Vlaamse schrijver, dichter en schilder * 1886 - 1947 *
29-07-2022
Timmermans in Baarn - Huub van der Aa
Felix Timmermans in Baarn
Door Huub van der Aa uit het Tijdschrift van de Historische Kring Baerne - 28e jaargang nr. 1 - maart 2004
In 1917 werd de eerste vrouwelijke hoogleraar van Nederland aan de universiteit van Utrecht aangesteld. Het was de fytopathologe (plantenziekte-kundige) dr. Johanna Westerdijk, die vele jaren in Baarn heeft gewoond en gewerkt. Zij stond aan de wieg van allerlei vernieuwingen, want de fytopathologie (plantenziektenleer) maakte in de halve eeuw van Westerdijks carrière een revolutionaire ontwikkeling door.
Een kleine collectie schimmels in reincultures, afkomstig uit het voormalige Nederlands Indië, vormde de basis voor een internationale schimmelcollectie die vanaf 1904 werd beheerd door de Utrechtse botanicus prof. Frits Went, in diens laboratorium aan de Utrechtse Lange Nieuwstraat (tegenwoordig het Universiteitsmuseum). Deze collectie, het Centraal bureau voor Schimmelcultures, werd in 1907 overgedragen aan het Phytopathologisch Laboratorium 'Willie Commelin Scholten' (in de wandeling het WCS genoemd), toen nog gevestigd in de Amsterdamse Roemer Visscherstraat 1.
Daarmee werd Westerdijk de directrice van het CBS, en ze zou dat tot ver in de jren vijftig van de vorige eeuw blijven. Westerdijk zou haar 'schimmeltuintje' koesteren en uitbouwen tot de grootste verzameling levende schimmels ter wereld.
In 1920 verhuisden Westerdijk en het CBS naar Baarn en ze streken neer in de oude villa 'Java' en bijgebouwen, een geschikte locatie lussen de universiteiten van Amsterdam en Utrecht in. De tijd die nu aanbrak, kan als de meest vruchtbare tijd van haar leven worden gezien. Er bestaat een alleraardigst boekje over prof. Westerdijk. Het is geschreven in 1963 door Maria P. Löhnis, een van haar leerlingen van het eerste uur, en bevat een verzameling anekdotes, foto's, tekeningen, gedichten etc., deels niet van de hand van de schrijfster, maar door haar verzameld.
Op pagina 35 van het boekje staat een zwartwit afbeelding van een aantal vogels, als illustratie van een beschrijving van de sfeer van het laboratorium gedurende de eerste jaren in de villa 'Java'. De tekst bij de prent luidt als volgt: 'Gevogelte (pauwen, ganzen, loopeenden, parelhoenders) verlevendigen in die prille jaren de tuin en de jonge pauw, hoewel nog niet in het bezit van zijn glorieuze staart, pronkte voor de spiegelruiten van de serre.' Over de verdere betekenis van deze tekening of over de herkomst ervan wordt in het boekje niets geschreven. Door een toeval ben ik echter achter het verhaal, achter deze tekening gekomen! Ongeveer twee jaar geleden bezocht een alleraardigste meneer H.W. Schol het CBS, dat inmiddels in de Utrechtse Uithof gevestigd was. Hij bleek de zoon te zijn van mevr. dr. M.B. Schol-Schwarz, al in de jaren twintig van de vorige eeuw bekend op het CBS. Zij was de eerste promovenda van Westerdijk; in haar proefschrift beschreef ze o.a. de schimmel die de toen al beruchte iepenziekte veroorzaakt.
