Foto
Inhoud blog
  • GOMMAAR TIMMERMANS OVERLEDEN
  • Toespraak bij de opening van uitgeverij
  • Speciale tekening van Felix Timmermans
  • Wat andere kunstenaars over de kunst van Timmermans schreven - Flor van Reeth
  • Intervieuw met Tonet Timmermans - Jooris van Hulle
  • Beste bezoeker
  • Op bezoek bij Tonet Timmermans - Denijs Peeters
  • Timmermans in Baarn - Huub van der Aa
  • Felix Timmermans en Camille Melloy - Etienne De Smedt
  • Ge zijt uw eigen baas en uw eigen koning - Bart Van Loo
  • Boerenpsalm tentoonstelling in Mol
  • Felix Timmermans was voor alles Dichter - Erik Verstraete
  • Laat het nu stil worden - Herman-Emiel Mertens
  • De Stille Timmermans - Marcel Janssens
  • Pallieter - Fons Sarneel
  • Begrafenis van Felix Timmermans op 28/01/1947 - Gaston Durnez
  • Job Deckers en de lokroep van Schoon Lier - Roger Vlemings
  • En waar de ster bleef stille staan - Felix Timmermans
  • De Fé herleeft in Lier - Paul Depondt en Pierre De Moor
  • " E Vloms keuningske " - Gaston Durnez
  • Sint Gommarus - Felix Timmermans
  • Timmermans ter ere, een selectie uit zijn picturaal werk - G. Carpentier-Lebeer
  • Bij de heilige Anna klinkt hardrock-muziek - Frans van Schoonderwalt
  • En als de Ster bleef stille staan... - J.J. Vürtheim Gzn
  • Felix Timmermans, de Liersche Breughel - Caty Verbeek
  • Het afscheid van Felix Timmermans - Redactie
  • De Poëzie van Felix Timmermans - De Nieuwe Gazet 09/08/1947
  • Uniek dat auteur alles van zijn werk heeft bewaard - Frans Keijsper
  • De fijne nostalgie van Felix Timmermans - Rigoberto Cordero y Léon
  • Lier gegroet, nog duizend pluimen op uw hoed - Willem Hartering
  • De Timmermans-tegeltjes - Ward Poppe en Philip Vermoortel
  • Pallieter wint het van Wortel - Gaston Durnez
  • Het spekbuikige Brabant en het magere Kempen land - Marcel Pira
  • De Zeemeermin - Bert Peleman herdenking op 11/07/1986
  • Profiel van Felix Timmermans - Etienne De Ryck
  • Lia Timmermans - zo was mijn vader - Manu Adriaens
  • Felix Timmermans in Waalwijk - Arthur Lens
  • Overeenkomst - Van Kampen
  • Ronald
  • Mooie Faience steentjes van de Fé
  • Mooie opdrachten - uniek materiaal
  • Bij de recente Duitse vertaling van Adagio - Stijn Vanclooster
  • Dit schreef Gommaar
  • Waarom ik van Timmermans hou. (deel 1) - Viktor Claes
  • Waarom ik van Timmermans hou. (deel 2) - Viktor Claes
  • Felix Timmermans - Uit mijn rommelkas
  • Felix Timmermans, zijn succes en zijn schrijversplannen - Redactie
  • Een Tafelspeech en een Interview - Karel Horemans
  • De Muziek in het werk van Timmermans - Louis Vercammen deel 1
  • De Muziek in het werk van Timmermans - Louis Vercammen deel 2
  • Streuvels en Timmermans - Jan Schepens
  • Reimond Kimpe - Joos Florquin
  • Pallieter in Holland - Cees Visser
  • Intimations of Death - Schemeringen van de Dood
  • De Blijdschap van Guido Gezelle en Felix Timmermans. - Gaston Durnez
  • Toespraak gehouden in Hof van Aragon - Philip Vermoortel
  • De schrijver Antoon Coolen in Hilversum - P.J.J.M Timmer
  • Felix Coolen
  • Pallieter verboden - redactie Het Vaderland
  • Over Pallieter. - Voordracht in het Foyer-Concertgebouw op 24 januari 1919.
  • Beste vrienden - redactie
  • 'Ik heb mijn kinderdroom waargemaakt' - Lieve Wouters
  • De man achter GOT - Andy Arnts
  • Gestopt met tellen, Hoeveel boeken ik geschreven heb - P. Anthonissen
  • Liefde is nooit verboden - Frans Verleyen
  • Felix Timmermans overleed vandaag - Bertje Warson
  • Saluut bij een honderdste verjaardag - Marc Andries
  • Timmermans op de planken - Daniël De Vos
  • Gaston Durnez Exclusief - Etienne Van Neygen
  • Vlaamser dan Vlaams. - Hans Avontuur
  • Felix Timmermans en Averbode - G.J. Gorissen
  • Een tweede leven voor Timmermans en Claes - Patrick Lateur
  • Een Brief aan Felix Timmermans - Johan De Maegt
  • Dichter und Zeichner seines Volk - Adolf von Hatzfeld
  • In de Koninklijke Vlaai - Felix Timmermans
  • Fred Bogaerts - Adriaan De Bruyn
  • De Natuur blijft verbazen
  • Kluizekerk sloot definitief - redactie
  • Timmermans heeft geen Fascistisch Bloed - Lode Zielens
  • Om er even bij stil te staan - Etienne De Smet
  • Tekeningen
  • Aan boord met Felix Timmermans - Anton van Duinkerke
  • Gommaar Timmermans - GoT 90 jaar
  • Het Menu - Bonni Konings
  • Onuitgegeven handschrift van Felix Timmermans
  • Zet uw ziel in de zon - Gaston Durnez
  • Stijn Streuvels 70 jaar - Felix Timmermans
  • Anton Pieck: een vriend van Vlaanderen - K. Van Camp
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 1
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 2
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 3
  • Zelfportret - Felix Timmermans
  • Ik had zo graag Felix geheten! - Daniël De Vos
  • Tony Fittelaer: « Kozijn Felix was een buitengewoon mens » - Vandecruys Geert
  • In en over Juffrouw Symforosa - Arthur Lens
  • Bij Pallieter thuis - Redactie
  • Kalender 1932 - Felix Timmermans
  • Mijn eerste boek - Felix Timmermans
  • De Fé vulde een kamer - Martine Cuyt
  • Met Timmermans op literaire bedevaart naar Lier - Jaak Dreesen
  • De Toverfé - Wannes Alverdinck
  • " Er gebeurt iets… Timmermans herdacht " - Jan Vaes
  • Bij Marieke is de Fee nog thuis - Marc Andries
  • Oosters Geschenk van Clara Timmermans (Haiku's)
  • Een soep met vier troostende mergpijpen - Gaston Durnez
  • Met Felix Timmermans op stap door Lier - Jos Vermeiren
  • Professor Keersmaekers over Felix Timmermans - Jaak Dreesen
  • Honderd jaar geleden werd Felix Timmermans geboren
  • Tonet Timmermans overleden 26/03/1926 - 16/04/2020
  • Briljante vertegenwoordiger van de volkskunst ! - Al. Slendsens
  • De goede Fee op zoek naar de Kern - Gaston Durnez
  • Saluut bij een honderdste verjaardag - Marc Andries
  • Een ministadje uit de voltooid verleden tijd - Frans Verstreken
  • Felix Timmermans, Tekenaar en Schilder - Denijs Peeters
  • In defence of Timmermans - Godfried Bomans
  • Hoe Pallieter werd onthaald door Nederlands publiek - Karel van den Oever
  • Adriaan Brouwer - Sirius
  • De Pallieter rel - Lode Zielens
  • Boerenpsalm - Willem Rueder
  • De zachte Keel - Frans Verstreken
  • Feestelijke Groeten
  • Merkwaardige gesprekken - Gommaar Timmermans
  • En als de Ster bleef stille staan - Top Naeff
  • Gaston Durnez - Overleden
  • Felix Timmermans - Rond het ontstaan van Pallieter
  • Een barre winter in Schoon Lier - Henk Boeke en Claus Brockhaus
  • Interview met Gommaar Timmermans - Bertje Warson
  • Felix Timmermans werd onrecht aangedaan - W. Roggeman
  • Gesloten wegens nieuwe schoenen - Toon Horsten
  • Boerenpsalm - Peter Claeys
  • Gommaar Timmermans - Paul Jacobs
  • Ernest Claes - Felix Timmermans en voordrachten in Duitsland
  • De Molen van Fransoo - Felix Timmermans
  • De Vroolijkheid in de Kunst - Carel Scharten
  • Adagio - Felix Timmermans
  • Hoe ik verteller werd - Felix Timmermans
  • Pallieter wordt honderd jaar - Bertje Warson
  • Openingstoespraken - Timmermans-Opsomerhuis 1968
  • Toespraak Artur Lens Archivaris - 1968
  • Toespraak Hubert Lampo - 1968
  • Timmermans als Schilder en Etser - Floris Van Reeth
  • Felix Timmermans, Dichter und Zeichner seines Volk.
  • Felix Timmermans - Theo Rutten
  • Gesprek onder vier ogen - Fred Bogaerts 70 jaar
  • Timmermans over De Pastoor in den bloeienden Wijngaerdt
  • Tooneel te Brussel
  • De vroolijkheid in de Kunst
  • Stamboom van Felix Timmermans
  • Timmermans over "De Pastoor uit den Bloeienden Wijngaert
  • Felix Timmermans over den Vlaamschen humor
  • Adagio - Lia Timmermans
  • De nachtelijke Dauw - Felix Timmermans
  • Felix Timmermans geschilderd door Tony Claesen - 2018
  • De Nood van Sinterklaas - Felix Timmermans
  • De Vlietjesdemping te Lier - Felix Timmermans
  • Pallieter naast Boerenpsalm
  • Pallieter in het klooster - Cees Visser
  • Info FT Genootschap
  • F T Fring bestaat 25 jaar
  • Timmermans en de Muziek - Daniël De Vos
  • Fons De Roeck
  • Is Timmermans Groot ? - Felix Morlion O.P.
  • Renaat Veremans vertelt - José De Ceulaer
  • Vacantie bij de oude boeken - Gaston Durnez
  • Foto's van Oude Lier 1
  • De Pastoor uit den Bloeyenden Wijngaerdt
  • Brief Gommer Lemmens - 11/06/2013
  • 70 jaar geleden ....
  • Overlijden van de Fé
  • Luisterspel Pallieter 2016
  • Bibliotheek van de stad Lier
  • Anton Thiry - Gaston Durnez
  • postkaarten
  • Een Mandeke Brabants fruit
  • Clara Timmermans overleden
  • Covers van Pallieter
  • Pallieter en Felix Timmermans
  • Toespraken 25/6/2016 - Kevin Absillis, Kris Van Steenberge en Gerda Dendooven
  • De Lierse Lente - Ronald De Preter
  • Felix Timmermans - Emiel Jan Janssen
  • Pallieter honderd jaar - Gaston Durnez
  • Adagio - Frans Verstreken (Hermes)
  • Pallieter, een aanval en verdediging
  • Foto's 1
  • Driekoningen-Tryptiek - Jacques De Haas
  • Over Pallieter (25/01/1919)
  • Timmermans' werk in het buitenland
  • De Eerste Dag - Felix Timmermans
  • Het Kindeke Jezus in Vlaanderen
  • Fred Bogaerts - Felix Timmermans
  • De Harp van Sint Franciscus - Gabriël Smit
  • Timmermans en Tijl Uilenspiegel
  • Felix Timmermans ter Gedachtenis
  • De Vlaamse Timmermans - Paul Hardy
  • Timmermans was Einmalig - José De Ceulaer
  • Levenslied in schemering van de dood - Gaston Durnez
  • Expositie in De Brakke Grond te Amsterdam
  • Bij de Hilversumsche Gymnasiastenbond
  • Timmermans als schilder en tekenaar - W.A.M. van Heugten
  • De onsterfelijke Pallieter - Tom Vos
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Felix Timmermans
    Vlaamse schrijver, dichter en schilder * 1886 - 1947 *
    30-08-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Uit het Timmermansjaar - Hans Vandevoorde, Jaques Lust

    Het zuinige hoofdstuk uit het Timmermans-jaar

    1940 – 1945.

     

    Door Hans Vandevoorde en Jaques Lust  -  uit De Nieuwe Maand  -  1986.

     

         'De feiten zijn bekend. Hij ontving officieren van de Weermacht als die een handtekening wilden hebben in de Duitse vertaling van Pallieter of Boerenpsalm en aanvaardde de prijs van de stad Hamburg, die door Amoon Coolen was geweigerd. Meer is niet gebeurd.'

     

         Zo omschreef Godfried Bomans in 1969 Felix Timmermans' houding tijdens de oorlogsjaren, tweeëntwintig jaar na zijn dood. De slogan 'meer is er niet gebeurd' lijkt de sleutelzin van de drie Timmermansboeken die Uitgeverij Den Gulden Engel, recent op de markt bracht: Ingrid van de Wijers Al mijn dagen. Dagboeken en archief F. Timmermans; Mijn vader de heruitgave van de memoires van de dochter Lia, en ten slotte de heruitgave van zijn dichtbundel Adagio, gegroeid in de naoorlogse sfeer.

         Buiten de intimistische herinneringen van Lia Timmermans aan haar vader, komen in de recente Timmermansliteratuur zeer weinig nieuwe gegevens over het oorlogsverleden van Timmermans aan de oppervlakte. Ingrid Van de Wijer, 'jarenlang assistente aan de afdeling Nederlandse Literatuur van de KU Leuven' richt al heel snel in Al mijn dagen een scherpe uitval tegen een welbekend televisieprogramma : 'Als het zelfs nu nog, vier decennia later, nodig wordt geacht programma's de ether in te sturen die desnoods op basis van een vertekende weergave van de feiten willen bewijzen dat de Vlaming steeds een verrader moet zijn geweest, kan het niet verwonderen dat in een rechtsloze repressieperiode zovele Vlamingen machteloze getuigen of onschuldige slachtoffers werden.'

         Inderdaad, een zeer overtuigende uitspraak, voornamelijk als de feiten op de eerste plaats ontbreken. De verhaalde gebeurtenissen uit Al mijn dagen zijn: Felix Timmermans kreeg de Rembrandtprijs toegekend en 'de tol, die Timmermans hiervoor moest betalen was zwaar, maar de omstandigheden waren dan ook uiterst slecht'. Van de Wijer verhaalt ook zijn belevenissen in de meidagen van 1940, en de oprichting van de Vlaamse Kunstenaarsfederatie in Lier, waarin Timmermans de functie van gildemeester en gouwleider zou bekleden. Een zuinige weergave van Timmermans' oorlogsjaren, waaraan wij in alle bescheidenheid, na een onderzoek van enkele weken, wat gegevens toevoegen.

     

    In correct Duits

         Felix Timmermans ontplooide al een cultuurpolitieke bedrijvigheid tijdens de eerste wereldoorlog. Op 8 november 1915 feliciteerde de Lierse Tak van het Algemeen Nederlands Verbond, waarvan Timmermans een bestuurslid was, in een brief de activisten R. De Clercq en A. Jacob, met hun acties tegen 'de despotische eisen van de Belgische Staat'.

         Even zeer kwamen ze op voor de Flamingantische eis voor een vrij en zelfstandig Vlaanderen. Een paar jaar later nam Timmermans deel aan de Vlaams-Nationale Landdag, waarop zijn vrienden F. Bogaerts, R. Kimpe en A. Thiry tot de Raad van Vlaanderen werden verkozen. Timmermans vond het raadzaam, zoals verscheidene Vlaamse kunstenaars, in november 1918 samen met zijn activistische vrienden naar Nederland uit te wijken.

    Pas in april 1920 keerde hij definitief naar Lier terug.

     

         Vanaf 1927 onderhield Timmermans een druk contact met Duitsland. Een jaar later hield hij zijn eerste spreekbeurten in Keulen, Essen, Düsseldorf en Münster.

    Ook na de machtsovername door Hitler in 1933 ging Timmermans door met zijn spreekbeurten in Duitsland, meestal over zijn gepubliceerde romans of verhalen. Men mag niet vergeten dat Timmermans als broodschrijver aan de kost kwam. Een hoogtepunt vormde de periode 1935-1938, waarin hij zo'n tweemaal per jaar lezingen hield in het Nationaal-socialistische Duitsland. De Volksgazet (6 december 1934) had zo haar mening over de lezingen in Duitsland : 'Maar Felix Timmermans heeft er nu ook een rede gehouden, het schijnt in korrekt Duitsch, wat wij moeilijk aanemen kunnen. Maar, soit laat het korrekt Duitsch wezen.

         Wat zegde onze beroemde landgenoot toen hij stond voor de leden van de Reichsschrifturkammer, den Reichsschrifturstel, het Reichsverband der Deutsche Schriftsteller en de leiders der Hitler-jugend? Een mensch, die zich respecteert zou al zeker niet door deze soort leden willen ontvangen worden, maar onze Felix zegde: "Voor drie jaar was ik eveneens in Duitschland en steeds moest ik tot mijn leedwezen vaststellen dat er kommer en druk heerschte. De zorg was de menschen van het gezicht te lezen. Thans is Duitschland misschien armer dan in dien tijd van schijnbloei, maar nu straalt de vreugde over de eenheid uit alle Duitsche oogen..."

         In 1938 stelde Timmermans zich kandidaat als lijstduwer op de lijst van het Vlaams Nationaal Blok in Lier, een lijst van Vlaams nationalisten. Opnieuw was het in de Volksgazet dat Lode Zielens een 'Gemoedelijk Open Briefje aan Felix Timmermans, Vlaamsch-Nationalistisch Politieker te Lier' schreef:

    'Beste Felix, het is niet omdat gij een politiek man zijt geworden dat ik U nu niet meer zou mogen toespreken op de wijze waarop ik het altijd heb gedaan. Want, ik wil u niet beleedigen, ik zie U niet staan in stramme heil-houding, al krijgt gij, stlillekens aan, naar den lichame, Goeringafmetingen.'

