat en van die prachtige vergelijkingen heeft hij daar vandaan.
    Die kleinstad, ja. Daar telde je alleen maar mee als je geld had. Dat was de maat der dingen en dat zie je ook in de boeken van Timmermans. Vooral dan in De Familie Hernat. Die vileine karakters in dat boek...

    Schrijven met een schilders blik

    Timmermans had wat u in uw boek noemt, een Schilders blik.
    Dat is formidabel, ja. Zijn passie voor vorm en kleur. Hij kan, bij manier van spreken, geen figuur beschrijven of je ziet ze hem schilderen of tekenen. Hij kan het eenvoudig niet laten ! In Het Kindeke Jezus in Vlaanderen schrijft hij op haast een volle pagina hoe een volkomen onbelangrijke bijfiguur eruit ziet...

    Is Timmermans dan een schilder die ook schrijft, of een schrijvende schilder ?
    Ik denk dat hij zelf zou antwoorden : «Ik was een schilder maar ik schreef ook.» Hij wilde oorspronkelijk schilder worden. En hij zegt ergens : ik moet de dingen eerst voor mij zién vooraleer ik erover kan schrijven.» 't Is overigens opvallend dat hij volkse figuren kleurrijker beschrijft dan, bijvoorbeeld. Onze Lieve Vrouw. Die blijft onbestemder, etherischer. Het is alsof de schrijver veel meer schroom heeft...
    Maar die schildersblik is van groot belang voor zijn werk, ja. Die grote gevoeligheid voor vorm en kleur, zijn proza overrompelt, vonkt, slaat gensters. Het is uniek.

    U spreekt ook over de goedheid van Timmermans en over zijn begrip voor de zwakheid van de mens.
    Dat is een constante in zijn werk. Er gaat van elk van zijn boeken een soort van bemoediging uit. Misschien had hij die mildheid van zijn moeder of van zijn vader ? Timmermans kende de mensen ook goed. Hij wist dat we in de grond allemaal maar dompelaars zijn. Hij kende de relativiteit van het menselijk streven.

    Vroom was hij ook ?
    Ja, dat denk ik wel. Maar het was geen onnozele vroomheid. Hij zag de dood voor ogen en dacht aan wat daarna zou komen. Iemand sprak hem ooit over een of andere grote kunstenaar, maar Timmermans zei: « 't Is veel belangrijker een goed mens te zijn » Hij had ook een groot respect voor de menselijke zwakheid. Terwijl hij anderzijds ook verschrikkelijk scherp kon zijn ! In zijn bitterste boek, De Familie Hernat, staat een brief van de jonge weduwe Helène aan rentmeester Ruytenbroeckx die druipt van het meest venijnige vergif. Wie in zijn oeuvre tot één zulke brief in staat is, die moet iemand met z'n pen haast letterlijk de grond in kunnen boren. En Timmermans zou dat ook gekund hebben ! Ooit heeft hij, op aanraden van zijn vrouw, een kritiek aan het adres van een recensent kapot gescheurd omdat Marieke zei : «Fee, jongen, als ge dàt publiceert, dan komt die man dat nooit meer te boven.»
    Zijn vroomheid en zijn mildheid maakten hem niet blind voor grof onrecht.

    Het grote verwijt dat de literaire kritiek Timmermans toestuurde was: «hij heeft geen psychologische diepgang.»
    Vindt u dat verwijt terecht ?
    De figuren van Timmermans worden niet psychologisch uitgerafeld, dat is waar. Maar het zijn wel mensen van vlees en bloed. Ik herinner me m'n reactie toen ik, als achttienjarige, Boerenpsalm las. Ik zei: « Zo 'n boer bestaat er niet! » Maar ze bestaan wel degelijk. Ik heb ze, later, leren kennen. Boeren die filosofeerden, humorist waren, van hun veld en van hun dieren hielden...

    Toch noemt men Claes en Timmermans heimatschrijvers, terwijl er van het werk van Walschap lijnen lopen naar de moderne Vlaamse literatuur ?
    Tja. Ik heb Walschap onlangs nog herlezen en voor mij moet het beste van Timmermans niet onderdoen voor het beste van Walschap. En de taal van Walschap staat heus niet zo ver van die van Timmermans, geloof me. De ene schrijft rechttoe-rechtaan en met grote vaart, en voor de andere - Timmermans dus - is het verhaal als dusdanig niet zo belangrijk, maar wat hij met de taal doet, dat is toch formidabel! Ik begrijp niet dat men daar zo minnetjes over wil doen.
    Terwijl we toch spreken over een groot auteur die het hart van z'n volk heeft geraakt en succes en roem oogstte in het buitenland. Wij zijn geboren onderschatters van het eigen erfgoed.

    Het beste werk van Timmermans doet niet onder voor het beste van Walschap.
    Een taal die glanst en fonkelt.

    Maar bent u er werkelijk van overtuigd dat ook de jonge generatie Timmermans nog (graag) leest ?
    Op de scholen komt hij nauwelijks nog ter sprake, dunkt me ?
    Tja, wat leest men nog wel op de scholen in deze tijd van verdwazing ? Wat moet een leraar Nederlands nog doen ? Wat krijgen de studenten aan de universiteit nog te lezen ? In Antwerpen begint de literatuur na 1950, nu is dat misschien al '60 geworden... Het is toch godgeklaagd dat zelfs de minister van Onderwijs eraan heeft gedacht het vak geschiedenis niet langer meer verplicht te stellen ? Terwijl het noodlottig is voor jongeren als ze elk historisch perspectief gaan missen.


    Timmermans is uiteindelijk vrij eenzaam gestorven... ?
    Dat klopt, ja. Je weet dat hij na de oorlog beschuldigd werd van een soort van intellectuele collaboratie met de Duitsers. Ik denk eerder dat hij het slachtoffer is geworden van zijn grote populariteit, bij ons maar ook in Duitsland. Dat maakte dat Duitsers — ook simpele soldaten — hem opzochten voor een gesprek, een handtekening, enz. Het is waar dat hij de Rembrandtprijs aanvaardde die door anderen principieel geweigerd werd. «Maar ja,» zei Timmermans, «die tweehonderdduizend frank vind je ook niet onder de staart van het paard, en ik had dat geld toen nodig».
    Hoe dan ook : het werd eenzaam rond Timmermans na de oorlog. Hij leed aan een hartkwaal. Rond hem woedde een hetze. Adriaan Brouwer, zijn laatste werk verscheen in 1948.
    Het werd doodgezwegen, terwijl het toch een markant boek is...

    Vormen de verzen van Adagio dan een afronding van zijn leven ?
    Dat kan je wel zeggen, ja. Heel zijn weemoed zit daarin en zijn mildheid. Het stilaan afstand nemen ook.
    Die verzen zijn, vaktechnisch gezien, niet zo sterk, al is Timmermans eigenlijk zijn leven lang een dichter geweest. In Pieter Breugel bijvoorbeeld zitten hele prozaflarden die gedichten lijken. Er spreekt een enorme vreugde om het woord uit! En het is precies dit laatste dat je ook NU nog op haast elke pagina van Timmermans kan terugvinden.
    Iedereen die met taal bezig is, moet dat toch weten ? Toen het boek hier in Duffel werd voorgesteld, vertelde Francis Verdoodt uit het werk van Timmermans.
    Je hoorde daarin de vreugde van de auteur zoiets te hebben geschreven ! Terwijl hij, vooral bij de aanvang, vaak taalfouten schreef en stilistisch onzuiver proza. Maar toch : er lag een GLANS over dat proza. Het fonkelde.

    Timmermans ? Hij schiep een taalmonument van grote beeldende kracht en poëtische originaliteit.
    Wie zijn eigen taal liefheeft, moet Timmermans (her)lezen...

    ********

    03-05-2020 om 22:46 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-05-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Honderd jaar geleden werd Felix Timmermans geboren

    Honderd jaar geleden werd Felix Timmermans geboren

    Door redactie van De Morgen 1986

    Op 5 juli was het 100 jaar geleden dat Felix Timmermans in een volkse Lierse wijk is geboren.
    In de eerste helft van deze eeuw was hij zonder twijfel onze populairste schrijver, en nog altijd is hij de meest vertaalde Vlaamse auteur.
    Timmermans heeft niet voor niets geleefd ; hij heeft zijn sporen nagelaten en die leiden alle naar Lier, een stadje tussen Antwerpen en Mechelen, waar men met gemengde gevoelens terugkijkt op het leven van "de Fee".

    Het verhaal gaat dat er ooit een welstellende Nederlander is geweest, die zo geboeid raakte door de verhalen van Felix Timmermans dat hij in de omgeving van Lier een villa liet bouwen om ter plekke te kunnen genieten van de uitbundige "breugheliaanse" sfeer die hij er dacht aan te treffen. De man heeft er niet lang gewoond. Hij begreep al vlug dat de Pallietertoestanden en "Lierke Plezierke" een uitvinding van Timmermans waren en dat Lier in feite een stad is als een ander, waar het niet alle dagen kermis is.
    Hoewel de Lierenaars nog altijd hun best doen om voor de toerist een beeld op te hangen van leute en plezier, zoals die cafébaas die ons met enige trots uitlegde hoe de inwoners van Lier aan hun scheldnaam "schapekoppen" gekomen zijn : ze zouden ooit voor de keuze gestaan hebben hun stad te verrijken met een universiteit of met een veemarkt. En ze kozen resoluut voor de beesten. Althans, zo wil de legende het.
    Omdat de inwoners van het stadje aan de Nete het vooral moeten hebben van het toerisme, hebben ze handig geprofiteerd van de veelgelezen boeken van Timmermans - die niet karig was met zijn lof op Lier - om een feestelijk imago te creëren dat de toeristen in drommen naar Lier zou moeten lokken.

          

    Niet te tellen zijn de cafeetjes, restaurants en vakantiehuisjes die de naam "Pallieter" dragen. En op 25 mei van dit jaar deed ook het stadsbestuur zijn duit in het zakje door in de buurt van de Zimmertoren een meer dan levensgroot standbeeld van Pallieter te onthullen.
    Hoewel het bronzen beeld van beeldhouwer Jan Keustermans beslist een indrukwekkend kunstwerk is, biedt het toch maar een troosteloze en verlaten aanblik op de regenachtige en winderige dag waarop ik Lier bezoek.
    Niet ver van het Pallieterstandbeeld, in het opgefriste Timmermans-Opsomerhuis, loopt nog tot 30 september een retro-spektieve tentoonstelling van het literair en grafisch oeuvre van "de Fee".

    Niet iedereen in Lier is daar even entoesiast over : de jongeren zijn niet geïnteresseerd in dit overjarig museum gedoe; zij hebben andere idolen. En de oudste inwoners van Lier zijn nog niet vergeten dat Timmermans zich als flamingant en aktivist zowel tijdens de eerste als de tweede wereldoorlog "verbrand" heeft. Veel kan je Timmermans op kollaboratie-vlak nochtans niet verwijten, hoogstens zijn naïviteit in zaken waar het politiek betrof. De Lierse middenstanders, en dat zijn er nogal wat, zijn nog het gelukkigst met de tentoonstelling en de daarbij horende lezingen, koncerten en voordrachten, want voor hen is Timmermans, samen met de klokkenmaker Louis Zimmer, dé toeristische lokvogel van de stad.

    Zondagsschilder
    Volgens stadsbibliotekaris Jo Cooymans is er op de Timmermanstentoonstelling veel onbekend grafisch werk van de Fee te zien. afkomstig uit familiebezit en van privéverzamelaars. Er zijn schetsen en tekeningen, etsen, houtsneden en lino's, waterverf- en olieverfschilderijen. Zoals het een amateur past, probeerde Timmermans zowat alle genres. In zijn jeugd had hij trouwens meer aanleg voor tekenen dan voor schrijven, maar om zich verder te gaan bekwamen aan de Antwerpse Akademie had Timmermans geen zin omdat hij dan alle dagen vroeg uit bed zou moeten !
    Timmermans bleef dus een "zondagsschilder", hij schilderde voor z’n plezier en illustreerde er z'n boeken mee. Hij tekende en schilderde vlug en gemakkelijk; het schrijven koste hem veel meer moeite en tijd. Zijn tekeningen en schilderijen zijn schatplichtig aan figuren als Permeke en Van Den Berghe, maar ook aan de Vlaamse Primitieven uit de 16de eeuw. Men zou ze het best kunnen omschrijven als naïef en expressionistisch.

