Foto
Inhoud blog
  • GOMMAAR TIMMERMANS OVERLEDEN
  • Toespraak bij de opening van uitgeverij
  • Speciale tekening van Felix Timmermans
  • Wat andere kunstenaars over de kunst van Timmermans schreven - Flor van Reeth
  • Intervieuw met Tonet Timmermans - Jooris van Hulle
  • Beste bezoeker
  • Op bezoek bij Tonet Timmermans - Denijs Peeters
  • Timmermans in Baarn - Huub van der Aa
  • Felix Timmermans en Camille Melloy - Etienne De Smedt
  • Ge zijt uw eigen baas en uw eigen koning - Bart Van Loo
  • Boerenpsalm tentoonstelling in Mol
  • Felix Timmermans was voor alles Dichter - Erik Verstraete
  • Laat het nu stil worden - Herman-Emiel Mertens
  • De Stille Timmermans - Marcel Janssens
  • Pallieter - Fons Sarneel
  • Begrafenis van Felix Timmermans op 28/01/1947 - Gaston Durnez
  • Job Deckers en de lokroep van Schoon Lier - Roger Vlemings
  • En waar de ster bleef stille staan - Felix Timmermans
  • De Fé herleeft in Lier - Paul Depondt en Pierre De Moor
  • " E Vloms keuningske " - Gaston Durnez
  • Sint Gommarus - Felix Timmermans
  • Timmermans ter ere, een selectie uit zijn picturaal werk - G. Carpentier-Lebeer
  • Bij de heilige Anna klinkt hardrock-muziek - Frans van Schoonderwalt
  • En als de Ster bleef stille staan... - J.J. Vürtheim Gzn
  • Felix Timmermans, de Liersche Breughel - Caty Verbeek
  • Het afscheid van Felix Timmermans - Redactie
  • De Poëzie van Felix Timmermans - De Nieuwe Gazet 09/08/1947
  • Uniek dat auteur alles van zijn werk heeft bewaard - Frans Keijsper
  • De fijne nostalgie van Felix Timmermans - Rigoberto Cordero y Léon
  • Lier gegroet, nog duizend pluimen op uw hoed - Willem Hartering
  • De Timmermans-tegeltjes - Ward Poppe en Philip Vermoortel
  • Pallieter wint het van Wortel - Gaston Durnez
  • Het spekbuikige Brabant en het magere Kempen land - Marcel Pira
  • De Zeemeermin - Bert Peleman herdenking op 11/07/1986
  • Profiel van Felix Timmermans - Etienne De Ryck
  • Lia Timmermans - zo was mijn vader - Manu Adriaens
  • Felix Timmermans in Waalwijk - Arthur Lens
  • Overeenkomst - Van Kampen
  • Ronald
  • Mooie Faience steentjes van de Fé
  • Mooie opdrachten - uniek materiaal
  • Bij de recente Duitse vertaling van Adagio - Stijn Vanclooster
  • Dit schreef Gommaar
  • Waarom ik van Timmermans hou. (deel 1) - Viktor Claes
  • Waarom ik van Timmermans hou. (deel 2) - Viktor Claes
  • Felix Timmermans - Uit mijn rommelkas
  • Felix Timmermans, zijn succes en zijn schrijversplannen - Redactie
  • Een Tafelspeech en een Interview - Karel Horemans
  • De Muziek in het werk van Timmermans - Louis Vercammen deel 1
  • De Muziek in het werk van Timmermans - Louis Vercammen deel 2
  • Streuvels en Timmermans - Jan Schepens
  • Reimond Kimpe - Joos Florquin
  • Pallieter in Holland - Cees Visser
  • Intimations of Death - Schemeringen van de Dood
  • De Blijdschap van Guido Gezelle en Felix Timmermans. - Gaston Durnez
  • Toespraak gehouden in Hof van Aragon - Philip Vermoortel
  • De schrijver Antoon Coolen in Hilversum - P.J.J.M Timmer
  • Felix Coolen
  • Pallieter verboden - redactie Het Vaderland
  • Over Pallieter. - Voordracht in het Foyer-Concertgebouw op 24 januari 1919.
  • Beste vrienden - redactie
  • 'Ik heb mijn kinderdroom waargemaakt' - Lieve Wouters
  • De man achter GOT - Andy Arnts
  • Gestopt met tellen, Hoeveel boeken ik geschreven heb - P. Anthonissen
  • Liefde is nooit verboden - Frans Verleyen
  • Felix Timmermans overleed vandaag - Bertje Warson
  • Saluut bij een honderdste verjaardag - Marc Andries
  • Timmermans op de planken - Daniël De Vos
  • Gaston Durnez Exclusief - Etienne Van Neygen
  • Vlaamser dan Vlaams. - Hans Avontuur
  • Felix Timmermans en Averbode - G.J. Gorissen
  • Een tweede leven voor Timmermans en Claes - Patrick Lateur
  • Een Brief aan Felix Timmermans - Johan De Maegt
  • Dichter und Zeichner seines Volk - Adolf von Hatzfeld
  • In de Koninklijke Vlaai - Felix Timmermans
  • Fred Bogaerts - Adriaan De Bruyn
  • De Natuur blijft verbazen
  • Kluizekerk sloot definitief - redactie
  • Timmermans heeft geen Fascistisch Bloed - Lode Zielens
  • Om er even bij stil te staan - Etienne De Smet
  • Tekeningen
  • Aan boord met Felix Timmermans - Anton van Duinkerke
  • Gommaar Timmermans - GoT 90 jaar
  • Het Menu - Bonni Konings
  • Onuitgegeven handschrift van Felix Timmermans
  • Zet uw ziel in de zon - Gaston Durnez
  • Stijn Streuvels 70 jaar - Felix Timmermans
  • Anton Pieck: een vriend van Vlaanderen - K. Van Camp
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 1
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 2
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 3
  • Zelfportret - Felix Timmermans
  • Ik had zo graag Felix geheten! - Daniël De Vos
  • Tony Fittelaer: « Kozijn Felix was een buitengewoon mens » - Vandecruys Geert
  • In en over Juffrouw Symforosa - Arthur Lens
  • Bij Pallieter thuis - Redactie
  • Kalender 1932 - Felix Timmermans
  • Mijn eerste boek - Felix Timmermans
  • De Fé vulde een kamer - Martine Cuyt
  • Met Timmermans op literaire bedevaart naar Lier - Jaak Dreesen
  • De Toverfé - Wannes Alverdinck
  • " Er gebeurt iets… Timmermans herdacht " - Jan Vaes
  • Bij Marieke is de Fee nog thuis - Marc Andries
  • Oosters Geschenk van Clara Timmermans (Haiku's)
  • Een soep met vier troostende mergpijpen - Gaston Durnez
  • Met Felix Timmermans op stap door Lier - Jos Vermeiren
  • Professor Keersmaekers over Felix Timmermans - Jaak Dreesen
  • Honderd jaar geleden werd Felix Timmermans geboren
  • Tonet Timmermans overleden 26/03/1926 - 16/04/2020
  • Briljante vertegenwoordiger van de volkskunst ! - Al. Slendsens
  • De goede Fee op zoek naar de Kern - Gaston Durnez
  • Saluut bij een honderdste verjaardag - Marc Andries
  • Een ministadje uit de voltooid verleden tijd - Frans Verstreken
  • Felix Timmermans, Tekenaar en Schilder - Denijs Peeters
  • In defence of Timmermans - Godfried Bomans
  • Hoe Pallieter werd onthaald door Nederlands publiek - Karel van den Oever
  • Adriaan Brouwer - Sirius
  • De Pallieter rel - Lode Zielens
  • Boerenpsalm - Willem Rueder
  • De zachte Keel - Frans Verstreken
  • Feestelijke Groeten
  • Merkwaardige gesprekken - Gommaar Timmermans
  • En als de Ster bleef stille staan - Top Naeff
  • Gaston Durnez - Overleden
  • Felix Timmermans - Rond het ontstaan van Pallieter
  • Een barre winter in Schoon Lier - Henk Boeke en Claus Brockhaus
  • Interview met Gommaar Timmermans - Bertje Warson
  • Felix Timmermans werd onrecht aangedaan - W. Roggeman
  • Gesloten wegens nieuwe schoenen - Toon Horsten
  • Boerenpsalm - Peter Claeys
  • Gommaar Timmermans - Paul Jacobs
  • Ernest Claes - Felix Timmermans en voordrachten in Duitsland
  • De Molen van Fransoo - Felix Timmermans
  • De Vroolijkheid in de Kunst - Carel Scharten
  • Adagio - Felix Timmermans
  • Hoe ik verteller werd - Felix Timmermans
  • Pallieter wordt honderd jaar - Bertje Warson
  • Openingstoespraken - Timmermans-Opsomerhuis 1968
  • Toespraak Artur Lens Archivaris - 1968
  • Toespraak Hubert Lampo - 1968
  • Timmermans als Schilder en Etser - Floris Van Reeth
  • Felix Timmermans, Dichter und Zeichner seines Volk.
  • Felix Timmermans - Theo Rutten
  • Gesprek onder vier ogen - Fred Bogaerts 70 jaar
  • Timmermans over De Pastoor in den bloeienden Wijngaerdt
  • Tooneel te Brussel
  • De vroolijkheid in de Kunst
  • Stamboom van Felix Timmermans
  • Timmermans over "De Pastoor uit den Bloeienden Wijngaert
  • Felix Timmermans over den Vlaamschen humor
  • Adagio - Lia Timmermans
  • De nachtelijke Dauw - Felix Timmermans
  • Felix Timmermans geschilderd door Tony Claesen - 2018
  • De Nood van Sinterklaas - Felix Timmermans
  • De Vlietjesdemping te Lier - Felix Timmermans
  • Pallieter naast Boerenpsalm
  • Pallieter in het klooster - Cees Visser
  • Info FT Genootschap
  • F T Fring bestaat 25 jaar
  • Timmermans en de Muziek - Daniël De Vos
  • Fons De Roeck
  • Is Timmermans Groot ? - Felix Morlion O.P.
  • Renaat Veremans vertelt - José De Ceulaer
  • Vacantie bij de oude boeken - Gaston Durnez
  • Foto's van Oude Lier 1
  • De Pastoor uit den Bloeyenden Wijngaerdt
  • Brief Gommer Lemmens - 11/06/2013
  • 70 jaar geleden ....
  • Overlijden van de Fé
  • Luisterspel Pallieter 2016
  • Bibliotheek van de stad Lier
  • Anton Thiry - Gaston Durnez
  • postkaarten
  • Een Mandeke Brabants fruit
  • Clara Timmermans overleden
  • Covers van Pallieter
  • Pallieter en Felix Timmermans
  • Toespraken 25/6/2016 - Kevin Absillis, Kris Van Steenberge en Gerda Dendooven
  • De Lierse Lente - Ronald De Preter
  • Felix Timmermans - Emiel Jan Janssen
  • Pallieter honderd jaar - Gaston Durnez
  • Adagio - Frans Verstreken (Hermes)
  • Pallieter, een aanval en verdediging
  • Foto's 1
  • Driekoningen-Tryptiek - Jacques De Haas
  • Over Pallieter (25/01/1919)
  • Timmermans' werk in het buitenland
  • De Eerste Dag - Felix Timmermans
  • Het Kindeke Jezus in Vlaanderen
  • Fred Bogaerts - Felix Timmermans
  • De Harp van Sint Franciscus - Gabriël Smit
  • Timmermans en Tijl Uilenspiegel
  • Felix Timmermans ter Gedachtenis
  • De Vlaamse Timmermans - Paul Hardy
  • Timmermans was Einmalig - José De Ceulaer
  • Levenslied in schemering van de dood - Gaston Durnez
  • Expositie in De Brakke Grond te Amsterdam
  • Bij de Hilversumsche Gymnasiastenbond
  • Timmermans als schilder en tekenaar - W.A.M. van Heugten
  • De onsterfelijke Pallieter - Tom Vos
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Felix Timmermans
    Vlaamse schrijver, dichter en schilder * 1886 - 1947 *
    28-06-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ik had zo graag Felix geheten! - Daniël De Vos