Na zijn pensionering verdiepte haar zoon zich in de geschiedenis en hij liep in het kader daarvan college in de Uithof. Toen Schol ontdekte dat het vroegere instituut van zijn moeder inmiddels ook in de Uithof gevestigd was, is hij een keer komen kijken. Hij was heel vereerd toen hij bemerkte dat wij over nog heel wat archivalia beschikken, die betrekking hebben op de carrière van zijn moeder. Zo bestaat er een T-shirt met haar afbeelding erop, dat ik in mijn bezit had. Het is er een uit een serie T-shirts, afkomstig uit de VS, mei afbeeldingen van beroemdheden uit de fytopalhologie. Bladerend in bovengenoemd boekje over Westerdijk ontdekte Schol de bovenbeschreven vogel illustratie. "Weet u wie die tekening gemaakt heeft en wat er de betekenis van is?' vroeg hij. 'Nee,' was mijn antwoord, 'maar Johanna deed zoveel met gedichtjes en tekeningetjes, dat dit ook wel een van haar eigen maakseltjes zou kunnen zijn.'
Toen vertelde Schol mij dat het een tekening was van Felix Timmermans, de bekende Vlaamse schrijver en een goede vriend van Westerdijk. Deze was zoals vele Belgen tijdens de Eerste Wereldoorlog naar Nederland gevlucht en in Den Haag terechtgekomen. Van daaruit hield hij overal in het land lezingen. Zo hield hij al in 1919 een lezing in Baarn, die wegens het omstreden karakter van zijn belangrijkste werk Pallieter hier heel wat stof deed opwaaien. Hij logeerde toen bij de familie Sterneberg en de heer Joop Sterneberg bewaart nog steeds een alleraardigst boekje van Felix Timmermans, met een opdracht erin voor de toen nog kleine jongeheer Joop!
Timmermans had echter zowel in Den Haag als Amsterdam een brede kring bewonderaars. Al vóór 1920 ontmoette hij Johanna Westerdijk in Amsterdam, bij zijn vriend de graficus Anton Pieck, en sloot onmiddellijk vriendschap met haar. Na de verhuizing van het CBS naar Baarn bezocht hij haar nog vaak en overnachtte dan in de voormalige villa 'Java', waar zowel de laboratoria van WCS en CBS als professor Westerdijk zelf gehuisvest waren. In de ruime tuin rond de villa bevonden zich in die tijd allerlei grote vogels. Het was toen gebruikelijk bij vele oude villa's in Baarn om rond het huis vogels zoals ganzen en pauwen te laten rondscharrelen, omdat die bij de minste onraad luid te keer gaan! Een even eenvoudige als doeltreffende alarminstallatie dus! Maar Timmermans werd er tijdens zijn logeerpartijen op 'Java' nogal eens in zijn slaap door gestoord.
Het werd een telkens terugkerend onderwerp van gesprek en, zoals vaak, maakte hij er op een dag een tekening van. Hij illustreerde veel van zijn verhalen immers ook en had een vlotte hand van tekenen in een heel eigen stijl. Westerdijk aanvaardde het kleine kunstwerk in dank, liet het inlijsten en op een prominente plaats in het gebouw ophangen. Zo werd deze tekening - net als de vogels - een deel van de inventaris van de villa 'Java'. Omstreeks 1950, na een lange loopbaan en moeilijke kampjaren tijdens de Japanse bezetting, keerde mevrouw Schol uit Ned. Indië op het oude nest in Baarn terug. Zij was als intieme vriendin van vroeger en als ervaren fytopalhologe en mycologe meteen weer welkom bij Westerdijk. Toen Bea Schol de tekening van Timmermans in het laboratorium zag hangen, informeerde zij natuurlijk meteen naar deze Vlaamse schrijver. Zij was tenslotte een van de laatste intimi die zijn vriendschap met Westerdijk van nabij had meegemaakt.
