Gesprekken met Felix Timmermans.
Door Eugeen Yoors - Huldealbum 1947-1957
« Zie eens naar die koe » zei mij Felix Timmermans, « zij staat daar in een plas en herkauwt maar door terwijl zij naar de kalvarie staat te zien. Zij beziet de kalvarie, maar wat zij ziet heeft voor haar geen betekenis. »
Ik hernam : « Zo zien nu ook de mensen van onze tijd naar de schepping en het kruis en zij zien die niet. »
Felix Timmermans had de genade gekregen de dingen te zien in hun werkelijkheid, in het mysterie van hun diepere werkelijkheid. Hij heeft ons geleerd de ogen van onze ziel te gebruiken en niet de dingen aan te staren gelijk die koe waarop hij mijn aandacht trok.
Van Assise bracht Felix Timmermans, als een erfdeel van de Poverello, de gave die rechtstreeks in voeling brengt met de aarde, het water, de mens en de dood. « Mijn zuster de dood », met het zichtbare en het onzichtbare.
In het begin van onze kennismaking was het mij moeilijk Felix Timmermans te begrijpen.
Ik kwam toen pas uit Spanje waar ik van mijn eerste levensweken tot mijn twintigste jaar vertoefde. Wij waren zo verschillend van aard : hij uit het noorden, ik uit het zuiden.
« Bij ons » zei mij eens Felix Timmermans « bidden wij met gevouwen handen en de ogen goed toegesloten. « En ik zei : « Ik bid jubelend, rechtstaand en de ogen wijd open, maar komt het er op aan op welke manier wij bidden ? als elk van ons maar bidt in waarheid en met heel zijn ziel ?»
Vanaf dat ogenblik hebben wij elkaar volkomen begrepen, want beide waren wij dwars van alle geveins, van schijnheilige woorden en gebaren en gefingeerde nederigheid. Wij voelden zo dat ieder vogel zingen moet zoals hij gebekt is en dat juist in de oprechtheid de waarde ligt van die zang.
Ik herinner mij, hoe ik Felix Timmermans, in een vlaag van misnoegdheid zei : « Waar is de vreugde, de geestdrift, het gevoel van waardigheid en fierheid dat God de mensen in de ziel heeft gelegd ? Wat hebben zij er mee gedaan ? Zijn wij mensen niet de kinderen van het licht, van het stralende licht? Ook Kristus' kruis is er een van vuur, lichtend over de wereld tot het einde van alle tijden. Waarom dan kruipen de mensen als dieren in vrees voor de drukkende last van het noodlot ? Zijn wij niet vrijgemaakt door Kristus ? Geloven de mensen dan niet meer aan de verlossing, zonder dewelke inderdaad de wereld failliet zou zijn ?
Zij die hun houvast verloren hebben kompliceren het leven dusdanig, dat zij er als in een doolhof verloren lopen. De grens tussen goed en kwaad is zo vervaagd in hun begrip, dat zij uit de zaken niet meer wijs worden. Hoe zien wij in onze tijd slap erotisme de plaats innemen van sterke zuiverheid ; onverschilligheid die van geestdrift en vreugde.
In het geheugen van vele mensen is de geest van negatie binnen gedrongen ; in de kunst in het ontbindingsproces zichtbaar ingetreden met de deformatie van Gods edelste scheppingsvormen wat aanduidt wat er in de ziel omgaat van wie het kunstwerk schiep. » En zo ging ik voort om in het hart van mijn vriend alles uit te storten wat mij zo pijnlijk aandeed in wat gebeurde in de wereld buiten ons.
Dan kwam in ons gesprek Felix Timmermans aan de beurt, en zonder grote woorden te gebruiken, vertelde hij mij van het leven van simpele mensen en van hunne eenvoudige goedheid, van de gelovige rechtzinnige mensen in Gods edele schepping. « De simpele goedheid van die mensen is hun natuurlijk en zij is groot » zei hij. En ik voelde dat in die sfeer Macbeth, noch Hamlet's « to be or not to be », noch Shylock's problemen een plaats hadden.
Dat was in de dagen dat wij ons bootje lieten drijven op het water en dat ik de Nethe leerde liefhebben en de stille, ondramatische landschappen langs haar oevers, die Felix Timmermans in zijn werk op een zo ongeëvenaarde manier heeft doen leven en dromen.