    IK HAD ZO GRAAG FELIX GEHETEN!
    TOONTJE-FELIX CLAESEN EN ZIJN "PETEREN"

    Daniël De Vos uit Zilveren Verpozingen van de Felix Timmermans Kring - December 2015.

    Dankzij de onvolprezen internetblog van ons bestuurslid Mon Van den heuvel kwamen we op het spoor van één van de petekinderen van Felix Timmermans. In de Sellekaertsstraat in Overpelt wonen mevrouw en de heer Claesen.
    Wie twijfelt aan het huisnummer, hoeft maar even naar de kleurrijke afbeelding van Het Belofte Land 
    boven de ingangsdeur te kijken: de band van de inwoners met Lier is overduidelijk. De hartelijke ontvangst in de stijlvolle villa stelt ons direct op ons gemak.

    Ook de nieuwsgierige, gevlekte hond komt ons verwelkomen.
    Dat is ons Marieke, steekt mevrouw Claesen van wal. Toen we in Frankrijk woonden, hebben we haar in een asiel gevonden. Ze is echt een heel braaf beest en onze kinderen vonden haar een “lief mieke”. Dat werd uiteindelijk “Marieke”, naar de echtgenote van Felix Timmermans, die mijn man “tante Marieke” noemde. En het huis waarin we woonden, doopten we maar “Pallieter” en zo kregen we een stuk Vlaanderen in Frankrijk.

    Onze gastheer werd geboren op 28 maart 1941 als zesde kindje in het gezin van Jos Claesen. Op 1 april 1941 komt Timmermans naar het doopfeest van zijn petekind.

    T.C.: Ik ben een oorlogskind, geboren in 1941, en kreeg heel bewust niet de voornaam Felix. Dat lag gevoelig, ook reeds aan het begin van de oorlog. Mijn ouders hebben ook moeilijkheden gekend, omdat mijn vader een neef was van Felix Timmermans. Wij waren een Vlaams-voelend gezin, maar niet overdreven. We waren thuis met 9 kinderen (ik was de middelste in de rij): 2 meisjes en 7 jongens!
    Vader was enig kind, dus er moest binnen de familie flink gezocht worden om meters en peters te vinden.
    Neef Felix Timmermans wou dat voor mij wel doen. Hij kwam af en toe bij ons in Geel met zijn 
    gezin op bezoek.
    Hij voelde zich bij ons goed thuis, omdat mijn moeder Antoinette (Tony) Fittelaer ook 
    kunstenares was en ze praatten dan graag samen overschilderkunst. Moeder heeft ook het portret van mijn peter geschilderd. Het doek heeft lange tijd bij Clara aan de muur gehangen.

    Mijn vader Jos, kwam in Neerpelt wonen omdat hij een job kreeg bij de Metallurgie in Overpelt.
    Vader was familie van Felix Timmermans. Vader sprak altijd over “kozijn Felix”. Onze families kwamen geregeld bij elkaar en er was ook een levendige correspondentie.
     
    Edward Claesen (1866-1951), een neef van vader Jos Claesen (1896-1973), was pastoor van Winkelomheide en literair actief o.m. als dichter. Hij gaf Felix Timmermans de raad om het werk van Stijn Streuvels te lezen. De jonge auteur was er enthousiast over en wenste absoluut in Streuvels’ voetsporen te treden.

    T.C.: Ik heet voluit Tony, Felix, Eugene en dat werd dan spontaan Toontje-Felix. Maar ikzelf had dolgraag gewoon Felix geheten!

    Felix Timmermans had nog 2 andere petekinderen: er was Felix Van Loock, zoon uit het 2e huwelijk van Angèle Paaps (die getrouwd was met een Timmermans). Deze mevrouw Paaps had vele jaren lang een kantwinkel in Lier en Felix Van Loock is nog steeds actief in de kantindustrie. En daarnaast was er natuurlijk Felix Coolen, zoon van de Nederlandse successchrijver Antoon Coolen.


    Portret  van  Toontje-Felix:  bezocht  het Sint-Hubertuscollege  in  Neerpelt  –  studeerde  aan het  Sint Jozefinstituut (technische school) in Geel – werd kleurenadviseur bij een verfbedrijf in Hasselt – stichtte  zijn  eigen  bedrijf  in  kantoormeubelen  :  Claesen  Collection  in  Lier – verhuisde  met  zijn bedrijf naar Herentals – begon in 1994 in Zandhoven met de firma CICO welke hij in 2003 verkocht – verhuisde naar Frankrijk. – keerde in 2007, omwille van het heimwee, terug naar Overpelt.


    Z.V.: U bent zelf ook schilder?
    T.C.: Altijd graag gedaan! Als jonge kerel maakte ik ooit een buste van F.T. in papier-maché. Mijn broer had dit beeld in witte lak geverfd en momenteel probeer ik het beeld te bronzeren. Tekenen was van jongs af mijn grote passie en mijn moeder stimuleerde me om te schilderen. Ze kocht mij een ezel en schildersmateriaal. Ik ben beginnen schilderen en ben er nooit mee opgehouden: het was mijn uitlaatklep tijdens mijn druk leven als zelfstandige.
    Vooral portretten, meestal naar foto’s, zijn mijn 
    specialiteit. Ik ben volledig autodidact. Een opleiding heb ik nooit gevolgd, maar ik heb wel talloze musea bezocht en kon dan uren staan staren naar favoriete doeken.
    De grote Isidoor Opsomer was 
    zeker één van mijn grote voorbeelden. Meer dan 500 doeken werden het, voornamelijk portretten.

              

    Z.V.: Onze gastheer haalt foto’s boven van een hele reeks schitterende portretten: Rainier van Monaco, een fraaie Hugo Claus, mensen uit Overpelt enz… Het zijn haast foto’s, maar veel mooier en bijzonder gedetailleerd.
    Het portret van Felix Timmermans staat voor de gelegenheid opgesteld in de 
    veranda. Ook een formidabel zelfportret behoort tot het oeuvre van het sympathieke petekind.

    Z.V.: Bent u vertrouwd met het grafisch werk van uw peter?
    T.C.: Absoluut. En een moeder die schilderde en een peter die schreef én schilderde, dat alles heeft mij enorm gemotiveerd om mijn best te doen. Ooit vroeg mijn peter aan mijn moeder: bezorg mij eens wat gegevens over Toontje-Felix, dan ga ik misschien wel eens iets schrijven over hem (dat was kort voor zijn dood). Zo had er misschien een boekje over mij als knaap kunnen geschreven worden! Ooit heb ik de tekening met de drie sterzangers uit de Driekoningentryptiek, uit zijn laatste brief, als illustratie gebruikt op een nieuwjaarskaart voor mijn klanten. En ik liet ook medailles maken, met de kop van Felix Timmermans vooraan, en op de keerzijde het logo van mijn firma Claesen Collection, als cadeau voor de klanten.