    In zijn ironische stijl merkte Zielens verder over Duitsland op: 'Ik weiger te schrijven: uw geestelijke vaderland, Felix, want het gaat er bij mij niet in dat GIJ ooit in paradetempomarsch over de Liersche Groote Markt (die geveltjes zijn verduiveld aardig, Felix) zult stappen en dat GIJ door uw Lierke Plezierke nog eens den machtigen oorlogskreet zult laten schallen : "Het natuurlijk sterfbed van den man is het slagveld.'

     

    Slecht profeet

         Toen de tweede wereldoorlog uitbrak bevond Felix Timmermans zich in Amsterdam, voor de opening van een tentoonstelling van Belgische kunst.

    Daarna zou hij als velen proberen te vluchten naar Frankrijk: hij kwam met zijn gezin niet verder dan Menen en keerde op 29 mei 1940 naar Lier terug. Zijn belevenissen zette hij uiteen in interviews in Volk en Staat van 15 juni en De Dag van 6 augustus.

         Aan de tand gevoeld over de toenmalige situatie antwoordde Timmermans voorzichtig: 'Ik ben immer een slechte profeet geweest en hou er bijna nog geen eigen mening op na uit vrees verkeerd te zijn, laat staan dat ik het dan nog zou gaan voortvertellen.' Ook van Duitse zijde was men er zeer vlug bij om Timmermans te interviewen: de Brüsseler Zeitung, de officiële krant van bezet België en Noord-Frankrijk, publiceerde op 26 juli 1940 een 'Gespräch mit Felix Timmermans'. Hij vermeed elke politieke toespeling en beloofde alleen maar 'etwas für die Brüsseler Zeitung zu schreiben.' Wat via zijn vriend en vertaler K. Jacobs regelmatig zou gebeuren.

         Wat was de cultuurpolitiek van de Duitse bezetter? Het centrale motto luidde: 'Das kulturelle leben in Belgien wird nach der Kriege in erster Linie von Deutschland aus beëinflust werden mussen' Op literair vlak wilden de Militärverwaltung en haar cultuurreferenten dit verwezenlijken door Duitse literatuur te verschaffen, met uitsluiting van 'deutschfeindliche und Emigranten-Literatur', Duitse boekhandels en -tentoonstellingen op te richten, boeken te schenken aan universiteitsbibliotheken, Duitse en Vlaamse werken te vertalen, Duitse literaire avonden in Vlaanderen in te richten en 'einzelne flämische Dichter wie Cyriel Verschaeve, Vercnocke, Ernest Claes, Felix Timmermans und Wies Moens nach Deutschland einzuladen'.

     

         In de zomermaanden van 1940 werd, in nauwe samenwerking met de Duitse Kultuurreferenten, de Federatie van Vlaamse Kunstenaars heropgericht - op 17 februari 1940 waren de standregels al eens in het Staatsblad verschenen. In september 1940 stichtte Timmermans in Lier een plaatselijke afdeling, waarvan hij voorzitter werd. Hij werd ook de 'gouwleider' van de provincie Antwerpen.

         Op een tentoonstelling in Lier omlijnde hij duidelijk de taak van de kunstgilden en kunstenaar : 'Elke kunst draagt de eigendommelijkheid van haar land. De onze is Vlaamsch. Zooals een Fransman Fransch en zijn kunst Fransch is, zooals een Duitscher Duitsch en zijn kunst Duitsch is, en zoo voor de Engelse, enz...

    (...) De kunstenaar is alzoo een produkt van zijn volk en hij werkt voor zijn volk, met dat wat hij uit de ziel van het volk meegekregen heeft.' En verder verklaarde Timmermans: 'Doch een kunstenaar moet midden in het leven van zijn volk zijn. Dan zal hij gezond werk maken dat de bloedklop van zijn volk draagt.'

    (Deze redevoering verscheen in het dagblad Het Vlaamsche Land.)

         Een andere belangrijke gebeurtenis was de redactiewisseling van het literaire tijdschrift, Volk: in het eerste nummer onder de bezetting van november 1940 vervingen Felix Timmermans en W. Moens respectievelijk V. Leemans en F Vercnocke.

    In de nationaal-socialistische krant Völkischer Beobachter, verscheen op 9 feruari 1941 een interview met Timmermans onder de titel 'In Botschaft der Lebensfreude'. Een maand later drukte het weekblad Das Reich zijn verhaal 'Zur Göttin Fortuna' af.

         De DeVlag, oorspronkelijk gesticht als culturele vereniging door J. Van de Wiele, had van de Duitse Militärverwaltung als taak gekregen de Duits-Vlaamse culturele betrekkingen te bevorderen. In december 1940 had de DeVlag samen met de Propaganda Abteilung een rondreis van vijftien Vlaamse kunstenaars in Duitsland georganiseerd : het hoogtepunt van de reis werd de ontmoeting met Reichsminister J. Goebbels. Vanaf begin 1941 organiseerde ze ook Duits-Vlaamse cultuurdagen in Duitse steden, waaronder de rondtrekkende tentoonstelling 'Flamische Kunst der Gegenwart' en 'Zeitgenössische Flämische Künstlers'.            Dit waren groepstentoonstellingen, waarop ook Timmermans met een zevental tekeningen en houtsnedes was vertegenwoordigd. Hij was zelf niet bij de openingen aanwezig.

    Op 20 april 1941 leende Timmermans zich nogmaals voor de DeVlag-diensten: hij leidde bij een DeVlag-avond in Antwerpen de film 'Michelangelo. Het Leven van een Titan' van C. Oertel in. Zijn rede werd in het juni-nummer van de DeVlag afgedrukt en beschouwde 'Michel-Angelo als mensch, als wij allen een sukkelaar, een arm menschenkind, doch als kunstenaar was hij een God'.

         Op 14 april, een week voordien, werden de derde Nationale Kultuurdagen van Mechelen gehouden. Er werd een huldebetoon gericht aan P. De Troyer en F. De Pillecijn. (F. De Pillecijn bekleedde tijdens de oorlogsjaren vooraanstaande functies in het Vlaamse culturele wereldje : lid van de Vlaamse Cultuurraad, stichter van Volk en Kunst en de Federatie van Vlaamse Kunstenaars, waarvan hij de leider van de landskamer voor Literatuur werd, inspecteur voor het middelbaar onderwijs, een tijdlang de literatuur-referent van de DeVlag, de eerste hoofdredacteur van het eenheidstijdschrift Westland).

         Timmermans deed er klare en duidelijke uitspraken op cultuur-politiek vlak. Hij riep de literatoren op voor hun volk op te komen, d.w.z. 'het zij met uw werk of uw persoon een fakkel zijn om uw volk naar het licht te brengen. Zooals deden Conscience, René De Clercq, Verschaeve, Verhulst, Wies Moens, Verriest, Rodenbach, Willems, Gezelle en andere embetante [sic] kerels, die dan ook afgezet, verplaatst of verguisd wierden.'

         Zijn flamingantische grieven kwamen naar boven, maar over De Pillecijn sprak hij zich nog openlijker uit : 'En hij is geworden een van onze beste leiders. Niet een leider die stemmen ronselt. Doch een leider die ons vooraf gaat, die met zijn werkwoord en zijn  scherpe pen, een volk aanmoedigt om zich vrij te maken uit de baden van angst en onverschilligheid. Een pamflet die zijn konfraters, die zich achter hun boekske verschuilen, doet beschamen en verlegen zijn, die de hooge pieten duchtig op hun eksteroogen trapt; en nochtans De Pillecijn zit ook aan een ministerie vast. Doch alles is een kwestie van moed en bezieling. Hij maakt ze belachelijk de papieren patriotten, hij zet ze in hun hemdslip, hij tapt moppen, peper, vitriool en jeukselpoeder.'

         En ten slotte schetste Timmermans De Pillecijns boek De Soldaat Johan : 'Daar komt nevens de dichterlijke gestalte, de gestalte van den volksverbonden strijder staven.

    Daar wordt veroverd, daar wordt het leven met geweld aangepakt, om het recht. Dat is een boek als een zwaard. Een zwaard van den geest. Dat is De Pillecijn van binnen en van buiten. Die soldaat die geven wij zwijgend een forsche hand. Die is van ons. Wij willen nevens hem staan, hem vergezellen als hij zaait, met hem meegaan als hij gaat vechten. Dan voelen wij ons sterker bij hem, vromer en met meer betrouwen vervuld. Dat is een boek dat als een bronzen standbeeld op de groote markt staat. Boer soldaat!'

    Timmermans hield op 8 juni en 19 augustus de openingsredes van tentoonstellingen van de Lierse Kunstenaarsgilde.

     

    Het 'officiële' huldebetoon

         Op 21 oktober lazen Felix Timmermans en Ernest Claes voor uit eigen werk in Berlijn, uitgenodigd door het Fichte Gesellschaft in het Studentenhaus. Timmermans las 'twee hoofdstukken tintelend van humor en fijnen spot' voor uit zijn Kempendagboek (Volk en Staat). Eind oktober 1941 vond in Weimar een Europees 'dichtertreffen' plaats.

         Twee spreekbeurten werden er berucht : H. Johst, leider van de Reichsschriftumkammer, sprak over het 'Buch und Schwert heissen die Insignien unseres Reiches' en J. Goebbels zou stellen dat 'Bücher haben Geschichte gemacht und sind die grossen Durchbrücke in der Entwicklung Europas gewesen'. De soldaat-dichters Brehm en Baumann lazen voor 'in heissen Dankarbeit und Bewundering für die Deutsche Soldaten un seiner Führer' Alles wat naam en faam had in het bezet Europa werd uitgenodigd : als vertegenwoordiger voor Vlaanderen trof men 'der hinreissende Charakterkopf von Felix Timmermans' aan. Als gevolg hiervan weidde het propagandablad Signaal een uitgebreide reportage van twee bladzijden aan hem.

         Op 12 november verscheen in het Vlaamsche Land een jaarverslag van de Lierse Kunstenaarsgilde : Timmermans deelde mee dat er een 2 à 3 tentoonstellingen voor schilders zouden volgen, maar alleen wie lid was van de Federatie kreeg er gelegenheid toe. In Das Reich van 21 december verscheen Timmermans' 'Pieter Der Maler', vertaald door K. Jacobs.

    Begin 1942 opende Timmermans een Kunst-tentoonstelling en een tentoonstelling van het Liersche Boek, beide georganiseerd door de Federatie. Op 28 maart las hij voor uit Het Jezuskind in Vlaanderen op een DeVlag-avond voor Duitse Wehrmachtsoldaten in het Paleis voor Schone Kunsten; de DeVlag had zich toen al openlijk politiek geprofileerd voor het Groot-Germaanse Rijk. Op 12 april publiceerde de Völkischer Beobachter zijn verhaal 'Der Dichter und die Kaninchen'.

         Op 9 mei 1942 kende het curatorium van de Hansa-stichting van de universiteit Hamburg Felix Timmermans de Rembrandtprijs toe. Eind juni werd een grootscheepse huldiging ingezet. Op zaterdag 27 juni werd een tentoonstelling van Timmermans' tekeningen en aquarellen gehouden in het Museum van Vlaamse Letterkunde in Antwerpen.

    Prof. Dr. Schulte-Kemminghausen stelde er volgens Volk en Staat 'dit gebeuren in het teeken der Duitsch-Vlaamsche samenwerking en wederzijdsche vriendschap en erkenning'.      'Duitschland is geen vreemd land voor de schrijver van Pallieter. Hij werd er altijd door aangetrokken als door een zeilsteen. Hij reisde er veel en hield er menig voordracht. Deze genegenheid is wederzijdsch. Timmermans is voorzeker de meest populaire Vlaamsche schrijver in Duitschland en waar U ook in Duitschland over Vlaanderen spreekt, is men met het werk van Timmermans vertrouwd.' J. Grauls bood als gouverneur van Antwerpen een receptie aan in het Provinciehotel en 's avonds werd de opera van Felix Timmermans en Renaat Veremans Anne Marie opgevoerd in de Koninklijke Vlaamse Opera.

         Zondag 28 juni werd een academische zitting gehouden in het Koninklijk Kunstverbond in Antwerpen. Het woord werd er o.a. gevoerd door A. Jacob, oud-activist en lid van de Vlaamsche Cultuurraad, die er geen cultuur-politieke doekjes om wond: 'Zoo was Vlaanderen op Duitschlands lippen, lag Duitschland open voor den Vlaamschen Naam, zoo bereidde Timmermans mede den voedbodem, voor de receptie van de Vlaamsche Gedachte in de Rijksgedachte.'

         's Namiddags sprak Dr. Teske, hoogleraar van de Hamburgse universiteit en vooraanstaand lid van de Propaganda Abteilung, over 'Die Ueberwindung des Provinzialismus in der flämischen Literatur'. De Militärverwaltung omschreef de Rcmbrandtprijs als volgt : 'Es gelang auch diesmal wieder, bei der Verleihung dieses kulturpolitisch wichtigen Preises eine offizielle Beteiligung von flämischer Seite zu erreichen und trotz gewisser Spannungen zwischen den verschiedenen national-flämischen und deutsch-freundlichen Richtungen Vertreter aus allen Lagern und auch ihre Anhängerschaft zusammenzubringen.' Felix Timmermans werd de culturele katalysator tussen het VNV en de DeVlag. Over Timmermans' dankwoord meldde de Militärverwaltung : 'Timmermans brachte zum Ausdruck, für die flämische Dichtung führe der Weg in die Welt über Deutschland.'

         Een week later werd de huldeplechtigheid verdergezet in Lier : heel wat feestredes en tentoonstellingen van zijn werk. Alle Vlaamse kranten, week- en maandbladen drukten huldebetonen af, waarbij politieke tegenstellingen vergeten werden. Volk en Staat drukte een paginagrote reportage af; Volk en Kultuur (27 juni 1942) publiceerde een thema-nummer over F. Timmermans waarin zelfs J. Van de Wiele, leider van de DeVlag, een uitgebreid artikel schreef : 'Groeit de volle waardeering voor ons kunnen, welke den Vlaming, in het Germaansche volkerencomplex dient voorbehouden te worden.

         Deze ruimte heeft Timmermans mede voor ons veroverd, in deze ruimte, waar zijn werk als werk van eigen bloed werd toegejuicht, is hij ons voorgegaan. Wie kon men beter den Rembrandtprijs toevertrouwen.'

         In het tijdschrift Europaïsche Literatur verschenen nog enkele tekeningen van Felix Timmermans : bij ons weten kwamen slechts twee Vlamingen (Timmermans en De Pillecijn) in dit nationaal-socialistisch tijdschrift aan bod. In augustus 1942 publiceerde de DeVlag een artikeltje van Timmermans over het poppenspel 'Houten Menschen'. En Volk en Kultuur publiceerde zijn hulde aan zijn oud-activistische vriend Fred Bogaerts op 31 oktober 1942.

     

    Woelingen van een jonge manneziel.

         In december 1941 schreef de Vlaamsch-Duitsche Arbeidersgemeenschap een prijsvraag voor een drama en/of een blijspel uit, onder het motto 'er bestaat geen Vlaamsche toneelliteratuur'. De schuldige was, volgens de DeVlag, de Belgische staat. Als doel stelde zich de DeVIag 'de Vlaamsch-Duitsche lotsverbondenheid op het toneel tot uiting' brengen. In de jury zetelden directeur J. Diels (KNS), J. Van de Wiele, Generalintendant Prof. A. Spring en de Intendant Dr. G. Stark uit Berlijn. De DeVlag loofde als eerste prijs 18.750 frank en als tweede 10.000 frank uit.

         Maar niet iedere Vlaming was even gelukkig met deze wedstrijd. F. Haepers, voorzitter van de Amateur Toneelcentrale (ATC) en hoofdredacteur van Volk en Kultuur schreef : 'DeVlag bezinne zich, samenwerking kan alleen gebeuren op het standpunt van gelijkwaardigheid en wederzijdsche eerbied voor de eigen volkspersoonlijkheid.' Hij zag duidelijk het culturele eenrichtingsverkeer met Duitsland in. De Bond der Vlaamsche Toneelschrijvers beklaagde zich bij de DeVlag dat er wel verdienstelijke Vlaamse stukken bestonden, waarop men van DeVlag-zijde reageerde met de meeste toneelstukken af te doen als 'doodgeboren, onleefbare, volkomen vergeten of nagenoeg geheel onbekende producten' en de hoop stelde in 'een rijke oogst'.

         Eind juli 1942 meldde de DeVlag dat het initiatief een onverhoopt succes kende : 'de rijke oogst' bestond uit 49 Vlaamse en 17 Duitse toneelstukken, hoofdzakelijk historische drama's. Op 22 oktober 1942 beëindigde Felix Timmermans het eerste bedrijf van Pieter Breugel, en hij schreef aan Flor Van Reeth dat het stuk moest binnengeleverd worden op 16 november, vijf en een halve maand na de voorziene uiterste inzenddatum. Pas in april 1943 reikte de jury de eerste prijs uit aan F. Timmermans en K. Jacobs voor hun P. Breugel, de tweede prijs aan F. Demers De Weder-opstanding, een oostfrontstuk. De grote man achter de schermen van de toneelwedstrijd was de al vermelde Sonderführer P. Vogel.

