Vlaamse schrijver, dichter en schilder * 1886 - 1947 *
05-10-2014
Eeuwfeest Tony Bergmann
Eeuwfeest Tony Bergmann, schrijver van Ernest Staas herdacht.
Een baanbrekend Lierenaar.
Het Nieuws van de Dag voor Nederlands-Indië - 9/8/1935.
Felix Timmermans huldigt zijn voorlooper De Bruselsche correspondent van het Amsterdamsch "Hbld." schrijft aan zijn blad: Honderd jaar geleden, in Juni 1835, werd te Lier Tony Bergmann geboren, de vermaarde auteur van "Ernest Staas". Hij was de kleinzoon van een Duitscher die, na geruimen tijd in het Hollandsche leger te hebben gediend, zich in de Nethestad was komen vestigen en er kort daarop met een meisje van de streek in het huwelijk was getreden. Orangist in hart en nieren week hij, na de gebeurtenissen van 1830, naar Holland uit met zijn gansche gezin, behalve een zoon, George, die te Lier achterbleef en er het beroep van advocaat uitoefende. Zeer geziene persoonlijkheid, bekleedde George Bergmann zelfs jarenlang het Burgemeestersambt zijner geboortestad. Hij liet gedenkschriften na — en o.m. een zoon, die dan Anton (Tony) was.
Te Lier, hoe de zaken ook draaien en keeren, valt alles prachtig uit. De geboortedag van Tony Bergmann valt onder de locale kermisdagen. Maar niet vooral daarom heeft men er van Liersche zijde aan gedacht, den auteur van Ernest Staas nu hij honderd jaar te voren was geboren, te vieren. Populair zijn de beelden en schetsen van Tony, voor het eerst in 1873 verschenen, immers gebleven; elke Vlaamsche jongeman, elk jong meisje, nog op de schoolbanken, heeft Ernest Staas gelezen. Noch vóór zij De Witte en Pallieter onder de oogen kregen. Verder was Tony, na zijn vader George, te Lier de leider geweest van de liberale partij, die destijds vrij actief optrad. En in de provincie vereert men, tot in lengte van dagen, hen die eens het sieraad van de partij zijn geweest. Zoodat, ondanks den wensch van Tony's weduwe, zelf bijna een honderdjarige, die de herdenking van haar echtgenoot het liefst in alle stilte had zien gebeuren, gedurende een week elken dag vóór het monument van den schrijver op de lommerrijke veste der Nethestad, betoogingen plaats hadden vanwege de verschillende stedelijke korpsen en vereenigingen, met zang en klank, cantates en redevoeringen.
Deze halve-weekfeesten, in de rijkelijk bevlagde stad, werden besloten met een Academische zitting, op verzoek van het Huldigings-comité, speciaal door de Koninklijke Vlaamsche Academie te Lier belegd. Op het Stationsplein werden de leden der Academie, die vrij talrijk waren opgekomen, — Lier trekt de harten aan, — vanwege de stads-regeering afgehaald, naar het oude mooie stadhuis stoetsgewijze geleid, waar te hunner eere een receptie plaats had. Naast den Burgemeester, de wethouders, de raadsleden der stad en vele notabelen, was op deze plechtigheid de familie van Tony Bergmann, — zijn dochter en zijn kleinkinderen, — aanwezig. De eerewijn werd geschonken.
En in de zaal "Vredeburg", een vanouds bekend lokaal waar ook Tony Bergmann vaak naar concerten is komen luisteren, vaak vergaderingen heeft bijgewoond, was de feestzitting. Zij werd voorafgegaan door een symphonisch concert door de orkestklas der stedelijke muziek-academie gegeven onder de leiding van haar bestuurder, den heer Frans Boogaerts: Grieg, Brahms, Jan Blockx, Brabançonne, Vlaamsche Leeuw. Waarna Mej. Blanca Gijselen, op waarlijk voortrefelijke wijze, enkele bladzijden uit Ernest Staas voordroeg. Zelden heb ik op zulke eenvoudige, maar diep-gevoelde, aangrijpende wijze proza hooren voordragen. En daarna kwamen de heeren van de Koninklijke Vlaamsche Academie aan de beurt, in wier naam zouden spreken F. V. Toussaint van Boelaere, bestuurder der Academie, en Felix Timmermans : een Lierenaar over een Lierenaar. Zij spraken op het podium, omringd van hun medeleden.