    Bij voorkeur schilderde Timmermans boeren en "kleine lieden", geen burgers of "salonmensen". Zijn figuren zijn onbeholpen in hun proporties, onhandig in de aflijning, primitief en kinderlijk, maar juist daardoor zo ontroerend. Timmermans zelf had een grenzeloze bewondering voor Pieter Breughel en Adriaan Brouwer. 
    Over beide schilders schreef hij een roman.

    Pallieter
    De tentoonstelling in het Timmermans-Opsomerhuis werd tematisch opgevat. Naast de relatie "literatuur-schilderkunst", wordt uitvoerig aandacht besteed aan de tema's "Geloof en devotie" "Liefde", "Gegroet O Lier" en "Pallieter". Wellicht is Timmermans bij het grote publiek vooral bekend met één boek, en dat is "Pallieter". Hij schreef deze levensblije roman voor het uitbreken van de eerste wereldoorlog en liet hem in Nederland publiceren in 1916.
    Het schrijven van "Pallieter" was een vitalistische reaktie na een soort geestelijke depressie waarin Timmermans was terechtgekomen, en die hij heeft beschreven in "Schemeringen van de dood" een boek met zes lugubere novellen. Timmermans was toen zwaar ziek en dacht dat hij ging sterven, maar hij genas zichzelf met het schrijven van Pallieter, een flierefluiter van een man, die zijn naam in de sneeuw pist en die liefheeft volgens het ritme van de seizoenen.

    Marieke Janssens, de vrouw van Timmermans, stond model voor de vrouwelijke hoofdrol in "Pallieter". Vol verrukking laat Timmermans zijn held aan het eind van het boek uitroepen " O Marieke, gij hebt mijn leven zo schoon en groot gemaakt". De steun en liefde van zijn vrouw had Timmermans overigens hard nodig in die tijd, want als bekend flamingant en aktivist was hij na de oorlog een "verdacht" burger.
    Voor het uitbreken van de eerste wereldoorlog had Timmermans zich reeds in een artikel in "Lier Vooruit" afgevraagd wie er op het onzalige idee gekomen was walen en Vlamingen "bijeen te duwen" en hen Belgen te noemen, want "Belgen bestaan er niet".
    Lang voor Jules Destrée dus aan de koning schreef "Sire, il n'y a pas de Belges", wist Timmermans dit al. Timmermans liet zich ook als flamingant kennen in zijn boek "Boudewijn", een satirisch dierenepos in verzen, te vergelijken met onze middeleeuwse Van Den Vos Reynaerde, waarin hij de verfransing en onderdrukking van het Vlaamse volk aan de kaak stelde.

    Censuur
    Vlak na de oorlog vond Timmermans het wijselijk om uit te wijken naar Nederland, maar na een paar jaar mocht hij al terugkeren naar Vlaanderen. Daar wachtte hem echter een tweede koude douche ; de Kongregatie van het Heilig Officie in Rome had moeite met de wulpse weelde die in "Pallieter" uitbundig was beschreven en wilde dit "zinnen-strelende boek" op de index van verboden publikaties zetten.
    Stijn Steuvels raadde de Fee aan zijn boek op de Lierse Grote Markt te verbranden, liever dan er één letter aan te veranderen. Maar Timmermans, de brave burger uit het vrome Lier, had een groot hart en was bovendien commercieel genoeg om wat aanstootgevende passages te schrappen, zodat het boek verder kon worden verkocht. Het zou nadien nog 50 jaar duren eer het boek, in 1966, in een "ongekuiste versie" verscheen.

    Hoewel Timmermans wel voor eeuwig en altijd zal worden geassocieerd met "Pallieter", heeft hij nog ander en zelfs béter werk op zijn aktief staan. "Boerenpsalm" bijvoorbeeld, waarin hij vanuit de psychologie van een eenvoudige boer de verknochtheid aan eigen grond en eigen haard beschreven heeft. Of het tragisch-romantische "Ik zag Cecilia komen", waarin het hoofdpersonage een sterk doodsverlangen koestert, om voor eeuwig met zijn geliefde Cecilia "één lied en één stilte" te zijn.

    Populair
    Het duidelijkst heeft Timmermans zijn levensfilosofie verwoord in de minder geslaagde roman "De Familie Hernat", waarin hij Simon Hernat laat zeggen : "Karnol, ik vraag mij af waarom wij leven". En de simpele, maar levenswijze knecht Karnol antwoord : "Omdat wij altijd denken, 't zal beter worden". Met die filosofie kende Timmermans een enorme populariteit, zoals mag blijken uit een referendum dat de Vereniging ter Bevordering van het Vlaamse Boek in 1938 had gehouden, om te weten wie de populairste Vlaamse auteur was.

    Van de 20.000 antwoordformulieren die binnenkwamen, gingen 15.564 vermeldingen naar Timmermans, voor Ernest Claes (14.529), Hendrik Conscience (12.685),Stijn Streuvels (10.712) en Gerard Walschap (6.720). Ook in het buitenland was Timmermans erg populair. Hij gaf lezingen in Duitsland, Zwitserland; Oostenrijk, Polen, Hongarije enz. Zijn boeken werden in meer dan 20 talen vertaald en kenden een enorm sukses.
    Johan Fleerackers noemde hem ooit "de Conscience van de 20ste eeuw", waarmee hij bedoelde : "Conscience leerde het Vlaamse volk lezen, Timmermans leerde het buitenland over het Vlaamse volk lezen".

    Daarbij moet nochtans opgemerkt worden dat het buitenland door de werken van Timmermans, maar ook door de boeken van Claes en Streuvels, een vertekend beeld van de Vlaming heeft. Het hardnekkige vooroordeel dat het hier alle dagen kermis is. Het is allicht geen toeval dat Timmermans roman "Pieter Breughel" (in 16 talen vertaald) zijn best lopende boek in het buitenland is.
    Voor de lezer van nu is er aan het werk van Timmermans niet zoveel plezier meer te beleven. Zijn religieuze benadering van het leven en zijn volkse beschrijving van het dagdagelijkse gedoe in een kleine stad appeléren niet meer aan de interessesfeer van de moderne lezer. 
    Grammatikaal en technisch is Timmermans ronduit zwak, maar zijn sterke punt is het vertellen, het oproepen van beelden en de associaties die hij daarbij maakt. Of, om het met de woorden van José De Ceulaer, de voorzitter van het bloeiende Timmermansgenootschap, te zeggen : "Felix Timmermans lezen kan je de indruk geven dat je in een album met oude prentkaarten bladert waarop de kerk nog in het midden staat, met de herberg ernaast, onder een 'vertelselblauwe' lucht". Gelezen in "De Morgen"

    ************

    02-05-2020 om 14:48 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-04-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tonet Timmermans overleden 26/03/1926 - 16/04/2020


    Tonet herschept werkelijkheid tot sprookje.

    Uit de Gazet van Antwerpen van 2/5/1986  -  door Erik Verstraete.

    Wie Felix Timmermans' zeer aparte, ongekunstelde tekeningen en schilderijen kent, met hun neiging naar het naïeve, en de bekoorlijke, sprookjesachtige sfeer die ze uitstralen, kan niet verwonderd zijn dat twee van zijn kinderen in de ban geraakten van die kunst en zelf begonnen te schilderen. Wij praatten met Antonia (Tonet), in Oostende.
    Deze jongste dochter van de Fé, zopas zestig geworden, woont in hetzelfde huis als haar oudste zuster Lia aan de Jozef II-straat te Oostende Zij is gehuwd met de Zuidafrikaan Engelbert Meyer. Tegenover haar blonde zus vertoont zij meer de fysionomie van haar vader zwart haar, donkere ogen en rond gelaat. Haar expressie ademt een weemoedige introvertie, zo komt ons voor, een ingekeerdheid die we bij haar papa terugvinden, uit.

    In de nacht van 23 op 24 januari 1947, om 1h15, is Felix Timmermans zachtjes die andere wereld binnengestapt, waarnaar, hij zo benieuwd was. ’s Avonds rond 20 uur kreeg hij nog een zware hartaanval en zijn dochter Clara en Tonet bleven bij hem waken. Over die laatste ogenblikken vertelt Tonet ons « Ik was toen nog alleen bij hem. Hij wat heel rustig, maar snakte ineens enkele keren eigenaardig naar adem. Ik ging naar hem en schudde zijn hoofdkussen nog wat op. Toen ik zijn hoofd in mijn arm nam, viel het opzij.

    Mijn vader was overleden. Hij is heel kalm gestorven, zonder enige doodsstrijd. Hij heeft ook niets meer gezegd».
    In brieven aan Ernest Claes, Richard De Wachter en Staf Weyts schreef hij in die koude januari 1947: «Ik wacht naar de lente en de zon » « Toch had hij het niet zo moeilijk om te sterven. Hij had zich met de dood verzoend en met de overgang naar de eeuwigheid, wat blijkt uit de Adagio-gedichten. Maar hij was ook graag blijven leven », zegt Tonet.

    Schilderen
    Schilderen, tekenen, boeken verluchten met zijn kleine, unieke vignetjes was voor de Fé een van de grootste genoegens vanzijn leven. Het was eerder een ontspanning, terwijl schrijven meer een opdracht was, een levenstaak, waaraan hij toch ook altijd vreugde beleefde. Timmermans' grote voorbeelden waren vooral Pieter Brueghel. De Prerafaëlieten als Fra Angelico, Giotto en de Vlaamse Primitieven : Van Eyck, Memling, Melchior Broederlam. Hij bewonderde ademloos en steeds opnieuw hun eenvoud, grootsheid en hun kleuren.
    Kunstbroeders steunde en stimuleerde hij altijd met alle kracht en veel goede raad: o.m. de Lierse tekenaar Fred Bogaerts en zijn goede vriend Oscar Van Rompay. Toen zijn dochter Tonet begon te schilderen, was dat voor Felix Timmermans een groot plezier. Hij was er fier om en liet al haar gekleurde tekeningen, gouaches en pastellen rondom hem in de kamer tegen de muren spelden. Hij lag toen meestal in bed wegens zijn hartziekte.
    Over het ontstaan, de groei van haar kunst zegt Tonet: « Als kinderen hebben wij allemaal veel getekend. Vader prees mijn mooie kleuren en zei wel eens : Kom ik zal tekenen, gij moogt kleuren. Maar hij duwde me niet naar dat schilderen. "Als er iets inzit, zal het er wel uitkomen", zei hij. Nu zou mijn vader zeker heel blij zijn met mijn schilderijtjes.
    Hijzelf schilderde héél, héél graag en hij had er ook niet de minste moeite mee, terwijl hij aan zijn boeken soms moest zwoegen en herwerken.
    «Het was allemaal zeer spontaan, niet direkt bedoeld om naar buiten te treden, hoewel hij geregeld boeken van vrienden-schrijvers illustreerde, zoals die van Ernest Claes. Ik weet enkel dat mijn vader eens tentoongesteld heeft bij het uitbreken van de oorlog en een keer tijdens de oorlog. Toen werden zijn twee geëxposeerde werkjes nog gestolen ook! »