Gedurende de eerste wereldoorlog zat ik als gevangene in een kamp waar het eten schaars en oneetbaar was. Wij werden er haast allen ziek. Daar werd mij als gezelschap « Pallieter » toegezonden. De vreugde die hij mij bracht kan niet in woorden worden omgezet. Ik had het in de vooroorlogse jaren weten ontstaan en gedeeltelijk in zijn groei gevolgd. Niet alleen door mij werd het boek gelezen. Het werd door mijn medegevangenen verslonden en als stralen van een zon danste de Pallieteriaanse geest binnen in de sombere ellende van het kampleven. Zij die begeesterd werden door Pallieter, bleven optimist, ontdekten de vreugde die in het leven en de natuur verscholen ligt. Mijn makkers begonnen alles op een nieuwe manier te zien en te beleven, terwijl anderen zich lieten gaan en meegesleept werden door de wanhoop. Sommigen verhingen zich, anderen werden krankzinnig, een paar sneed zich de keel over. Mij wees de inhoud van de boek op de geweldige verantwoordelijkheid van de kunstenaar die met zijn werk andere mensen benadert. Een ontzenuwend boek, zoals wij er heden ten dage zoveel zien verschijnen, zou het dodencijfer in ons kamp waarschijnlijk opgedreven hebben.
Pallieter werkte niet alleen op moreel gebied. Hij speelde zelfs op materieel gebied een voorname rol. Een van ons was op het gedacht gekomen om gedurende de maaltijden uit Pallieter hard op te lezen. En zo, terwijl wij onze afschuwelijke soep uitlepelden, aten wij in de geest heerlijke tomatensoep met frikadellen, gebraad met appelmoes en meerdere lekkere spijzen die de lektuur ons bijbracht. Buiten zijn weten om, was Felix Timmermans onze fourrier geworden. Hij bevoorraadde ons met zinnebeeldig voedsel, dat ons goed deed.
Een herinnering uit een vroegere tijd, van vóór de eerste wereldoorlog komt mij te binnen.
Er was een tentoonstelling te Boechout bij Antwerpen waaraan ik deel nam.
Felix Timmermans kwam er naartoe vergezeld van een stil, mooi, lief meisje aan wie hij veel aandacht schonk. Ik stelde op die tentoonstelling een Beethovenkop ten toon, getekend in sanguine op perkament.
« Da's schoon » zei Felix Timmermans « zo iets zou ik willen hebben.»
« Da geloof ik » antwoordde het meisje « ik ook. » De dag nadien stonden zij weer voor de Beethovenkop en herhaalden opnieuw wat zij de vorige dag hadden gezegd.
Ik vroeg mij af welke de verhouding tussen die twee was en om dit te weten, vertelde ik hen dat ik gedurende de voorbije nacht gedroomd had dat zij beiden ruzie hadden gemaakt voor die tekening, die ik per toeval aan elk van hen afzonderlijk als geschenk had beloofd.
Door deze belofte in het nauw gedreven, had ik nochtans spoedig een schitterende oplossing gevonden met hen voor te stellen samen te trouwen.
« Dat zullen wij dan maar doen » zei de lachende Felix Timmermans en Marieke knikte.
Zo vernam ik tot mijn grote vreugde dat die twee elkaar liefhadden en gingen trouwen.
Op die wijze kwam mijn Beethovenkop hij hen terecht.
Vele jaren later bij het stichten van « De Pelgrim » zei Felix Timmermans « ge doet mee hé». Mijn eerste reaktie was : « Neen, ik doe niet mee. Als men twintig jaar is, moet men elke dag iets nieuws stichten, en dat hebben wij dan ook gedaan. Nu ben ik er vijf en veertig en ik heb helemaal geen tijd meer. Ik moet werken. Die men zijn sikkel staat in het zicht en ik heb nog veel te doen. En gij weet ook dat op een einde een nieuw begin volgt en dat dit ook voorbereiding vraagt. »
« Gij weigert uit hoogmoed » antwoordde Felix Timmermans en hij fronste zijn wenkbrauwen. Hij had de gevoelige plek bij mij geraakt. En ik vloog uit : « neemt gij mij dan voor een idioot ! Alleen idioten zijn hoogmoedig ! »
« Neem dan aan » antwoordde Felix Timmermans en ik nam aan. Later was ik blij (en hoe blij) dat ik had aangenomen om mee te doen.
Wij, Pelgrims, werden allen vrienden, die eensgezind voor wat het doel betrof, dezelfde weg volgden, werkend en scheppend in de katolieke zin, op onze Pelgrimagie naar het Huis des Vaders, waar nu een aantal van onze broeders is aangekomen. Ik denk hier in de eerste plaats aan Felix Timmermans zelf en verder aan Ernest van der Hallen, Frederik van Eeden, Giovanni Papini, Singrid Undset, Johannes Joergensen om er maar enkelen te noemen.
Voor hen is « het nieuwe begin» begonnen.
Zij zijn ons voorafgegaan in een Hogere Dienst, waarin wij hopen met hen te mogen medewerken wanneer de tijd daarvoor eemnaal gekomen is.
**********
|