    Z.V.: Uw ouders waren ook kunstzinnig?
    T.C.: Moeder schilderde en mijn vader had aan het Lemmensinstituut gestudeerd. Hij was pianist en was ooit organist in Geel, samen met Armand Preud’homme. Ze hadden samen gestudeerd en de vrouw van Preud’homme was ook van Geel afkomstig. Ikzelf heb aan het Geelse Conservatorium, bij Alice Van Haren, klassieke zang gestudeerd en één van mijn broers zong als tenor bij trouwmissen e.d. Wij zongen dan wel eens samen, begeleid door ons vader op de piano. Klassieke muziek en kunst waren heel normale zaken in ons gezin.

    Vader Jos Claesen ijverde in 1927 voor een lezing van zijn neef Felix in Geel. De Lierse schrijver sprak in De Beurs (het lokaal van de katholieke verenigingen) voor de Gheelsche Sociale Kring, en dan nog wel op een zondag, wat hij normaal nooit deed!
    Toontje-Felix toont ons foto’s, brieven en kaarten die hij zorgvuldig bewaart in een map, en het pronkstuk is natuurlijk de brief van Timmermans aan zijn petekind, van 22 januari 1947, 2 dagen voor zijn overlijden. Het werd zijn allerlaatste brief!

    Het is het antwoord op een nieuwjaarsbrief van zijn petekind. Over zijn gezondheid schrijft hij daarin het volgende: Eindelijk weer een beetje aan de beterhand, zodat ik u persoonlijk, met de pen in de hand, kan danken voor uw kort, kernachtig en schoon nieuwjaarsbriefken.
    En hij ondertekende met: 
    Zeer hartelijk en genegen. Uwen Peteren, Felix Timmermans.

    Z.V.: Wat betekent het voor u om een petekind van de grote schrijver te zijn?
    T.C.: Ik ben daar enorm fier op!
    Ik zie in mijn herinnering, mijn peter nog binnenkomen bij ons thuis, maar meer is er eigenlijk niet: ik was ook maar 6 jaar toen hij overleed. Ik heb een bandopname van de radio waarop ik zijn stem herken. Als hij op bezoek kwam, was dat meestal op zondag en met het ganse gezin. Ze kwamen dan met de trein. Timmermans vond de trein heel bijzonder: hij vertelde ooit dat hij naar Hasselt had gespoord en dezelfde dag nog had kunnen terugkeren: stel je dat eens voor! Met de auto rijden heeft hij wellicht zelf nooit gedaan. Na zijn overlijden ging ik elk jaar op bezoek bij “tante Marieke”, zo rond de jaarwisseling.

    Toontje toont een mooie, zelfgemaakte foto met zijn moeder, tante Marieke, zijn echtgenote Simonne Segers, Maurice Wagner en Clara Timmermans. Marieke woonde toen bij haar dochter Clara. Hij heeft Marieke nog geregeld geschreven, o.a. toen hij op internaat was.

    Z.V.: Waren er later nog contacten met de kinderen Timmermans?
    T.C.: Ik kwam wel eens bij Clara. Gommaar had zijn drukke bezigheden en ik als zelfstandige had ook mijn handen vol. Nichten Lia en Tonet woonden in Oostende, daar was minder gelegenheid tot bezoek, maar we schreven wel nieuwjaarskaarten.

    Toontje-Felix bladert door zijn rijke schat aan brieven en kaarten en toont ons een kaart uit Averbode. Vooraan een foto van de abdij, achteraan staan de namen van Jos Claesen, Felix Timmermans en Renaat Veremans. De vader van Tony hoorde dus ook bij het gezelschap dat jaarlijks in de Goede Week naar Averbode toog. Helemaal enthousiast worden we bij het zien van een schitterende familiefoto van Marieke met haar 4 kinderen inclusief de 2 oudsten van Clara!

    Z.V.: Heeft u ooit boeken van uw peter gelezen?
    T.C.: Zeker, ik heb er uren mee doorgebracht. Ik heb er van hem ook enkele gekregen, telkens met opdracht en illustratie. Zoals bijvoorbeeld dit gehavend maar voor mij heel kostbare exemplaar van Vertelsels uit 1944.

    Z.V.: Heeft u een favoriet boek?
    T.C.: Adriaan Brouwer! Het ongelofelijke levensverhaal van een grote schilder!

    ********

    28-06-2020 om 22:24 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    26-06-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tony Fittelaer: « Kozijn Felix was een buitengewoon mens » - Vandecruys Geert

    Tony Fittelaer: « Kozijn Felix was een buitengewoon mens »

    Door Geert Vandecruys  -  Uit Het Nieuwsblad van Geel. - 1986.

    Als u wat kranten las, zou u het al geweten hebben.
    100 jaar geleden werd de Vlaamse schrijver, tekenaar en schilder Felix Timmermans in Lier geboren en dat kon men ook in Geel niet zomaar laten voorbijgaan. Op de komende Geelse boekenbeurs, maar daarover verneemt u elders meer, zullen plaatselijke coryfeeën als Willy Copmans en Jef Van Meensel hun woordje komen «placeren», maar hier moeten ze wijken, sorry jongens, voor een bekende Geelse dame. Tony Fittelaer.

               

    Na wat kunst- en vliegwerk kwamen we immers te weten dat de in 1947 gestorven auteur hier nog een familielid had wonen. Tony Claessen-Fittelaer is haar naam en zij is dankzij haar overleden echtgenoot Jos Claessen verwant met de Lierse familie «Timmermans». 
    Tony, ondertussen 83, is bovendien zelf, maar dat weten de trouwe lezers van dit blad allicht, reeds jaren in het kunstwereldje aktief en kent dus zowat iedereen die hier de laatste 50 jaar met pen en penseel heeft rondgehuppeld. José Aerts (Albert Westerlinck) en Herman Deckers, Renaat Veremans, Armand Preudꞌhomme en zeker ook kozijn Felix, het zijn voor haar duidelijk niet alleen namen, maar ook gezichten en persoonlijkheden Terwijl mijn vermaledijde broer letterlijk en figuurlijk met het fotoapparaat in de knoei zit, stellen wij de vragen. Dit alles niet om superintellectuele dingen te vernemen, maar met als doel de interessante kleinigheden te noteren. En zijn het niet juist die pittoreske details die het leven en denken van een mens kleuren en voor een stuk blootleggen?

    Felix Timmermans was niet zomaar een neef voor u, meen Ik begrepen te hebben?
    Ah, ik zal u dat eens uitleggen.
    Ik heb Felix voor de eerste keer ontmoet bij de uitvaart van mijn schoonvader. Ik was toen trouwens nog niet getrouwd met Jos, Felix heeft me toen gevraagd een bezoek aan Lier te brengen en zo is die vriendschap dan ontstaan. Ik heb zijn werken kunnen bewonderen en hij wist dat ik ook schilderde en vandaar onze goede kontakten. Ik zal u daar eens een voorbeeld van geven.
    Ik hield me vooral bezig met bloemen en stillevens, maar op een zeker moment dacht ik toch met portretkunst te beginnen. Ik heb dan mijn vader geschilderd, maar aan mama en mijn man durfde ik mij niet wagen.
    Mama vond zoiets verschrikkelijk, ze kon niet goed stilzitten en wat mijn man betreft, ja, ik was nogal bang voor een mislukking. En toen dacht ik, als ik nu eens probeer met de kop van Felix, die heeft zoꞌn fijn hoofd vol karaktertrekken. Zo gezegd, zo gedaan, maar zo eenvoudig was dat niet. Eén van mijn familieleden vond mijn eerste poging maar niks. Hij dacht dat ik een circusdirecteur aan het maken was.(lacht)
    Zoiets is natuurlijk niet erg aanmoedigend. Maar ik beet door, tot ge kon zien dat het Felix was.

    En net op dat moment krijg ik een brief van hem met een vraag hoe het met mijn schilderwerken zat. Mijn kinderen en mijn man waren er tegen, maar ik heb hem dat portret opgestuurd en ik kreeg direct een antwoord; «Doe voort, want ge hebt veel aanleg». Dus (lacht), dankzij Felix ben ik dan maar doorgegaan. Of dat eerste portret nog bestaat weet ik niet. Maar een tweede portret van Felix hangt bij zijn dochter Lia thuis.
    Dat heb ik geschilderd toen hij peter is geworden van één van mijn zonen, die we trouwens Toontje - Felix hebben genoemd. Ik heb toen trouwens nog een foto van hem gekregen, omdat hij zelf niet kon komen poseren. Die hangt daar tegen de muur (wijs in die richting). Je kan het onderschrift nog lezen: «Aan mijn kozijn en nichtje Jos Claessen-Fittelaer uit Geel. Zeer hartelijk. Stad van mijn grootvader.» 
    Zijn moeder Angelina Van Nueten was immers de dochter van een Geelse smid.

    Kwam hij soms wel eens op bezoek in Geel?
    Jazeker, hij heeft hier in de streek zelfs een pak voordrachten gegeven, bijvoorbeeld voor het Geelse Davidsfonds. Dan reden we altijd samen met de koets naar de zaal. Zo herinner ik mij heel levendig dat hij hier in de buurt moest zijn. Hij was bij ons blijven dineren en ik had tong gemaakt met een speciaal sausje.
    «Nichtje,» zei hij na de maaltijd, «Schrijf dat eens op, dan kan ons Marieke dat ook eens proberen » Ik deed wat gevraagd werd en 's avonds gingen we samen naar de zaal. Groot was mijn verbazing, de mensen hadden dat natuurlijk niet door, toen hij daar begon te vertellen over een nichtje van hem dat goed kon koken. En bij zoꞌn spreekbeurten denkt ge meestal: amai, hoe lang gaat dat hier duren?

    Maar bij hem niks daarvan. Het publiek hing aan zijn lippen, dat verveelde nooit. Nog zo iets speciaals. Onafscheidelijk met Felix verbonden waren ook een potlood en een kladboekje. Zo hebben we hier in Geel eens een wandeling gedaan langs Sint-Dimpna en in de Billemontstraat heeft hij vlug dat kleine kapelletje getekend.