    Realiteit
    Tonet bewondert het schilderwerk en de tekenkunst van haar vader « ïk hou veel van enkele grotere schilderijen van hem, zoals die "Drie Koningen", maar zijn boekvignetten vind ik geniaal ».
    Spontaan, voor haar plezier, schildert Tonet Timmermans, zoals vader. Zij  heeft echter geen akademie gevolgd zoals hij, wel een jaar lessen in het Terkamerenbos bij Brussel en in de schilderschool van Oscar Van Rompay in «'t Soete Naemken» op het Lierse begijnhof. « Ik heb dan rustig, op mijn eigen voortgedaan ».
    Haar schilderijen, samen reeds een aanzienlijk oeuvre, zijn fantazierijke, sprookjesachtige vertellingen van gebeurtenissen uit haar leven en dat van haar gezin en familie.
    Verrassend mooi, verfijnd getekend, fris van kleuren : naïeve kunst in de edele betekenis van het woord. Er zijn pareltjes van landschappen bij, in Vlaanderen en Zuid-Afrika en uiteraard Lierse hoekjes. Zoals haar vader heeft Tonet de realiteit herschapen tot een schone, zuivere droom, eenvoudig, helder, warm. Het doet goed die paneeltjes te bekijken, als tegengif tegen de ellende en de waanzin van de «hedendaagse kunst»...
    Toch heeft zij een eigen stijl en beeldende taal geschapen : nog meer verdroomd, feeëriek en ook voor deze lijd bestemd. Een terugkeer naar de eenvoud en de mildheid. Zachter en vrouwelijker is deze kunst ook. Naast sprookjesachtige tafereeltjes heeft Tonet prachtige, aristokratische portretten geschilderd, van haar moeder, Marieke Timmermans, haar zusters, haar kinderen. Toen zij haar papa vroeg of zij ook hém eens mocht portretteren: «Misschien later eens», was het antwoord. Die droom is niet in vervulling gegaan. Toch wil Tonet vader nog eens schilderen in zijn atelier, met al dat frisse groen, wit en paars.
    Bij die lieve wereld van haar schilderijen past de kinderlijk-blije sfeer van « Minneke Poes », Felix Timmermans' dagboekje van hun heerlijke zomervakantie in het gelijknamige villaatje in de Kempen, in 1939, wellicht het gelukkigste jaar van zijn leven, juist voor de oorlog... 
    « Als ik dat boek opensla, ben ik weer dertien jaar en gaan we paddestoelen plukken in het bos. »

                                                

    Toen Tonet enige tijd geleden een viertal jaar in Londen verbleef, merkte zij hoe de (Engelse) Prerafaëlieten uit de 19de eeuw, Dante, Gabriél Rossetti, W.H. Hunt, Burne Jones e.a. weer sterk bewonderd worden. « Ikzelf hou niet zo sterk van die overweldigende symboliek, mijn vader wel. "Het Bedelmeisje" van Burne Jones hing hij met een duimspijker aan zijn deur. «Vader schilderde en tekende het liefst in de sfeer van Brueghel, maar hij kon dat op alle manieren, realistisch, romantisch en symbolisch. Ik schilder alleen op mijn manier».

    Die naïeve, sprookjesachtige stijl van Tonet Timmermans zal weldra weer ruim in de aandacht komen, als de nieuwe Antwerpse uitgeverij «Den Gulden Engel" o.m. de kadervertellingen van haar vader bij dit eeuwfeest op de markt brengt. Bij elk verhaal wordt een schilderijtje van Tonet afgedrukt, dat de geest ervan weergeeft. Ook verschijnt in hetzelfde fonds een boekje «Wandelingen door Lier» van Lia, met schilderijen van haar zuster. «Tekeningskes (schilderijkes) of vertelselkes », waarin niet alleen Felix, maar ook Tonet Timmermans, «heel haar hart heeft omgeschud».

    ******

    Tonet Timmermans: de Muze heeft een gelaat.
    Door Marcel Pira uit  -  Straal 7 Mei 1986 - NR. 9

    "Fee in een kleed van lente": een titelblad kan soms een raadsel oproepen. Vooral wanneer het geschilderd werd door Tonet Timmermans, de jongste dochter van Felix. De appel valt niet ver van de stam zodat het feeërieke van haar creatie in dit Timmermansjaar reminiscenties oproept met de vaak sprookjesachtige levenssfeer waarin bepaalde figuren uit de boeken van Timmermans evolueren.
    Dan wordt Felix algauw fee, met een dubbele e. Want fee is vrouwelijk.

    Timmermans was een schrijver, verteller, schilder en vader bovenal. In de archiefstukken staan een aantal vertellingen vermeld onder de titel "Op vaders knie." Deze vertellingen zijn de bundeling van verhalen die de wereldberoemde Vlaamse auteur neerschreef voor zijn kinderen. De kleurrijke taal en de sprankelende fantasie die het hele werk van Timmermans kenmerken, zijn ook hier te vinden. De vertelsels worden nu uitgegeven in 3 delen, door de kersverse "Uitgeverij Den Gulden Engel" te Wommelgem. Per deel zijn telkens 6 vertellingen voorzien Tonet Timmermans maakte speciaal voor deze uitgave een schildenrij per verhaal.
    Deel I bevat volgende verhalen Perlamoena, De Goede Helpers, De Juwelendiefstal, De Uil, Jef Soldaat en Prinses Orianda. Deze laatste troont op de voorpagina van ons blad. Tonet Timmermans geeft hiermee de Muze een gelaat.

    BEGAAFD
    De vier kinderen van het echtpaar Timmermans uit Lier zijn allemaal erg creatief De oudste twee, Cecilia (Lia) (65) en Clara (63), grijpen bestendig naar de pen en met succes. Antonia (Tonet) (60) en Gommaar (Got) (55) schilderen en tekenen. Got kwam onlangs bij de B R.T nog op antenne in het zondagvoormiddagprogramma ꞌKramiek'.
    Hij is een pittig causeur en een befaamd striptekenaar.
    Lia schrijft in naar boek "Mijn vader" heerlijke bladzijden over de relatie van Felix met zijn dochters.
    Over Tonet: "Als wij ziek waren, zat vader naast ons bed en hield onze hand in de zijne... Vader vertelde dan zoveel wij wilden, zo boeiend, dat wij ons ziek zijn en ons zeer erdoor vergaten.

                                               

    Om de anderen, die niet ziek waren, stil te houden, verzon hij van alles. Zo werd ons Tonetje, toen zij nog heel klein was, gevaarlijk ziek. Het was juist in de vakantie en wij maakten een leven van alle duivels.
    Dan bond vader ons elk een wit servet om het hoofd, plakte er een rood kruisje op, gesneden uit de capsule van een bourgognefles, en heel de vakantie speelden wij verpleegster en liepen, zo stil als muizen, heen en weer om moeder te helpen."En over het heengaan van haar vader dit sober relaas. "Alle gevaar scheen voorbij. Hij zegde zelf dat alles goed ging en iedereen maar moest gaan slapen.
    Clara bleef in de kamer op een sofa rusten maar Tonet wilde bij hem blijven zitten. Hij lag stil en scheen rustig te slapen. Even na middernacht wilde zij zijn hoofdkussen wat beter leggen, hij liet zijn hoofd op haar schouder rusten en was dood.''

    KLEUREN
    Tonet Timmermans wordt bekoord door kleuren. In haar tere benadering van de realiteit vinden die een aristocratische uitdrukking. Omstreeks haar vijftiende ervoer ze de drang tot tekenen en vond ze hiervoor bemoedigende steun bij haar vader. Ze volgde lessen in Ter Kameren bij Georges Minne.
    Aanvankelijk genoot het lijntekenen haar belangstelling. Zo werkte ze een tijdlang voor "Kuifje" waar ze haar talent omzette in stripverhalen. Liefst schildert ze met olieverf en acryl. Etsen blijft vooralsnog een droom.
    Haar produktie wordt gekenmerkt door regelmaat en finesse. Het detail staat een massale produktie in de weg. Tentoonstellingen in Lier en Amersfoort kwamen er onder druk van de vriendenkring.
    Bescheidenheid siert haar kunstenaarsleven.

    TERAPIE
    Tonet Meyer-Timmermans verloor zeer vroeg haar echtgenoot tijdens een verkeersongeval. Hun drie kinderen blijven haar inspireren. Haar oudste zoon is een notoir wapengraveur in New York.
    De oudste dochter is psychiater, de jongste kleuteronderwijzeres.
    De levenstragiek krijgt geen toegang tot haar levensblij palet. "Ik kreeg veel échte beproevingen Ik voel geen behoefte om daarrond fantasie te kweken.
    Wel integendeel. Tekenen en schilderen hielpen me mijn moeilijkheden overwinnen.
    Ze vertegenwoordigen een waarborg voor mijn gemoedsrust.

    Felix Timmermans met zijn dochter Tonet

    ************

    20-04-2020 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    19-04-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Briljante vertegenwoordiger van de volkskunst ! - Al. Slendsens

    1886 – Felix Timmermans - 1986
    Briljante vertegenwoordiger van de volkskunst !

    Door Al. Slendsens uit De Volksbode Borsbeek en Wommelgem van 28/06/1986

    Op 5 juli is het precies 100 jaar geleden dat Felix Timmermans in Lier geboren werd. In de Pallieterstad worden al van in april allerlei manifestaties georganiseerd n.a.v. de 100ste verjaardag van Timmermans, die door Albert Westerlinck terecht «een briljant vertegenwoordiger van de volkskunst» genoemd werd. Zijn kunst is «spontaan als het spel van een kind».
    De hulde komt in feite 39 jaar te laat. Toen Timmermans einde januari op het kerkhof van Kloosterheide begraven werd, gebeurde dat op die ijzige wintermorgen in de grootste onverschilligheid en afwezigheid van prominenten. Ook Timmermans was één van de onverdiende slachtoffers van de repressie. Later, te laat, heeft men ingezien fout te zijn geweest. Voor Felix Timmermans niet alleen. Daar waren ook Ernest Claes, Jef Van Hoof, Armand Preud'homme, e.a.

    In de school was Timmermans geen goede leerling en voor opstel behaalde de knaap minder punten dan voor turnen.
    De meester maakte zich zorgen over zijn leerling. Maar geen enkel Lierenaar heeft later zijn stad zo vol romantiek beschreven als deze slechte leerling. Zijn boek «Pieter Breughel» heeft, wellicht omwille van het onderwerp, het rekordaantal van veertien vertalingen behaald. 
    Vandaag is het literaire werk van Timmermans een beetje vergeten omwille van het dialektisch taalgebruik. Maar tussen de twee wereldoorlogen in was hij, samen met Ernest Claes, één van de populairste Vlaamse schrijvers. Als graficus wist hij zijn boeken met eenvoudige en toch sprekende tekeningen te verluchten.

    Timmermans heeft zijn liefde voor zijn geboortestadje uitgezongen in de lyrische evokatie «Schoon Lier». Maar ook in tal van andere werken slaagde hij er in lokale motieven te verwerken. Ofwel zocht hij inspiratie in de onmiddellijke omgeving, met in de allereerste plaats het Netedal.
    Vader Timmermans was geen schrijver maar een goed verteller. In de huiskring bracht hij vooral kerstverhalen, wat de kleine Felix sterk heeft aangesproken. Als «slechte leerling» belandde hij in de kanthandel van zijn ouders. Omdat hij toen al enige aanleg vertoonde voor tekenen, mocht Felix bloem motieven ontwerpen op de in die tijd befaamde Lierse kant.
    Nochtans riskeerde hij zich reeds aan wat gedichtjes, die werden gepubliceerd in een Liers weekblad. 
    Dank zij kunstschilder Raymond de la Haye geraakte Timmermans op het goede spoor. Ondanks een ernstige ziekte op 21 jarige leeftijd, zette hij zich volop aan het schrijven. Zo groeide Timmermans uit tot één van de grootste figuren van Lier. Zijn naam prijkt naast een Van Boeckel, Zimmer en Opsomer.

    Te biechte gaan.
    «Pallieter» was het eerste werk van Felix Timmermans. Het boek werd tijdens wereldoorlog I in afleveringen gepubliceerd in het tijdschrift «De Nieuwe Gids». Eigenaardig genoeg kende dit werk eerst in Nederland enige belangstelling.
    Pas daarna ging Vlaanderen aandacht aan Pallieter schenken.
    Maar het boek zorgde er voor dat Timmermans van dan af van zijn pen kon gaan leven. Hij zou verhalen gaan schrijven over de meest uiteenlopende onderwerpen. Bovendien verdiende hij een aardig centje bij met lezingen in het buitenland : Engeland, Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland.
    Wanneer Timmermans met de trein op weg was voor een lezing, zette hij zich op losse velletjes aan 't tekenen.
    Zo maar. De tekeningen kwamen niettemin steeds van pas.
    Het schrijven beschouwde hij als zijn werk, het tekenen als een hobby. 
    Timmermans drukte het op zijn sappige wijze uit als volgt: «Schrijven is te biechte gaan, tekenen is te kommunie gaan». Timermans verluchtte bijna al zijn werken zelf.