         Hoewel hij geen lid was van de jury, had hij K. Jacobs benaderd met de vraag P. Breugel in te zenden voor de DeVlag-wedstrijd, omdat de overige stukken van te lage kwaliteit waren. Vanuit de DeVlag en de Propaganda Abteilung had men Timmermans opnieuw een prijs in de schoot gegooid en Timmermans deed gewillig mee.

         Dr. A. Martens, oud-activist en toneelrecensent bij de DeVlag omschreef het stuk als 'de innerlijke woelingen en wendingen van een jonge manne- en kunstenaarsziel, haar groei uit weifeling en onzekerheid tot aarzellooze zelfkennis onder den schijnwerper genomen en geprojecteerd tegen een historische achtergrond van strijd en overgang van volks verzet tegen een onvolksche Spaanse heerschappij'.

         Ingrid van de Wijer vermeldt in haar studie dat Felix Timmermans ontslag nam als gildemeester uit de Vlaamsche Kunstenaarsgilde in Lier en zich ook terugtrok uit de stedelijke Cultuurdienst vanaf 26 maart 1943.

         We vonden wel brieven terug van Timmermans, waarin hij na de vermelde datum ondertekende als gouwleider van de provincie Antwerpen. Hij bleef meedraaien in het raderwerk van de Federatie. In 1943 schreef'Timmermans verder aan zijn Adriaan Brouwer, verscheen zijn 'Prinzessin Orianda und der Domkirch' in de Kölnische Zeitung (10 december), 'Der Tag der Tiere' (25 december) en ' Die wundertätig Sabbe' (31 december) in de Brüsseler Zeitung. In 1944 had Timmermans veel last van zijn hartkwaal, ondernam hij pogingen om Boerenpsalm voor theater te bewerken en zijn studie A. Brouwer af te werken.

     

    Kultur-fokkers

         Op 4 september 1944 trok het Engelse leger Lier binnen. Felix Timmermans lag ziek te bed. Leden van het verzet wilden hem arresteren, wat door de Procureur des Konings in Mechelen na het voorleggen van een medisch attest verboden werd.

         Er brandde in de eerste fase van de repressie een hevige polemiek los rond de figuur Timmermans. F. Toussaint van Boelaere, medelid van de Koninklijke Vlaamse Academie verwonderde er zich over dat geen enkel lid hieruit werd geschrapt wegens culturele collaboratie: 'Maar ergerend en in ons hart het rechtvaardigheidsgevoel krenkend en fnuikend is het feit dat er ook kritiekschrijvers, schrijvers en kunstenaars zijn die, omdat zij de kunst verstaan met den elleboog te werken, - jouer des coudes - thans voortgaan, zooals onder de nazi-bezetting, met het hooge woord te voeren, met leidende posten te bekleeden.' (Zondagspost, 20 januari 1946)

         Op 24 januari 1947 stierf Felix Timmermans aan een nieuwe hartcrisis, terwijl zijn dichtbundel Adagio bij de Nederlandse uitgeverij Van Kampen in druk was. Twee dagen later schreef Toussaint Van Boelaere in het Parool: 'Zeker, van Timmermans is in Duitse vertaling uitgegeven, vooraleer het nazisme aan het bewind kwam. Maar de nationaal-socialistische propaganda heeft het werk van Timmermans, waarin het nazisme zichzelf weerspiegeld zag, in haar methodisch geweld opgenomen. En het zozeer onder de nazistische volkselementen, buiten de grenzen zelfs van het Derde Rijk heeft verspreid, dat Goebbels heeft kunnen uitschreeuwen dat, na Goethe, Timmermans de grootste schrijver ter wereld was.'

    In een rechtstreeks antwoord vroeg Maurice Gilliams zich in Het Handelschblad (10 februari 1947) af : 'Is het gewenscht dat er om Felix Timmermans een strijd zou ontbranden ?

         Hij probeerde de vinger op de literaire wonde te leggen : 'Wat sommigen dwars zit en waar trouwens al de herrie om Felix Timmermans door ontstond, het is zijn succes in het buitenland. Ja, zijn boeken waren eens een zeer geprezen export-artikel.' R. Herreman vatte in het Parool (2 februari 1947) de oorlogsjaren als volgt samen : 'Hadden de Duitsers tijdens de bezetting niet een zo luidruchtig gebruik gemaakt van zijn naam en van zijn persoon, dan zou zijn overlijden ongetwijfeld in Vlaanderen en in Nederland tot heel wat uitvoeriger necrologische artikelen aanleiding hebben gegeven.

         Het commentaar van B. van Eysselsteyn in de Haagsche Post sloot daarbij aan : 'Zijn Europeesche vermaardheid en ongelooflijke populariteit in het buitenland, met name in Duitschland, waar reeds vóór Hitler iedere boekhandelaar zaken met hem deed, maakte hem, den "Germaanschen" Vlaming en "stamverwanten" kunstenaar tot een begeerd object voor de "Kutur"-fokkers. Als een bekroonde Germaansche literatuur-stier werd hij rondgezeuld en óf zijn ijdelheid óf zijn angst speelden hem daarbij parten.'

         André Demedts schreef in Het Volk van 2 februari : 'Timmermans is overleden vóór zijn taak was volbracht en het verdriet, hem door sommigen berokkend, was overgroeid.'

    Het Pallieterke drukte deze gedachte nog drastischer uit; 'Men zegt dat hij stierf aan een hartziekte. Hartziekten zijn kurieuze dingen. Ge kunt daar in geven en nemen. De man met het zieke hart kan er wat aan geven en nemen. En ook andere menschen kunnen dat. Velen zullen denken dat de Fee vermoord werd. Ze zullen voorlopig nog niet zeggen door wie. Dat zal later allemaal wel gezegd worden.'

         In Golfslag (november/december 1947) publiceerde Manu Ruys een heftig In Memoriam : 'Wij rouwen om Felix Timmermans, de eerlijke kunstenaar en de goede mens. (...) Sinds het einde van den oorlog leefde hij eenzaam want zijn hart was ziek van het onrecht en de vervolgingen die rond hem woedden. De ware bevrijding is zacht ingetreden want voor hem was de dood slechts het laatste afscheid aan een wereld die leefde van verraad.'

         Timmermans was ook de eerste voorzitter geweest van de katholieke schrijversbond, Scriptores Catholici, waarvan hij tot zijn dood erevoorzitter was.

    Na de oorlog was Scriptores Catholici overgegaan tot het schorsen van elke schrijver met wie het gerecht zich bezighield. Timmermans behoorde, waarschijnlijk zonder dat hij het zelf wist, tot die geschorsten. De Scriptores Catholici vond het zelfs de moeite niet waard om op zijn begrafenis aanwezig te zijn. Reden genoeg voor een vooraanstaand katholiek schrijver, ons onbekend, om ontslag te nemen.

     

    Blindheid

         Zoveel is al duidelijk : Timmermans heeft in de tweede wereldoorlog niet stilgezeten.

    De publikaties van boeken als De Familie Hernat (1941), Minneke Poes (1942), Vertelsels 1 en 2 (1942-1944), het toneelstuk Pieter Breugel( 1943), het scenario Antoon De Fierefluiter (1942), Een lepel herinneringen (1943), evenals de vertalingen in het Frans, Duits, Servisch-Kroatisch, Sloveens en Tsjechisch hebben we niet vermeld. Er is een diepgaand onderzoek nodig naar de levens- en kunstenaarsopvattingen die erin vervat zitten. In hoeverre is de 'volksverbondenheid' van Timmermans verwant met hee 'Blut und Boden'-ideeëngoed?

         Ook is er nog onderzoek nodig over de receptie, de populariteit in Vlaanderen, Duitsland en andere landen waar zijn boeken in talrijke vertalingen verschenen, van die en vroegere werken. Over Timmermans' populariteit in Vlaanderen bestaat er weinig twijfel. Al in 1925 betitelde Paul Van Ostaijen hem in een voetnoot bij een artikel over F, Jespers als 'notre harlequin national, de mascotte van Vlaanderen.

     

         Was Timmermans het slachtoffer van een misververstand ? Maurice Gilliams suggereerde het door te wijzen op de melancholische ondertoon van Timmermans werk. Ook i.v.m. zijn houding in de tweede wereldoorlog ziet men Timmermans vaak als een naïeve speelbal voor de duistere, Duitse machten of - zoals ook van zovele anderen wordt gezegd - als een flamingantistisch idealist. Uit de feiten blijkt dat Felix Timmermans zich bewust als flamingant engageerde, zich zelf verkiesbaar stelde voor een vlaamsnationale partij voor de tweede wereldoorlog. Dit politiek engagement trok hij slechts op cultuurpolitiek vlak door tijdens de tweede wereldoorlog. Merkwaardig genoeg startte hij voorzichtig : hij deed weinig politieke uitspraken, hoewel hij veel publiciteit kreeg in de Duitsgezinde pers.

         Terwijl anderen naarmate de oorlog vorderde en het tij voor Duitsland keerde, zich meer en meer als attentisten opstelden, begaf Timmermans zich steeds duidelijker in nationaal-socialistisch vaarwater. Zijn dienstverlening aan de DeVlag is daar een bewijs van, maar zij blijft altijd zuiver cultuurpolitiek, in tegenstelling met bijvoorbeeld die van Cyriel Verschaeve en Filip de Pillecijn.

         Uit zijn activiteiten blijkt dat Timmermans niet uit arrivisme handelde, noch met de bedoeling anderen te benadelen. Hij kwam zelfs tussen voor kunstschilders H. Dirickx en H. De Bruyn, die opgeëist werden voor verplichte tewerkstelling in Duitsland, evenals voor zijn gedeporteerde vriend Dr. L. Van Boeckel. Maar waarom hield Timmermans zich niet zoals Stijn Streuvels, of zeker Herman Teirlinck op de vlakte en liet hij zich meer en meer door de nationaal-socialistische DeVlag inkapselen ? Is dit inderdaad politieke naïviteit en idealisme?      Timmermans moet geweten hebben waaraan hij meewerkte op ideologisch vlak, daarvoor ligt de propaganda in de bladen waarin hij publiceerde, er te dik op. Over de praktische consequenties van deze ideologie zal hij - zoals zovelen - niets geweten hebben; of was hij er blind voor. Kan het zijn dat de eerbetuigingen die Timmermans tijdens de tweede wereldoorlog werden verleend zijn hoofd op hol joegen - de prijsuitreikingen waren de eerste officiële eerbetuigingen na zijn staatsprijs van 1922 - of was het er hem gewoon om te doen financieel te overleven ? Dat kan, gezien de oplagecijfers, nauwelijks het geval geweest zijn. Natuurlijk blijven die cijfers niet zo maar hoog.

    Hij moest daarvoor in elk geval zijn populariteit op peil houden.

     

    *****

    30-08-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-08-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een Minnezangers-leven

    Een Minnezangers-leven.

     

    Hoe de Vlaamsche verteller het met warmte en liefde beschreef

     

    Verbeeldingeskens

         Er is een essentieel verschil tusschen de tastbare, zinnenzware Vlaamsche vreugde voor het boordevolle leven, die in Pallieter trilde, en de troubadouriale, Provençaalsche levensmin, zooals ze Franciscus doorzong in den tijd, toen hij zijn hart nog aan de glansen der wereld verpand had.

         Men moet zich dit verschil in levensplan van den gullen, boerschen, met den grond en zijn vruchten verbonden "dagenmelker", en den zwlerigen, hoofschen levensminnaar, die dichterlijke en ridderlijke idealen najoeg, bewust maken om de tekortkoming van den ouderen en zeer zeker verinnerlijkten Timmermans te begrijpen, die getracht heeft de figuur van een der grootste heiligen, tevens een der grootste levenskunstenaars van alle eeuwen, in zijn nieuwste boek te benaderen.

         Want zooals de Pallietersche roes, hoe uitbundig ook, begon en eindigde met zich zelf, zijn bevrediging vond in het nabije, en zich, wijl hij niet als de levensroes van den jongen Franciscus een streven, een begeeren in zich had, nergens aan onbereikbare verten versmeet, zoo zijn ook Timmermans' latere leven en kunst immer begrensd gebleven door den Vlaamschen horizont, misschien zelfs door den horizont der kleine Vlaamsche stad.

         Door een bewust-gecultiveerde primitiviteit behield hij in zijn taal en voorstellingswijze al de kleurrijke oorspronkelijkheid van het Vlaamsche volkseigen, in zijn levensaanvoelen de naïeviteit, de innigheid, de gemoedswarmte van het Vlaamsche karakter, zonder dat echter dit karakter in hem iets verkreeg van den strevenden en strijdbaren kant, die het hebben kan in zijn groote figuren, als b.v. de Arteveldes waren of Albrecht Rodenbach.

         Daarmee werd ook Timmermans' positie als kunstenaar bepaald; hij werd verteller, verteller met een ongemeene schilderachtigheid en raakheid van zeggen, die in zijn "Kindeke Jezus in Vlaanderen" door de charme van een innige primitiviteit bekoren, in de "Pastoor van den bloeyenden Wijngaard" door de zuiverheid en volheid van zijn Vlaamsch sentiment ontroeren kon, en die den Vlaamschen kant van Pieter Breughel goed wist te verbeelden, zonder hem in de kosmische en tragische accenten, die zijn innerlijkste wezen uitmaken, diep genoeg te kunnen peilen.

         Zoo is hij ook in zijn boek over St. Franciscus gebleven: een idyllische verteller van dit wonderbare leven, een, die met warmte en liefde vertelt — al is het soms merkbaar, dat zijn vertellen zelf hem bijna even lief is als het onderwerp — die kleur en verve weet te geven aan zijn verhaal en ook wel te ontroeren weet, omdat zijn primitief-gehouden verteltrant zich soms bij de simpele Gods- en menschenliefde van dezen heilige zoo zuiver aanpast, maar die anderzijds de psychische bewogenheid mist om de diepe en heilige, de ontembare drift, waardoor dit grandioze liefdeleven gedreven werd, in zijn kern aan te voelen.


        ris5.jpgtgfq.jpg
     

         Want als er één leven is geweest, dat zich niet door smalle, zelfs niet door verre horizonten liet inperken, dan is het 't leven geweest van Francesco Bernardone. Niet door die van zijn stad of land, niet door die van zijn staat en stand, zelfs niet door die van zijn menschelijkheid, waarboven uit hij steeds naar een mystieke vereeniging met God heeft gestreefd.

         Reeds zijn bruisende jeugd wordt bezeten door het streven naar het groote: niet de feesten, die hij viert en vieren laat, zijn van deze jeugd het diepste kenmerk, maar de drang naar het troubadour-, naar het dichterschap, naar den krijgsmansroem en de glorie der Graalridders.

     

    Joseph von Görres heeft voor het eerst erop gewezen, dat Franciscus zijn leven lang dit troubadouriale ideaal, ontstaan in de Provence, waaruit zijn adellijke moeder stamde, behield en de hooge, onzelfzuchtige verlangens der wereldsche minnezangers in een hooger en onzelfzuchtiger geestelijk verlangen omzette.

         En Chesterton in zijn "St. Francis of Assisi" heeft ons misschien den sleutel tot de verklaring van dit wonderlijke en aantrekkelijke bestaan het zuiverst gegeven: "Hij was, tot in de uiterste kwellingen der ascese, een Troubadour. Hij was een Minnaar. Hij was een minnaar van God en hij was werkelijk en waarachtig een minnaar der menschen, mogelijk een nog zeldzamer mystieke roeping. Bezie zijn leven als het verhaal van een der troubadours en van de onstuimige dingen, die deze voor zijn Vrouwe zou doen, en het heele raadsel, dat dit leven voor den modernen mensch inhoudt, verdwijnt".

     

         Felix Timmermans heeft dezen trek van grootschheid, welke den meest roekeloozen en meest verheven minnaar, die ooit heeft geleefd, kenmerkt, niet voldoende aangevoeld en uitgebeeld.

    Het was niet te verwachten, dat Timmermans, die allerminst psycholoog is, ons de psychologie van dit mooiste aller heiligenlevens zou geven.

         Maar in de "verbeeldingeskes, die hij zich zoo heeft voorgesteld, nadat hij de boeken gelezen had, die de geleerden over zijn schoon leven hebben geschreven" en die in een lange reeks van aan de bronnen ontleende tafereelen het leven van Franciscus van de geboorte tot aan den dood ontrollen, had toch iets meer verklaard kunnen worden van de innerlijke zielsprocessen, die eerst Franciscus' omkeer, daarna de hooge dwaasheden zijner mystieke liefde bewerkten.

     

         Thans zijn vele dezer verbeeldingen — vooral in de eerste helft van het boek — wel erg uiterlijk gebleven en heeft Timmermans soms zelfs weinig anders gedaan dan de bronnen herschapen in zijn eigen plastische taal.

    Zoodoende zijn z'n verbeeldingen tot een reeks van schilderijtjes geworden, die de weelderigheid van kleur en de scherpte van lijn hebben, welke voor Timmermans karakteristiek is, maar die voor ons gevoel toch vaak te Vlaamsch-pittoresk zijn, dan dat zij den zwier kunnen hebben van Franciscus' dichterlijke leven.

    Want met al zijn pijnen en ontberingen en ziekten en teleurstellingen is dit leven een dichterleven geweest.

     

    Het tokkelen van de Harp

         Timmermans heeft Franciscus gezien als het "arme bedelaarke" en zijn tot het uiterste doorgevoerde nederigheid en dienstbaarheid rechtvaardigen voor een deel deze visie.

    Voor een deel, want de blinde nederigheid en dienstvaardigheid, die deze heilige minnezanger zich zelf had gewonnen (was dienen, zich zelf wegcijferen ook niet het ideaal der troubadours?) vereischten een koninklijken geest en een koninklijke liefde, dien koninklijken geest en die koninklijke liefde, die alleen in staat waren een Zonnelied te scheppen, den minnezang, die tot de mooiste aller tijden altijd zal blijven behooren, maar die in Timmermans' vertaling op rijm helaas ook iets van zijn machtigen zwier verliezen moest.