    Een ander voorbeeld. Voor de viering van ons tante nonneke uit Retie had hij de hele familie geschilderd.
    Toen het werk af was schreef hij: «Nichtje, nu moet ge komen zien». Wij dus naar Lier.
    Een heel grote tableau had hijgemaakt. We konden tante nonneke herkennen, die met een gouden kroontje stond afgebeeld tussen haar zingende medezusters. En wij, de familie, zaten rond een grote tafel. Heel schoon.
    Maar natuurlijk, ge moest er ook om lachen, want hij had vooraan tante Marieke (zijn vrouw) gezet met een enorme strooien hoed op vol bloemen en die had nooit zo'n hoed gehad.
    En dan vroeg hij: «Awel, wat peinsde ervan?». Ik antwoordde: «Prachtig, prachtig, zeg en die hoed van tante Marieke is buitengewoon gelukt».
    En dan lachte hij natuurlijk, zoals hij dat kon.

    Nadat ik dat tweede portret van hem gemaakt had, wilde hij trouwens ook iets terugdoen. Enfin, ik wachtte en toen hij de eerste keer kwam was ik erg benieuwd. Ik vroeg hem vriendelijk naar mijn tableauke. Hij antwoordde: «Hoe langer ge wacht, des te schoner het zal worden». Maar wat later had hij het bij en het was Schrobberbeek (een vrij surrealistisch schilderijtje, als u het mij vraag, n.v.d.r.).

    Ik had natuurlijk iets heel anders verwacht en ik keek nogal sip. «Zijt ge teleurgesteld»? Zegt hij. Ik zeg: «Neen, neen, maar toch...» Dan vertelde hij mij dat het één van de personages uit zijn Driekoningentriptiek was. Nu hebben ze daar al zoveel duizenden franken voor geboden, maar ik geef dat niet af, daꞌs ook voor mijn zoon later. Die heeft trouwens een magnifieke verzameling, waar al veel mensen naar komen zien zijn.

    Hoe is uw zoon daaraan gekomen?
    Mijn man had dat allemaal bijgehouden. Het zat allemaal in een bruin koffertje. Ik dacht eerst, ja, dat zijn allemaal souvenirs van zijn vader, meester Claessen, maar het bleken allemaal brieven en foto's van Felix te zijn, zelfs van toen hij nog klein was. Die verzameling is bij mijn zoon, Toontje-Felix dus. Ik heb onlangs het laatste werk dat ik nog bezat aan mijn zoon gegeven en dat was de schilderij van de trouwfeest van de grootmoeder van de Geelse notaris Bogaert. Dat was de zuster van Felix, nicht Rachel.
    Ik heb hier ook een album van de familie en daar zit de laatste brief van Felix nog in.
    Mevrouw Fittelaer glipt nu even weg en ondertussen komen wij even op adem. Zo’n interessant gesprek hadden we eerlijk gezegd niet verwacht. De album blijkt trouwens nog veel meer te bevatten, maar laat ons de draad maar weer opnemen.

    «Die laatste brief was gericht aan zijn petekind. En hij schreef, je kan dat hier lezen: «Wat zet mijn petekind zoal uit»? En Jos, mijn man, dacht toen dat Felix daar waarschijnlijk wel iets ging over schrijven. Ik heb hem dan een brief met vier volle bladzijden over ons kind opgestuurd.
    Groot was mijn verbazing toen ik twee dagen later in de krant zag staan; «Felix Timmermans overleden».
    En toen zijn we naar zijn begrafenis gegaan, met die Kempische bommeltrein. Het vroor en was glad, op die trein was er geen verwarming en we dachten, oei, daar gaat geen volk zijn.

    Het tegendeel was waar. Ik moet zeggen, ik heb heel veel aan Felix verloren. Zo heeft hij net als ik een schilderij van Onze Lieve Vrouw gemaakt. Hij bekeek mijn stuk en zei: «Nichtje, dat is nu juist dezelfde als de mijne». Ik dus naar Lier om dat te bekijken, maar dat trok er in de verste verte niet op. Wist hij dat dan toch zo goed uit te leggen, dat ik op de duur zelf geloofde dat het zo was, als hij zei. Het was een buitengewone mens die veel goeds gedaan heeft en ondanks zijn succes toch heel eenvoudig is gebleven.»

    Was hij ook zo’n levendig figuur. Een Breugel?
    Neen, hij was absoluut geen Pallieter. Hij was zacht, goed voor iedereen, sprak iedereen aan en was ver van hoogmoedig. Ik vond dat een prachtig, voorbeeldig gezin. En Marieke heeft dan nog het geluk gehad nog 90 jaar te mogen worden.
    Ze is hier nog geweest enkele maanden voor haar dood en toen heeft ze nog van Felix verteld. «Als hij aan 't schrijven was en 't was etenstijd», zo zei ze, «dan ging ik stillekens naar boven en pakte ik hem bij zijn arm.
    En dan was hij vertederd». Hij zag zijn Marieke doodgraag.

    Die kinderen, die mochten daar alles. Ik heb hem nooit horen kijven of kwaad zijn, altijd lief. Als hij aan 't schilderen was, dan mochten ze zelfs helpen. Zo een echte vader, ja. Hij was ook diepchristelijk.
    Ik herinner me dat we samen eens aan tafel zaten, in Lier dus. En dan stond Felix recht en bad hij hardop waarna iedereen moest antwoorden. Na de maaltijd moest hij naar Mechelen voor de een of andere spreekbeurt. Maar toen hij vertrok kregen zijn vrouw en kinderen een kruiske en een kus. Ik heb dat toen ook gekregen.
    Dat was heel normaal bij Felix.

    Was Felix eigenlijk een rijk man?
    Ik heb ergens gelezen dat hij de bekende politicus Frans Van Cauwelaert om een Job vroeg.
    Luister, in het begin was dat erg met Felix, maar later heeft hij goed verdiend. Hij ging spreken tot zelfs in Holland en in Duitsland toe. En het is daarom dat hij moeilijkheden heeft gekend na de oorlog.
    Hij was dus Vlaamsgezind (Felix stond in 1938 op de lijst van het Vlaams Nationaal Blok n.v.d.r.), maar om te zeggen dat hij iets misdaan heeft tegen de bevolking, neen.

    Juist zoals, Armand Preud'homme met zijn Dietse kroon. Felix verkeerde in een zelfde geval Ik ben nog bij hem geweest toen hij te bed lag en toen zei hij: «Nichtje, als ze mij komen halen, val ik dood in de gang. 
    Ik ben onschuldig, heb niks gedaan». Maar hij heeft daar fel onder geleden, da's zeker.

    Hebt u zelf zijn verhalen ooit gelezen?
    Niet allemaal, ik had vroeger de tijd niet met mijn groot gezin. Maar Felix vertelde me veel, zodat ik toch op de hoogte bleef. In de familie was er trouwens geen afbrekende kritiek. Over de verfilming van Pallieter trouwens ook niet. Dat van Preud'homme. «Op de purperen heide». dat vond ik wel spijtig, dat gaf niet echt de sfeer van zijn composities weer.
    Te gemoderniseerd naar mijn mening. Ik kan Felix wel moeilijk vergelijken met andere moderne schrijvers. Maar, laat ons zeggen, mijn genre is meer Timmermans dan Claus (lacht).

    Felix heeft u aangemoedigd en u bent blijven doorgaan met schilderen. Tot op de dag van vandaag?
    Jawel. Ik heb deze week (en dat is ondertussen ook al veertien dagen geleden n.v.d.r.) nog vier bestellingen gehad.
    Twee uit Ekeren, eentje uit Kapellen, eentje uit Geel. Ik heb hier nooit iets hangen.
    De mensen zeggen altijd: «Mevrouw, exposeert ge niet meer?» Ik moet hun dan heel eenvoudig antwoorden.

    De laatste keer zijn ze van de Neerpeltse kunstkring werken gaan halen bij mijn zoon. Alleen mijn studies, die heb ik hier tegen de muur hangen. Maar anders, als een werk af is, dan is het gewoonlijk weg, terwijl het nog nat is. Ik heb nochtans veel tentoongesteld o.a. in Neerpelt, in Geel (verschillende keren), Overpelt, Luik, Hasselt, Tongeren, Antwerpen enz., de laatste keer was in Varendonk. Neen, ik heb, net als Felix, ondanks zijn groot gezin nooit stilgezeten.

    De band floept af, maar we blijven nog wat zitten en mevrouw Fittelaer vertelt verder over haar familie, haar werken en haar leven. Ze troont ons mee naar het atelier, waar ze duidelijk nog dagelijks in werkt. De stad Lier schijnt ons trouwens voor te zijn geweest, want er is een film in de maak waarin mevrouw Fittelaer ook fungeert. In de woonkamer intrigeert vooral het portret van haar overleden zoon, ook al een kunstenaar.
    «Je kan zien dat een moeder dat gemaakt heeft», zegt ze en we geloven dat onmiddellijk. Ze doet het licht uit en je merkt het: de ogen van die jongeman krijgen levendige tintelingen.

    «Tony Fittelaer poogt in al haar werken uitdrukking te geven aan de emoties die zij ondergaat», schreef Frans Verboven in «Geel van gisteren tot morgen». Felix zou het niet beter kunnen verwoord hebben.