    Timmermans was ook een natuurliefhebber.
    «Voor mij is heel de natuur een kleed, waarmee God zich om gordt». (De Pastoor uit den Bloeienden Wijngaerdt).
    De publikatie van «Boerenpsalm» was een literaire verrassing. Hier kwam een rijpe auteur aan het woord, die in een gebalde, onversierde taal boer Wortel in de ik-vorm zijn gevecht tegen de natuurelementen, familiale tegenslagen en zijn eigen zwakheden liet vertellen. 
    Felix Timmermans bezat de fantasie om bepaalde verhalen in de Kempen te laten afspelen. Het feit dat de familie in 1939 voor enkele maanden de bungalow «Minneke Poes» aan de Dennenlaan in Grobbendonk huurde, was hieraan niet vreemd.
    Die enkele maanden zijn Timmermans bijgebleven.
    Dochter Lia schreef hierover: «Als de brem in bloei stond, verhuisden wij naar het stille dorp. Onze pa was een en al opgetogen. Het was er kalm en rustig en zo echt iets voor ons. Van in de vroege morgen was vader al aan het ronddrentelen in het bos ernevens of op de heide. Elke dag bracht iets nieuw, en hij was er altijd op uit ons iets schoons te laten zien of horen in de natuur, om ons blij te maken».
    De familie Timmermans trok vaak op wandel in Grobbendonk. Dan bespeelde Felix soms een ocarina of een mondharmonica. Af en toe ging zijn verlangen om alleen te zijn in de «pluimige stilte».
    Lia: «Ik geloof dat 1939 voor onze pa een van de gelukkigste jaren van zijn leven was».
    In 1943 verscheen het boek «Minneke Poes» naar de naam van de Grobbendonkse bungalow.

    «Liers begijnhof»
    «Het begijnhof  is d' amandelboon van Lier. En om de smaak en de reuk  goed te bewaren, ligt ze wat bezijds onder de frisse gordijn der begijnenvest tegen de Nete, vlak in de waai der velden, maar omsloten en bewaakt met klimop bewassen muren en zwaargegrendelde poorten». ( Felix Timmermans in « Schoon Lier »).
    Felix Timmermans heeft de sfeer van het Liers begijnhof ondergaan toen de beslotenheid en de stilte nog niet doorbroken werden. Toen de poorten op sluitingsuur dicht gingen en het witte linnen nog gebleekt werd op het groene gras van de begijnenbeemd.
    Toen de kleurrijke processie nog door de smalle straten trok en er nog voldoende begijntjes waren om het beeld van de H. Begga te dragen. Timmermans was jong toen hij voor het eerst de rust, de stilte en de romantiek van het begijnhof zocht. Hier deed hij aan spiritisme en studentikoze grappigheid tot verwondering en ergernis van de begijnhofbewoners.
    In de periode tussen de twee wereldoorlogen in heeft hij er tweemaal een werkkamer gehuurd, eerst in nr. 4 van de Grachtkant en later, rond de jaren veertig, aan de achterkant van het huis nr. 11 van de Margaretastraat.

    In al die jaren heeft hij er vele artiesten ontmoet en aan het werk gezien.
    Het Liers begijnhof is voor Timmermans een inspiratiebron geweest.
    Eén van zijn laatste novellen «De zeer schone uren van juffrouw Symforosa, begijntje», is een parel van begijnhofstemming en Piëteit. 
    Ook zijn Pallieter ademt helemaal de begijnhofsfeer.Pallieter is immers een buurman van het hof en zijn huis «De Reynaert» staat vlak naast de begijnenvest. De pastoor is zijn vriend en zelfs als het hof gesloten is, vaart Pallieter met zijn schuit door een vlietje (dat Timmermans in het Hemdsmouwke laat vloeien) tot bij de pastorie.
    Pallieter beleeft ook met vreugde en ontroering de feestelijke gebeurtenis van de begijnhofprocessie.

    Timmermans tekende tientallen tekeningen en schilderwerken «als liefdesbriefjes aan het begijnhof».
    Voor de uitgeverij «De Sikkel» tekende hij in 1928 een begijnhofkalender, die gedeeltelijk door de Lierse uitgeverij «Van In» opnieuw werd uitgegeven in 1968.
    Pastoor Biermans, een aristokraat, kon wonderwel met Felix Timmermans opschieten. De pastoor, die statig en stijf als een grenspaal het terrein en de rechten van het begijnhof afbakende en beschermde, beschouwde Timmermans als een «interessante vriend», met wie hij op hoffelijke manier van mening kon verschillen.
    Felix Timmermans bezat een rijke fantasie, die in zijn verhalen tot uiting kwamen en «kleur» gaven aan zijn proza. Boer Wortel (Boerenpsalm) is altijd blij wanneer hij uit Geel weg is. Zijn broer is er ter verpleging.
    «Het krioelt er van zotten, de ene is O.L. Vrouwtje, de andere doet altijd tuf tuf lijk een trein, die weer denkt dat hij Napoleon is. Als ik daar lang moest blijven is er kans dat ik ook begon te spelen».

    Timmermans laat Pieter Breughel met zijn vriend Hans Franckert vanuit Antwerpen naar de kermis in St-Job trekken, om er, als boeren verkleed, mee te slampampen. Ze vierden er allebei een trouwfeest mee in het Kempense Halle. «Ze gingen verder, met de belofte, in elke herberg die ze tegen kwamen 'nen pot te drinken ter ere van de pier van Magerhal; want het is daar zo schraal en droog, dat ze de enigste pier die ze er ooit vonden, met een ketting aan 't gemeentehuis hebben vastgelegd als een natuurwonder».
    Biezonder fantasierijk gaat Timmermans te werk in zijn boek «Het Kindeken Jezus in Vlaanderen».
    Hij laat Maria langs de Netedijk naar haar nicht Elisabeth in Grobbendonk stappen, om de blijde boodschap te melden. Jozef is een timmerman uit de Kempen en Maria komt uit het Land van Ryen. In Bethlehem staat het volk « getroppeld rond een liedjeszanger, die met een doedelzakspeler aan zijn zijde, de moord op de pastoor van Nijlen bezong ».

    Na de vlucht keerden María en Jozef met het Kindeke «langs de Kempen» terug naar Nazareth. Timmermans beschrijft de streek : «De landschappen en de wegen verwisselden weinig van aangezicht, 't Was steeds een eentonige verscheidenheid van gulden geneverstruiken, verre vlakten heidepurper, verrassingen van blonde duinen en overal de donkerheid der masteboomen, met soms aan de laaihete weg een armzalig hutteke met open staldeur, waaruit 't beslijkte achterste van een mager, steertslagend koeitje».

    ********

    19-04-2020 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-04-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De goede Fee op zoek naar de Kern - Gaston Durnez

    De goede Fee op zoek naar de kern.

    Door Gaston Durnez uit De Standaard - 1985

    MECHELEN — Felix Timmermans blijft een van onze populairste schrijvers. Dat blijkt uit de herdrukken die geregeld van de pers komen, uit de bibliofiele vlijt waarmee velen zijn werk verzamelen, uit de talrijke opvoeringen van sommige toneelstukken, uit de literair-toeristische belangstelling voor zijn "land van herkomst" en niet het minst voor het "Felix Timmermans Genootschap" dat sinds dit jaar meer dan vierhonderd leden telt, meer dan er ooit zijn geweest. De vriendschap, ja, de liefde die velen in Vlaanderen en daar buiten "de goede Fee" blijven toedragen, zal volgend jaar ongetwijfeld nog meer tot uiting komen, als men zijn honderdste geboortedag zal vieren.

               

    Des te vreemder is het, dat Timmermans nog altijd lijdt onder een zeer onvolledig beeld van hem dat leeft bij ons publiek. Nog altijd gaat hij bij velen door voor een pallieterachtige, bruegeliaanse, zinnelijke levensgenieter, voor een Brabantse kermisvogel. Net als Ernest Claes wordt hij eenzijdig gedoodverfd als een plezierig verteller zonder diepte, niet veel meer dan een brave heimatschrijver. Men vergeet dan dat Timmermans ook met levens en geloofsproblemen heeft geworsteld (zie zijn ꞌSchemeringen van de dood', die aan een herwaardering toe zijn), dat hij fijnzinnige dingen heeft geschreven als ꞌDe schone uren van juffrouw Symforosa'.
    Men verwaarloost dan voor het gemak de realistische auteur van "Boerenpsalm". En men schuift de mystieke dichter van "Adagio" opzij… Een van de mensen die zich de jongste jaren bijzonder hebben ingespannen om de Timmermans-gemeenplaatsen te doorbreken, is Herman Mertens die in het jaarboek van het F.T. Genootschap enkele opgemerkte opstellen over godsdienst en geloof in het werk van de auteur heeft gepubliceerd, opstellen waarin een diepe, zoekende, kritische en tegelijk zeer vrome ziel wordt belicht. Timmermans was niet zomaar een kleur- en beeldrijke verteller, hij was ook en vooral iemand die naar "de kern van alle dingen" zocht en die uiteindelijk, in alle stilte, op weg was naar die kern.
    Herman Mertens (57) is een uit Klein-Brabant afkomstige theoloog die zijn doctorstitel haalde aan de Gregoriana in Rome en als gewoon hoogleraar verbonden is aan de Katholieke Universiteit Leuven. In de faculteit theologie is hij voorzitter van de afdeling dogmatiek. Zijn vrienden kennen hem tevens als een groot liefhebber, van literatuur, en niet alleen omdat deze literatuur een interessante "vindplaats" kan zijn voor de theologie.
    "Ik gebruik inderdaad graag literaire werken", zegt hij, maar dat betekent niet dat ik de literatuur wil zien als de dienstmaagd van de theologie!
    Als het daarover gaat, citeer ik mijn betreurde vriend Albert Westerlinck die schreef: 'Literatuur, kunst, is niet zijn evenmens willen overtuigen, hem aanzetten tot revolutie of hem in de kerk willen brengen.'

    Beminnen is alles
    "Wat ik in mijn jeugd in Timmermans bewonderde en waardeerde", vertelt professor Mertens, "was zijn plastisch uitbeeldingsvermogen, zijn kleurrijk schilderspalet, zijn rake, volkse, humoristische gezegden, zijn franciscaanse spiritualiteit. Hij is altijd een van mijn lievelingsauteurs geweest Nu ik hem het jongste decennium meer systematisch ben gaan lezen en bestuderen, ben ik ook getroffen door de ernst van zijn levensboodschap, die uiteraard niet overal op dezelfde manier en in dezelfde mate aan bod komt.
    Anderdeels stoor ik mij nu meer dan vroeger aan bepaalde stijlslordigheden en aan de gebrekkige structuur van sommige romans. Ook het gebrek aan dieptepsychologische beschrijving van sommige romanfiguren ervaar ik nu meer dan vroeger als een manco".

    Hoe ziet u Felix Timmermans als gelovige?
    "Hij is natuurlijk allerminst een theoloog, laat staan een zedenprediker, een stichtelijk godsdienstdidacticus! Hij is een gelovige voor wie geloven een vorm van leven (en van loven) is. Graag maak ik hierbij onderscheid tussen religie, vroomheid en geloof. De religieuze Timmermans leest en interpreteert de werkelijkheid van mensen (geschiedenis) en dingen (natuur) waarmee hij verbonden is op zulke intense en diepe wijze dat hij zijn (sociale en kosmische) gebondenheden beaamt. Een voorbeeld daarvan vind je als Pallieter in extase is in het bos bij nacht, onder de blinkende sterrenhemel. Een ander voorbeeld is Boer Wortel uit 'Boerenpsalm', verknocht aan veld en kroost. Of Franciscus en de natuurmystiek. En vanzelfsprekend de hele Adagio-bundel, vooral dan de herfst- en nachtgedichten.
    Velen zullen hem toch op de eerste plaats een volkse bedevaartganger noemen...
    "Dat is hij ook geweest. De vrome, devote Felix, de rozenkransbiddende Mariavereerder, de man van volksdevoties, de vriend van paters en pastoors. Maar er is ook en vooral de kristen die het evangelie van Jezus Kristus (met de Liefde als hoogste wet en de Eenvoud als de voorwaarde voor die liefde) onvoorwaardelijk aanvaardt…en zich hierbij toch kritische vragen stelt Symforosa beleeft haar mooiste uur als zij Martienus in het klooster gelukkig ziet. Getroffen door het levensoffer van Leontientje wordt zowel pastoor Serneels "bekeerd" tot het evangelische geloof als de geus Isidoor. Suskewiet 'verlicht' door de genade, op het moment dat hij de driekoningenbuit aan de arme mensen uit de foorwagen weggeeft weet dat aan God geven betekent aan de anderen geven. Geloof is geloof in de kern, in de Voorzienigheid (Boer Wortel, Hernat), in de Schepping (Pallieter, zie ook de laatste bladzijde in 'Adriaan Brouwer).