         Er is in Timmermans' schilderijtjes iets van de gewilde kinderlijkheid der plaatjes, waarmee hij zijn boeken illustreert, het is soms, of hij de dingen door een verkleinglas bekijkt, waardoor zij het karakter van een idylle krijgen en de echtheid van het werkelijke leven missen.

         En toch ontwapent hij ons critische gevoel telkens en telkens weer door de naïeve charme van zijn vertellen en zijn zien. Er zijn in dit boek tal van prachtige brokken, prachtig niet alleen door de directe en rake manier van zeggen maar ook door hun teederheid en een zuiver en ontroerend sentiment. Daar is b.v. dat "heilig liefdelieken", dat de mystieke samenkomsten van Franciscus en Clara Sciffi beschrijft en dat eindigt met Clara's aanneming tot de verheven armoede:

    "In de heiligste stilte zei Franciscus :

    — Zuster, hier is uw hemelsch kleed van de armoede.

    — Dank u, zei Clara. De tant hielp Clara haar de juweelen afdoen, en 't wit, zijden kleed uittrekken.

    Franciscus deed haar de pij aan, een grove bruine pij, hier en daar gelapt, en met een dikke koord in de lenden.

    — Uw schoenen, Zuster, zei hij. Ze deed haar roode, zijden schoentjes uit, en hare witte kousen. Ze kreeg houten sandalen aan die witte voeten.

    En...... hij zei het niet. Maar een Broeder gaf hem een scheer. Zij bezag hem vol geluk, omdat hij haar zooveel ontnam, want hoe meer hij haar afnam, hoe rijker zij wierd aan verdiensten.            Zij schudde haar haren los, ze golfden als een gouden mantel over haren rug, en ze boog zich voorover. Hij nam die wondere haren met zijn donkere, magere, lange hand. Hij zette de schaar open en knip, knip, zoo een keer of vier. Zijn hand ging open, en het haar viel slordig bij haar zijden kleed, zilveren gordel, perelen kapje, juweelen en schoenen op den grond, dat daar allemaal lag gelijk een hoop verslenste bloemen".

         Zoo is er meer : Franciscus' verschijnen voor den geweldigen Innocentius III, zijn preek voor de vogels, zijn bidden bij den stervenden Paus, als wegens besmettelijke ziekte niemand anders hem durft te naderen, de kapittels, zijn missiereis, zijn vechten voor het behoud van den zuiveren Franciscaanschen regel, zijn twijfelingen, zijn ziekten en pijnen, en tusschendoor telkens de vlugge typeering der bijfiguren als Broer Hoed, Broeder Elias, broer Lam, broer Jeneverzak en vele anderen, dit alles boeit en sleept mee, zonder dat men nog aan tekortkomingen denkt.

         Zoodoende moet men in dit tokkelen der ,"Harp van Sint Ftranciscus" niet zoeken naar de innerlijkste bronnen van dit met zulk een vaart geleefde heiligenleven: Timmermans heeft die niet opengelegd. Noch moet men hier een verklaring verwachten van het wonderlijk-snelle om zich heen grijpen van het Franciscaansche ideaal, van dien wonderbaren groei der Franciscaansche beweging in het begin der 13e eeuw. Sabatier heeft een deel der verklaring gevonden en getypeerd in een tijdgeest, die als reactie op de weeldezucht der eeuw, onafhankelijk op vele plaatsen tegelijk doorbrekend, de armoede zocht.

         Een roman over Franciscus had kunnen trachten naast deze uiterlijke, historische oorzaak (die bij Timmermans niet tot uiting komt) de innerlijke, psychologische oorzaken van Franciscus' suggestieve optreden te bepalen, die naast de genade zeker op den snellen groei der beweging hebben ingewerkt. Ook dit heeft Timmermans niet gedaan.

         Maar hij heeft in een aantal "beeldekens", die vol warmte zijn en vol kleur en vol innigheid, het leven van Franciscus herschilderd naar zijn eigen levenden trant. Anders van toonaard en kleurengamma, anders van techniek, anders van geest dan Laurence Housman in zijn "Little plays of St. Francis" maar met hetzelfde doel en dezelfde liefdevolle toewijding heeft hij dit leven uit zijn rijke teederheden opgebouwd: en de boelende vertelkracht, die Timmermans' groote verdienste is, zal velen, simpele menschen zoowel als hoog-ontwikkelden, nader brengen tot dezen mensch, die in zijn bovenmenschelijke liefde de meest roekelooze offers met een glimlach bracht, en die ons, boorlingen van een nuchter, zakelijk en zelfbewust geslacht, de hooge waarde van het minnezangerschap te leeren heeft: dat wij slechts Harpen zijn, waarop de Eeuwige speelt, en dat, hoe nederiger en zelfvergetener de harp, hoe zuiverder en hooger het Eeuwige liefdeslied, dat van haar weerklinken moet.

     

    wb2o.jpg

    *******

    18-08-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    12-08-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Felix Timmermans litterair debuut

    Felix Timmermans’ litterair debuut.

     

    Uit Zondagsblad van 7 11 1926.

     

         In Lier, Felix Timmermans' geboorteplaats, leefde in 1903 'n uitgever A. v. Hoecke geheten die 't op een goeden dag in z'n hoofd kreeg om 'n "kunstblaadje" uit te gaan geven.

    Hij zette zijn plan door en onder den titel "Lier Vooruit", zag het tijdschrift inderdaad het licht. De inhoud bestond uit wat wetenschappelijke artikeltjes en bijzonderheden over tooneel- en schilderkunst. Waar het nu aan den toenmaals jeugdigen, thans zoozeer bekenden Vlaamsche schrijver ter oore kwam, dat het nieuwe orgaan met vele oudere zusjes deze kwaal gemeen had : te lijden aan chronisch copy-gebrek — reden waarom het meestal met zeer groote letters gedrukt werd — en hijzelf, die zijn vrijen tijd gebruikte voor het schrijven van "versjes", de tijd gekomen achtte om de eerste schreden op het doornige pad te zetten, besloot hij ook eens wat in te zenden.

     

         Onder den schuilnaam Polleke van Mher stuurde hij de redactie een paar gedichtjes, die — tot zijn groote blijdschap en verwondering — "wierden aangenomen."

    Polleke van Mher had al dadelijk succes. Zijn poëtische ontboezemingen schenen door de lezers van "LierVooruit" hoogelijk geapprecieerd te worden en met graagte gelezen, want toen de uitgever van het tijdschrift in 1907 rondzocht naar een geschikt nieuwjaarscadeau voor zijn abonnees, wist hij niet beter te doen, dan hen te verrassen met Polleke van Mher 's verzamelde verzen.

         Onder den titel "Indrukken van Polleke van Mher" zag het boekje dat — zooals Timmermans zelf zegt — "zoo dun was als een sneeke kaas" het daglicht.

    De schrijver kreeg als honorarium 50 present-exemplaren !


                             leoev.jpg
     

         Dit was de eerste, doch tevens de laatste uitgave van Timmermans eerste werk.

    Het boekje maakte een vrij pooveren indruk : op het rose omslagblad stond de titel en onmiddellijk daarna volgde de gedichten. Ze volgden elkaar alle 24 "zonder asem te laten halen", zoals Timmermans ’t weer zoo leuk uitdrukt, op en hadden, 't vertoon van menschen die rap en dicht opeengedrongen op Aschwoendag een kruisken gaan halen.

    En 't boekske had dan ook geen 24, doch slechts twintig bladtijden!

         De gedichtjes, waarvan alleen het opschrift met een ander lettertype was gedrukt, bestonden uit "alleen maar geziene" en "te arm weergegeven" "berijmde voorstellingen" van Sneeuw, Jacht, Kerstmis, Allerzielen, Oud, enz...

    Het eerste heet "Dageraad" en begint zoo :

     

    "In 't Oosten hangt een witte

    streep, die langzaam openrekt:

    't lijkt een plas van troebel nat waar

    rooden inkt wordt ingelekt."

     

         Ook is er een gedicht over een schoenmaker, die zonder er zichzelf wellicht bewust van te zijn, de feitelijke aanleiding was tot Timmermans schrijver-worden. Door de verhalen, die hij tusschen zijn ouwe schoenen aan Timmermans deed, spoorde hij hem aan om 't plan om "glasraamschilder" te worden er aan te geven en aan 't schrijven te trekken.

    Aan hem heeft "Polleke" de volgende regels gewijd :

     

    "Bij het raam zit hij te werken

    op een lage pikkelstoel,

    nevens hem en voor en achter

    ligt een oude lederboel.

     

    Hij hermaakt een waterleers, en

    boort met een gekromde pin,

    gaatjes door de zool en slaat er

    dan een stalen nagel in.

     

    En hij trekt de breede heuvlers

    met een pekdraad, dicht en straf,

    neemt zijn mes en snijd er zuinig

    hier en daar een stuksken af.

     

    Over 't vlamken van een keersken,

    op een wrijver smelt hij was,

    vaagt hem aan de zij der zolen

    dat het blinkt lijk spiegelglas.

     

    Dan heft hij de leers in d' hoogte

    en bekijkt ze om en rond,

    mompelt van tevredenheid en

    speekt een kladken op den grond."

     

         Dit en de andere gedichten waren geheel geinspireend door de schrijfwijze van K. Omer de Laye, wiens werk Timmermans erg bekoorde en dien hij ook in het artikeltje, dat hij zelf eenige jaren geleden schreef in het "orgaan van Vlaamsche vereenigingen van Bibliothecarissen en Bibliotheekbeambten" de Bibliotheekgids — (waaraan bovenstaande bijzonderheden zijn ontleend) nog dankbaar herdenkt.

         Bovengenoemd artikel, geplaatst in een tijdschrift met een uit den aard der zaak zeer beperkten lezerskring, is nagenoeg heel onopgemerkt gebleven. Om die reden leek het ons goed er op deze plaats een en ander over mede te deelen.

         Velen zullen het betreuren dat dit jeugdwerk niet meer in den handel is. Timmermans zelve gelooft, dat van het boekje, waarover hij "alhoewel het gebrekkig is" toch blij is "dat 't als een kreupel; gemankeerd madeliefke op de wereld is komen piepen", geen tien exemplaren meer zullen bestaan ...

     

    *********

    12-08-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    11-08-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Macht en onmacht van Felix Timmermans - F. Morlion

    Macht en onmacht van Felix Timmermans.

     

    Door F. MORLION -  uit Kunst en Letteren.

     

         De schoonste boeken van Felix Timmermans heeten ongetwijfeld Anne Marie en Breughel: de twee laatste werken hebben aan dat feit nog niets veranderd.

    De twee leerzaamste boeken voor wie zoekt de echte maat van Timmermans te kennen zijn echter misschien wel de twee laatste nu: Pijp en Toebak (Die Bunte Schutsel) en de Krabbekoker. Want we zien hier klaarder en klaarder de macht en de onmacht van den schrijver en dat zicht is zeer leerzaam voor litteratuurliefhebbers (en ook wel voor den schrijver zelf ).


         Afbeelding op volledig scherm bekijken   Afbeelding op volledig scherm bekijken

        
    De novellenbundel « Pijp en Toebak » bevat vier verschillende soorten proza, twee humoresken : Gustaaf uit de « Roode Kat », de moedwillige zwijnskop, zijn zuivere meesterwerkjes, drie andere : de lange steenen pijp, de portiersplaats, het brevier voor minnende zielen, zijn het bijna.

         Geen enkele van deze verhaaltjes brengt meer dan we van den schrijver van Symphorosa, Driekoningentryptiek en van zoovele volksche humorjuweeltjes mochten verwachten. Maar de twee voornoemde stukjes brengen ons juist die sobere volheid van een meester die het genre in zijn kunst volledig rijp heeft laten worden. Hier is niets meer van die lijnsche overdaad van Pallieter, of van die beschrijvingsovermaat van vele andere werken. Gustaaf en Tist met vrouw en familie, vrienden, enz. zijn figuren welke niet vergroot, verkleind, niet verstard, verhevigd, niet verheld of verdonkerd moesten worden.

         De schrijver heeft ze in hun banale dagelijksche maat kunnen laten, waar ieder ze wel als levend, en vlaamsch en liersch moet erkennen, maar hij heeft ongemerkt de ziel uit het gebeuren doen spreken, zeer bescheiden en zeer goedgezind, zeer menschelijk, zwakmenschelijk, tragisch menschelijk. Dat is de ware humor, de humor die in alle landen en tijden tot de menschen blijft spreken, de humor die Timmermans zelf met een bizondere grondigheid heeft bepaald : « niet een oppervlakkig optimisme, maar een optimisme waaronder men de ernst en de tragiek van 't leven gewaar wordt, een ernst waarover de vreugde dan zegevol omhoogbloeit ».

     

         Herlees de geschiedemis van den schuchteren echtgenoot Gustaaf in wiens leven ongevraagd en onoverwonnen een vreemde liefde komt, die angst wordt op het stervensbed, een openbare biecht... maar het doodsgevaar verdwijnt en de strenge echtgenoote blijft...

         Dat is tragiek in klein formaat, maar herlees goed, het is groote kunst. We denken aan Ehrenburg, aan Mann, aan Tcheckow, aan Pirandello en zoovele andere die hier hun ironie, of hun pessimisme, of hun hooge volksverachting met het onderwerp zouden laten wegloopen. Geen spoor van dat alles bij Timmermans; maar bescheiden aandacht, meewarige lach, begrijpend meevoelen. Zelfs de bekoring is delikaat, en de mislukte doodstrijd.

         Er is hier geen spoor meer van dat spelen met de geloofspraktijken om schilderachtige effecten te bekomen, zooals in « Het kaarsje in den lantaarn » en elders. Timmermans weet nog: de mensch is geen held en geen heilige, hij weet ook dat er in leven en dood geheimen zijn die hij nog niet uitbeelden kan. Maar hij beeldt harmonieus, sober en beheerscht wat hij in het leven goed gezien heeft. Dat is veel.

         In denzelfden bundel vinden wij ten tweede drie strikt religieuze opstellen. « De mantel der armoede » is de geschiedenis van de H. Elisabeth. « de Heiligmakende kraai » is een fantastisch zonde- en bekeeringsverhaal. Hier is de kunst van de schrijver weer niet tot de hoogte van het onderwerp gestegen. Alles is gewoon, goed verhaald maar nergens hebben we die meerukkende momenten waar de mensch schrijver zijn heilig onderwerp nog rijker maakt met zijn eigen rijkdom. Dezen rijkdom vinden we wel in het derde stukje dat meer een meditatie dan vertelsel is: « de heilige der kleine dingen ». Er zijn weinig bladzijden in de kristenliteratuur waar de eenheid tusschen heilige en volk, tusschen St Antonius en de eenvoudige vlaamsche lui, zoo hartelijk, zoo levend, en zoo diep werd uitgewerkt.

    « De geheimenis der weiden » is een practische fantasie. Een overblijfsel uit het romantisme, en sentimentalisme der voorpallieteriaansche tijden. Een poësis die een klein beetje te poetisch is, te onwerkelijk, en te litterair.

         Het zelfportret eindelijk is een wijze en eenvoudige auto-analyse. Een gedicht over den dichter, een vertelling over den verteller. Een goede synthese der goede dingen van ons vlaamsche ras.

         De roman « Krabbekoker » bevat ongeveer al deze elementen, maar geen enkel groeide nu in zijn zuivere verhouding; en in zijn zuivere vorm. Gevolg : Krabbekoker is de minste der Timmermans-romans. Deze roman is systematisch van uit den kant der poësis ontstaan: het leven van een artist-schilder met de andere bohemers die ook artiesterig doen.

         Die poësis komt niet uit het echte leven maar uit de beschouwingen van literator Timmermans. Wij vulden er dus meer maak-literatuur en min Timmermans. Zelfs het godsdienstige element wordt er verpoëtiekt en verliteratuurd. Er is een vrede van alles, een wijding. Cicero zijn vrome ziel zuigt iets van die rust en hemelkalmte in, en hij begint te bidden : « Wees gegroet Maria ».

         Gelukkig leeft in deze roman Brigitje. een zusje van Leontientje en van Annemarie... en hier is ook, alhoewel minder, toch iets van het diepere geheim eener ziel dat God doet aanvoelen zonder over Hem te spreken.

         De humor is in dit boek ook veel armer, en de tragiek is bijna geen tragiek meer maar luid geschreeuw. Zelfs de verzoeningsscène is niet diep ontroerend spijts de ontzaglijke gevoelspotentie van het gegeven.

         Wij besluiten. De poësis is een bekoring. De psychologie is een bekonng. Het philosofeeren is een bekoring. Felix Timmermans is een groot kunstenaar alleen dan wanneer hij geduldig in de ziel van kleine, aardsche, onpoëtische menschen, de omkontroleerbare bewegingen van het leven en van God heeft gezien en eenvoudig neergeschreven.

    Misschien brengt ons dat de bijna voltooide roman « Boerenpsalm ».


    cxom.jpg
     

    ***********

    11-08-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-08-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De schakel en Felix Timmermans

    De Schakel en Felix Timmermans

     

    Uit Elckerlyc   -   10/7/1937

     

         Het halfmaandelijksch tijdschrift? «De Schakel» heeft zijn eersten jaargang beëindigd : tijdens deze de eerste etappe heeft het met het oog op opvoeding en kultuur een prijzenswaardige veelzijdigheid betracht. Het bracht paedagogische, wetenschappelijke en letterkundige bijdragen onder redactioneele leiding van A. De Saeger met als voornaamste medewerkers R. De Graeve, Jan Vercammen en Fr. Hofman.