    **********

    26-06-2020 om 17:15 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    25-06-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.In en over Juffrouw Symforosa - Arthur Lens

    In en over "Juffrouw Symforosa"

    Door Artur Lens

    In de zomer van 1917 bracht Friedrich Markus Huebner, die tijdens de eerste wereldoorlog aan de 'Politische Abteilung' te Brussel verbonden was, een bezoek aan Felix Timmermans en vroeg deze een novelle te willen schrijven voor een Flämischen Novellenbuch, dat hij wilde samenstellen. Timmermans werd bereid gevonden om in te gaan op dit verzoek, daar hij reeds geruimen tijd een stemmingsbeeld over het Lierse begijnhof wilde schrijven. Hij dacht aan de twee gezusters Hermans, die hij nog goed had gekend en vroeger buiten de Molpoort woonden. Zij hadden beiden een groten neus, waardoor zij aan geen lief geraakten.
    Eén ervan werd begijn. Bij het uitbreken van de oorlog in 1914 vluchtte zij naar Engeland, geraakte er verliefd op een Engelsman en trouwde te Glasgow in juni 1915. Na de oorlog kwam zij nog even terug naar Lier, om met de gauwte haar stoof te halen. Terwijl F.T. bezig was met het schrijven van de novelle, werd hij regelmatig afgeleid, het verhaal bleef haperen en de fantasie deed haar werk, tot er op het einde niets meer overbleef van hetgeen hij was begonnen. Uiteindelijk restte hem nog alleen het begijntje.

    In zijn dagboek schreef Timmermans: 'Een kunstenaar moet lijk een monnik werken en mag er niet aan afgetrokken worden. Maar wanneer zal dat zijn?'
    F.M. Huebner beschreef verder het verloop van deze novelle: 'Den Stoff zum Geschichtchen von den sehr schönen Stunden des Beginchens Symforosa trug Timmermans seit langem mit sich herum, als ich, ihn im Sommer 1917 besuchend, vom ihm einen Beitrag zum Flämischen Novellen-buch erbat. Weil es mir der durch Opsomers, auch eines Lierer Kinds, farbenleuchentende Gemälde berühmt gewordene Lierer Beginenhof angetan hatte, sagte Timmermans die Ausarbeitung seines ihm vor der Seele stehenden Plans, der diesem baulichen und stimmungsmässigen Kleinod seiner Vaterstadt huldigen sollte, ohne Zögern zu: vier Wochen später war das Manuskript, aus einen Notizbuch herausgerissene, eng, schmucklos und sondern Anspruch auf völlige Schreibrichtigkeit bekritzelte Bläter in meinen Händen. Das Werklein erschien frühzeitiger auf Deutsch als auf Niederländisch.
    Es geht jetzt, durch Timmermans mit Kappitel-Initialzeicnungen geschmückt,  aufs Neue in die Welt, diese lieblichste Bildansicht einen flämischen Landschaftsganzen, diese zarteste Verklärung des flämischen Menschen, seines Glaubens, seiner naturhaften Schlichtheit,  um allen Geistern, die friedlos sind zu lehren, wie nicht Hinausschweifen, sondern nur Einkehr und Stille und Umgang mit einfachen Dingen segnet.'
    In het Flämischen Novellenhuch van het Insel-Verlag te Leipzig, komen kortverhalen voor van o.m.: Cyriel Buysse, Maurits Sabbe, Stijn Streuvels, Herman Teirlinck, Karel Van de Woestijne, August Vermeylen, Frans Verschoren, e.a.

    In het oktober-novembernummer van De Nieuwe Gids, verscheen De Zeer Schoone Uren van Juffrouw Symforosa, Begijntje, enkele weken na het verschijnen van het Flämischen Novellenbuch.

               

    Hoe Timmermans aan de titel van deze novelle kwam, schreef hij zelf in Uit mijn Rommelkas: Vroeger maakten de monniken voor de koningen en prinsen, van die schone boekskens, die zij met bloemen en verven en goud en ook met landschappekens opluisterden: waarin de schoonste gebeden van hun geloof te lezen stonden, en die noemden zij dan: 'Les tres belles heures.ꞌ Als een middeleeuwse monnik heeft Timmermans De zeer schone uren van Juffrouw Symforora, begijntjen, geschreven, dat in 1918 in boekvorm, met foto van de auteur en nawoord, verscheen bij De Nieuwe Boekhandel te Brussel en C.A.J. Van Dishoeck te Bussum.
    In het nawoord van deze Beiaard-serie schreef F.V. Toussaint van Boelare: ꞌDe merkwaardige kwaliteiten, waardoor Pallieter en Het Kindeke Jezus, zulke bijzondere plaats in onze Vlaamse letterkunde hebben gekregen, vindt men ook haast even gaaf terug in het kortere stukje, dat thans in de Beiaard-serie verschijnt, en dat heet: De zeer schone uren van Juffrouw; Symforosa, begijntjen.

    Hier ook zal men te waarderen hebben: die 'fijne geestelijke blijdschap' en dat 'weelderig zingenot, wellend uit ééne bron', welke Maria Viola, tot hare en onze verrukking, in Pallieter, het onvergetelijke boek vond en waarom zij de schrijver, Felix Timmermans, begroette als de wekkende nachtegaal. Zo telt het koor der Vlaamse schrijvers, dat 'morghen 't Vlaams volk wecken salꞌ, meer dan één 'nachtigale soeteꞌ. Doch onder hen onderscheidt zich weer Felix Timmermans door een gans eigen, gans bijzonder, fris-zuiver geluid.
    Deze novelle werd opgedragen aan Huibrecht van Ael (Lier, 14.11.1895-Binkom, 18.09.1966).
    Deze opdracht werd alleen weerhouden in de uitgave van de Beiaard-serie (I9I8), Hubert Van Ael had als student aan de Universiteit te Gent, de Aula-studenten Timmermans leren kennen. Tijdens de eerste wereldoorlog was Van Ael een protagonist in de Lierse Vlaamse Beweging en ook bedrijvig in het Algemeen Nederlands Verbond (A.N.V.) Hij was de neef van Bertha Van Ael, de echtgenote van Antoon Thiry.

    Op 5 september 1913 schreef Felix Timmermans een brief aan Jozef Muls, hoofdredacteur van Vlaamsche Arbeid, met daarin een aanbeveling om Van Aels letterkundig werk uit te geven. In 1937 vertaalde Van Ael, samen met Timmermans, het pastorale verhaal Das Jahr des Herrn van Karl Heinrich Waggerl.
    In juni 1919 schreef F.M. Huebner aan Timmermans en vroeg hem tekeningen te willen maken voor de Duitse uitgave. Tijdens zijn verblijf in Scheveningen, ontwierp F.T. de lettervignetten van Jungfer Symforosa voor Insel-Verlag, waarvan deze met  'S' ruim 1 à 2 cm. groter waren.

    De vignetten behoren tot de citaten uit de novelle: 'die Zeit is da, den Garten zu bestellen; es ist genau so, als brauchte man nur auf einen Horn zu blasen; Martin... aber Symforosa kann nicht weiter...; sie fühlt seine Augen in ihren Rücken; die susze Regengerinn summt sein Liedchen auf Dächer und Blattwerk; gegen die Mauer der Kirche sitzt ein dicker Gottessohn; dann ist die Zeit um die Trauben zu pflücken; drausen ist alles in Schnee und Finsternis: nun sitzt sie, mit noch ein paar Menschen, im Gebete vor dem lächelnden Bilde.' Met Juffrouw Symforosa heeft Timmerman' ons één van de schoonste en zuiverste novellen geschonken die de literatuur de laatste eeuw heeft voortgebracht. Het is een meesterlijke proeve van het vergeestelijk leven. F.T. heeft hier de poësie van de gewone dingen weergegeven in een simpel verhaal tussen twee eenvoudige zielen. Het is een onschuldige idylle die eerder symbolisch, in weinig woorden, wordt uitgedrukt. Fijn atmosferisch heeft F.T. ieder sfeerbeeld tot in de kleinste bijzonderheden beschreven en wist met zijn illustraties elk detail vorm te geven.

    Er werd gewezen op een mogelijk verwantschap met een soortgelijke novelle Op het Begijnhof, waarvan het handschrift de oorspronkelijke titel Grijze Liefde droeg, van Frans Verschoren. Dit kortverhaal verscheen, voor het eerst in 1905 en werd in 1912 opgenomen in Langs de kleine wegen.
    Bij Verschoren werd een alleenstaand vrouwtje in het geheim verliefd op de klusjesman van het begijnhof. De nacht voor de bekendmaking van het huwelijk, stierf de man schielijk en het vrouwtje droeg de herinnering aan die liefde als een geheim door het leven.
    Hoe eigenaardig het ook mag blijken Op het Begijnhof behoort tot het beste wat Verschoren ooit heeft geschreven en werd ten dele geïnspireerd door de 'Klappeienꞌ ( De Kommeiren) en 'Processie te Lier' van baron Isidoor Opsomer.
    Bij Timmermans leefde Symforosa in de geest van het begijnhof en met de godsvrucht eigen aan de begijntjes. Maar een onschuldige liefde kwam haar harterust verstoren. Martienus, de hovenier van het begijnhof, besefte niets van haar zielskwellingen.

    Hij leefde voor de zon, zijn bloemen en Onze-Lieve-Heer. Martienus werd haar ontnomen om broeder te worden, maar zij was blij omdat Martienus gelukkig was. In juli 1922 schreef F.T. een brief aan de Mechelse schilder en publicist Frans Perckmans, die het boekje Tante Begijntje en nichtje Clotilda schreef in de trant van Timmermans. F.T. prees zijn streven maar wees op de zwakke punten in het verhaal.
    Timmermans situeerde in zijn novelle zeer duidelijk de woonst van Martienus: ꞌMaar nu moet Symforosa in ꞌt Hellestraatje komen waar Martienus woont... Een vlaag van zaligheid smakregent op haar neer. Zij moet zich aan de ijzeren staven van het hekken vasthouden.' Nergens op het begijnhof ligt een voorhofje zo zichtbaar aan de straat tussen de staven van het hek, als voor St.-Franciscus aan de Hellestraat.