    Wijst u dan het beeld van de naïeve Timmermans af, zoals men hem vaak heeft gezien?
    "Nee. Vanuit zijn werk komt hij mij voor als een in vrome man, die een kinderlijk geloof koestert, op het naïeve af. Maar anderdeels dit geloof voortdurend kritisch aftast Niet dat hij de franjes van het volksgeloof misprijst of met een door geredeneer verlicht geloof wil opschieten. Maar eerlijkheid vóór alles, geen pose. geen komedie, geen gecommercialiseerde godsdienst Als hij, op terugreis uit Italië, in Lourdes komt, ergert hij zich daar aan al die verkopers die met het heilige handel drijven, maar wat verder wordt hij diep getroffen door 'de mensheid in al haar ellende van het lichaam en in al haar liefde van de ziel'.
    In "De Harp van Sint Franciscus" predikt de Poverello: 'De kern van het leven is liefde. Beminnen, dat is alles. Och iedereen kan een keerske dragen in de processie, dat is niets; het enige is: altijd verheugd zijn met wat we uit Gods handen krijgen. Dat is liefde.
    Tussen het kerkelijk-dogmatisch levensvreemd geloof van pastoor Serneels (in "De Pastoor in de Bloeiende Wijngaard") en het zoekende, eerlijke, schone ongeloof van de humanist Isidoor staat het geloof van Leontientje, niet omdat het onkritisch is, wel omdat het 'zuiver' is, want zonder bijbedoelingen, en offervaardig."

    Heeft Timmermans zijn geloof "geschoold"?
    "La foi du charbonnier was voor hem geenszins het ideaal Hij was te veel 'zoeker' om er vrede mee te nemen, te veel 'onrustig' hart, te eerlijk en te kritisch. Daarom heeft hij Augustinus, Ruysbroec, Thomas à Kempis, Theresia van Avilla, de Bijbel gelezen. En vaak "stillekes gebeden". Natuurlijk interpreteerde hij de Bijbel historiserend en fundamentalistisch, maar hij zocht de kern van de boodschap. Van dit levenslange, eerlijke zoeken, is 'Adagio' de rijpe en schone vrucht. Zonder de heilige tradities te verloochenen, kon Felix Timmermans de vertrouwde geloofspraktijken en kerkelijke devoties voldoende relativeren. Hij kon onderscheid maken tussen vroomheid en geloof, al riepen deze elkaar op en werden zij in één adem beleefd."

    U spreekt ergens over "la deuxième naïveté"
    "Dat is een woord van Paul Ricoeur dat ik op Timmermans durf toepassen. Zijn geloof was kinderlijk en eenvoudig, maar beproefd, getest. Volks geloven en kritisch nadenken zijn hoegenaamd niet in tegenspraak met elkaar". "Uitgerekend omdat hij als gelovige zo naar de kern zocht, blijft Timmermans actueel als religieus schrijver", meent Herman Mertens.
    "Hij zou zelf duchtig hebben gelachen, mocht men hem theologische bedoelingen hebben toegeschreven.
    Iedere vakkundige exegese was hem vreemd. En toch spreek ik met Kerstmis graag vanuit de 'Driekoningentryptiek' en 'Het Kindeke Jezus in Vlaanderen'. Geseculariseerde vertaling van de christelijke heilsboodschap moet men bij hem niet zoeken en toch kan de scheppingstheologie vandaag de dag nuttige en aangename inspiratie vinden in 'Pallieter', 'De Pastoor...', 'Boerenpsalm', 'Adriaan Brouwer', 'Adagio', 'De Harp… In zijn recente ecologische scheppings theologie schrijft Jürgen Moltmann: 'die ganze Schöpfung ist geistgewirkt'. Maar Timmermans heeft dat in 'De Harp… veel vroeger en veel kleurrijker gezegd: 'Alles is doorgoten van zijn Geest'. Ik zou nog andere gekruide voorbeelden kunnen citeren".

    Wat is in religieus opzicht het belangrijkste boek van Timmermans?
    "'Adagio", denk ik. "Omdat het een sublieme recapitulatie is van heel zijn schrijversleven. Westerlinck heeft er echter al op gewezen, dat je deze bundel niet los van het vorige oeuvre mag zien.
    De aanzetten tot 'Adagio' liggen inderdaad verspreid over de hele Timmermans-literatuur, van 'Schemeringen van de Dood' tot 'Adriaan Brouwers'. Daarom is het eigenlijk moeilijk met één titel te antwoorden op de vraag naar 'het' belangrijkste boek van FT als 'homo religiosus'. Moet ik 'Pallieter' noemen, denkend aan het scheppingsgeloof? En 'Boerenpsalmꞌ (schepping, zonde, kruis theologie)? In De Pastoor… komen het scheppingsgeloof, de geloofsgroei tot uiting. In 'De Harpꞌ is dat natuurlijk de franciscaanse spiritualiteit: liefde, natuurmystiek, soberheid.
    En dan is er het kinderlijke Jezusgeloof in 'Het Kindeke Jezus.' en de 'Driekoningentryptiek'. En het gerijpt Kristusgeloof en de Voorzienigheid in 'Boerenpsalm'… En wat te zeggen over 'Pieter Brueghel', waarin het kerkgeloof in conflict komt met de volksverbondenheid en de vrijheidsdrang van de halve geus?"

    In verband met Bruegel verwijst u ook altijd graag naar een „flamingantische dimensie"…
    "Ja, als ik voordrachten geef over Timmermans, lees ik altijd een bladzijde voor uit 'Brueghel',waar pater Edgardus Pieter waarschuwt tegen de Inkwisitie.
    'Wie tegen Spanje is, is tegen de kerk, dus…ꞌ Het antwoord van Pieter, 'Waarom dit dilemma?', had het antwoord van flaminganten kunnen zijn. Waarom altijd die pijnlijke keuze: of het volk, of de bisschoppen? Timmermans, zoals wij hem uit heel zijn oeuvre rieken, is voor mij het type van de cultuur flamingant van wie ik veel houd en waar ik trots op ben."
    Ter gelegenheid van de Boekenbeurs verschijnt het Jaarboek van het Felix Timmermans Genootschap, onder de titel "Leven in zijn Asem", een uitdrukking ontleend aan de marktpreek van Franciscus in "De Harp…"
    De bedoeling van samensteller Herman Mertens en van zijn collega’s is, de invloed van Timmermans' geloofshouding op diens literaire werk aantonen. Tot de medewerkers behoort Ignaas Dom, een 57-jarige priester, afkomstig uit Lier, die al een kwarteeuw pastoraal werk in Duitsland achter de rug heeft. Dom woont als pastoor in het Westduitse Niel, niet zover van Nijmegen, waar hij weldra zijn doctorale dissertatie voorlegt: een studie waarin hij de pastorale theologie toetst aan elementen uit het werk van zijn grote stadsgenoot. Zo worden nog voortdurend, aan divers se universiteiten aspecten van Timmermans bestudeerd.

    Bent u niet bang dat u op de auteur met dit alles een nieuw etiket plakt?
    "Geloof en literatuur zijn twee verschillende zaken en men bewijst een auteur eer noch een dienst door hem religieus te etiketteren. Het omgekeerde is eveneens waar: het atheïstische imago verhoogt de literaire waarden allerminst. De autonomie van de kunst en van het schone moet worden verdedigd, al hoeft men daarom nog niet te zweren bij het liberale princiep van l’art pour l’art.
    Toch is er een osmose tussen het esthetische en het religieuze, en vertonen literatuur en geloof soms raakvlakken. Spelen de levensbeschouwelijke inzichten van een kunstenaar niet vaak mee in de probleemstelling van zijn artistiek werk? Hebben de religieuze aanleg en de geloofsopties van een auteur geen invloed op zijn denken, voelen, smaken, kiezen, schrijven? Met het Jaarboek bedoelen wij deze invloed te peilen en aldus dieper inzicht te verwerven in de 'zielꞌ van de auteur en de 'geest' van zijn werk".
    "Als theoloog ben ik bijzonder geïnteresseerd in Felix Timmermans als 'religieus' auteur omdat hij een exponent is van zowel het toenmalig heersende culturele bewustzijn als de in zijn tijd en ruimte vigerende geloofsopvattingen. Literatuur kan een interessante vindplaats zijn voor de theologie. En zelfs meer.

    Een auteur als Timmermans heeft vele van zijn volks- en tijdgenoten 'opgevoed' in het authentieke geloof, al hoed ik er mij voor hem tot theoloog, katecheet of predikant te promoveren. Het was hem om literatuur en kunst te doen. Maar is 'De Ster' niet een stuk van ons volk geworden, de kristelijke kerstviering bij uitstek in Vlaanderen? Zijn sommige verzen van 'Adagio' geen gemeengoed van ons kristelijk volk?"
    Na de samenstelling van het Jaarboek heeft Herman Mertens nog een ander boek op zijn actief geplaatst. Binnenkort verschijnt bij de Standaard Uitgeverij in Antwerpen een nieuwe editie van het geliefde 'Adagio', waarin hij bij elk gedicht een meditatie heeft geschreven, vrucht van zijn jarenlange omgang met dit boek, als lezer en als predikant "Ik heb er mijn jongste grote vakantie aan besteed", vertelt hij.

    "Nooit heb ik, als schrijvende theoloog, zozeer de indruk gehad dat mijn schrijven bidden was"

    *******

    18-04-2020 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    17-04-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Saluut bij een honderdste verjaardag - Marc Andries

    Felix Timmermans : Saluut bij een honderdste verjaardag.

    Door Marc Andries uit Topics van maart 1986.

    Dit jaar, op 5 juli om precies te zijn, zou Felix Timmermans 100 jaar geworden zijn. 
    Hij werd nauwelijks 60. Vermoeid, ontgoocheld stierf hij in 1947. De ongehoorde barbaarsheid van de naoorlogse repressie had al zijn levenslust gedoofd. Tussen de twee wereldoorlogen was Timmermans Vlaanderens grootste prozaschrijver geweest. Zijn populairste werk was Pallieter, zijn absolute meesterwerk Boerenpsalm. Zijn populariteit werd verering. Timmermans was een levende legende Het schrijvende idool van een heel volk. Het werd hem niet door iedereen gegund. Ook vandaag nog niet. Toch is hij een uitzonderlijk schrijver geweest. Een kind van zijn tijd, dat is waar, maar dat is iedereen.

    Ik was te jong om Felix Timmermans persoonlijk gekend te hebben
    Toch is er altijd al een speciale band geweest. En dat is zelfs in zekere mate in mijn eigen werk terug te vinden. Het barokke van vele van mijn verhalen gaat gepaard met bepaalde jeugdherinneringen en meteen ook met mijn eerste kontakten met het werk van Timmermans. Mijn jeugd speelde zich af in de toen nog zo goed als ongerepte Netevallei tussen Lier en Duffel, waar de wielewaal zijn nest bouwde. Ik zag er zó Pallieter te paard over de dijken draven. Later liep ik school op het Gummaruskollege te Lier, maar ik was meer op de dichtbegroeide vesten te vinden en in het mysterieuze begijnhof, waar ik nog meende Juffrouw Symforosa te herkennen.