De heer F. V. Toussaint van Boelaere stelde Tony Bergmann's beteekenis in het licht : met een ietwat ouderwetsch maar sprekend beeld was Bergmann de schoonste parel aan de kroon van Lier. En geen schooner geschenk heeft Lier aan het Vlaamsche volk geschonken: Lier het heerlijke stadje met zijn eigen gezond leven, zijn eigenaardige gebruiken, zijn eigen kleur en geur, waarvan de gansche wereld, dank zij, Timmermans, alles afweet, zoodat het buitenland is gaan denken dat gansch Vlaanderen er uitziet als " Lierke Plezierke! " Van die stad is Bergmann een zoon, omdat hij uit het specifiek Liersche milieu is opgegroeid. Op Bergmann's literair werk is Lier's atmosfeer van overwegenden invloed geweest. Van zijn eerste novellen af, die Dr. Van Vloten destijds hoog roemde, en die kunnen gelden als het eerste Vlaamsche prozawerk, dat het intimisme in de Vlaamsche literatuur invoerde, — kunst die later Sabbe en Timmermans oefenen.
Een baanbreker was Tony dus; ook met zijn "Geschiedenis der stad Lier" was hij baanbrekend. Die monografie is inderdaad een model van plaatselijke geschiedschrijfkunde. Doch in "Ernest Staas" heeft hij zich het zuiverst en het schoonst uitgesproken. Geen sterke constructie, geen zuivere taal. Stukken en brokken en een taal vol gallicismen en zonder plasticiteit. Maar het werk heeft andere qualiteiten die er duurzame beteekenis aan verzekeren: overal immers in het verhaal hoort men de schoone stem van het gemoed; rake opmerkingen volgen elkaar op; de humor is er bij voortduring fijn en subtiel; sommige typen zijn daarbij uitgebeeld met een scherpte, die telkens weer verrast en verrukt. Het is een avontuur, dat elk beleeft dat Tony ons verhaalt, het eeuwige avontuur van elken jongen man. Daarom blijft het frisch en jong, — Tony droeg in zich een wereld, gekleurd door de atmosfeer van Lier, — in zijn werk bloeit Lier's schoonheid voor altjjd.
Daarna kwam Felix Timmermans aan het woord. De historie van Ernest Staas heeft hij, toen hij nog een klein manneke was, van zijn vader vernomen. Fel was hij onder den indruk en gaarne had hij zelf zoo’n vrijage als tusschen Ernest en Bertha willen beleven. Hij hoorde van zijn vader dat Tony zoo'n fijne meheer was, dien iedereen, zelfs zijn politieke tegenstanders, gaarne groette, met wien een elk een praatje op de straat trachtte te houden, die rijk was, voor de arme menschen in de bres sprong, een groot kunstenaar was. Die op zijn buitengoed groote voorname heeren ontving. Timmermans vertelt verder van het Pannenhuis, van het geboortehuis van Tony op de markt, van dien ouden tijd, die oude herbergen, de diligentie, kortom van het oude Lier, een halve eeuw geleden. Timmermans meent ook dat Bergmann met Gezelle en Conscience een klaverdrieblad vormt; dat Bergmann in de literatuur den schilder De Braeckeleer evenaart. En in zijn sappig Liersch Vlaamsch vertelt hij verder van die goede oude mevrouw Bergmann, die den winkel van zijn ouders bezocht, van zijn eigen vreugde toen hij heel wat later zelf Ernest Staas las en den held van het verhaal, tot de vrijage toe wilde navolgen; hoe Bergmann, vader en zoon, twee advocaten, elkaar goed verstonden en begrepen; hoe Lier in Ernest Staas leeft. Hoe dat boek is ontstaan in een tijd van "papieren letterkunde", in een tijd van gefronste wenkbrauwen, — en hoe hij zelf zijn eerste werk in het licht van "Ernest Staas" heeft geschreven. En gansch het Vlaamsche volk vereert Tony Bergmann.
Na een dankwoord van F. V. Toussaint van Boelaere begaf de Koninklijke Vlaamsche Academie zich met de plaatselijke autoriteiten naar het monument op de Veste, ter eere van Bergmann opgericht. Aan den voet van het gedenkteeken lagen talrijke kransen en bloemstukken met linten van alle kleuren, Belgische, Vlaamsche, Hollandsche. In den avond werd het beeld verlicht.