         Daar het tijdschrift in de eerste plaats een leesblad voor onderwijsmiddens wil zijn, is het dan ook als dusdanig opgevat en bracht het doorgaans in vaste rubrieken ingedeelde artikelen.

    De naar deze opvatting wat strakke lijn zal voor volgende jaargang worden gewijzigd en de redactie zal meer afwisseling en verscheidenheid in het opstellen van het blad betrachten.

         Een der ijverigste medewerkers van de «De Schakel» is ongetwijfeld de dichter en pedagoog Jan Vercammen, die vooral het letterkundig gedeelte van het tijdschrift in handen heeft en met onvermoeiden iever onze schrijvers (de noorderburen incluis) en hun beste werken bij de schooljeugd bekend maakt.

    Het resultaat van zijn achtervolgingstochten discht hij meesters en leerlingen op in den vorm van een gezellig praatje of een zorgvuldig uitgestippeld interview.

    Op een dezer tochten voor «De Schakel» ontmoetten we den haastigen interviewer.

    We klampten hem aan. Een verfrissching ?


    eb1r.jpg
     

    — Dank u; Felix Timmermans was u voor en... ik moet mijn treintje halen.

    — Ik sta er voor in; hoe gaat het met den zanger van Boerenpsalm ?

    — Gezond als boer Wortel in zijn jeugd.

    — Gaat hij op pensioen ?

    — Stel u dat uit het hoofd, ik heb van hem een vertelling mee, die desnoods kan getuigen.

    — Een verhaal ?

    — Een vertelling voor kinderen als ge wilt, maar ik zal het een interview noemen.

    — Laat eens hooren ?

    — Voor zooveel het nog kan, graag, het vervolg vindt u wel in « De Schakel ».

    — Felix Timmermans is altijd dezelfde rondborstige gentleman, zijn inzet was naar zijn woord «nog een wijntje van den Paus». Er is toch wel iets van aan dat Timmermans met een soort eerbied een flesch wijn hanteert. Ik ging nu echter niet naar hem om den lof van zijn wijnkelder te maken.

     

    — Meneer Timmermans u hebt me verleden jaar op het Congres te Mechelen gezegd, dat u een boek met kinderverhalen aan 't schrijven waart ?

    — Het is voor drie jaar reeds aangekondigd geweest door mijn Nederlandschen en door mijn Duitschen uitgever. Op mijn toezegging nog wel. Ze moeten het mij maar vergeven. Nu moet het kost wat kost klaar zijn tegen einde Juni.

    — Schrijft u dan niet gemakkelijk voor kinderen ?

    — Toch wel. Wat er in dat boek zal staan, heb ik trouwens al dikwijls verteld.

    Maar schrijven is toch nog andere peper. Alles moet namelijk strenger verantwoord zijn.

    — Wat zal er dan zoo wel allemaal in dat boek staan ?

    — Verschillende verhalen. Bijvoorbeeld een « Vlucht naar Egypte », waar de ezel een groote rol in speelt; « Het verkske en de Eremijt », een levensverhaal van Sint Antonius; « Sinterklaas als Ontdekker », waarin de heilige de kindermoord ontdekt en er eerst zelf van beschuldigd wordt; « De zeereis van een kind met een zeemeermin »; « Hoe een kind een moordenaarsbende ontdekts »; een vertelling over bloemen, en zoo meer.

    — Nogal een bonte inhoud. Schrijft u die verhalen voor bepaalde, b.v. uw eigen kinderen ?

    — Neen, ik schrijf voor verschillende kinderen, zoodat ieder zijn gading kan vinden. Soms schrijf ik ook wel voor eigen genoegen iets dat de kinderen niet zullen begrijpen.

    — Nogal eigenaardig in een kinderboek.

    — Toch niet, want ik ga nooit buiten het kind. Als er eens zoo'n zin in komt, belet die nooit, dat het kind het geheel kan overzien, zoodat er voor hem geen gaping in het verhaal ontstaat.

    — U geeft de fantasie vrijen teugel, dunkt me.

    — Ik zit in de wereld van het sprookje, maar dan het sprookje, dat de kinderen kunnen aanvaarden, dat ze kunnen gelooven. Ik zei daareven, dat ik niet voor bepaalde kinderen schrijf, ook niet voor een bepaalden ouderdom. Sommige van die verhalen moeten voortverteld worden door volwassenen.

    — De lezers van «De Schakel» zullen vermoedelijk daarvan graag een voorbeeld hebben, vermits ze uw boek zullen koopen.

    — Wel, ge hebt daar het verhaal van het verkske. Zijn staart wordt afgeschoten.

    De dieren bespotten het. Het is natuurlijk beschaamd. Daar komt ook een zwaluw en die zegt: Waarom koopt ge u geen vijgeblad ? De kinderen begrijpen dat natuurlijk niet...

    — Dank voor onze lezers. En hebt u ook vroeger nog kinderverhalen geschreven ?

    — Er staan er een paar in « Het Keerseken in den Lantaarn », nl. « De nood van Sint Niklaas » en « Waarom het verske een krolletje in zijn staartje heeft ».

    —Die kennen de kinderen wel, want ze zijn in verschillende bloemlezingen voor de lagere school opgenomen.

    — Inderdaad. Twee andere kindervertellingen, nl. « Het zegevierend Haasje » en «De Uil» zijn opgenomen in « Pijp en Toebak ».

    — Dat door het « Davidsfonds » is uitgegeven, nietwaar ?

    — Ja. Ik wil het plezant maken, ziet ge, maar ik wacht er me wel voor, flauw te doen. De geestigheid sluit niet uit, dat ge den eigen kant van de dingen laat zien.

    — Het moet dus verantwoord zijn.

    — Inderdaad, maar toch niet wetenschappelijk. Zoo b.v. in « Perlamoer en de Zeemeermin ». Er is onder de visschen een prijskamp voor het koning-schap. Hij zal gekozen zijn, die meest water kan verplaatsen en snelst kan zwemmen. De paling heeft zijn staart tusschen twee steenen vastgezet, en hij rekt zich zoodanig uit, dat hij het einde van zijn staart niet meer ziet. De rog zet kop en staart tusschen twee steenen, zoodat hij zich zijdelings uitzet, zoodanig, dat de graten door zijn lijf schieten. Maar de walvisch wint het. Waarom is die zoo dik ? Wel, hij heeft olie gedronken uit een onderzeesche oliebron. Dat dient hem tevens om gemakkelijk te komen ademen aan de oppervlakte, want... olie drijft boven. Daarom kan hij ook naar het Noorden vluchten, want... olie bevriest niet. De andere dieren kunnen hem daar niet volgen. Ge ziet, het is een sprookjesuitleg.

    — De kinderen leeren dus de eigenaardigheden van de dieren kennen, maar de wetenschap blijft er buiten.

    — Het is dus niet, zooals b.v. bij Kipling. Bij hem gaat de walrus instinctmatig de gevaarlooze plaatsen opzoeken. Hij laat de dieren spreken over hun instinct.

    Hij is meer wetenschappelijk. Dat bedoel ik niet.

    — Het gaat voor u dus alleen om een prettig verhaal.

    — Ja, maar die verhalen veronderstellen toch een grondige kennis van de aardrijkkunde (niet aardrijkskunde zooals het vak gegeven wordt op school), maar wel de kennis van de rijken der natuur. Ik gebruik die kennis om zoo te zeggen als een klavier om motieven te maken. En die maak ik graag, ik houd er van, de fantazie los te laten.

    — Dan zult u het vermoedelijk wel niet laten bij dat eene boek.

    — Ik denk er nog veel te schrijven. Ik heb er wel twintig in het hoofd. Men wordt er zelf nog eens terug kind bij. We beginnen op den duur zelf te gelooven, wat we vertellen. Want spijts de fantasie, blijven we nog logisch; we verafschuwen, ook in het kinderverhaal, de « deus ex machina ». Het moet harmonisch gegroeid zijn. Feeën en kabouters zooveel ge wilt, maar ze moeten uit het verhaal groeien.

    — Mag ik uw oordeel kennen over de bestaande kinderboeken ?

    — Ik ken er geen, of alleszins niet genoeg om er een oordeel over te vormen.

    — Dat punt is dus snel afgehandeld. Wat uw eigen werk nog betreft, schrijft u uw verhalen, zooals ze in u ontstaan zijn ?

    — Neen, ik heb ze laten proeien. Een verhaal zooals het daar staat, is dus niet direct verzonnen. Eén wordt er op den duur drie. Ik lees ze voor aan mijn kinderen, aan wie ik ze ook verteld heb. Dat zijn mijn beste critici.

    Ze zeggen dadelijk wat ze denken.

    — Hoe zal uw boek heeten ?

    — Ik heb al naar alles gezocht. Misschien wel « In den Vertelselmolen ».

    Een uitgever stelde voor « Felix Timmermans vertelt voor kinderen ». Maar dan zie ik me daar dadelijk zitten als een Krüger. « In den Zoeten Inval » ware niet slecht, maar dat is niet kinderlijk genoeg. « Met Keerseken in den Lantaarn » ware ook niet goed geweest. Misschien wel « In het Tafeltje-rond ».

    Nu, dat zal op het laatst wel uitkomen.

    — Die titel van uw uitgever doet me denkeh aan den vroegeren tijd, toen er nog aan kinderen verteld werd.


         69ng.jpg
               (De Fe met Gommaar)

    — Toen ik kind was, hoorde ik veel vertellen door een schoenmaker, waarover ik in de « Dietsche Warande en Belfort » verleden jaar of zoo een novelle schreef.

    Hij had ontzettend veel verbeelding. Al wat hij vertelde, beweerde hij altijd zelf gedaan te hebben. Hij was echter nooit weg geweest. Maar ik heb er veel bij geleerd. Veel Zinnen en grepen van hem heb ik in het boek verwerkt. We noemden hem Kaluike en eigenlijk heette hij Van den Broeck. Hij was zoo arm, dat hij, als zijn eenige broek aan het waschkoord hing, met een rok van zijn vrouw zat te werken. Deze was een borduurster. Gewoonlijk zaten 's avonds mannen bij mannen te vertellen. Maar Kaluike vertelde voor kinderen. Als hij goed aan den haal was, kon zijn vrouw soms ineens zeggen : « Maar schei er in Gods naam uit met zulke dingen te vertellen. Die kinderen zullen er van droomen ». Verschillende van mijn vrienden, die toen met mij te luisteren zaten, leven nog. De eene is schilder geworden (hij kwam me laatst nog uitnoodigen om naar zijn portret van Kaluike te komen kijken !) en de andere gaat doppen. Kaluike heeft dus invloed op mij gehad.

    — Wat vertelde hij dan wel ?

    — Het kon misschien wel Perrault of Grimm zijn, hij moet zijn verhalen eerst gehoord hebben, maar zijn fantasie maakte er zich meedter van en zoo werden ze geheel nieuw.

    — Schrijft u nooit over kinderen ?

    — Neen. Ik voel er weinig voor. Ik heb het nog nooit geprobeerd. Men moet dat trouwens niet probeeren. Het moet vanzelf komen.

    — Hebt u boeken over kinderen gelezen ?

    — Ja. Maar daar houd ik niet van. Prutske, Marijntje Gijsen, Bartje. Niet interessant genoeg voor mij. Ge ziet daar een boek liggen van Prof. Verheyen over kinderteekenen. Hij wijst daar op het verschil tusschen de oude en de nieuwe pedagogen. De oude zagen namelijk steeds den mensch in het kind, terwijl de nieuwe terecht het kind in het kind zien. Maar ik, ik kan niet anders dan een oude pedagoog zijn. Ik moet den mensch in het kind zien, zooals ik de roos zie in den knop. Ik ben bang voor het ontluiken van kinderen tot menschen. Toch houd ik heel veel van kinderen. Die bangheid heb ik trouwens niet alleen. Ik geloof zelfs, dat ze algemeen is. We zeggen tegen het kind : zoo is het leven, door b.v. van de zeven geitjes te vertellen. Maar we ontnemen daarna dat vreeselijke, we zijn bang dat het kind mensch zou worden. We zeggen : kinderen, 't is niet waar. We zeggen dat onder een of anderen vorm; zoo voor de zeven geitjes vertellen we er dadelijk bij, dat de geitjes door hun moeder weer uit den buik van den wolf worden uitgehaald. Maar in het leven komen de geitjes niet terug. We hebben iets willen ontnemen en we geven iets weer.

    We laten hun het geloof aan het leven. Nochtans, in het algemeen is het leven tragisch. Dat zegt ons trouwens ook het geloof.

    — Daareven hebt ge « De Witte » niet genoemd. Wat denkt ge daarover ?

    — Spijtig, dat Claes de liefde heeft vergeten. Daar hebt ge b.v. mijn zesjarig zoontje Gommaar. Hierneven hebben ze een dochtertjc van omtrent zijn ouderdom.

    Die kinderen zijn werkelijk naar elkaar geniegd. Ze zijn net twee blonnekens, wat niet belet, dat hij haar wel eens een slag in het gezicht geeft, of dat zij zijn vingertje tussclien de poort nijpt. Maar een half uur nadien zitten ze weer samen in een prentenboek te kijken. Dat zie ik wel graag: kinderen, die een roman spelen zonder het te weten. Men spreekt soms van kalverliefde, maar dat is het nog niet eens. Het boek van Jules Renard «Poil de Carotte» heeft me op dat punt voldaan. Het is het eenige dat ik ken.

    — En vertel nu ook eens wat over uw eigen kinderen.

    — Gommaar, de jongste, vertoeft, behalve bij zijn vriendinnetje, ook nog graag bij zijn vader op diens schrijf- en schilderkamer. Hij droomt van schepen. Hij teekent en schildert gaarne. Hij inspireert me bij mijn kindervertellingen. Antonia, 11 jaar, houdt veel van bloemen. Clara, 14 jaar, vraagt maar altijd om boeken. Cecilia, 16 jaar, heeft veel aanleg voor schrijven. Ze heeft zelfs reeds eenige sprookjes gemaakt.

    — Ze is in ieder geval om haar leerschool te benijden. We hebben trouwens nog altijd nood aan goede kinderboeken, al is de toestand wel verbeterd. We wenschen haar dus een groot talent en veel succes toe.

    En vermits ze veel aanleg heeft, hopen, we.

    — Al mijn kinderen komen heel graag op de kamer, als vader aan 't werken is.

    Ze werpen er in hun naïeve onbezorgdheid alles overhoop natuurlijk. Het is een feest, als ze met vader in de vrije natuur mogen mee uit wandelen gaan.

    — Dan zal ik hun nog den tijd laten voor een mooie avondwandeling langs de Nethe. En als ge Pallieter ontmoet, groet hem van mij....

     

     

    ***********

    09-08-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-08-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Wilgen - Felix Timmermans

    De Wilgen.

     

    door Felix Timmermans uit Ons Volk – 15 september 1921.

     

         Hier ligt een oude brief, halfrot van schimmel en klamte, bevuild en afgebeten en met bleek-verschoten letters. Ik heb hem een jaar of zes geleden gevonden in de holte van een wilgboom, en hem om zijn eigenaardigheid in mijn Rommelkas gelegd. Hij draagt den datum 1892. Het is een liefdebrief en de allervreemdste, dien ik ooit heb gelezen. De wilg, waarin ik hem heb gevonden, is een boom, die met nog honderd-en-elf andere wilgen, nevens een zompigen beemd staat. Die wilgenroot heeft den vorm als de binnenzijde van de maan als zij half is. Zij staan op 't uitzicht van de stad en krijgen den vollen wind der velden op hun knoestige karkassen; aan 't eene einde staat een windmolen op een berg, aan 't andere loopt de Nethe en ligt het Begijnhof....


                                         Afbeelding op volledig scherm bekijken
     

         Nu was 't al een heele rijd, dat de veertiende wilg, als men langs den molen begint, sidderde van boomengeluk, om de schoone minnebrieven, die in zijn holte gleden.

    Zooiets was hem nog nooit gebeurd, en 't was of hij verjongde en een lentehuivering hem doorvoer, als de fijne, bleeke vrouwenhand hem aanraakte.

         De honderd-en-twaalf boomen stonden dicht bijeen, met hunnen voet in 't riet en het water, en ze gaven aan elkaar hunne takken, lijk vrienden aan elkaar de hand geven.

    Ze hadden één taal en ze fluisterden opgewekt zottigheden tot malkander als de gevoelige Lente hen bewerkte met zijn lauwe omhelzingen, — en eensgezind, al toonden er velen kreupel en gewond van bliksem en menschenwandaad, eensgezind lijk echte broeders, die wat voor elkander over hebben, begosten ze dan samen te werken, zogen het sap naar omhoog, pompten de jus der aarde op, schoten knoppen, verlengden hunne takken en op een schoonen morgen stonden zij in bladerdosch gehuld.

         En alle even bereidwillig lieten ze de vogels in hun oksels en gaten wonen, zich zorgeloos met mos beplaasteren, paddestoelen tegen hun vel groeien, en hun ingewanden van wormkes doorkruipen. Ze gaven er geen zier om, ze waren sterk, 't kon hun geen kwaad en 't koesterde allemaal hun eentonigheid.