    Vele jaren later kwam ik via mijn vader, die Timmermans wel persoonlijk gekend heeft, in het bezit van twee intacte echte Timmermanskalenders, helemaal door de schrijver zelf ontworpen, getekend en van teksten voorzien. Ik heb ze nog altijd.
    De ene is die van het jaar 1930, met prachtige ingekleurde landschapjes en naïeve symbolische tekeningetjes in het kalenderrooster De andere is die van 1932: een verhalen kalender met prachtige koppen van "Pier van Boekweitstro", "Mie Vogel-Petrol-Mie" e.a. Ik koester ze als relikwieën.
    Nog veel later, het moet omstreeks 1978 zijn geweest bezocht ik met een vriend het ondertussen beroemd geworden Welshe boekenstadje Hay-on-Wye. Binnenstappend in de eerste de beste boekhandel (van de tientallen) wilde ik even controleren of de reputatie van het stadje als internationale antiquariaatsmarkt wel terecht was. Ik richtte mij tot het eerste boekenrek, toevallig de letter T. En wat stond daar? Inderdaad, een prachtige eerste druk van Timmermans "De harp van Sint-Franciscus".
    Timmermans striked again! Ik leerde bovendien uit die uitgave van 1932 dat Pallieter uit 1916 op dat moment reeds aan zijn 16de druk toe was in de gewone uitgave en aan zijn tiende in de biezondere uitgave met tekeningen van Anton Pieck!

    Start als Tekenaar
    Felix Timmermans was de zoon van een kleine Lierse handelaar in kant, destijds nog een trots product van nijvere huisvlijt Toen hij in 1886 geboren werd, bevond Lier zich in een soort winterslaap, die het overigens nog tot de jaren '60 zou volhouden. Alleen de wekelijkse marktdag trok wat volk uit de omliggende gemeenten.
    Lier was niets anders dan een uitbreiding van zijn begijnhof een verstilde samenleving, rustend in de oksel van de samenvloeiing der beide Neten.
    Het moet zijn dat kleine Felix aan leren een broertje dood had. Na het lagere middelbare onderwijs zag hij het niet meer zitten. Hij wilde toen alleen nog maar schilder worden.
    Dus ging hij bij vader in de zaak en volgde 's avonds wat teken- en schilderlessen. Om zijn leerlingen toch maar te doen inzien dat ze zeker het voorbeeld van de beroemde schrijver niet moesten volgen, doch integendeel goed hun taal moesten leren, vertelde mijn leraar aan het college later minstens een keer per week het verhaal van Timmermans' grammaticale problemen.

    Dit verhaal wil dat Felix Timmermans zijn hele leven lang zijn manuscripten, vooraleer ze aan de uitgever te bezorgen, taalkundig op poten moest laten zetten. Het is duidelijk dat Felix Timmermans zijn eerste expressiemogelijkheid als tekenaar heeft gevonden.
    Alhoewel men er meteen bij moet zeggen dat tekenen en schrijven in zijn geval van een zeldzame eenheid getuigen. De tekenstift was voor hem in de eerste plaats wat het fototoestel voor Stijn Streuvels was: een middel om de realiteit te registreren en te archiveren voor later gebruik. Maar ze was ook meer dan dat; ze was complementair, m.a.w zijn plastische en zijn literaire werk vormde een onverbrekelijke eenheid.

             

    Een goede vriend van Timmermans, de Fee - zoals hij genoemd werd, was de schilder Fred Bogaerts.
    En ook hier kruist zich mijn pad met dat van de grote Lierenaar: ik zat namelijk bij ene onvergetelijke «Juffrouw Bertha» in de kleuterklas en die was de dochter van deze Fred Bogaerts. In mijn herinnering is zij een lieve, aantrekkelijke blonde, jonge vrouw. Soms denk ik dat ik een beetje verliefd op haar was en ik koester zelfs het heimelijke verlangen dat dit wederzijds was. 
    Met Fred Bogaerts deelde Timmermans een atelier, een der grotere huizen, meen ik mij te herinneren.
    Bogaerts moet een begaafd verteller zijn geweest en over de vriendschapsjaren met de Fee daar op het begijnhof heeft hij woeste verhalen de wereld ingestuurd. Niet minder of de Fee en hij waren in die tijd de schrik van de Lierse begijntjes.

    Tussen Leven en Dood
    Rond zijn 17de publiceerde Felix Timmermans zijn eerste teksten in een Liers weekblad. Het waren verzen en poëtische prozaschetsen. Nog in 1903 verscheen ook een bijdrage in Vlaamsche arbeid en Dietsche Warande en Belfort. Het duurde evenwel tot 1907 vooraleer er wat in boekvorm zou verschijnen.
    De dichtbundel Door de dagen word evenwel onder het pseudoniem Polleke van Mher gepubliceerd, alsof Timmermans aanvoelde dat dit werk zijn naam nog niet waardig was. Ondertussen was de jonge schrijver in spe in een diepe existentiële crisis terechtgekomen. De zo vrome jongeman begon zelfs aan zijn geloof te twijfelen en stortte zich in een exotisch en romantisch boeddhistisch avontuur.
    In 1910 werd hij bovendien ernstig ziek Na een heelkundige ingreep zweefde hij zelfs maanden tussen leven en dood.
    De vrees voor de dood bracht hem dichter bij het leven. Een sterke levenswil hield hem overeind.

    Dit explosieve levensoptimisme moest naar buiten en zette hem aan het schrijven van een roman die zijn credo zou zijn. In dit verhaal gaf hij gestalte aan de adamische, de paradijselijke mens, die zich verzette tegen elke schending van het natuurlijke om intens te genieten van het leven dat de aarde hem bood. Het werd de eerste echte vitalistische roman in de Nederlandse literatuur.
    Meteen ook een onverwoestbaar meesterwerk, dat naar zijn hoofdpersonage de titel Pallieter kreeg. Toen het boek, met eigen tekeningen van de auteur versierd, in 1916, in volle oorlogstijd dus, verscheen was Felix Timmermans meteen beroemd. Hij was ook een gelukkig man; niet alleen had hij zijn ziekte overwonnen en het boek van zijn leven geschreven, hij had ook de vrouw van zijn dromen gevonden, in de persoon van Marieke Janssens.

    In Tijdloos Lier
    Toch streek er ook een schaduw neer over het leven van de succesrijke jonge auteur. Timmermans was van jongs af aan een overtuigd Vlaams-nationalist. In 1918 werd hij van activisme beschuldigd. Om aan vervolging te ontsnappen, week hij uit naar Nederland. Achteraf zou blijken dat deze repressie nauwelijks wat voorstelde in vergelijking met wat de Tweede Wereldoorlog teweeg zou brengen.
    Reeds in 1920 keerde Timmermans terug naar Lier. 
    In 1921 werd hem voor de periode 1918-1921 de driejaarlijkse staatsprijs toegekend voor Het Kindeken Jezus in Vlaanderen en De zeer schoone uren van juffrouw Symforosa, begijntjen.
    Felix Timmermans was een romanticus in hart en nieren. Dit romantische karakter komt het sterkst tot uiting in Anne-Marie, terwijl er vaak ook een religieus element aan toe werd gevoegd, zoals in het onovertroffen verhaal De harp van Sint-Franciscus.

    Minder geweten is waarschijnlijk dat hij zijn grootste commerciële succes haalde met een biografie, nl. het omstreden boek over Pieter Bruegel, zoo heb ik u uit uwe werken geroken (1928). Hoe dan ook, Felix Timmermans, de jongen die nauwelijks onderwijs had genoten, werd de succesrijkste schrijver die Vlaanderen ooit had voortgebracht. Onmiddellijk reeds na zijn eigenlijke debuut met Pallieter, kon hij het zich permitteren uitsluitend van zijn pen te leven. Dat hij in de eerste plaats een verteller was, bracht ook mee dat hij een gevierd voordrachtgever was.
    Tot ver over de grenzen, Duitsland, Oostenrijk, Engeland, Denemarken, Zwitserland, Polen, Hongarije enz. liepen de zalen vol om de joviale, corpulente Lierenaar te horen.
    De stad Lier was in al zijn werken het belangrijkste personage. Het was echter een tijdloos Lier dat hij neerzette. Een stad die buiten de grenzen van de tijd de paradijselijke oorsprong van de mens een scène moest bezorgen.
    Timmermans maakte daarbij exuberant gebruik van zijn kleurrijke schilderspalet en bevolkte zijn wereld met ongecompliceerde personages, die hij regelrecht zonder remmen uit de fantastische verbeelding van zijn jonge jaren scheen op te delven.
    Tom Bouws schreef daar over in zijn boekje Vlaanderen, o welig huis (Heideland 1962): «Mannen als Veremans en Van Reeth behouden iets kinderlijks, maar het maakt hen niet kinderachtig, Timmermans zou die argeloosheid niet hebben kunnen schrijven.»

    Afscheid van het Leven
    Tussen de twee wereldoorlogen werkte Felix Timmermans als bezeten. Hij publiceerde bijna 20 romans en bovendien een aantal verhalenbundels en toneelwerken.
    Onder de bekendste De pastoor uit den bloeyenden wijngaerdt (1924), een verhaal dat ontstond uit een soort weddenschap met Van Reeth en Veremans tijdens een wandeling op Goede Vrijdag, toen Timmermans geconfronteerd met een biezonder lichtfenomeen in de ochtendlucht, meende een soort openbaring te beleven.
    In 1935 verscheen Boerenpalm, een klinkend antwoord aan het adres van zijn critici die hem oppervlakkigheid en naïviteit verweten Een tweede meesterwerk, dat de autenticiteit van het talent van Felix Timmermans meer dan overtuigend bevestigde. De man die deze twee boeken schreef, wordt door Hubert Lampo gekarakteriseerd als «de grootste Vlaamse schrijver dezer eeuw».
    Wellicht heeft Timmermans in die jaren te veel van zijn gestel gevergd. In 1940 kreeg hij af te rekenen met een hartkwaal die in de loop van de oorlog steeds erger zou worden. Tijdens de bezetting haastten de Duitsers zich te profiteren van de enorme populariteit van Timmermans, zowel in Vlaanderen als in Duitsland zelf.

    In 1942 bedachten ze hem met de Rembrandt-prijs van de universiteit van Hamburg. En weer was Timmermans argeloos. Op 6 augustus 1944 werd Felix Timmerman; getroffen door een kransslagadertrombose. De dokters waren formeel ; hij moest elke inspanning en elke emotie vermijden.
    Maar bij de bevrijding in september 1944 kreeg hij het etiket collaborateur naar het hoofd geslingerd.
    Alleen zijn ziekte kon voorkomen dat hij gearresteerd werd. Geconfronteerd met deze verdachtmakingen, verloor hij definitief zijn kinderlijke argeloosheid. «Ik ben er zeker van dat hij alle lust om te leven verloor, toen de keiharde werkelijkheid hem van dat kostbare goed beroofde.» schrijft Bouws.
    Met de moed der wanhoop voltooide Timmermans op zijn sterfbed zijn oeuvre.

    Hij eindigde zijn Adriaan Brouwer (1948) met de hulp van zijn familie, het geromanceerde levensverhaal van de schilder, zoals die dat zelf op zijn sterfbed overschouwt. Een terugblik van Timmermans zelf op zijn eigen leven, in diezelfde omstandigheden, want hij wist dat hij zou sterven.

    Des te ontroerender is zijn afscheid met de verzenbundel Adagio, waarin hij zich oog in oog met de vergankelijkheid van het leven toevertrouwt aan Gods wil.

    ***************

    17-04-2020 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-04-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een ministadje uit de voltooid verleden tijd - Frans Verstreken

    Een ministadje uit de voltooid verleden tijd
    Het Lierse Begijnhof inspireerde de schrijvers en schilders

    Door Frans Verstreken uit de Gazet van Antwerpen van 21/5/1978.

    «Laatst brachten mijne stappen mij naar het Begijnhof. Ik wilde de stille, eenzame plaats wederzien, waar een deel mijner jeugdige jaren verliepen, het schilderachtige huisje terugvinden, waar ik mijn eerste onderwijs ontving. Groot was de teleurstelling! Ik vond nog wel de oude Begijntjes weder, maar ꞌt oud Begijnhof, helaas, niet meer. De geest onzer eeuw richtte ook hier zijne verwoestingen aan. De koorts van afbraak en vernieling, de dolheid om alles te moderniseren, hadden het heilige oord niet gespaard.»