    In dit huisje schreef Felix Timmermans ook Schemeringen van den Dood, toen hij zich aan theosofische en spiritualistische leerstellingen, die hij door omgang met de Lierse kunstschilder en vriend Raymond de la Haye had leren kennen, waagde. Aan de Sint-Margaretastraat, naast het Hemdsmouwken, woonde Symforosa: 'In het stille, donker Hemdsmouwken dat door de klimop-bespreiden muur van het hof gescheiden is, klinkt dof en metaalklinkend een rappe stap en daar gaat het poortje open en juffrouw Muyshondt toont haar witte kap en haar grote, zwarte ogen.ꞌ Mogelijk maakte het muurpoortje deel uit van de ꞌOordjesschoolꞌ van juffrouw Monnier, zoals Tony Bergmann in Ernest Staas, advocaat, de school beschreef.
    Bij het verschijnen van Juffrouw Symforosa in kreeg de novelle volgens Theo Rutten, weinig aandacht. Wat men schreef was niets anders dan lof. Karel Van de Woestijne stond vrijwel alleen met zijn minder gewaardeerd oordeel: 'Een zeer gevoelige uitbeelding van een al te bedacht gevalletje' was zijn kommentaar.
    Karel Van den Oever noemde het Timmermans' fijnste werkje. Urbain Van de Voorde sprak van de frisse natuurlijkheid van zuster Symforosa. Ernest Van der Hallen onthaalde het als 'een heerlijk boekske tintelend van leven waar zon en fijne geestigheid in wentelen en trillen.' 'Het is het zuiverste boekje wellicht dat de Vlaamse literatuur sedert 1830 heeft voortgebrachtꞌ, zegde Jozef Muls. 'Het verhaal is reëeler dan de (Begijnhof-) sproken', schreef A.C.S. De Koe.

    Gerard Walschap schreef, na het verschijnen van Juffrouw Symforosa in Zilveren Verpoozingen (1924): 'De zeer schone... bieden ter lezing slechts één uurtje, maar dat is ook een zeer schoon uurtje en vele andere uren waard... Het tederste van Het Kindeke Jezus in Vlaanderen leeft in deze 54 bladzijden en doorrilt ze devotelijk: de rijkste taalpracht van Pallieter, hoewel stiller en bezonkener, ligt hier te schitteren. En zo naaldfijn is die gans aparte begijntjes-psychologie ontleed en de vreemd-geheime groei dier begijntjesliefde wordt zo precies beschreven dat de bekroning van deze 'Zeer Schone Uren.' de natuurlijkste zaak van de wereld schijnt.
    Voor lezers, ontwikkeld genoeg om zich aan het ontstaan van zo menselijk gevoel in een begijntjesherteken niet te ergeren, is dit een kostelijk boekje. Andere reden tot voorbehoud is er niet.'

    In 1972 schreef Albert Westerlinck in zijn artikel Ik ging bij Timmermans in de leer: 'Tijdens mijn seminariejaren heeft Mejuffer Symforosa, begijntjen mijn hart gewonnen. Later heb ik het nog tientallen malen herlezen. Het is mij toen duidelijk geworden dat Timmermans in zijn beste proza een dichter is, die door wonderbare metaforen en sfeerschepping de werkelijkheid tot mysterie maaktꞌ. Verder beklemtoonde hij: 'Het getuigt enkel van lompheid zulke poëtische verbeelding te lijf te paan met psychologische ontleding van de problematiek, want de premissen tot het scheppen, van zulk werkje zijn: argeloze eenvoud, simpel geloof, pure poësie. De novelle heeft een poëtische en spirituele puurheid van een moderne Beatrijs... Voor mij is Juffrouw Symforosa het meesterwerk van Felix Timmermans '
    In het jaarboek van het Felix Timmermans-Genootschap van 1975 Voor drie frank geluk vervolgde Westerlinck met: 'In het kader van geheel de romantiek is Juffrouw Symforosa het fijnste en volmaakste prozagedicht...
    In Symforosa krijgen wij een glanzend en subtiel evenwicht tussen zinnelijk impressionisme én poëtische mysterie.'
    Op 16 februari 1922 kende de keurraad voor de Driemaandelijkse wedstrijd in de Nederlandse letterkunde, samengesteld uit Omer Wattez, voorzitter; Jozef Muls, verslaggever; Karel Elebaers, Jozef Van Mierlo en Louis Schärpe, leden, de staatsprijs voor de periode 1918-1920 toe aan Felix Timmermans voor De zeer schone uren van Juffrouw Symforosa, begijntjen.
    Op 3 maart verscheen het bericht in de pers en 's anderendaags bedankte de laureaat Jozef Muls voor het nieuws dat hem de staatsprijs was toegekend. Het was de eerste officiële erkenning van Timmermans' letterkundige verwezenlijkingen. Op 19 april bracht Omer Wattez, voorzitter van de jury, onder de titel Meesterwerken onzer Letterkunde, in Het Handelsblad, commentaar uit over de staatsprijskamp.
    Merkwaardig was wel dat hij geen enkel woord schreef over Juffrouw Symforosa en aldus de indruk wekte dat de staatsprijs werd toegekend aan Het Kindeken Jezus in Vlaanderen. In die tijd deed het gerucht de ronde dat het Koninklijk Besluit waarbij de prijs werd toegekend, zou verbroken worden.

    Op 22 oktober werd Felix Timmermans dan gehuldigd in de Lierse stadsfeestzaal Vredeberg, dit op initiatief van het Verbond van de Lierse Toneelkringen, de belangrijkste Lierse kunstenaars, afgevaardigden van deelnemende verenigingen en vertegenwoordigers van alle politieke strekkingen, w.o. schepen Dr. Jules Van Hoof en de latere minister Arthur Vanderpoorten. Niettemin werd het voorstel om F.T. officieel in het stadhuis te ontvangen, door de gemeenteraad verworden. Als feestredenaars kon men rekenen op Herman Teirlinck, Jozef Muls en Kamiel Huysmans, die August Vermeylen verving. Als protest daartegen begonnen de meeste aanwezigen de Vlaamse Leeuw te zingen, toen het Belgisch volkslied werd gespeeld bij de aanvang van de zitting.
    (Tijdens de feestviering tekende de Nederlandse kunstenaar Isidoor van Mens het portret van F. Timmermans)

                 

    's Avonds had er een Pallietermaaltijd plaats: ꞌLot er ons de sâas aflakkeꞌ, zei Pallieter; Een dag later, op 23 oktober, onder de titel De Pallietererige vergissing, schreef andermaal Karel Van de Woestijne in de Rotterdamsche Courant dat Timmermans de staatsprijs wel verdiende, maar dat de toekenning ervan een vergissing was, omdat Het Kindeken Jezus in Vlaanderen en Symforosa verschenen vóór 1918 en dus niet in aanmerking konden konen voor de periode 1918-1920. Juffrouw Symforosa verscheen echter voor de eerste maal in boekvorm in 1918.
    Op 23 december schreef Felix Timmermans een brief aan Rik Cox, een Vlaamse kunsthandelaar in Rijswijk, o.m.: 'Jongen ik heb wat te vertellen over die huldiging. 't Is me wat geweest met die uitfluiting van de Brabançonne. Alle gazetten woelden tot de weekbladen in Wallonië toe!ꞌ In het verslag van de keurraad van 5 oktober 1923 schreef Jozef Muls, opgenomen in de Verslagen en Mededelingen der Koninklijke Academie voor Taal- en Letterkunde van maart 1926; 'De bedoeling van de jury was niet slechts het werkje Symforosa te bekronen maar, door het toekennen van de prijs, een openbare hulde te brengen aan heel de letterkundige arbeid van Timmermans en in het bijzonder aan Pallieter en 't Kindeken Jezus in Vlaanderen.ꞌ
    Tijdens het schooljaar 1941-1942 bracht Joseph Maes, leerling van de afdeling Sierkunsten aan de Kon. Academie voor Schone Kunsten te Gent, o.l.v. G. Bontinck, een proeve van bandversiering en boekverluchting van De Schoone Uren van Juffrouw Symforosa, Begijntjen. 
    Buiten het ontwerp voor de kaft, ontwierp hij veertien verluchtingen met passende onderschriften.
    Tijdens de Gemeenteraadszitting van 22 juni 1960 werd op het Lierse begijnhof een straatnaamwijziging doorgevoerd. De vroegere Nieuwstraat werd Symforosastraat en de hoek van de Nieuwstraat werd Martienushoek. Jan Caesar maakte een kortfilm van Symforosa begijn, welke in 1965 werd uitgezonden door de toenmalige Belgische Radio en Televisie.

    In het raam van de Felix Timmermans-herdenking in 1972, werd op 17 en 18 maart, op uitnodiging van het Toneellabo Arleccino, in het stedelijk museum, door Cia van Boort uit Tilburg, een toneelbewerking voor poppenspel van Juffrouw Symforosa gebracht. Deze kleinkunstenares werd in Zaltbommel geboren, vestigde zich in 1940 in Den Haag en opende in 1958 het poppentheater 'De Schelleboom' te Oisterwijk.
    In 1984 werden n.a.v. de viering ꞌ750 jaar begijnhofleven te Gent', in het Gentse Sint-Elisabethbegijnhof, door het Theater Taptoe, tien opvoeringen gebracht van het poppenspel 'De zeer schone miniaturen van Juffrouw Symforosa, begijntje'.
    In de ongeveer gelijknamige novelle van Timmermans vond Freek Neirinck de geschikte stof voor dit poppenspel. In zijn scenario wist Freek Neirinck de kern van Timmermans' bekroonde novelle volledig te bewaren en toonde alle respect voor de geest van het verhaal. De regisseur wist een geslaagd samengaan van folklore en poësie, van vrome naïviteit minimal-art en akteerkunst te bewerkstelligen. Vanaf 1984 werd de novelle regelmatig door Vlaamse toneelgezelschappen opgevoerd, zo o.m. te Gent, Lier, Lokeren, Lotenhulle, Melsbroek, St. Niklaas, Steenokkerzeel e.a.
    De bewerking en regie berustten meestal bij de plaatselijke regisseurs.