Schol wist niet dat Timmermans in 1947 was overleden, en bovendien niet dat ervan contact tussen hem en Johanna Westerdijk de laatste jaren van zijn leven geen sprake meer was geweest. Zij had echter te nadrukkelijk naar de 'man achter de tekening' gevraagd, zodat Westerdijk nogal geïrriteerd raakte. Kennelijk vond ze het niet prettig aan deze vriendschap herinnerd te worden door haar oud-leerling en goede vriendin. Ze moet zoiets gezegd hebben als: 'Neem asjeblieft die tekening mee, ander gooi ik hem weg.' En zo is deze ingelijste tekening van Felix Timmermans bij Bea Schol terechtgekomen. Zij vertelde haar kinderen vaak over vroeger en, met het bewijsstuk aan de muur erbij, ook over de professor en de beroemde Vlaamse schrijver die zo aardig tekenen kon. Na haar dood heeft de zoon de tekening meegenomen en bewaard. Toen de inmiddels ook al bejaarde heer Schol deze afbeelding in 2002 op zijn rommelzolder had teruggevonden en meenam naar het CBS, was het glas inmiddels gebroken. Het geheel leek toe aan een grondige restauratie. Maar ik was danig geïmponeerd door deze bekende tekening, die ik alleen 'uit de boeken' kende, en waarvan ik bovendien maar sinds kort de achtergrond ken. Toen de tekening voor me op tafel lag, zag ik hoe de heer Schol zich zat te verkneukelen over het fraaie T-shirt met de foto van zijn moeder erop, dat ik had meegenomen om het hem te tonen. En toen was de deal gauw gemaakt!
Ik zal de tekening t.z.t. aan de Historische Kring vermaken, als illustratie van een typisch Baarns verschijnsel uit vroeger jaren, namelijk het gebruik om grote lawaaierige vogels als nachtwakers te laten dienen in een lijd dat er nog niet gedacht werd over de schellen en bellen die tegenwoordig de Baarnse villa's bewaken.
Dit artikel werd eerder gepubliceerd in CBS Post, oktober 2002 en is voor dit nummer van 'Baerne' bewerkt door Frits Booy.
Felix Timmermans en Camille Melloy - Etienne De Smedt
Félix Timmermans en Camille Melloy in Frankrijk.
Opzoekingen en commentaar: Etienne De Smedt
Wat Frankrijk betreft: praktisch alle werken van Timmermans zijn vertaald in het Frans: Pallieter,! 'Enfant Jésus en Flandre, Les très belles heures de Mademoiselle Symphorose, Anne-Marie, Tryptique de Noël (zelfs twee verschillende versies). Le Curé de la vigne en fleur. Et où l ' étoile s'arrêta, La vie passionnée de Pieter Bruegel, La Harpe de Saint François, Psaume paysan, Contes I, Adagio. Goed om weten: in 2000 verscheen er ook een vertaling van De Nood van Sint-Niklaas. Het kreeg een heerlijke titel mee: Le Bateau du Ciel!
Een groot succes werden de meeste Franse vertalingen niet, behalve wanneer we het hebben over La Harpe. Dit Timmermanswerk werd zodanig uitgegeven en verspreid in Frankrijk, dat het de moeite loont daar wat dieper op in te gaan. Maar we kunnen niet anders dan het eerst en vooral hebben over Camille Melloy. Achter deze schrijversnaam zit Camille De Paepe, geboren in Melle. Hij studeerde en doctoreerde in Leuven, was volledig tweetalig, maar schreef praktisch al zijn proza en poëzie in het Frans. Hij werd priester en trad toe tot de congregatie van de Jozefieten, die in Melle een klooster en middelbare school hadden. Hij werd als het ware bedolven onder literaire prijzen en onderscheidingen.
Het mag ons dus niet verwonderen dat Timmermans contact met hem zocht en daar willen we toch eerst naar verwijzen. De directe aanleiding was een ledendag van onze Kring in het klooster van Melle op 22 april 2001, waar toen een tentoonstelling liep over Camille Melloy. Ik werd daar echt overladen met boeiende documenten rond deze man. Oordeel zelf maar! In kopie kreeg ik zomaar eventjes 47 brieven van Timmermans aan Melloy en dit gedurende de periode van 1928 tot 1941. Ze gaan bijna allemaal over de vertaling van De Harp in het Frans, die hij graag wilde toevertrouwen aan deze bekende figuur. Voeg daar nog bij, de kopies van 13 boeken die Timmermans hem in de loop van die jaren schonk, telkens met een mooie opdracht. Vermeldenswaard is ook het feit dat de toenmalige overste van de plaatselijke Jozefieten, Eerwaarde Pater Aloïs, een waarlijk minzaam man, die dag lid werd van onze Kring. Het lukte hem zelfs eens aanwezig te zijn op een ledendag in Lier.