    In deze termen uitte Tony Bergmann een goede eeuw geleden zijn ontgoocheling over verbouwingen in het Lierse begijnhof, waar hij als knaapje lessen had gevolgd aan de Oordjesschool of het «établissement pour lꞌéducation des deux sexes» en er het oog sloeg op de lieve Bertha. Bergmann heeft met zijn nog steeds vlot leesbaar autobiografisch boek «Ernest Staas» de poorten van het begijnhof voor de literatuur opengezet.
    Anderzijds liet Felix Timmermans «Juffrouw Symforosa», het begijntje dat verliefd werd op de tuinier, er haar «zeer schone uren ». dromen. Dit sublieme literaire juweeltje vol poëzie en verstilde humor, en Bergmanns onvolprezen Ernest Staas zijn de twee pieken waartussen zich plejaden letterkundigen hebben bewogen.
    In «Pallieter» en in een paar andere verhalen van Timmermans duikt het begijnhof nog in de achtergrond op.
    De beroemde Lierse schrijver, die achtereenvolgens in verscheidene huizen op het hof een werkkamer huurde, had voordien een reeks «Begijnhofsproken» gepubliceerd, in samenwerking met Antoon Thiry, die het miniatuurstadje eveneens betrok in zijn bundel «Onder Sinte Gommarus' Wake».

    Een uitstekende vertegenwoordiger van de anekdotische vertelkunst was de jonggestorven Jozef Arras, wiens «Begijnensprookjes» door Timmermans werden verlucht.De ascetische auteur en jeugdbezieler Ernest van der Hallen, die door het Davidsfonds wordt herdacht naar aanleiding van de dertigste verj aring van zijn overlijden, hield lange tijd het piepkleine Ruusbroec - huisje aan de Hellestraat in huur. Daar schreef en vergaderde hij. Thans komen er dames samen, die er bij wijze van hobby aan het kantraam zitten om het oude Lierse kunstambacht in ere te houden.
    Evenmin werd het begijnhof vergeten door Frans Verschoren, die met veel zin voor humor het kleinsteedse leventje schetste. Ten slotte denk ik aan poëzie van de Lierenaars Ernest de Weert, Karel de Winter en Walter Mets. Renaat Veremans vond er o.m. inspiratie in de openbare kruisweg, en Frans Boogaerts komponeerde zijn romantische liederen op een begijnhofkamer.

    Naglans
    Waarin schuilt de charme van het begijnhof als inspiratie bron voor de kunst ? De aparte, ommuurde stadswijk verrast de bezoeker door haar nauwe steegjes, onverwachte hoekjes en doorkijken, binnenkoertjes, besloten tuintjes en boogpoortjes met liefelijke huisnamen.
    Men komt er onder de bekoring van de monumentale toegangspoort, de eigenaardige kalvarieberg en de openluchtkruisweg. De kerk met haar lantarentorentje rijst ietwat grootsprakerig op boven de neergehurkte huizen. Kunstenaars kunnen niet wegkijken van het steeds wisselende kleurenspel op de vaak grillige bouwsels, die als het ware organisch gegroeid lijken, zonder stedebouwkundige voorschriften.
    Ondanks zijn aantrekkelijke verscheidenheid in de details, vertoont dit eiland van stilte een grote eenheid. Daarom geniet het ook globale bescherming als stedelijk landschap.
    Precies zo'n dekor beantwoordde aan de verlangens der literaire en plastische stromingen van die dagen.

    Bovendien is het Lierse begijnhof begunstigd door zijn ligging: de Nete,de (thans verdwenen) beemd en de (gevelde) olmenvest werden dan ook dankbaar beschreven en geschilderd. Tegen deze achtergrond leefden de begijnen. Schrijfstof werd geleverd door hun ongekompliceerde godsdienstbeoefening (overvloedig vermengd met folklore - elementen), hun kostwinning (kantwerk, ziekenverzorging, (hosties bakken), hun naïeve rekreatie (uitgangsdag, liedjes, spelletjes) en hun ambten (grootmeesteres, kosteres, portierster).
    Door het vergrootglas van de verbeelding werd dit alles geaksentueerd en in de verf gezet.
    Daarbuiten bevolkten de literatoren hun boeken met misdeelde stumperds en volkstypen, die men vroeger onder de hofbewoners aantrof.
    De geestverwante Lierse heimat schrijvers — beurtelings realistisch observerend, estetizerend, impressionistisch schetsend en humoristisch typerend — voelden zich allen aangesproken door de intimiteit van dit archaïsche kader, dat tot het gebruik van verkleinwoorden uitnodigt.

    Opsomer
    Al wandelend door de smalle straatjes, passeren we vroegere schrijfkamers, ateliers, woonsten en inspiratiepunten van romanciers, novellisten, dichters, komponisten, schilders, grafici en tekenaars. Precies een eeuw geleden werd Isidoor Opsomer te Lier geboren. Aan zijn schilderwerk wordt thans in het Stedelijk Museum een herdenkingstentoonstelling gewijd. Gelijklopend toont men zijn grafisch oeuvre in galerij Konvent.
    Tot kort na de eerste wereldoorlog riep deze artiest met een eerder getemperd palet het klimaat van het oude provinciestadje op.
    Nadat hij in anekdotische taferelen ook het begijnhof voor de plastische kunst had ontdekt, wierpen talloze schilders zich op dit haast onuitputtelijk onderwerp. Er ontstond een ware begijnhofkultus, waarvan we de hoog bloei kunnen situeren tussen de jongste eeuwwisseling er de dertiger jaren. 
    De intrede van het legertje artiesten leek bijna op een invasie. Citeren we Timmermans' intieme vriend architekt Flor van Reeth, intimistisch tekenaar en akwarellist, en de jonge en veelbelovende, maar in 1914 gesneuvelde luministische schilder Raymond de la Haye, die enkele platen van het begijnhof etste.

    Beeldhouwer en schilder Gommaar van den Brande heeft er gewoond, evenals Frans Ros, gewaardeerd schilder van kerkinterieurs, en Fred Bogaerts, tekenaar van armoeizaaiers. Tevens hebben de kunstenaars Raphaëla van den Brande en Willem Aerts op het hof verbleven. Begijnhofdoeken werden eveneens geborsteld door Jos Tilleux, Felix de Winter, de gebroeders Jules en Theofiel Verstreken. En vergeten we de grote invloed niet, die er uitstraalde van de schilderklas van Oscar van Rompay in het «Soete Naemken».
    Het ligt voor de hand dat ook Felix Timmermans veel heeft gewerkt op zijn vertrouwde begijnhof. Zijn tekeningen en schilderijen in felle «koleuren» zijn gekenmerkt door de ontwapend - spontane eenvoud van de volksprentkunst. Zijn dochter Tonet ontleende bewust - naïeve verbeeldingen aan het hof.
    Ten slotte Lode Verhoeven, de enige kunstschilder die momenteel deze wijk bewoont. Zijn landschappen uit de omgeving en begijnhofgezichten in een helder koloriet zijn sfeer scheppend en optimistisch van toonaard.

    Ook van over de rijksgrenzen kwamen artiesten naar Lier. De bekende Nederlander Anton Pieck verzorgde destijds een kunstmap met houtgravures van het stadje - in - de - stad, met toelichtende teksten van Felix Timmermans, wiens luxe - editie van «Pallieter» hij eveneens verluchtte. Hij liet zich bovenal bekoren door afgeschilferde muurtjes en melaatse gebouwen, gebukt onder de ouderdom.

    Genezing
    Niemand kan ontkennen dat het Lierse begijnhof langzaam maar meedogenloos aftakelt.
    Enkele privé initiatieven van monumentenzorgers hebben een paar verziekte huizen gered.
    Vooreerst is er het lichtende voorbeeld van Kunstkring Konvent, die het in 1712 uitgebreide gebouw, waar destijds jonge novicen hun proeftijd doorbrachten alvorens ze in de begijnenparochie werden opgenomen, met goede smaak heeft gerestaureerd. De voormalige huiskapel werd in een kunstgalerij herschapen.

    Later voegde men er een aangrenzend vertrek en de fraaie zolder aan toe. Galerij Konvent is een begrip geworden voor het artistieke leven in Lier en het ommeland. 
    De gilde «Heren van Lier» kwam na jaren hard werken zopas klaar met de restauratie van de verwaarloosde tweewoonst Sint - Walburgis, die achter een muurtje verdoken zit en de schilderachtige volksnaam «Piepenholleke» draagt. Het interieur werd opnieuw tot een geheel versmolten en verrijkt.
    Laten we hopen dat deze twee prijzenwaardige bijdragen tot de revalorisatie van het hof een stimulerende invloed bij de overheid zullen hebben.
    Weldra zal zich hierbij nog een derde vereniging aansluiten. Het wellicht meest gefotografeerde plekje in het centraal gelegen hoekhuis aan het Pompstraatje. Tegen het hoofdgebouw plakt een verrukkelijk aanbouwsel, dat opgesmukt wordt door een openbare pomp met siersmeedwerk. Alle wandelaars worden bekoord door dit ensemble dat de religieus - poëtische naam «De Benedictie des Heeren» draagt.
    In het begin van de vijftiende eeuw stond dit gebouw reeds vermeld als een konvent, waar minder gegoede begijntjes een gemeenschappelijk onderkomen vonden.

    Het huidige pand dateert uit 1617 en werd evenmin door de tijd gespaard. Het OCMW, dat eigenaar is, liet onlangs de bedaking herstellen. Thans is «De Benedictie» in huur genomen door Heemkring Lyrana (voorheen Lierse Heemkring Konvent). Deze vereniging wil haar lokaal, dat nieuwe perspectieven opent, in fazen opknappen maar daarbij de autenticiteit van een begijnenwoning respekteren.
    Ten voordele van het restauratiefonds geeft de heemkring een reproduktie uit van een onderhoudende pentekening van de bekende Limburgse kunstenaar Steven Wilsens.
    De prent werd met grote zorg in een beperkte oplage gedrukt op zwaar akwarelpapier.

    Ze kost 350 fr. Voor postbestellingen 50 fr. toeslag voor verpakkings- en verzendingskosten (bankrekening 405 - 1021001 - 10 op naam van Heemkring Lyrana met vermelding Begijnhofprent Steven).

    Heemkring Lyrana houdt zijn eerste open deur dagen op 27 en 28 mei en op 3, 4,10 en 11 juni (zaterdags van 14 tot 18 u., zondags van 10 tot 12 u. en van 14 tot 18 u.). Dit gaat gepaard met een bescheiden tentoonstelling «Vettigen Teen nodigt uit...», omdat de laatste bewoner Jos Henderyckx was, die de hoofdrol vertolkte in de TV- film «Onze - Lieve - Vrouw der Visschen». Naast foto's, boeken en dokumenten worden poppen en dekors getoond van het «Poppentejater Duim» uit Mortsel dat een bewerking van dit Timmermans verhaal op zijn repertoire heeft staan.

    De grote Lierse schrijver prees het begijnhof als de amandelboon van Lier. Met stille weemoed bezong hij de zwetende «klamme huizekens» : «Moe van zoveel eeuwen te staan, hangen de muurkens voorover, en als de kreunende poortjes opengaan, laten ze frisse hofkens zien die de aankondiging aan Maria verwachten.»

    De Limburger Steven Wilsens is met zijn vliegend tapijt boven het Netedal ter hoogte van de peperbus van Gummarus blijven hangen om «Het Lierse begijnhof en de wonderbare visvangst» op papier te zetten.
    Met een amusante syntese van het ministadje als achtergrond illustreerde de cartoonist het bekende Timmermans verhaal van bootvisser Vettigen Teen.
    Deze prent wordt thans door Heemkring Lyrana op groot formaat en in een beperkte oplagen uitgegeven.