    Tijdens het Timmermansjaar 1986, schonk op 13 september de Marnixring Land van Ryen, een bronzen Symforosabeeldje aan de stad. Het beeld werd geplaatst tegenover de Symforosastraat aan de St.-Margaretakerk. Het Symforosabeeld, een vrije benadering en uitdrukking van de kunstenaar Roland Rens, leraar aan de Lierse academie voor Schone Kunsten, stelt Symforosa voor bij het oogsten van de rijpe druiven, die ze veilig in haar voorschoot opbergt. De houding van Symforosa en de speling van de wind dragen veel bij tot het gevoel van ruimte en beweging.

    Juffrouw Symforosa werd vertaald en verscheen in boekvorm in het Duits door Friedrich Markus Huebner: Die sehr schönen Stunden von Jungfer Symforosa, dem Beginchen (1920); in het Pools door Dra Meyera: Piekne Godsiny siostry Syforozi Beginki (1927); in het Tsjechisch door Otto F. Babler: Krásné čtení o pannč Symforose(1929): in het Frans door Roger Kervyn de Marcke ten Driessche: Les très belles heures de Mademoiselle Symphorose, Béguine (1931); in het Servo-Kroatisch door H. Barrica: Devica Simforosa, Pripovetka (1944) en in het Italiaans door Olga Gogala Di Leesthal: Le belle ore della beghina Sinforosa (1961).

    Verder verschenen nog vertalingen in letterkundige bijdragen en andere uitgaven: in het Engels door Nell v. L. Boni; The Very Lovely Hours in the Life of the Beguine Symforosa in The Dial (1922); in het Frans door Betty Colin: Les très belles heures de Mlle Symforose, béguine in Europe(1923), met een nawoord waarin Paul Colin schreef dat Timmermans de klassiekste is van de hedendaagse romanciers; in het Italiaans door G. Prampolini: Le bellissime ore della damigella Symforosa, beghina in La letterature olandese e fiamminga (1927) en in het Zuid-Afrikaans door Dr. F.E.J. Malherbe: Juffrouw Symforosa in Moderne Vlaamse Kortverhale (1935).

    Voor de kaft van de Nederlandse uitgaven ontwierp F.T. drie tekeningen: 'Symforosa zittend onder een druivelaar: Symforosa onder een stralende zon met een druiventros in haar hand en deze uitbeelding hernomen in kleur'. Verder heeft men het ontwerp van Jules Fonteyne: 'Symforosa op een ladder bij het afknippen van de druiven. Voor de recente Davidsfondsuitgave opteerde men voor een tekening uit De Pastoor uit den Bloeyenden Wijnpaerdt: 'bloemen met heilige onder glazen stolpꞌ. 

    Voor de Duitse uitgaven tekende Timmermans een andere voorstelling van Symforosa voor het titelblad: 'Symforosa wandelt blijmoedig neerkijkend naar de mooie tros druiven in haar hand, met een zekere dankbare herinnering aan Martienus.ꞌ Deze uitbeelding vindt men ook terug bij de Franse uitgave. De inspiratie voor dit ontwerp is mogelijk terug te vinden in het hoofdstuk De druiven, bij de Nederlandse uitgave van 1920.

    Simpel en karakteristiek is ieder beeld dat Timmermans bij dit kortverhaal geeft. Er is geen willekeur bij deze illustraties, zij zijn niet gemaakt als louter versiersel, maar strengelen zich in het verloop van het verhaal. De tekeningen behoren bij de tekst en de tekst sluit aan bij de tekeningen. Dit komt sterk tot uiting bij de tweede druk van Symforosa (1920). Wie  de vele boekillustraties heeft gezien, weet dat Timmermans deze discipline volledig beheerst. Hij weet door zijn eenvoud in de verbeelding, met weinig veel te zeggen. Hij tekent alles zoals hij het ziet, zoals het niemand voor hem heeft gezien, eenvoudig met enkele lijnen. Wanneer men zegt dat de schrijver met zijn taal schildert en daarmede dezelfde effecten bereikt als een schilder met zijn penseel, dan is dit volledig toepasselijk op deze novelle.
    Bij de eerste uitgave (1918) in de Beiaard-serie, blijkt het moeilijk bij Timmermans' gebruikte verluchtingen een zeker patroon, te ontwaren. Enkel bij de roos in het glas water, de vogel op een tak en de druiventros, vindt men eventuele aanknopingspunten met de tekst: 'Hier zie, steek die thuis in een vaasken: de merel fluit nog enige vergeten klanken; de tijd is gekomen van druiven te plukken!
    De illustraties voor deze uitgaven zijn echter vrij eenvoudig, maar met een fijne lijn weergegeven.

    De illustraties bij  de tweede druk (1920) en deze voor de uitgave Zilveren Verpoozinren (1924), zijn van een zeer fijne en mooie structuur en uitvoering. Het zijn kleine vierkantige tekeningen waarin Timmermans de beginletter van ieder hoofdstuk in verwerkt heeft. Deze illustraties behoren geheel bij de tekst: Martienus werkt voort, terwijl Symforosa breit; ze peinst en denkt maar aan Martienus, zijn gestalte wandelt door haar gedachten; hier zie, steek die t'huis in een vaasken, en daarmee geeft hij haar een donkergele, met karmijn gerande roos, de bekoring te weerstaan, houdt ze strak en star de vette vlam in ꞌt oog; Symforosa wacht op de Begijnenvest naar Martienus en wringt haar handen in vertwijfeling; ach Martienus snikt ze… en dan begint ze ineens te wenen met de handen vóór het gezicht: de tijd is gekomen om de druiven te plukken, want ze zijn rijp...; op de tafel, waarrond Symforosa met twee begijntjes aandachtig is naar ' t bonte Gansekensspel; ze was er zeker van hem als broeder weer te vinden... z'is blij omdat hij gelukkig is.'


    Vanaf de vierde druk werden de lettervignetten gebruikt die Felix Timmermans tekende voor de Duitse uitgave van 1920: ꞌhet verhaal van een zaaier; een doedelzakspeler onder een knotwilg; de spits van de begijnhoftoren: twee paters die op een berrie een O.-L.-Vrouwbeeld dragen; een man onder een grote regenscherm die door de regen stapt: de gekroonde Ecce-Homo; de druiven worden ingehaald; een man midden in de sneeuw en St. Antonius.ꞌ
    In 1936 werden nieuwe illustraties ontworpen voor de Duitse uitgaven, thans in vierkantige uitvoering.
    Het concept komt nagenoeg; overeen met de lettervignetten, maar de voorstelling is enigszins andere. De begijnhoftoren werd vervangen door een wenende begijn tussen bloemen en St. Antonius heeft plaats moeten ruimen voor St. Maarten, de heilige Martienus van Tours.
    Men heeft deze illustraties zowel met gothische als met romeinse letters, met deze zelfs in 't zwart en 't rood.

    De 'Omnibus-uitgavenꞌ werden enkel verlucht met een illustratie uit De harp van Sint-Franciscus: 'Een doorstoken hartꞌ. De recente uitgave van dit kortverhaal door het Davidsfonds werd verlucht met de illustraties uit de Beiaard-serie, behalve de druiventros, en de vierkantige vignetten van 1920.

    Bij de Franse vertaling Les très belles heures... van 1931 werden als verluchting vier tekeningen uit Schoon Lier: ꞌde St.-Margaretastraat met kerk; de Kalvarieberg; een begijnhofpoortje en de begijnhofpoort aan het konventꞌ en een akwarel 'Processie op het begijnhof'ꞌ opgenomen. Of andere vertalingen van Juffrouw Symforosa, al dan niet door Felix Timmermans werden geïllustreerd, was niet te achterhalen.

    Voor de vijfde druk, uitgegeven bij De Sikkel (Antwerpen, 1930), werd beroep gedaan op Jules Fonteyne om de illustraties te ontwerpen. Voor deze luxe-editie ontwierp de kunstenaar: 'Martienus met zijn rood slaaplijf en zijn blauwe schort, terwijl hij een struik plant; zijn gestalte wandelt door haar gebeden; Martienus staat in zijn hof tussen de rozen en geeft Symforosa een roos; een processiealtaar; Symforosa hoort een stap...
    'Zijt gij het?' vraagt de zachte, bedeesde stem van Martienus; Symforosa is aan 't wassen gegaan en zit op de bank. Ze ziet als geschilderd de stonde weer... en de roos in zijn hand; het lamplicht legt een ronde klaarte op de tafel, waarrond Symforosa met twee begijntjes en aandachtig is naar 't bonte Gansekensspel; ze spoed zich verder door de velden, met het blikken korfken aan de arm en de regenschuiler in de hand.

    Maar ook andere kunstenaars werden door het grafisch werk van Timmermans aangetrokken. In Het Handelsblad van 11 september 1924, bracht G. Rael een reportage van een bezoek van Tony Van Os en Hergé  ( Remi) aan Timmermans en Ernest Van der Hallen. Op 13 juli 1930 verscheen in Le XX Littéraire et artistique, een zelfstandig supplement van Le XX siècle,  een artikel van Felix Timmermans: Symphorose et le jardinier met verluchtingen van de later gekende striptekenaar Hergé.