Melloy aanvaardde de opdracht en je kan je de diepe vreugde van Timmermans wel voorstellen toen in 1935 de eerste druk in het Frans verscheen. En laat ons nu eens bekijken op welke wijze La Harpe Frankrijk veroverde. Melloy was er in geslaagd om zijn vertaling te laten uitgeven bij de grote, katholieke uitgever in Parijs, Bloud et Gay. Dat zou, zoals hier zal blijken, een goede zaak worden voor schrijver en vertaler. Hij zou ook nog Driekoningentriptiek (Tryptique de Noël) vertalen en een dertiental verhalen, onder de titel Timmermans raconte. De eerste druk van La Harpe uit 1935 kwam er op 2200 exemplaren. En toen zouden de drukken elkaar in snel tempo opvolgen: 1945,1947,1954 (toen stond de teller reeds op 67000 exemplaren), 1959 (een editie van 5000 exemplaren), 1961 (twee edities op één jaar), 1962, 1964.
Bloud et Gay was niet alleen een goede uitgever, ze waren ook knap commercieel. Zij wisten dat heel wat kleine, katholieke uitgeverijtjes stonden te springen om dit boek in hun pakket op te nemen. Die toelating kwam er, de zogenaamde licentie-uitgaven. Deze uitgevers betaalden daarvoor de toen geldende financiële bijdrage.
Editions Franciscaines: 1942,1947, 1950 (een leuk detail: tijdens een van onze ledendagen vertelde Lia Timmermans mij, dat de Franciscanen nooit een cent betaalden!).
Club du Livre religieux: 1955, 1957 in totaal 4150 exemplaren in een mooie luxe-editie met foto's van schilderijen in sepia afgedrukt.
Edition G.P. Collection Super. 1960, 1961, een uitgave in vollinnen band met prachtige tekeningen in kleur en zwart-wit.
Bloud et Gay deed ook nog een extraatje en nam het werk op in haar prachtige reeks Edition Livre de Vie, 1961 en 1962
Edition Le Seuil: 1961,1983, 1993, 2001
Opmerkelijk: bij de uitgeverij Desclée in Doornik werd een editie (de hoeveelste bleef voor ons onbekend) gedrukt op 8000 exemplaren! We willen hier ook nog stellen hoe moeilijk de Fransen het ons maakten om een correcte tabel van de edities te maken. Het aantal exemplaren bleef gewoonlijk onbekend en zelfs de datum van de uitgave werd niet altijd vermeld. Had Camille Melloy tot dan toe de belangen van Timmermans, bij de vele Franse uitgaven, mee in de gaten gehouden, dan kwam daar een einde aan door zijn vroegtijdig overlijden op 1 november 1941. De jaren daarna zou zijn broer Theophile, ook een Jozefiet, deze taak op zich nemen en daar gaat het tweede deel van mijn verhaal over.
Ook goed om weten is dat Timmermans ook één keer heeft meegewerkt aan een boek van Camille Melloy. Het betreft hier Louange des Saints populaires (Loflied voor de volksheiligen). Het werd een bundel met zestien gedichten waarvoor Timmermans telkens een mooie tekening maakte. Het geluk stond aan mijn zijde toen ik een exemplaar kocht waarin een volslagen onbekend kunstenaar alle prentjes mooi had ingekleurd! Tot slot van dit eerste deel past het hier om te vermelden dat De Harp van Sint-Franciscus, volgens de uitgeverij Van Kampen, het meest verkochte Timmermansboek in het Nederlands taalgebied was.