    ********

    14-04-2020 om 17:31 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-04-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Felix Timmermans, Tekenaar en Schilder - Denijs Peeters

    Felix Timmermans, Tekenaar en Schilder
    Door Denijs Peeters

    Door redactie van Artistenblad van januari 1956

    Wat het Davidsfonds voor ons volk betekenthoeft niet meer bewezen te worden. Reeds meer dan 75 jaar heeft het door zijn gezonde en degelijke lektuur ontzaglijk bijgedragen tot de kulturele verheffing van onze Vlaamse mensen. De laatste jaren werd de uitgave aanzienlijk uitgebreid door de vele keurboeken. Als goede opvoeders hebben de uitgevers immers begrepen dat niet alleen ontspanningslektuur mocht gegeven worden, ook nu en dan een steviger brok kan geen kwaad. Op artistiek gebied denken we o.m. aan de uitstekende studies over Hendrik Conscience en het volksleven, Ernest Claes, Ernest van der Hallen, Dieric Bouts, De boer in de kunst, Shelley, en nu pas nog over Dante en de Divina Commedia.
    De laatste Belleman van het Davidsfonds (herfst 1955) kondigt ons naast een werk van Dr. A. Stubbe over Albert Servaes, ook en vooral een kunsthistorische studie van Denijs Peeters over « Felix Timmermans, tekenaar en schilder ». Wat de naam Denijs Peeters betekent weet iedereen die op de hoogte is van de kunstkritiek ; wat de naam Davidsfonds betekent weet iedereen in Vlaanderen ; maar wat de naam Felix Timmermans betekent kan men bevragen zowel in Holland als in Zuid-Afrika,. in de U.S.A. zowel als in Brazilië, in Finland zowel als in de Balkan, in Indië zowel als in Japan.

    Daarom noemen we het zo'n verheugend feit het verschijnen van dit nieuwe werk over de schone kunstenaar Felix Timmermans (het elfde na zijn dood!). Er zijn zoveel bekoorlijke facetten te bestuderen dat het nog jaren vergen zal eer we eens de volledige syntese van deze rijke persoonlijkheid in handen zullen hebben.

    Ondertussen juichen wij van harte deze nieuwe studie toe, die een zeer belangrijk aspekt van zijn kunstenaarschap onder de loep neemt. Ik weet weldat dit nu niet voor de eerste keer geschiedt. Het eerste artikel over Timmermans grafische bedrijvigheid verscheen in Het Vlaamse Land van 26 maart 1921, geschreven door zijn goede vriend Flor van Reeth. Daarna verschenen er regelmatig hier en elders artikels over hetzelfde onderwerp in de tijdschriften. In 1935 kwam te Berlijn het boek uit van Dr Adolf von Hatzfeld « Felix Timmermans Dichter und Zeichner seines Volkes », met 75 foto's en reproducties.

    Maar uitgenomen de korte bijdrage van Felix Timmermans zelf en een van Dr Karl Jacobs werd er over de schilder en tekenaar verder geen woord gerept. In de latere werken van Dr Karl Jacobs (1949), Lia Timmermans (1951) en Bert Verbist (1953) werd er ook een hoofdstuk aan gewijd. Een systematische studie echter was nog niet geschreven.

    Denijs Peeters heeft thans die leemte aangevuld.

    « Hoe men Schilder wordt »
    Felix Timmermans als tekenaar en schilder ; wat is daar niet over te vertellen ! De tekenlust en de liefde voor hevige kleuren was hem van jongs af in het bloed gegoten. Geen papier of lege plek, of er stond seffens een manneke op, een molen of een bloem, een vogel of een hond. Als ze thuis de kleine pagadder een hele dag muisstil wilden houden, moesten ze hem maar veel papier en veel kleurpotloden in de hand stoppen. Voor zijn weinige spaarcenten ging hij de sterkgekleurde Epinal-prenten kopen om die daarna te kunnen aftekenen, liefst met nog schreeuwender kleuren. Enige jaren later viel hem bij toeval het boek van Consciense « Hoe men schilder wordt » in handen !
    De daad bij het woord voegend, gaat hij als jongen van een jaar of dertien, zonder toestemming van zijn ouders, met een kameraadje naar het Antwerps Museum om die machtige meesterwerken van dichterbij te kunnen zien. De indruk was zo overweldigend dat zijn droom erbij bezweek. Maar daar zag hij in een andere zaal het werk van Bruegel, onze Vlaamse Bruegel. Men had kunnen spreken van een liefde-op-het-eerste zicht.

    Die ontmoeting zou een onuitwisbare indruk achterlaten.

    Als leerling aan de Ecole moyenne was Felix Timmermans geen uitblinker. Hij wachtte maar naar het teken van de bel, want dan mocht hij naar de avondlessen aan de Lierse Tekenakademie. Daar was er geen spraak van verveling. Hij zou het nooit over zijn hart gekregen hebben ook maar één les over te slaan. Het was te boeiend wat hij daar te zien en te doen kreeg. Na de inleidende oefeningen leerde bij er de Grieks-Romeinse klassieke beelden natekenen met boskool en zwart krijt. Toen hij het tekenen onder de knie had, begonnen ze met het schilderwerk naar reprodukties. De Italiaanse en Vlaamse Primitiever, en vooral Bruegel natuurlijk, bekoorden hem weldra meer dan heel die godenwinkel der Oudheid en Renaissance. Nadien had hij normaal zijn studies te Antwerpen moeten voortzetten. maar... Felix Timmermans had niet veel goesting om iedere morgen om half zeven op te staan. Ging zo zijn carrière als kunstschilder teniet, langs de andere kant is hij zo bewaard gebleven voer de literatuur.

    Berijmde Schilderijkes.
    Vanaf 1901 dateren zijn eerste pennevruchten ; in 1901 verscheen zijn eerste artikel ; in 1907 zijn eerste verzenbundel « Door de dagen ». De gedichtjes die enkel dokumentaire waarde bezitten, heetten ook « Berijmde schilderijkes ». En daarmee heeft Felix Timmermans van meet af aan heel zijn later werk gekarakteriseerd. Het is inderdaad, zoals Dr Karl Jacobs het zo raak zegt :« De verteller en de schilder Timmermans zijn niet van elkaar te scheiden ; ze zijn mond en ogen van hetzelfde scheppende hart ». In zijn Rommel-kas-verhaal openbaart Felix Timmermans ons welke nood hij gevoelde aan zijn visuele verbeelding : « Alles wat ik zie beschrijf ik, de minste kleur, elk gebaar van mens en dier, 't bewegen van bomen en wolken, ꞌn rimpel op de Nete, maar ik moet het eerst kristalhelder in mijn verbeelding zien. Schrijf ik weinig of veel over iets, 'k moet het alles eerst duidelijk zien ».

    Koleuren. Koleuren !
    In de jaren vóór de eerste wereldoorlog behoorde Felix Timmermans natuurlijk tot de groep der jonge Lierse kunstenaars. De schilders waren het talrijkst vertegenwoordigd: Isidoor Opsomer, Raymond De la Haye, Fred Bogaerts, Frans Ros, Flor van Reeth. Onder hun invloed zal Felix Timmermans nog meer de waarde van de schilderkunst leren beseffen.
    Wat zij op hun panelen penseelden, zou hij met de woordkunst trachten weer te geven. We hoeven maar eens boeken als Pallieter en Het Kindeken Jezus in Vlaanderen te doorbladeren om terstonds op te merken met hoeveel kleur-nuanties Felix Timmermans te werk is gegaan.
    « Koleuren, koleuren is alles in alles ! » zal Pallieter uitroepen. De verbinding tekenaar-verteller wordt nog klaarder, wanneer Timmermans zijn eigen werken gaat illustreren. Wie kent ze niet die typische, frisse vignetjes in tal van zijn boeken ? De reeks gaat vanaf Pallieter (1916) tot Bij de Krahbekoker (1934 ). Bij de latere werken als Boerenpsalm, Ik zag Cecilia komen, De familie Hernat en Adriaan Brouwer is nog alleen het titelblad versierd. Waar hij echter nog zuiver verteller bleef als in de eerste bundel Vertelsels. Minneke Poes en Een lepel herinneringen treffen wij ze weer aan. Vooral dit laatste werkje is zeer interessant omdat het in facsimilédruk uitgegeven met het eigenaardig handschrift, verbeteringen en vignetjes in de tekst verwerkt.

    Buiten zijn eigen voortbrengselen illustreerde hij ook werken van Ernest Claes, Ernest van der Hallen, Tony Bergmann, e. a. Naast dit eenvoudige tekenwerk was hij ook etser, hout- en linosnijder, akwarellist en pastelschilder. Vooral dit laatste wekt onze belangstelling. « Schilderen en tekenen ik ben er door bezeten.
    Ik versta nog altijd niet waarom ik geen schilder geworden ben in plaats van schrijver...» getuigt hij.
    Is deze voorliefde te verklaren door het feit dat hij bij het schilderen nooit moest zoeken naar de vorm, maar onmiddellijk zijn idee kon uitwerken. Vandaar die grote haast bij het schilderen, waar hij bij het schrijven jaren nodig had voor een boek, en tienmaal een bladzijde kon herschrijven als het moest.
    Zo begrijpen wij beter dat andere woord van hem : «Schrijven doe ik omdat het moet, schilderen doe ik om mijn plezier».

    Felix Timmermans was te open van geest om genoeg te weten hoeveel zijn schilderwerk waard was ; hij deed het meer uit liefhebberij dan om echte kunstwerken te vervaardigen. Nu mogen we toch ook niet denken dat zijn schilderwerk een hobby was zonder meer. Ook daar laat de kunstenaar zich zien niet zo geniaal weliswaar als in zijn literair werk maar toch even persoonlijk, even zintuigelijk, even kleurig, even volks.
    Hier en daar treffen we zelfs een meesterstukje in zijn genre aan.

    Het Werk der Anderen.
    Wat volgens de Belleman, de schrijver in zijn studie gelukkig niet vergeten heeft, is het belangrijk aspekt : Timmermans als bewonderaar van andermans werken. Felix Timmermans was te zeer kunstenaar tot in zijn vingertoppen, om niet de kunstwerken van anderen naar hun volle waarde te kunnen schatten. Hij haalt ergens het woord van Emiel Verhaeren aan : « Admirez-vous les uns les autres».
    En bewonderen, dat kon Timmermans ! We wezen reeds op zijn jeugdige geestdriftige bewondering voor Rubens, en daarna vooral voor Bruegel, die het idool van heel zijn leven zou worden. Zou hij een dag hebben laten voorbijgaan zonder er van te spreken!
    Wat er ook van zij, belangwekkend zijn in ieder geval de biografie, het toneelstuk, de redevoeringen, artikels en bijdragen over de geliefde Meester. Voeg daarbij de biografische roman over Adriaan Brouwer en de eerste uitwerking van zijn voorgenomen werk over Jan Van Eyck.
    Lees zijn bewonderende Italiëreis van 1925 in « Naar waar de appelsienen groeien ».
    Verder hetgeen hij sprak en schreef over Fred Bogaerts, Isidoor Opsomer, Flor van Reeth, Anton Pieck, Albert Saverijs, Oskar van Rompay.

    Dit alles en nog veel meer zal behandeld worden in dit boek. Dat het een degelijke studie zal zijn, weten zij die de monografieën van Denijs Peeters over Maurits van Reeth, Frans van Immerseel en Eugeen Yoors onder handen gehad hebben. Dat het boek zeer goed verzorgd zal zijn wat betreft typografie en illustraties, mogen we met reden veronderstellen van het Davidsfonds. Dat het onderwerp tenslotte zeer boeiend en leerrijk is, daar staat de naam Felix Timmermans borg voor.
    Als eerste voorbereiding op het grote Timmermans-jaar 1957, kunnen we ons slechts om deze publikatie verheugen.

    **************

    07-04-2020 om 17:24 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Foto

    Archief per maand
  • 05-2023
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 02-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 09-2021
  • 08-2021
  • 07-2021
  • 06-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 02-2021
  • 01-2021
  • 11-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 06-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 06-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 05-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 04-2009
  • 09-2008
  • 06-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 12-2007
  • 10-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 01-2006
  • 05-1982


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Over mijzelf
    Ik ben Mon Van den heuvel
    Ik ben een man en woon in Lier (België) en mijn beroep is op pensioen.
    Ik ben geboren op 19/06/1944 en ben nu dus 80 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: Felix Timmermans - Geschiedenis van Lier in de ruimste zin genomen.

    Een interessant adres?

    Mijn favorieten websites
  • Thuispagina Louis Jacobs
  • Guido Gezelle
  • Ernest Claes Genootschap
  • Oscar Van Rompay
  • Felix Timmermans Genootschap
  • Schrijversgewijs
  • Kempens erfgoed

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!