     

         Als de zomer over hen kookte en het gers op de dijken verdorde en verschroeide, spotten ze met al het zonnegeweld, en staken ze nog wat meer knoken vooruit om ze tot in hun zenuwen te laten doorzengen. Als de weerlicht er eenen openkraakte, dat de splinters honderd meters ver weg sloegen, dan verschoot hij eens, de andere lachten als jongens, die sneeuwballen werpen, en hij zelf zag glimlachend neer op de verkoolde wonde, schokschouderde eens en groeide voort. Zijn voeten stonden nog vast in d'aarde en door de gezonde deelen ronkte de nieuwe kracht naar boven, was de herfst daar met zijn zweepende regens, zijn mist en stormen, dan lieten ze zonder verdriet te hebben, hun bladeren aftrekken, ze hadden 't nu toch niet meer noodig, en verders mochten de winden er op beuken en rammen, aan hun takken sleuren, aan hun lendenen rukken, ze lachten, dat ze kraakten en pal bleven ze staan, geen haar verroerend, terwijl ginder in de stad, de hooge populieren huilden lijk kinderen, en de boschgezellen hier, de felste beuken, wierden neergesmakt. En ook de vorst kost hen niet deren, of hij beet en sneed, zijn tanden waren nooit scherp genoeg om hunne ziel te geraken; of hij hen betraande en befranjelde met ijskegels, en bedekte met sneeuw en rijp, dat zij daar stonden als wondere zouten, daarbinnen was het warmkes en snelde even gerust hun bloed.

         En zoo leefden ze samen alle honderd-en-twaalf, hand in hand, al meer dan honderd jaren, vertrouwelijk en gezellig zonder veete of twisten. Wat de eene dacht, dacht de andere, en als er 's nachts soms een in zijn droom iets kraakte, dan wierden ze mee wakker, kraakten ook eens wat, en sliepen opnieuw.

    En zoo scheerden de jaren en de eeuwen over hen heen, en ze bleven daar staan, de oude. ruwe kerels, de stoere Wikings, blij in hun eentonig geluk en onderlinge vriendschap.

    Veel hadden ze gezien van de liefde der menschen als het donker is. Zij vertelden daarover tegen mekaar in 't schemeruur, heel herbergachtig en hadden geen geheimen, en wat de eene vernam van een verliefd paartje, fluisterde hij voort aan den andere en zoo ging het van boom tot boom over alle honderdtwaalf.

         Maar nu was er eene, de veertiende, die uitverkoren was boven alle anderen. Alle dagen 's morgens kwam een kleine vrouwenhand een geurig briefke in een oude wonde schuiven en er een grooteren brief uithalen, en elken avond kwam een jongeling, een slanke jongeling er het geurige briefje uithalen en er een grooten insteken.

         Maar nooit kwamen die twee bijeen! En de oude karkas van den boom ontroerde van geluk en fierheid, en hij lispelde zijn geluk voort aan zijn kameraden nevens hem, die aan den andere en zoo wisten ze het allemaal op korten tijd. Ze namen deel in zijn geluk, ze ontroerden mee, want ze waren niet jaloersch; als ze maar wisten, wat er bij elk van hun gebeurde, want ze waren slim genoeg om niet te begeeren, dat de vrouw in elken boom een briefje zou steken. En elken keer vertelde de veertiende wat er in de brieven stond, woord voor woord, hoe zij elkander liefhadden en zij elkander nog niet hadden gezien! Dat laatste vooral verwonderde de boomen uitermate. Dat hadden zij nog nooit beleefd!

         Al de knotwilgen kregen ineens een schok van nieuwsgierigheid, als de veertiende meedeelde, dat overmorgen de twee gelieven, die elkaar nog niet hadden gezien, hier bij elkaar zouden komen bij avondstond. De wilgen kosten er bijna niet van slapen van curieuziteit : die twee eens bij malkaar te zien! Ze spraken er over als over een groot feest, dat naderend was, en wenschten ongeduldig twee dagen ouder te zijn, maar de morgend van dien dag stak de jongeling een brief in de wonde en de boomen zeiden « arm meisje! » En op de aangeduide avondstonde, als er hong een dun mistje in de verte, en alles stil was, lijk dit in September zoo goed kan zijn, kwam het meisje aarzelend nevens de wilgen gegaan.

         Aan den boom bleef zij wachten en ze was verschrikt, omdat het overal zoo stil was en zij hier zoo heel alleen stond; om haar vrees te dempen, wandelde zij overendweer, maar niemand kwam er, en alles bleef stil in de duisternis.

         En de boomen fluisterden haar. « Hij komt niet, hij zal niet komen. Ge hebt hem niet gezien en ge zult hem nooit zien. Haal den brief uit de wonde van den veertiende van ons en ge zult weten waarom! » Maar de menschen verstaan de taal der boomen niet, en het meisje had te veel verdriet om te denken, dat er nog een brief in de wonde lag, hij had immers gemeld van niet meer te schrijven, en na lang wachten, en dat haar handen nat waren van heure tranen af te vagen, is zij weggegaan met groot verdriet in haar hart.


                                          Afbeelding op volledig scherm bekijken
     

         En jaren gingen voorbij; en als er iemand langs de wilgen kwam, fluisterden zei : « neem den brief uit de wonde van den veertiende van ons ». Maar de menschen verstonden die taal niet en gingen voort. Maar wij, die dichters zijn en naar de boomen luisteren, en naar het water en de lucht, en stemmen hooren in de bloemen en het gers, wij verstaan de boomen.

    En toen ik daar op een keer voorbij wandelde, verstond ik hunne taal. Haalde den brief uit de wonde van den veertienden wilg, en tot uw genoegen wil ik hem nu overschrijven.

     

         « Een maand lang hebt gij er mijne brieven gevonden en ik de uwe, en als een dageraad vol groen en roze goud is uwe liefde over mij gekomen, en gij schreeft mij, dat mijne liefde voor u was als een koele beek, goed om den dorst te lesschen. Maar elkaar hebben wij niet gezien. Ik wist alleen uwe gestalte van op een miniatuur waarop ge als kind van 3 jaar gemaald staat en ik wist de gedachten in uwe brieven, en gij kende mij slechts door den geur der rozen en door mijne brieven En nu zouden wij vandaag bijeenkomen en van persoon tot persoon, van oog tot oog elkaar beminnen. Maar ik ben een vreemde, lieve, een dweper der liefde!

         Nu komt mij in, als een noodlot dat onze groote liefde, die mij vol klaarte zet, verflauwen zal, wanneer wij elkander zien van aangezicht tot aangezicht en daarom komt het mij zalig voor, dat wij elkaar nooit konden zien, om de mystieke ontroering van onze wondere liefde niet te knakken. Daarom zal ik niet komen en zult gij mij nooit zien. Laat ons zoo gelukkig zijn! Mijne liefde is nu zoo groot, dat ze niet vergrooten kan met u te zien. Bemin gij dus mij met te herinneren den geur der rozen, en ik zal u als een kinderbeeltenis blijven dragen in mijn hart! Geloof mij, wij zullen gelukkig zijn! »

     

    ***********

    05-08-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    04-08-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het werk van Albert Saverijs - Felix Timmermans

    Hoe Felix Timmermans het werk van Albert Saverijs ziet.

     

    Door Felix Timmermans – 1937.

     

         Bij gelegenheid van de opening van een tentoonstelling en van werken van Abert Saverijs te Gent, heeft Felix Timmermans er een treffende toespraak gehouden.

    Wij hebben het voorrecht den tekst van deze gelegenheidsrede hier voor onze lezers af te drukken.


                                                Afbeelding op volledig scherm bekijken
     

         Saverijs is een goede vriend van mij, en hij schildert. Maar als ik hier over Saverijs kom vertellen, dan doe ik dat niet omdat hij mijn vriend is, verre van daar, maar omdat ik zoo danig veel van zijn werk houd, want ik heb nog vrienden die schilderen. En daar zijn er bij wiens persoon en omgang, me veel liever is dan hun werk. Ik heb zelfs vijanden, waarnaar ik speek, maar voor wiens schilderijen ik mijnen hoed af doe.

         Ik zelf ben ook schilder en kan, buiten eenige dingen, mijn eigen werk niet verdragen.

    Ik had zelfs een broer, mijn oudste broer, die schilder was, en ik heb dikwijls bijna een rammeling gekregen omdat ik zijn doeken niet goed vond.

     

         Ik hou van de kunst van Saverijs. Ik zie ze geerne. Geerne zien! Is er een woord beter toepasselijk dan bij de schilderkunst, « geerne zien ». Een kunst die door ons oogen vloeit in de ziel, en daar geluk verwekt. Geerne zien!

    « Ik zie u geerne », zegt lief en liefste tegen elkaar en met dit woord bedoelen en aanvaarden ze ook de geest, het hart, de ziel, het karakter. Alles!

    Zoo aanvaard ik ook het werk van Saverijs.

     

         Och, ik ken nog honderd schilders, die even goed schilderen, en misschien nog beter schilderen, maar ik houd er niet van. De ziel, het karakter, de geest van hun werk staat me tegen.

    De musea hangen vol goede schilderijen, maar we laten ze hangen, en laten ons aanzuigen door slechts enkele werken, waar onze ziel voor openvouwt, en zich volslurpt aan schoonheid en geestelijke weelde.

    Maar al redeneert de liefde niet, toch heeft ze hare gronden, die niet allemaal onderbewust zijn. Vooreerst is het werk van Saverijs Vlaamsch tot in de wortel. Van binnen en van buiten.

     

         En nu moogt gij over Vlaanderen en Vlaamsch-zijn denken en voelen wat ge wilt. Gij zijt Vlaamsch en gii zijt het nu eenmaal, zelfs als ge de taal niet spreekt, maar dit zit in uw vezels en pezen gebakken, dat zit gestrengeld in uw zenuwen, vermengeld en gegist in uw bloed. Dat komt van de lucht, van uit den grond door uw schoenen heen, dat zit in het water, in het licht. Daar kunt ge zelf niet aan doen, dat is het geheim lijk den elentrlk, men legt het niet uit, maar het is er.

         Ge zijt een deel van het land, een stuk van den grond. Verloochen het of zijt er kwaad op of niet, veracht het, trek er van onder of blijf!  Maar als gij in de diepten van uw ziel daalt en ge brengt de emoties daarvan naar boven, en ge geeft die een uitdrukking, in een woord, zijt gij kunstenaar, dan zullen die beide factoren emotie en expressie Vlaamsch zijn.

    Van ons land, van uw ras en uwen stam.

     

         Gij zijt een produkt van uw land, de wortels van uw zieleleven zuigen zoowel de sappen dezer aarde op, als de eerste de beste appelenboom. Maeterlinck, hoe hij ook krinselt en draait, is Vlaamsch. In emotie en uitdrukking. Emile Verhaeren is Vlaamsch. Charles de Coster is Vlaamsch. Hoeveel te rijker is men dan, als de kunstenaar zijn eigendommelijkheid bewust is, en ze als een moeder bemint! Dan leeft men in harmonie met zijne liefde, wat die drie genoemden niet hadden. Die wouën nog iets anders zijn, maar de kern van hun wezen was sterker dan hen zelf.

    Saverijs is Vlaamsch in emotie en expressie. En hij is er van bewust, en vereert zijne gaven. Daarom is dit reeds een der redenen waarom er zulke eenheid en harmonie uit zijn werk straalt.

     

         We noemen nog een ander geval uit de honderd. Daar is Emiel Claus. Een groote schilder, een goede schilder, Vlaamsch van emotie en aanvoeling, maar de taal waarmede hij zijn innerlijk wezen uitsprak was niet van hem, niet van ons. Was vreemd, geleend, gekocht, gemaakt en overgebracht van uit een ander land, waar die luministische taal een bestanddeel, een onafscheidbaar bestanddeel van die geesten was. Ja, ja, er zijn grenzen, zelfs daar waar ze niet op de landkaart staan!

    De natuur laat zich niet omkoopen met namen, linten of gelul in de ruimte. Wat niet van haar is werpt ze af. Och, zoo zijn er honderden goede, ik druk op goede, kunstschilders misloopen en verdord.


          

         Zie maar in de Renaissance. Toen kregen ze hier, waar ze een goede grond voor hun kunst hadden, allemaal een slag van den Italiaanschen molen. Ze schilderden niet meer hun ziel uit, maar den afgekookten droom van de groote Italiaansche meesters. Ze vergaten de fondamenten hunner kunst, land, volk en uitzicht, ze veritaliaanschten innerlijk en uiterlijk, en alles wat van hen niet was, dat schonken ze ons. Een valsche weergave van een de nekomgedraaide visie.

         En zie in onze musea, daar hangen ze, hunne doeken; en we gaan voorbij, voorbij.

    De theorieën zijn dood, de inzichten, de woorden er rond, wat gebloos blijft over en ze raken ons niet, en spreken niet meer tot ons hart.

    Eenen was er die ook naar ginder trok, maar die zijn eigendommelijkheid behield. Het was Pieter Breughel. Hij schilderde naar het leven. Hij stond eenzaam te midden, de proper-bloote-voetenschilders. Maar hij leeft nog, de andere zijn verkalkt en gestruikeld over hun ballonploeien.

         Dan was er nog eenen, Rubens. Die heeft zich heelemaal gevoeld in den roes der Renaissanse, maar door zijn machtig genie heeft die buitensporige weelde omtooverd in een Vlaamsche jubeling aan het leven.

    Slechts twee. En dan moesten het nog een Breughel en een Rubens zijn, ;die zich hebben kunnen redden.

     

         Saverijs is Vlaamsch. Met, al de gebreken en de hoedanigheden van die eigenschap.

    En hij is persoonlijk.

    Dat is weer een ander terrein!

    't Is niet genoeg van iets te zijn dat een anders ook is. 't Is niet genoeg van zoo goed te zijn als Pol en Pier. Neen, ge moet u zelf zijn. 't Is dat juist waar we naar luisteren! Naar u zelf.

         Ge moet mij niet doen denken aan Rubens, aan Van Eyck, aan Mijnheer die en die.

    Ge moet mij aan uw eigen doen denken. Gij zijt een wereld op zich-zelve, met uw eigen sensaties en waarnemingen en resultaten, 't Is die wereld die ons belang instelt

    Beethoven is Beethoven, maar laat Saverijs, Saverijs zijn!

    En Saverljs is Saverijs. Zie rond u, zoo ziet Opsomer het niet, zoo zie ik het niet, zoo ziet gij het niet. Zoo ziet het Saverijs

         Dat is zijn wijze van het uitzicht van het land te zien, zijne fijne grijzen, zijn kostelijke rozen, zijn Saverijsenblauk. Zijnen penseelstreek, zijn getoets en gestippel en gewir-war.

    Een schilderij is een opengesneden vrucht, een opengesneden, geestelijken mensch.

    Wat wij hier zien, doorheen die visschen, die boomen, die rivieren en zeeën, is het innerlijk portret van Saverijs.

     

         't Is niet noodig dat ge uw innerlijk met vakjes en cirkels en driehoeken en prismas uitbeeldt lijkt de abstrakten. Schilder maar boomen, mijn gezicht en den stal van uwen melkboer, we zullen er u wel uithalen en er u in herkennen. Zelfs als gij 'nen haring schildert, of een tikkenhaan op een stoksken of een hen om 't huis. Ik zal er uw, uw zielsportret wel uithalen. Een kunstnaar kan zich niet meer verbergen.

    Saverijs; is persoonlijk, en hij is Vlaamsch. En hij kan goed schilderen. Heel goed. Dat is geborsteld! Die werken zijn gegroeid uit de verf, opengeklast en opengevouwen, zooals de kersenbloemen uit de knop opengevouwen.

         Die toren, die boomen zijn er niet bijgeteekend. De wolken komen geen dag nadien in de lucht, ze zijn meteen gegroeide deelen van de lucht.

    't Was niet als zijn schilderij omtrent af was, dat Rembrandt er de zielsdiepte inlegde.

    Die groeide er in, was er in van af den eersten borstelstreek.

    Zoo groeien ook de onderdeden van een goede schilderij, niet nadien, maar met het schilderen zelf, waardoor ze geen onderdeelen meer zijn, maar organen als van een levend wezen.

     

         Zoo groeit een kind in den schoot zijner moeder. Zoo schildert Saverijs uit den heele. Daardoor dit harmonisch geheel in zijn werk, een harmonie, eene verhouding, die aandoet als muziek.

    En dan, Saverijs is gezond. Want met al die bovengenoemde gaven, kan men ook nog een kunst leveren, die naar opgelegde spinnennettten en maansverduisteringlucht smaakt.

         En dan hadden wij hem toch ook aan ons been. Neen, Goddank, hij is gezond.

    Hij schildert naar de levende, lijk ons aller vader Breughel.

    Er is, geen filozoven-afbaksel onder zijn verf gemengd. Hij heeft de dingen schoon gevonden, de lucht, de Leie, de verte, die makreelen en die suizende zee. Hij is dronken van kleuren geworden, en hij moet het uiten in een lied van tonen en tinten; hij Jubelt het uit. Mannelijk, kloek, forsch, maar immer edel, en nooit grof, en wij vinden het leven schooner dan anders. We danken het leven, omdat het zoo schoon is, maar we danken vooral de Saverijs, die het zoo schoon aanvoelde en het zoo schoon weergaf. En we groeten hem als een zegen!

     

         En daarom ben ik fier uw vriend te fijn. Niet uit ijdelheid, om te kunnen zeggen :

    Hei Saverijs, den die dat is een vriend van mij, opdat ik een weinig in de oogen van mijn medereiziger in den trein zou schitteren.

         Maar ik ben fier uw vriend te zijn, al kende u niemand ter wereld, omdat het voor mij een feest is aan u te denken, aan uwe schilderijen als ik ze zie in musea of in mijn herinnering.

    Uw vriend! Alles in het leven heeft zijn weerslag op den geest. Dan kan ik zeggen, die man die zulke schoonheid schiep en zulke schoonheid in zich draagt, draagt mij ook in zijn hart; ik ben een klein deel van zijn leven, ik kleur een facetje van zijn geest, en dan komen er met elke schilderij, die gij in de wereld brengt, twee dingen te voorschijn : in elke schilderij zit er ook iets van mij, en met elke schilderij maakt gij mijn leven een strofe schooner.