Hoe een Frans dubbeltje rollen kan. De bedoeling van de hier onderstaande tekst, is eens van dichtbij meemaken, hoe de financiële zaken verliepen bij het uitgeven van een boek. De uitgever eiste meestal het alleenrecht op. Hij droeg natuurlijk de meeste kosten, maar hoopte op een flinke winst als het boek goed zou lopen. Natuurlijk mochten schrijver en vertaler rekenen op een aandeel in die verkoop. Er werd een contract opgemaakt over hoeveel procent hun verloning zou bedragen. Bij Bloud et Gay bedroeg die meestal tussen de 10 en 12 %. In dit geval spraken Timmermans en Melloy af voor een eerlijke verdeling: ieder de helft.
Na het overlijden van Camille Melloy op 1 november 1941, nam dus zijn broer Theophile de taak op zijn schouders om de boekhouding rond de vertaling in orde te brengen en voort te zetten. De helft van de opbrengst ging naar Marieke Timmermans, de andere helft naar de erven De Paepe. (Melloy was zijn schrijversnaam) En de broer deed zijn taak voorbeeldig. Daarvan getuigt een blad met daarop wat nog moest geregeld worden van 1939 tot 1953. Het blad geeft een overzicht in zes kolommen: het jaartal, de datum van de storting door de uitgeverij, het bedrag in Franse frank, de op dat ogenblik officiële koers, het bedrag in Belgische frank, de helft daarvan voor Marieke Timmermans. Hij eindigt zijn blad met twee mededelingen: hij heeft het bedrag van 31800 frank overgeschreven op de rekening van Mevr. Lia Timmermans. Alles is nu geregeld tot en met 1953 en voor de rechten van 1954 zal hij wachten op de storting van de uitgeverij. (goed om weten: 1000 B.Fr. is, volgens een econoom, vergelijkbaar met nu 225 euro.)
Dat de uitgever zich strikt hield aan het contract blijkt uit drie documenten. Uit een schrijven van 21 mei 1951 blijkt, dat een gerenommeerd katholiek tijdschrift vroeg of ze in een van de volgende edities enkele fragmenten uit La Harpe mochten afdrukken. Indien de rechthebbers daarmee akkoord gingen, zouden zij daarvoor 6 Franse frank per lijn betalen. Toen in 1953 de Franstalige Canadese radio twee uitzendingen aan het bewuste boek wijdde, werd daarvoor 12264 Franse frank betaald. Pater Theophile bracht het aandeel voor Timmermans persoonlijk naar Oostende. Een ietwat vreemde brief, gedateerd 15 mei 1954, gaat over deze laatste zaak. Hij is gesigneerd door Marieke Timmermans maar volledig geschreven door Lia!
De Franstalige radio in Canada was echt wel geïnteresseerd in Timmermans. In januari 1954 kwam La Harpe in vijf uitzendingen ter sprake. Daar werd 2650 Belgische frank voor betaald, waarvan de erven Melloy en Marieke Timmermans elk de helft kregen! In een boeiende gele briefkaart uit 16 juli 1954, vraagt Lia inlichtingen over een Italiaanse vrouw, die La Harpe uit het Frans in het Italiaans wilde vertalen en daar was Lia natuurlijk voor te vinden. Over een mogelijke vertaling heb ik echter geen enkel spoor gevonden. Dat La Harpe in Frankrijk een blijvertje was, bewijzen de cijfers: tussen 1 januari en 31 december 1954, dus bijna twintig jaar na de eerste druk, werden er zo maar eventjes 1141 exemplaren aan de man gebracht. Dat betekende 2665 frank voor de erven Melloy en voor Marieke Timmermans. In een lange brief van 13 februari 1955, vraagt Lia Timmermans om in de toekomst de bedragen die haar moeder toekomen, niet meer naar Oostende te sturen maar rechtstreeks aan haar te betalen. Vermits Marieke geen postrekening heeft, stelt Lia voor dit te doen met een postmandaat.