Het staat op een open plek tusschen hooge populieren. Een breede gracht daarnaast. Talrijke wandelaars, onder wie Ernest en Bertha, want die zijn eeuwige figuren.
Ter intentie van alle Vlaamse profs die menen de wetenschap te moeten dienen door in Nederland en in onze Akademie te gaan vertellen dat Zuid-Vlaanderen dood is. Qui potest capere, capiat.
Bij de tiende vertoning van "En waar de Sterre bleef stille staan ", in Frans Vlaanderen, door "De Verbroedering " uit Westouter. Nummer tien is achter de rug, het kan wellicht interessant zijn 's terug te kijken naar wat voorbij is. Zo verliep het : Reeds vóór de oorlog - in 1936 - toen "De Sterre" van Felix Timmermans opgevoerd werd te Westouter, droomde men ervan dit spel te spelen over de grens. Doch het bleef bij plannen. Tot pater Joris de Clercq, bij sommigen beter gekend als Djoös Utendoale, zich aan het werk zette en een meesterlijke omzetting leverde van "de Sterre". Het werk werd niet alleen letterlijk omgezet, maar ook aangepast aan de eigen geest van Zuid-Vlaanderen. Alles wat enigszins vreemd aandeed voor onze Zuid-vlaamse mensen werd geschrapt. De tipisch Brabants klinkende naam "Schrobberbeek" werd vervangen door het meer eigene "Djoös". De palingvisser van de Nete werd een pensejager uit het Bolland. Zelfs de figuur van het omendom gekende "Pater Smetje" werd er opgeroepen.
Op Kerstmis en Tweede Kerstdag 1954 werd het stuk eerst en vooral opgevoerd te Westouter zelf, waar het een overweldigend sukses kende – het grootste in de geschiedenis van de toneelkring. Twee avonden na elkaar een bomvolle zaal. Ook over de grens moest het slagen. Eerst en vooral kwamen de officiële regelingen. Bezoek bij de doeane, bij de heer ontvanger, bij de heer brigadier; alles kwam in orde, mits het opmaken van een uitgebreide inventaris van wat over de grens moest... van een "échte achtergemakte sterre" tot een kartonnen duivel. Op zondag, 16 januari 1955, kwam de eerste opvoering in Zuid-Vlaanderen, te Sint-Janskapel. Het werd een zware dag. Reeds een paar uur vóór de vertoning goot het water. En toch was er volk in het parochiezaaltje. Z.E.H. pastoor had trouwens goed propaganda gemaakt... geen affiches... maar een hartelijk woordje van op de kansel.
Nu, het was ook voor een "goed werk" ; de opbrengst was bestemd voor een nieuw Mariabeeld achter aan de kerk. Het volk leefde mee, zelfs toen er door het onweder geen elektriciteit meer was en er moest gespeeld met de hulp van kaarsen en zaklampen. Volgende zondag, weer te Sint-Janskapel, was het zaaltje bomvol. Wie er de eerste dag geweest was had het verteld en het sukses was verzekerd. Zondag, 30 januari, kwam Boeschepe aan de beurt. Reeds vooraf waren alle kaarten uitverkocht en nog vóór de deur gesloten werd moesten kaarten voor staanplaatsen geweigerd worden. Daar zorgden de pompiers voor. Bemoedigend was het in de zaal veel vooraanstaande geestelijken te vinden, die daardoor blijk gaven van interesse voor het werk. Van de burgemeester van Boeschepe, de heer Decanter, werd gezegd dat hij voor de eerste maal een toneelvertoning tot het einde toe bijwoonde.
Verder kwamen de opvoeringen te Abele, op 27 februari, en te Steenvoorde, op 13 maart. Uit verschillende richtingen kregen we aanmoedigingen, zelfs mochten we na de opvoering te Boeschepe een lovend artikeltje vinden in "La Voix du Nord", waaruit we het volgende citeren : "Nous ne sommes pas dans les secrets des dieux, mais nous croyons pouvoir affirmer que cette représentation ne sera pas la dernière donnée dans la région des Flandres. - Tantmieux".