    Ik dank u!

     

     

    Albert Saverys (Deinze, 12 mei 1886 - Petegem, 29 april 1964) was een van de meest vooraanstaande Belgische kunstschilders van het interbellum. Met zijn expressionistische Leiezichten te Deinze en Astene, schaatsertjes, landschappen, marines en stillevens verwierf hij nationale en internationale faam.

     

    04-08-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    03-08-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een Vlaamsche Kluite - Felix Timmermans

    Een Vlaamsche Kluite.

     

    Door Felix Timmermans uit Wereldkroniek 17 mei 1919

     

         Citroen en botergeel waren de bladeren van klepperbomen geworden. Er steeg een koelte uit de grond en het mistluchtje, dat de stille velden verblauwde, hong vol rijpen rapengeur. Dit wakke, rustig weer duurde verschillende dagen en loste de eikels van de bomen.

    ’t Was in dien fijnen tijd van oktober, dat Jodocus van ’t Lammekenshof de wereld introk met zijn moeders paart in zijn zak.

         Hij zat op een wit paardje met bruine plakken en op een drafken reed hij door het kronkelende berkenlaantje de zonnerichting in, waar Antwerpen moest gelegen zijn.

    Het nieuwe leder van het gareel geurde en kraakte en hij zelf droeg over een bourgogne-purper zijden costum, een zwartfluweelen mantel, afgeboord met pels en op zijn dik hoofd waaide van zijn bruine pots een lange, bleeke pluim. Zijn dikke buik, die spande in de zijde en over zijn gordel woog, wees duidelijk de plaats van zijn navel aan.

         Hij was nog maar vijf en twintig jaar, heel het leven stond uitnodigend voor hem open.

    Hij had nu lang genoeg geleefd bij een gierige vader, die alhoewel edelman zijnde, de koeien hielp kalveren en zelf de wol van zijn schapen scheerde; te lang had hij de zoetige zoute zedelessen moeten horen van een te werkzame broeder, die bij den derde regel van den Heiligen Franciscus was en ’s avonds bij het haardvuur aan zijn paternoster bad of moraliteitsboekskens van de Paters Jezuïeten verslond.

     

         Nu stonden alle deuren voor hem open, hij droeg de gouden sleutels in zijn tasch. Loeseken, de meid met de gebarsten handen, die hij achter de hooioppers, in de stallen of in den kelder kende, zou nu vervangen worden door de blanke, zachte vrouwen, waarvan de letterkonstenaars de schoonheid hadden berijmd. Hunnen vurige, diepe blikken, hunne vochtige zoenen, hun zang en hun dans, heel hun bedwelmende liefde, waren voor hem voortaan als een veelklankig speeltuig. Hij die thuis boerenkost moest eten, wortelen met zout spek, waarover de saus van een vetkaarsken, en slechts bij Kerstmistijd, met Sint Joris wat bleeke rijstpap kende, zou nu de weelde genieten van zwezerikken, tarbot, ortolanen en al de smaken der eetbare dieren ; hij zou nu al de bieren, die in den lande genoemd worden, leren onderscheiden en dan als kroon zou hij den zilveren of kristallen beker vullen met wijnen van den mistigen Rijn of van het zonnige Frankrijk.

         Voor wie jong is en geld heeft, had hij eens gelezen, is het leven bezilverd met een vreugde en verguld met liefde.

    Geestdriftig reed hij dit nieuwe, volle, milde leven in met de lijfspreuk: "alle kranen open!" Hij wist, dat hij niet verloren kon gaan, als hij alle avonden drie weesgegroeten bad ter intentie van O.L.Vrouw. Een monnik uit Gent had dit in de vastenpreek in de kerk gepredikt en daardoor was hij zeker van zijn stuk.

         Waar een snel grachtje onder een houten brugje vloeide, hield hij zijn paard in en zag om naar de verte, waar uit het mistvool, boven een berg van vergeelde bomen de tinnen van het Lammekenshof opdoemden.

     

         Hij zwaaide zijn wit-bevederde pots naar die kant uit, riep : "tot in de pruimentijd!" en rende toen langs een smalle slingerweg, de grote zwijgende bossen in.

    Als hij er uit kwam stond de zon, rood als een appelsien, gereed om achter de wereld te vallen, en voelde hij, Judocus, een grote honger.

    Ginder stond de blinking van een riviertje en daarover, dieper 't land in, donkerden weer grote bossen.

         Een kromme boer, met witte stoppelbaard, spitte veld om. Judocus van op zijn paardje gezeten, riep hem toe waar er hier eten te krijgen was.

    De boer wees hem naar bomen, waaruit een wit rookzuiltje recht omhoog steeg. Als hij daar aankwam zag hij een roodstenen huizeke waar een wijngaard tegen den muur magere druifjes liet hangen, boven de deur stond een bord waar een rode vogel op geschilderd was, met er onder de woorden : "Hier logeert men te voet en te paard."


                  Afbeelding op volledig scherm bekijken
     

         Judocus stapte af, bond zijn paardje aan een knotwilg vast, die aan de mestput vooroverhelde en riep toen over de halve deur: "Herberg! Herberg! "

    Hij dacht: een schoteltje eten en dan naar Antwerpen, de stad der schone meisjes. Vanuit de keuken hoorde hij eerst watergeplons, dan klonengeklep en er kwam een meisje voor, die haar natte handen aan de voorschoot afdroogde.

         Judocus was opeens verrukt over haar lieftalligheden. Hij zag naar de hoge bolle borsten, die spanden in het rood jakje met witte stenen knoppen, hij zag naar het frisse gezicht, dat bloosde als een appel, naar de blote, stevige benen, de spottende ogen, het helblonde haar en den sterk gegolfden kinderlijken mond. Hij dacht seffens : "als Loeseken, onze meid, zo was geweest, dan ware ik er, geloof ik, nooit van onder getrokken! "

    Het gedacht van nog naar Antwerpen te rijden, werd ineens vernietigd en hij vroeg : "Kan ik hier slapen? "

         "Er is maar één kamer!" zei ze schelms, "mijn vader slaapt in de stal om op Karel, de ezel, te passen, maar als mijnheer ervan houdt, kan ik mijn bed voor één nacht wel afstaan."

    Hij pinkte en fluisterde : "Niet nodig, mijn duifje, ge kunt er gerust blijven inliggen."

    Zij zette seffens den duim van haar open hand aan den neus en lachte hem vierkant uit. Judocus begon te zweten van schaamte, omdat hij er geen passend woord op vond, en om een goed figuur te maken, vroeg hij : "mijn buik is hol als een kelder, kan ik hier eten ?"

    Zij somde hem op: "Hesp, kaas, eieren, koude worst, fruit, wijn en brood."

     

         "Breng van alles wat! " riep hij. "Breng het buiten, breng het buiten op de tafel! "

    En terwijl hij at en dronk van de dingen, die daar in den slappen schijn van de reeds gevallen zon opkleurden, luisterde zij over de halve deur gelegen naar het vertellen van zijn geld en zijn jong leven.

         Hij wilde haar verbazen en met zijn geld haar hart naar hem doen nijgen. De slag van daareven wou hij herstellen.

    "Wil ik u eens een liedje zingen, mijn duifje?"

    Hij nam de luit uit de kalfslederen hoos, tokkelde er wat op, hoestte eens, pinkte het meisje toe en zong droogjes, maar niet zonder bevalligheid :

     

                                        Mijn lief als de Mei in 't groene dal

                                        Met bonte bloemen blinkt,

                                        Laat ons dan gaan aan den waterkant.

                                        Leg dan uw hand in mijn hand.

                                        Wijl mijn oog in uw oog verdrinkt.

     

         't Geklop van paardenhoeven deed hem opzien en zwijgen. Op een hoog paard zat een ruiter in geel fluweel, hij had een vergrijzend puntbaardje, wat zijn lang gezicht nog langer maakte. Voor de herberg hield hij stil, gaf seffens een glimlach aan 't meisje, die hem zeker nog moest gezien hebben, daar zij zeide : "Zo rap terug van de Ardennen?"

         "Ik zal hier vannacht slapen," lachte hij en zag dan eens verachtelijk op Judocus neer.

    Maar Judocus sprong recht: "Ik heb reeds besproken! " Het fruitmandeken viel en de appelen rolden van de tafel en drie eieren kletsten kapot.

         "Dat is waar," zei het meisje tot de grijze puntbaard en toen tot Judocus: "maar gij hebt de toestemming nog niet! "  "Dan slaap ik hier! " zei de gele kortaf.

    "Maar, dat zal niet waar zijn! " riep Judocus vol naijver en jaloezie, rood wordend als hij den blanken, tot strelens gemaakten hals van het meisken zag.

    "En dat zal wel waar zijn! " zei de andere. "Gij snotjongen! " Hij beet op zijn baardje en in zijn blauwe oogjes vlamde haat.

    "Gij mageren, uitgedroogden hansworst! " wedervoer Judocus van 't Lammekenshof, die het bloed naar de ogen schoot.

    De andere lachte verachtelijk, trok langzaam zijn dun, fijn rapier uit de gordel en zei koelbloedig met een glimlach van superioriteit : "Wij zullen er voor vechten."

     

         't Was of Judocus in den grond zonk ; hij had wel een rapier bij als sieraad, maar de enige lessen, die hij van zijn oom had gekregen, die kapitein was van de hertogelijke ruiterij, waren niet in staat om Judocus te verdedigen tegen dezen man, die bewust van zijn kunde en ervaren in het doodsteken bleek te zijn.

    "Moordenaar!" riep Judocus wanhopig.

    Het meisje schoot in een luiden lach om zijn lafheid en de gele heer pinkte haar dubbelzinnig aan. Dat schudde de adellijke fierheid in Judocus wakker. Hij wilde zich niet laten vernederen door die grijzen sprinkhaan, en hij wilde zijn eer redden in de ogen van die vrouw, die als zij Loeseken was geweest, hij niet zou verlaten hebben.

         "Ik neem aan," zei hij bleek wordend, terwijl nochtans het rood op het bol van zijn dikke wangen bleef. Aanstonds poogde hij reeds de drie weesgegroeten te bidden. Hij stelde zich onder de schutse van O. L. Vrouw.

     

         "Daar vechten ze gewoonlijk," zei het meisje gewoonweg ; zij wees hen naar het mestputteken, waar de wilg stond. Zij gingen.

    Judocus kon geen weesgegroet aan een brengen.

         Ieder zette zich in de gebruikelijke houding. Judocus poogde het beven van zijn benen tegen te houden. Ach, zijn jong, veelbelovend leven ; hoe zoet vond hij nu zijn thuis, hoe lekkertjes en vriendelijk waren de vlammen van de haard als zijn broeder het rozenhoedje bad. Het meisje stond met de handen in de heupen en de benen wat uiteen, hen belangstellend na te zien.

    "Sanctus Eligius! " riep de gele.

    Judocus was de lijfspreuk van zijn adellijk huis vergeten en probeerde maar een volle weesgegroet over zijn verbleekte purperen lippen te laten komen.

    De rapieren kruisten zich.

         Judocus zag het zelf dat de gele heer met hem speelde als de kat met een muis. Hij voelde zijn lot beslist, hij zou sterven, seffens nog. Zijn hart keerde om in zijn lijf, hij vond ineens de wereld slecht en het leven het leven niet meer waard. Tranen sprongen in zijn ogen, de eerste woorden van de akte van berouw herhaalde hij steeds zonder verder te kunnen.

     

         De rapieren gleden over elkaar, d'een ging van d'ander niet af, als kleefden ze aaneen. Opeens stootte de gele, maar opzettelijk verkeerd ; Judocus had reeds een kreet gelaten, hij hoorde het meisje in een hel lachen losgiechelen. Hij proefde het zout van zijn zweet, dat hem van de lippen lekte ; hij ging wat achteruit, nog wat, maar nader als een nachtmerrie kwam steeds het spottend, grijnzend gezicht van de gele heer.

         Judocus wist dat hij sterven moest, maar ineens straalde een plan zijn bangheid weg.

    Hij wilde weglopen, het bos in, en luit en paardje gaarne in pand laten. En zie, hij begon achteruit te lopen, sneller en sneller, maar de gele volgde hem lachend, de rapieren bleven aaneengeplakt.

         En toen botste in het achteruitlopen Judocus tegen een rotte kuip, die daar lag, hij viel terug voorover en onwillens kwam zijn rapier in den buik van den lachenden puntbaard terecht. Een gekraak van staal op harde ruggegraat en zonder één kreet kletste de gele heer ten gronde en Judocus holderdebolder boven hem.

    In een wip was hij recht en stond verschrikt en verslagen naar den ridder te zien, die reeds dood was en met een oog open naar den hemel zag.

     

         Judocus' korte haren rezen recht op zijn hoofd, hij bibberde over heel zijn vet lichaam, bezag met smekende ogen en open mond het meisje, die hem van haar kant als een wonder stond aan te zien met groeiende beklemdheid.

    "Dat... dat is de derde," stamelde ze.

         Bij dit woord liep hij naar zijn paardje, maakte het los, en zich zo klein mogelijk makend rende hij de weg op, zag dat het riviertje laag was, spoorde het paardje het water door en toen in volle galop het land in.

         Achter bomen hield hij in. 't zweet vlekte door zijn bourgognezijde, voorzichtig zag hij om, naar het huisje ginder.

    De boer, die daarstraks aan 't spitten was, droeg nu op zijn rug een man uitgekleed tot op zijn hemd, en achter hem ging het meisje, dat een blinkende spade droeg. Zij gingen naar het bos toe, waarvóór een dubbel lint van nevel te deinen hing.

         "De derde," zuchtte Judocus. "De derde, die ginder in het donkere bos uitgekleed begraven wordt." En de dankbaarheid voor O. L Vrouw, die hem gered had, welde onstuimig naar omhoog. Zijn ogen schoten vol tranen. En in een ongekende mildheid beloofde hij het vierde van zijn geld aan de eerste kerk te geven, die hij tegenkwam.

         Met een voldaan gemoed, zuchtend van blijdschap, reed hij nu verder den donkeren kring der bossen toe.

     

         Als versgewassen, nog natzilver, stak de maan haar sikkel in het ijle groen van den hollen hemel, waarin de sterren een voor een naar voren sprongen.

     

    *******

    03-08-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-08-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.25 jaar Pallieter - Bert Ranke

    25 jaar Pallieter.

     

    Door Bert Ranke  -  uit Onze week  -  1935.

     

         Bij het verschijnen van de goedkoope Pallieter-uitgave bij N. V. Standaard Boekhandel — Antwerpen — 8 Fr.

     

         Men schreef 1916 toen «Pallieter», na zijn voleinding, als boek van de pers kwam en door de letterkundige critiek naar den triomf werd gedragen. Latere literatuur-beschouwers hebben de oorzaken van dit succes meer gezocht in de constellatie van uiterlijke omstandigheden dan in een volkomen begrip voor het werk. Zoo heeft men, niet ten onrechte, gewezen op de niet geringe beteekenis van de beslotenheid der oorlogs jaren, waar middenin, met weldoende frischheid, de levensvreugde van dit boek als een hel fontein is opgespoten. Ook werd de aandacht gevestigd op het feit, dat onze landen nog onder de literaire beklemming lagen van een neerdrukkende, natuuralistische en fatalistische literatuur.

    Als derde factor mag het genoegen vermeld dat vele Noord-Nederlandsche critici beleefden, toen ze de stijf Hollandsche burgerij door «Pallieter» in haar zelfgenoegzaamheid zagen geschandaliseerd.

         Wanneer men in den vloed van recensies de gemeenschappelijke gedachtenstippen verbindt, dan teekenen twee lijnen zich duidelijk af. Als twee polen staan de grondgedachten tegenover elkaar, positief en negatief, een lof en een blaam. Als grootste verdienste wordt «Pallieter» aangerekend, een verheerlijking van het volle leven te zijn, een hymne aan de levensvreugde; als doorslaand tekort, geen pijn, geen lijden en bijgevolg geen diepe menschelijkheid te kennen noch te waardeeren.


    tny0.jpg

        
    Doch niemand heeft zich afgevraagd, of Pallieter het lijden kennen mócht, of het niet de uitdrukkelijke bedoeling van den schrijver was geweest een figuur te scheppen, van menschelijke smarten vrij en onaantastbaar, en voor wien de zin van het leven slechts genieten en bewonderen zou zijn. Men heeft zich uitgesloofd om voor Pallieter een reëele incarnatie te ontdekken en toen dit niet gelukte, duidde men het den schrijver ten kwade dat zijn held, naar het plan der levensrealiteit getransponeerd, van monsterachtige verhoudingen bleek te zijn.

         Zoo vindt men in de interpretaties der Pallieter-figuur herhaaldelijk den naam van Uilenspiegel vermeld. Wanneer daarmee alleen maar de onverbeterlijke kwapoets uit de volksverhalen wordt bedoeld, zijn hier inderdaad een paar aanknoopingspunten voorhanden. Maar tusschen den diep tragischen Uilenspiegel, geest en wreker van Vlaanderen, symbool van haat en vergelding, episch barbaarsch in den ongelijken kamp om volk en land, — tusschen dezen Uilenspiegel en den luchtigen Pallieter bestaat geenerlei verband.

         Indien vergelijking hier mogelijk is, dan heeft Pallieter meer van Lamme dan van Tijl.