Zij heeft het nogmaals over de dame die La Harpe wil vertalen in het Italiaans voor de uitgeverij Chiantore in Milaan. Zij zegt daar nog steeds niets van gehoord te hebben. Deze firma heeft ook in 1945 een vertaling gebracht van Pieter Bruegel en zij voegt eraan toe dat dit een betrouwbare uitgever is. Ik ben zo vrij daar een beetje aan te twijfelen, want in die uitgave is nergens de naam van de vertaler te vinden! In een brief van de directeur van Bloud et Gay, vraagt deze aan Theophile Melloy of die soms een exemplaar bezit van de Franse vertaling van L 'enfant Jésus en Flandre. Hij wil dat boek een tijdje lenen om er een paar fragmenten van te gebruiken. Het boek verscheen in 1925 bij de Franse uitgever Rieder. Een detail, een beetje pikant: de vertaling is van de hand van Neel Doff, hier vroeger beter gekend door haar verhaal als meisje van plezier dat zij leidde onder de naam Keetje Tippel!!
In oktober 1955 krijgt onze Pater weer een brief van de directie. Een kleine katholieke uitgeverij heeft een reeks met telkens een beperkt aantal werken in een luxe uitgave. Zij willen in deze reeks, Club du Livre Religieux (zie blz 2), ook La Harpe opnemen. Ze gaan akkoord met alle voorwaarden van Bloud et Gay en er zal voor de beide rechthebbenden 6 % van de verkoopsom worden uitbetaald. De uitgave wordt beperkt tot 4250 stuks. En nu verschijnt voor het eerst, maar zeker niet voor het laatst, de naam Lou Aspeslagh, echtgenoot van Lia Timmermans, op het toneel. Amper twee weken later laat hij weten dat zij akkoord gaan met de voorwaarden. Hij voegt er nog aan toe dat ze bij het verschijnen graag een vijftal exemplaren zouden krijgen! Er was, nu ook voor het eerst maar zeker niet voor het laatst, een klein misverstand. Een van beiden, de Pater of Aspeslagh hadden het fout begrepen en hij zegt, als hij het goed begrijpt, dat beide erven elk 6% krijgen en niet 3 %!
Er is een brief van 16 januari 1956, waarin Pater Theophile aan Lia laat weten en dat hij de schrijversrechten voor 1954, zoals ze eerder had gevraagd, met een postmandaat ter waarde van 2665 frank aan Marieke Timmermans had gestuurd. De eerstvolgende jaren gebeurde dat, tot ieders tevredenheid, steeds langs deze weg. Een tussendoortje, om nogmaals het succes van La Harpe in Frankrijk te beklemtonen: tussen 1 januari 1955 en 30 juni 1956 werden er niet minder dan 2147 exemplaren van verkocht. In een brief van Bloud et Gay aan Pater Theophile, wordt hem gevraagd contact op te nemen met de familie Timmermans omdat zij de vraag hebben gekregen om het boek uit het Frans te laten vertalen in het Portugees en in het Spaans. Over een Spaanse vertaling heb ik niets kunnen vinden. Een Portugese wordt in het Mercatorboek wel vermeld, maar er staat een vreemde nota bij: het boek is nooit ergens gevonden.