Ook "La Croix du Nord" liet zich niet onbetuigd en na de vertoning te Steenvoorde verscheen onder de titel "On s'en souviendra" een artikeltje, dat begint met het treffende "il y avait foule dans la salle de fête..." Nu, wat ons "La Voix" wenste, bleef niet uit. Reeds in de zomer 1955 startte een nieuwe toernee. Ter gelegenheid van Westouter-kermis werd door de toneelvereniging een opvoering gegeven van "Leentje uit het Hemelrijk", het frisse spel van Gaston Martens. Onmiddellijk werd het omgezet in het dialekt. De nodige regelingen werden getroffen en op maandag, 27 juni, kende het zijn Fransvlaamse première te Godewaarsvelde, nadat eerst de Westouterse fanfare op de kiosk gespeeld had. De speaker te Godewaarsvelde kondigde parmantig aan "Et maintenant, la troupe théâtrale de Westouter jouera une brillante comédie, notamment "Hélène au Paradis". Na Godewaarsvelde kwam Boeschepe op kermis-maandag, 4 juli, en op zondag, 21 augustus, kwam een opvoering te Sint-Janskapel, eveneens ter gelegenheid van de kermis.
Met het nieuwe speelseizoen '55 - '56 kwam weer "De Sterre", en dit op algemene aanvraag, want met "De Sterre" hebben we het hart getroffen van onze Zuid-Vlamingen. Meneer pastoor van Sint-Janskapel zei het zo goed "De Sterre, mo dat is koekebroöd voe nuze menschen..."
Te Steenvoorde werden we zeer hartelijk door de deken ontvangen. Hoe zei hij het ook weer, toen hij van op het podium zijn parochianen toesprak ? "Dien Timmermans, dat is eën van de nuze. Zúkke mann lik Pietje Veugel of Suskewiet, je viengt dat ier overol en dat "Kowverkot" kuste oezewâl 't Boerenhol êwist ên, en dien Schoere Djoös ê Schooier van 't Ryveld". Ook te Ekelsbeke en te Eringem kende de "Sterre" hetzelfde sukses en hoorden we steeds "toet ter joarent". Beter dan welke aktie ook heeft deze toneeltoernee iets losgemaakt in de harten van onze Zuidvlaamse mensen : de liefde voor hun moedertaal, "nuus Vlêmsche", dat overal verstoken wordt. Ook op onze tiende vertoning in Frans-Vlaanderen, in de parochiezaal te Meteren, konden we dat zo goed aanvoelen: bij het binnenkomen van de zaal spraken de mensen meestal Frans en bij het buitengaan hoorde men alleen Vlêmsche. Meneer kapelaan van Meteren was een en al entoeziasme bij deze Vlaamse avond. Tussen de verschillende taferelen sprak hij de Meternaars toe in het Vlêmsche, en wat hij zei was ook niet zonder betekenis : "Menschen, ol 't Frânsche roent nuus en is mo vernisch, mo dit Vlêmsche goa na 't herte. Diengen die êzeid zyn in 't Vlêmsche goa' zo vele dieper. O 'k zoun oek zo geern otmets êtwot kunn zeggen up 'n preekstoel in 't Vlêmsche, je verstoat dat toen ol zo vele beter... 't Vlêmsche, dat is de toale van nuze vorouders, van nuus gelove, dat is nuze toale.
Met deze tien opvoeringen van "En waar de Sterre bleef stille staan" heeft "De Verbroedering" duidelijk bewezen dat Zuid-Vlaanderen nog niet dood is. Verre van daar. De 2.600 toegangskaarten, de tien avonden, de vele brieven, de groep Zuidvlamingen die vóór enkele weken de grens over kwam om nu eens toneel te "zien", de ontvangsten van onze groep, de persreakties zijn tegen wie ook een bewijs dat er iets te doen is in Zuid-Vlaanderen. Mocht Westouter spoedig navolgers krijgen en mochten ook andere Westvlaamse toneelgroepen uit onze bloeiende grensdorpen de stap naar het Zuiden wagen.
Op 17 januari van dit jaar ging de groep naar Ieper met een laatst opvoering van "De Sterre", een "jubel"-opvoering, want ons "waagstuk" is gelukt... Dit is geen einde, maar het begin van een nieuwe inzet...
Ik ben Mon Van den heuvel
Ik ben een man en woon in Lier (België) en mijn beroep is op pensioen.
Ik ben geboren op 19/06/1944 en ben nu dus 80 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Felix Timmermans - Geschiedenis van Lier in de ruimste zin genomen.