    De Vlaamsche volksziel vindt geen symbool in hem. In zijn veelzijdigheid is hij begrensd, in zijn onbegrensdheid eenzijdig. Wat een volksziel schept en vorm geeft, haar door alle  eeuwen staande houdt in steeds krachtiger bevestiging, gemeenschappenlijk lijden en strijden, nederlaag en zegepraal, dat is Pallieter vreemd. Hij is slechts de belichaming van enkele eenzijdige eigenaardigheden uit ons volkskarakter, terwijl zijn buitenlandsche roem aan de verkeerde interpretatie het aanzijn heeft gegeven; al zou hij de synthese zijn van den Vlaming tout court. Dat het gestreelde superioriteitsbewustzijn van onze Noorderbroeders, die met zelfgenoegzame belangstelling neerzien op het boertige schouwspel dat de Zuidelijke lage landen bieden in hun komische achterlijkheid, daarbij niet vrij van schuld is, staat voor ons vast.

         Het weerleggen der verdenking als zou Pallieter een navolging zijn van Romain Rolland's

    «Colas Breugnon» behoeft geen zwaar betoog. Pallieter, en het werd bijna een literaire mode, las Breugnon, hoewel in 1913 reeds geschreven, werd pas in 1919 gepubliceerd. Daarenboven is het in wezen een tragisch boek, doordrongen van een schoone, berustende levenswijsheid, op een fond van stille bitterheid geweven : «Er is maar één heldenmoed in de wereld. Het is om de wereld te zien zóó als zij is — en haar lief te hebben». Breugnon blijft spijts zijn uitbundigheid, de denkende, lijdende en diep voelende universeele mensch, willend en handelend van uit een steeds gehandhaafde individualiteit. Daarenboven is dit verhaal het epos van een volksgroep, met vreugde en fierheid bezongen. Talloos zijn voor dit ras de beproevingen geweest, maar onuitputbaar de rijke voorraden van de volksziel, die steeds opnieuw zich oprichten zal met glimlachende koppigheid en onwankelbar karaktervastheid.

     

         «Pallieter» daarentegen is niét het epos van een volk en Pallieter is gèèn mensch.

    Er is geen eenheid in dit werk, geen cohesie, geen centraal kloppend hart dat steeds zich zelve blijft, omdat de hoofdpersoon slechts de vertolking is van een veelzijdig en grillig uitslaand verlangen waarvan hij alle onverwachte kronkels volgen moet.

     

         Geraffineerder was de aanval die neergeschreven staat in den vrij lijvigen beschuldigingsakt «Pallieterjanus» van Floran Lambrechts. Deze «Pallieterjanus» heeft met den echten «Pallieter» dit gemeen, dat hij «eenzelfde kollektie smakelijkheden uit de werken van Erckmann-Chatrian mag genoemd worden», en dat de scherpzinnige bloemlezer in «L'ami Fritz» het kerngegeven van den Vlaamschen «Pallieter» kant en klaar heeft meenen aan te treffen.

         Zelfs indien Timmermans, vóór hij Pallieter schreef, de volledige werken van Erckmann-Chatrian verslonden had, — wat gezien de tijdssfeer met haar sentimenteelen inslag niet volstrekt onmogelijk is —, dan nog vermag de indrukwekkende lijst van gelijkenissen en overeenkomsten in situaties en personages, in beeld en levensopvatting, ja zelfs in tekst en converseerwijze, niets tegenover de scheiding naar den geest, die beide werken een eigenmachtige plaats bekleeden doet in de literatuur. Hun bezieling is verschillend, de inspiratie van gansch andere orde. Pallieter als figuur is impulsief, uitbundig en van een onmogelijke, oer-natuurlijke oprechtheid; als boek is het een uitbarsting, een hevig oplaaien der lang sluimerende en plots bewust wordende verlangens en heilzame krachten.

    Hoe levenloos mat steekt de bleeke vriend Fritz hierbij af : als personage burgerlijk berekend rentenier die zich de weelde van een extra veroorloven kan; als boek gevoelig en opgewekt, vroolijk soms, maar steeds rustig en evenwichtig en altijd gebonden aan een klein-aardsche realiteit.

    ***

             5tba.jpg

        
    Men heeft den grond van die bijzondere dichterlijkheid in Pallieter verklaard door de situatie van den hoofdpersoon, die «onbekommerd en vrij van vreemden dwang en beletsels, zonder verantwoordelijkheid» door het leven gaat, maar het waaróm van deze situatie werd niet achterhaald. Het leven van Pallieter werd aanvaard als «een troost en een verrukking».

     

         In 1922 dan maakte Timmermans het wordingsgeheim van zijn werk publiek, met zijn verklaringen «rond het ontstaan van Pallieter en Het Kindeke Jesus in Vlaanderen», samengebracht in het kleine bundeltje «Uit mijn Rommelkas». Dit autobiografisch verhaal kwam bevestigen wat eens H. Middendorp geschreven had, dat Pallieter «de vreugde zelf» was, «de zuivere vreugde omdat hij leeft», maar bovendien wilde het hieraan een beredeneerde analytische verklaring toevoegen. Zulke literair toelichtende zelfanalyse roept altijd, — en niet ten onrechte — , een instinctieve terughoudendheid in het leven, die moeilijk overwonnen wordt. De menschelijke psyche bedriegt inderdaad gemakkelijker zichzelf dan die van anderen.

         Zonder het heelemaal eens te zijn met Bernard Verhoeven, die dit werkje wat radicaal, een verzameling van «bekoorlijke, heusgemeende jokkentjes» noemt, moeten we in dergelijk geval de wederzijdesche rechten erkennen van «Wahrheit und Dichtung».

    Literaire autobiografische nota's blijven, spijts de ernstigste objectiviteitbetrachtingen, tot het gebied der literatuur behooren en al te gemakkelijk heult 's menschen geheugen met de fantasie. Daarenboven is men bij elke psychische analyse geneigd om verbanden te leggen waar er geen zijn en speelt de gevoeligheid haar parten. Een dichterlijke ziel zoekt immer het schoone, het ontroerende en eens daardoor overrompeld, verdwijnt elke werkelijke waarheid achter een zelfgebouwde, onomstootbare realiteit in de wereld van den geest.

     

         Naar alle waarschijnlijkheid is «Pallieter», naast een zuiver psychische reactie op een dor, ver-intellectualiseerd en onvruchtbaar bestaan, waarop Timmermans den nadruk legt, evenzeer de neerslag van een physiologisch evenwichts-herstel na de lange hospitaalperiode die de schrijver doorworsteld had; een gulzige wederrechtsopeisching van de maandenlang tusschen witte gasthuismuren gekerkerde en van hun natuurlijke bestemming afgeleide zintuigen.

         Daarom is «Pallieter» een zinnelijke roes en tevens een woord geworden hoog geestelijk verlangen. De roes, dat is de uitbundige vreugde om de tastbare, weelderig malsche natuur in duizend vormen en kleuren; het verlangen, dat is de buiten-menschelijke Pallieter, de paradijsmensch, van alle smartelijke aardschheid ontheven, die uitrijst in een wereld van half-goden waar geen erfzonde wordt vermoed en de ongerepte menschelijke natuur de triomf van het leven viert, vrij van elke bijgedachte aan lijden of aan dood.

    En dat is het eeuwigheidselement in dezen schoonen wenschdroom, omdat we tenslotte allen die Sehnsucht kennen naar dit onwezenlijk bestaan, omdat we allen, bewust of onbewust, door ons leven dragen dit verlangen naar het buiten-menschelijke «zijn», de stille hunkering naar een leven in hoogere, onbereikbare regionen van rust en enkel schouwen en bewonderen.

     

    **********

    02-08-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-08-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gesprekken met Felix Timmermans - Eugeen Yoors

    Gesprekken met Felix Timmermans.

     

    Door Eugeen Yoors  -  Huldealbum 1947-1957

     

         — « Zie eens naar die koe » zei mij Felix Timmermans, « zij staat daar in een plas en herkauwt maar door terwijl zij naar de kalvarie staat te zien. Zij beziet de kalvarie, maar wat zij ziet heeft voor haar geen betekenis. »

    Ik hernam : « Zo zien nu ook de mensen van onze tijd naar de schepping en het kruis en zij zien die niet. »

     

         Felix Timmermans had de genade gekregen de dingen te zien in hun werkelijkheid, in het mysterie van hun diepere werkelijkheid. Hij heeft ons geleerd de ogen van onze ziel te gebruiken en niet de dingen aan te staren gelijk die koe waarop hij mijn aandacht trok.

    Van Assise bracht Felix Timmermans, als een erfdeel van de Poverello, de gave die rechtstreeks in voeling brengt met de aarde, het water, de mens en de dood. « Mijn zuster de dood », met het zichtbare en het onzichtbare.

    In het begin van onze kennismaking was het mij moeilijk Felix Timmermans te begrijpen.

    Ik kwam toen pas uit Spanje waar ik van mijn eerste levensweken tot mijn twintigste jaar vertoefde. Wij waren zo verschillend van aard : hij uit het noorden, ik uit het zuiden.

         — « Bij ons » zei mij eens Felix Timmermans « bidden wij met gevouwen handen en de ogen goed toegesloten. « En ik zei : « Ik bid jubelend, rechtstaand en de ogen wijd open, maar komt het er op aan op welke manier wij bidden ? als elk van ons maar bidt in waarheid en met heel zijn ziel ?»


    Afbeelding op volledig scherm bekijken

    Vanaf dat ogenblik hebben wij elkaar volkomen begrepen, want beide waren wij dwars van alle geveins, van schijnheilige woorden en gebaren en gefingeerde nederigheid. Wij voelden zo dat ieder vogel zingen moet zoals hij gebekt is en dat juist in de oprechtheid de waarde ligt van die zang.

     

         Ik herinner mij, hoe ik Felix Timmermans, in een vlaag van misnoegdheid zei : « Waar is de vreugde, de geestdrift, het gevoel van waardigheid en fierheid dat God de mensen in de ziel heeft gelegd ? Wat hebben zij er mee gedaan ? Zijn wij mensen niet de kinderen van het licht, van het stralende licht? Ook Kristus' kruis is er een van vuur, lichtend over de wereld tot het einde van alle tijden. Waarom dan kruipen de mensen als dieren in vrees voor de drukkende last van het noodlot ? Zijn wij niet vrijgemaakt door Kristus ? Geloven de mensen dan niet meer aan de verlossing, zonder dewelke inderdaad de wereld failliet zou zijn ?

         — Zij die hun houvast verloren hebben kompliceren het leven dusdanig, dat zij er als in een doolhof verloren lopen. De grens tussen goed en kwaad is zo vervaagd in hun begrip, dat zij uit de zaken niet meer wijs worden. Hoe zien wij in onze tijd slap erotisme de plaats innemen van sterke zuiverheid ; onverschilligheid die van geestdrift en vreugde.

         In het geheugen van vele mensen is de geest van negatie binnen gedrongen ; in de kunst in het ontbindingsproces zichtbaar ingetreden met de deformatie van Gods edelste scheppingsvormen wat aanduidt wat er in de ziel omgaat van wie het kunstwerk schiep. » En zo ging ik voort om in het hart van mijn vriend alles uit te storten wat mij zo pijnlijk aandeed in wat gebeurde in de wereld buiten ons.

         Dan kwam in ons gesprek Felix Timmermans aan de beurt, en zonder grote woorden te gebruiken, vertelde hij mij van het leven van simpele mensen en van hunne eenvoudige goedheid, van de gelovige rechtzinnige mensen in Gods edele schepping. « De simpele goedheid van die mensen is hun natuurlijk en zij is groot » zei hij. En ik voelde dat in die sfeer Macbeth, noch Hamlet's « to be or not to be », noch Shylock's problemen een plaats hadden.

     

         Dat was in de dagen dat wij ons bootje lieten drijven op het water en dat ik de Nethe leerde liefhebben en de stille, ondramatische landschappen langs haar oevers, die Felix Timmermans in zijn werk op een zo ongeëvenaarde manier heeft doen leven en dromen.

         Gedurende de eerste wereldoorlog zat ik als gevangene in een kamp waar het eten schaars en oneetbaar was. Wij werden er haast allen ziek. Daar werd mij als gezelschap « Pallieter » toegezonden. De vreugde die hij mij bracht kan niet in woorden worden omgezet. Ik had het in de vooroorlogse jaren weten ontstaan en gedeeltelijk in zijn groei gevolgd. Niet alleen door mij werd het boek gelezen. Het werd door mijn medegevangenen verslonden en als stralen van een zon danste de Pallieteriaanse geest binnen in de sombere ellende van het kampleven.        Zij die begeesterd werden door Pallieter, bleven optimist, ontdekten de vreugde die in het leven en de natuur verscholen ligt. Mijn makkers begonnen alles op een nieuwe manier te zien en te beleven, terwijl anderen zich lieten gaan en meegesleept werden door de wanhoop. Sommigen verhingen zich, anderen werden krankzinnig, een paar sneed zich de keel over. Mij wees de inhoud van de boek op de geweldige verantwoordelijkheid van de kunstenaar die met zijn werk andere mensen benadert. Een ontzenuwend boek, zoals wij er heden ten dage zoveel zien verschijnen, zou het dodencijfer in ons kamp waarschijnlijk opgedreven hebben.

         Pallieter werkte niet alleen op moreel gebied. Hij speelde zelfs op materieel gebied een voorname rol. Een van ons was op het gedacht gekomen om gedurende de maaltijden uit Pallieter hard op te lezen. En zo, terwijl wij onze afschuwelijke soep uitlepelden, aten wij in de geest heerlijke tomatensoep met frikadellen, gebraad met appelmoes en meerdere lekkere spijzen die de lektuur ons bijbracht. Buiten zijn weten om, was Felix Timmermans onze fourrier geworden. Hij bevoorraadde ons met zinnebeeldig voedsel, dat ons goed deed.

    Een herinnering uit een vroegere tijd, van vóór de eerste wereldoorlog komt mij te binnen.

         Er was een tentoonstelling te Boechout bij Antwerpen waaraan ik deel nam.

    Felix Timmermans kwam er naartoe vergezeld van een stil, mooi, lief meisje aan wie hij veel aandacht schonk. Ik stelde op die tentoonstelling een Beethovenkop ten toon, getekend in sanguine op perkament.

    — « Da's schoon » zei Felix Timmermans « zo iets zou ik willen hebben.»

    — « Da geloof ik » antwoordde het meisje « ik ook. » De dag nadien stonden zij weer voor de Beethovenkop en herhaalden opnieuw wat zij de vorige dag hadden gezegd.

    Ik vroeg mij af welke de verhouding tussen die twee was en om dit te weten, vertelde ik hen dat ik gedurende de voorbije nacht gedroomd had dat zij beiden ruzie hadden gemaakt voor die tekening, die ik per toeval aan elk van hen afzonderlijk als geschenk had beloofd.

    Door deze belofte in het nauw gedreven, had ik nochtans spoedig een schitterende oplossing gevonden met hen voor te stellen samen te trouwen.

    — « Dat zullen wij dan maar doen » zei de lachende Felix Timmermans en Marieke knikte.

    Zo vernam ik tot mijn grote vreugde dat die twee elkaar liefhadden en gingen trouwen.

    Op die wijze kwam mijn Beethovenkop hij hen terecht.

    Vele jaren later bij het stichten van « De Pelgrim » zei Felix Timmermans « ge doet mee hé». Mijn eerste reaktie was : « Neen, ik doe niet mee. Als men twintig jaar is, moet men elke dag iets nieuws stichten, en dat hebben wij dan ook gedaan. Nu ben ik er vijf en veertig en ik heb helemaal geen tijd meer. Ik moet werken. Die men zijn sikkel staat in het zicht en ik heb nog veel te doen. En gij weet ook dat op een einde een nieuw begin volgt en dat dit ook voorbereiding vraagt. »

    — « Gij weigert uit hoogmoed » antwoordde Felix Timmermans en hij fronste zijn wenkbrauwen. Hij had de gevoelige plek bij mij geraakt. En ik vloog uit : « neemt gij mij dan voor een idioot ! Alleen idioten zijn hoogmoedig ! »

    — « Neem dan aan » antwoordde Felix Timmermans en ik nam aan. Later was ik blij (en hoe blij) dat ik had aangenomen om mee te doen.

         Wij, Pelgrims, werden allen vrienden, die eensgezind voor wat het doel betrof, dezelfde weg volgden, werkend en scheppend in de katolieke zin, op onze Pelgrimagie naar het Huis des Vaders, waar nu een aantal van onze broeders is aangekomen. Ik denk hier in de eerste plaats aan Felix Timmermans zelf en verder aan Ernest van der Hallen, Frederik van Eeden, Giovanni Papini, Singrid Undset, Johannes Joergensen om er maar enkelen te noemen.

    Voor hen is « het nieuwe begin» begonnen.

    Zij zijn ons voorafgegaan in een Hogere Dienst, waarin wij hopen met hen te mogen medewerken wanneer de tijd daarvoor eemnaal gekomen is.

     

    **********

    01-08-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Foto

    Archief per maand
  • 05-2023
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 02-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 09-2021
  • 08-2021
  • 07-2021
  • 06-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 02-2021
  • 01-2021
  • 11-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 06-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 06-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 05-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 04-2009
  • 09-2008
  • 06-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 12-2007
  • 10-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 01-2006
  • 05-1982


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Over mijzelf
    Ik ben Mon Van den heuvel
    Ik ben een man en woon in Lier (België) en mijn beroep is op pensioen.
    Ik ben geboren op 19/06/1944 en ben nu dus 79 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: Felix Timmermans - Geschiedenis van Lier in de ruimste zin genomen.

    Een interessant adres?

    Mijn favorieten websites
  • Thuispagina Louis Jacobs
  • Guido Gezelle
  • Ernest Claes Genootschap
  • Oscar Van Rompay
  • Felix Timmermans Genootschap
  • Schrijversgewijs
  • Kempens erfgoed

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!