Onze Pater let nauwgezet op de betalingen van de rechten door Bloud et Gay. In een brief van 14 mei 1960 vraagt hij aan de directeur om alles eens grondig na te kijken want volgens hem is er een vrij lange achterstand wat die stortingen betreft. In een brief van 25 september 1961, meldt de directeur dat Edition Le Seuil (kijk even naar blz. 2), het plan heeft opgevat om La Harpe uit te geven in een pocketversie voor de jeugd. Hij heeft hiervoor zijn toelating reeds gegeven en verontschuldigt zich voor dit laat bericht. Deze reeks zal ook een groot succes kennen, maar omdat de prijs eerder laag is, zullen de rechten navenant zijn. Dit contract zal later een doren in het oog van Aspeslagh worden! En vanaf 1962 zal Lou Aspeslagh zelf ook een grotere vinger in dezelfde pap proberen te krijgen! In een brief aan onze Pater uit 25 april 1962 stelt hij een hele reeks eisen. Hij heeft de vraag gekregen om het boek in het Chinees te laten vertalen. Omdat het voor een goed doel is, wil hij de rechten wel afstaan.
Het moet echter een eenmalige editie worden met een beperkt aantal en hij wil zelf mee het contract ondertekenen. Hij heeft het ook over de hier hoger vermelde pocketuitgave. Hij vraagt hem of hij daarvoor al rechten ontvangen heeft en hoe groot de oplage was. Hij voegt er nog zoetjes aan toe dat hem zes presentexemplaren zouden gezonden worden! En weer is daar Lou Aspeslagh op zijn best. In een brief van 15 mei 1962, deelt hij de Pater mee dat hij zelf een contract heeft gesloten voor een Chinese vertaling omdat die uit het Nederlands zou vertrekken. Hij voegt eraan toe, geen auteursrechten te hebben gevraagd, maar dat ze zich moeten beperken tot één editie. Wat die auteursrechten betreft, daar heb ik geen zicht op. Ik wel heb ontdekt dat er niet één maar wel drie edities verschenen: 1962, 1969 en 1980. En daar heb ik wél zekerheid over want ze staan hier in mijn kast! Wat ik ook met zekerheid weet, is dat er helemaal niet uit het Nederlands maar wel uit het Engels werd vertaald! In het Chinees boek staat trouwens klaar en duidelijk dat voor de vertaling gebruik werd gemaakt van de Engelse uitgave, met als titel The perfect Joy of Saint Francis. Ook interessant om weten is: het boek werd niet uitgegeven op het Chinese vasteland, maar wel op het afgescheurde eiland Formosa, dat nu Taiwan heet en dat de Chinese president heel graag terug bij China zou inlijven. Het boek vermeldt tevens in welke boekhandels, in het verre oosten, het boek kon besteld worden. En tot slot nog dit: het werk is geïllustreerd met zwart-wit prentjes, door een onbekend kunstenaar. Ziezo, nu weten jullie bijna alles over de Chinese Harp!
Vanaf dan verandert de toon van de briefwisseling. Lou Aspeslagh neemt resoluut de touwtjes in handen en iedereen die hem een beetje van nabij heeft gekend, heeft wel eens ondervonden dat hij graag 'grand seigneur' speelt. Hij eist van Bloud et Gay dat hij vanaf dan steeds geraadpleegd wordt, wanneer er sprake is van een of andere uitgave van La Harpe. Ook wil hij zijn zeg hebben in de financiële verloning en slaat hij daarbij een nogal hautain toontje aan. Of Pater Theophile daar allemaal zo mee opgezet was, durf ik sterk betwijfelen. In een brief van 7 juni 1962 geeft hij Aspeslagh de toelating om alles wat maar iets te maken heeft met de Franse vertaling, of het nu gaat om Timmermans of Melloy, zelf met de uitgever te onderhandelen! Aspeslagh had echter niet uit het oog mogen verliezen dat de eerste druk in het Frans toen reeds bijna dertig jaar oud was en dat de grootste interesse in Frankrijk na die lange tijd zeker sterk geluwd was.
Wij danken hiervan harte ons medelid Daniël Lemmens uit Melle, die ons het ganse archief van deze vertaling schonk.
Ik ben Mon Van den heuvel
Ik ben een man en woon in Lier (België) en mijn beroep is op pensioen.
Ik ben geboren op 19/06/1944 en ben nu dus 80 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Felix Timmermans - Geschiedenis van Lier in de ruimste zin genomen.