    Ondertussen leverde Hergé ook grafisch werk voor de Editions Rex, Leuven. In 1931 verschenen bij deze uitgeverij Les très belles Heures de Mademoiselle Symphorose en Triptyque de Noël. Het is best mogelijk dat Timmermans via Hergé deze novellen bij Ed. Rex publiceerde.
    Op 26 november 1931, onder de titel A Lierre chez Félix Timmermans, vertelde Léon Degrelle in Soirées over zijn bezoek aan FelixTimmermans, i.v.m. de Franse vertalingen van voornoemde kortverhalen, die door de Ed. Rex werden uitgeven.

    *********

    25-06-2020 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    24-06-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bij Pallieter thuis - Redactie

    Bij Pallieter thuis.

    Bijdrage uit wereldrevue - Lier, 16 September 1931.

    'n Heerlijke Septemberochtend. Lier ligt te lachen in het zonnetje; er heerscht 'n vroolijke bedrijvigheid, de menschen zijn welgemoed en vormen 'n harmonisch geheel met hun huizen, met hun vriendelijk stadje : Lierke plezierke - stadje van poëzie... Timmermans, populaire zoon van Lier, heeft die Liersche atmospheer zoozeer gevoeld, opgenomen en weergegeven, dat men onwillekeurig den indruk krijgt, dat Lier een schepping van Pallieter is.
    In dat rustig midden, niet ver van de Sint-Gommaruskerk, woont onze sappige, door en door Vlaamsche verteller : Felix Timmermans voor de wereld, « de Fé » voor Lier.
    'n Klein bescheiden meiske die op m'n geschel komt opendoen «zal 's efkes gaon zien of Vaoder thuis is».
    Ik wacht intusschen in 't smaakvol ingerichte salon. Aan de wanden schilderijen en etsen van mystiek en weelderig leven : Breughel, Opsomer, Van Reeth, Toorop, eigen werk... een uitgekozen kunstverzameling.
    De deur gaat open en daar stapt de Fé binnen, 'n rondborstige, sympathieke verschijning.
    'n Ernstig gezicht en toch die tintelende lachende oogen : Pallieter!

    Het doel van m'n bezoek is gauw uitgelegd.
    — U wilt dus 't een en ander uit m'n leven vernemen? Uit m'n omgang met m'n vrienden? Maak U geen illusies!
    Er gebeuren wel grappige dingen in het leven, maar die komen pas voor de pinnen als ge met vrienden ondereen eens uw avontuurtjes aan ’t oprakelen zijt. Ge voelt daartoe een sterke neiging, 't komt vanzelf en dan zijt ge verwonderd, zooveel grappigs beleefd te hebben. Wanneer ge nu echter op commando u die gebeurtenissen voor den geest wilt halen, dan vindt ge niets en ge zijt weeral verwonderd. Ik zal nochtans m’n best doen.
    Met Renaat Veremans heb ik op 'n heel eigenaardige wijze kennis gemaakt.
    't Was vóór den oorlog, - in 1910 geloof ik - toen er te Lier 'n jubileum gevierd werd. 't Was Zomer, 's morgens om half zeven vertoonde het druk-versierde stadje 'n feestelijk gewoel. Vrouwen in kraakwitte voorschoten keerden de straten en maakten voorbereidselen als voor 'n processie. De mannen in hun Zondagsche plunje zaten al in de «staminee» of stapten op in de schetterende fanfare die voor de gelegenheid in haast bijeengescharreld was.
    Van jongsaf had ik altijd 'n sterke goesting voor feestelijkheden en was die keer dan ook van de partij. Ik had een hooge hoed op, had m'n gezicht versierd met 'n potsierlijke kartonnen neus en voor m'n buik bengelde 'n klein onnoozel-kinderachtig trommeltje.

            

    Aan den hoek van de Antwerpschestraat botste ik pardoes op 'n jongeling met 'n breedgerande zwarte hoed en 'n artistiek uiterlijk. 't Was de René, ik kende hem slechts van zien - in Lier kennen alle menschen elkander - maar nu was het toch onze eerste kennismaklng. Hij vroeg me wat er te doen was, vertelde daarna dat hij naar 't conservatorium te Mechelen moest gaan en we geraakten in een druk gesprek en 'n hevige discussie over Wagner, Goethe... de René ging dien dag niet naar Mechelen en ik zag maar van verder feesten af. We wandelden weldra, luid babbelend, ver van het drukke jubileumgedoe door de rustige velden. Sindsdien zijn we boezemvrienden en hebben samen al menig avontuurtje beleefd.
    Nu wil het toeval, dat we nogal sterk op elkaar gelijken wat al dikwijls tot grappige vergissingen aanleidhig heeft gegeven. Zoo kwam men mij gedurende de Vlaamsche kunstweek te Aken verscheidene malen als de toondichter van «Vlaanderen» begroeten, terwijl de René herhaaldelijk verzocht werd z'n handteeken in 'n exemplaar van een mijner werken te zetten.

    Hier zwijgt de Fé even. Terwijl hij sprak, was er 'n breede glimlach op z'n lippen gekomen.
    — Ik geloof dat het Flor Van Reeth is die het driemanschap volledigt? onderbreek ik de stilte.
    — Ik meende 't u juist te zeggen. Hij is de tweede « druivensappige vriend ».
    Ook de kennismaking met hem was eigenaardig. 't Was nog in den tijd dat ik lang haar en 'n baard droeg, de tijd van somberheid, van Maeterlinck-stemming, van occultisme, spiritisme en ander «ismen», dat ik eens op 'n wandeling door het rustige Begijnhof 'n schilder aan 't werk zag. Ik bleef staan en zag belangstellend toe. 't Was heel eenvoudig, 'n paar huiskens met 'n poortje, waarachter 'n weg met nog 'n poortje en nog eens 'n poortje tot heel in de verte...
    Z'n werk pakte me. Ik sprak h'm aan.

    — Mijnheer, uw werk doet me denken aan een schilderij dat ik eens op 'n tentoonstelling te Brugge zag : 'n Wit huisje met 'n muur en 'n verre achtergrond, heel sober, niets gezochts...
    — Ja, vertelde hij, ik ken dat doek. De schilder was geïnspireerd door ’n gedicht.
    —Holierondijn - van 'n jongen schrijver : Timmermans.

    Aangenaam verrast stelde ik me dan voor maar toen nu de kunstenaar zich Van Reeht noemde en vertelde de schilder te zijn van het door mij bedoelde werk, toen had ik voor 't oogenblik m'n tong verloren... Sinds die kennismaking zijn we dikke vrienden geworden. Ik ben toen met Van Reeth op Begijnhofreis door Vlaanderen gegaan. We zwerfden van het eene Begijnhof naar het andere. Tot we in Achel kwamen, waar we gedurende twee weken in de abdij verbleven. De monniken behandelden ons heel goed, alhoewel wij niet altijd met het strenge reglement overweg konden en ons o.a. bezondigden aan 't binnensmokkelen van gelei.
    — 't Is zeker daar dat u aan « Schemeringen van den Dood » werkte?
    — Ja. daar zag « De Witte Vaas het leven...»
    — Zoo vormt u dan 'n artistiek driemanschap van toondichter,   schilder   en schrijver.
    — Onvergetelijke uren hebben we samen doorgebracht. Heerlijke oogenblikken, toen ik, voorzien van m'n ebbenhouten fluit met de vrienden door 't wijde Vlaamsche landschap trok. Wat 'n zielesterkende schoonheid van mystiek en zinnelijkheid!...

    Hoe ik aan 't schrijven ben gegaan? Vanaf 't oogenblik dat ik kon lezen. M'n eerste lectuur was natuurlijk Conscience. 't Kon dan ook niet missen of m'n eerste opstellen krioelden van «dagvorstinnen» en « filomeelen ». En dat vond ik mooi, zóó en niet anders moest literatuur geschreven worden! Tot ik eens op zekeren dag in 'n stamineeke te Westerloo bij toeval 'n boek in handen kreeg dat ik dadelijk begon te lezen.'t Was « Dagen » van Stijn Streuvels, dien ik toentertijd nog niet kende. De pittige, voor mij geheel nieuwe stijl boeide me en in één adem las ik door tot 't einde. Dat was mooi, dat was frisch leven. Conscience was vergeten - aan dat boek.- dank ik 'n kentering in m'n stijl. Ik heb ook eens Hugo Verriest bezocht. Ik had « Holdijn » geschreven, 'n tragedie in 70.000 verzen. Daar ik veel belang stelde in het oordeel van 'n man, als Verriest, had ik hem dat lijvig document opgestuurd. Weken en weken bleef ik zonder nieuws tot ik eindelijk 'n laconisch antwoord ontving : « Te lang. Kom eens babbelen ».

    En ik naar Ingooighem! Keurig uitgedost met m'n hooge hoed op! Ik kende er den weg niet en aan 'n hoeve gekomen, vroeg ik de boerin of ze me ook kon vertellen waar de E. H. Veriest woonde. «Och meneer doktoor, meneer de Paster en is toch niet zieke?» vroeg ze meewarig. Dat «doktoor» was de schuld van den hoogen hoed, dien ik daarna dan nooit meer heb opgezet. Eindelijk belandde ik bij «den Paster van te lande». In z'n vriendelijke zoetvloeiende West-Vlaamsche taal wees hij mij op m'n fouten, haalde er natuurlijk Rodenbach's « Gudrun » bij. Ik had 't verhaal te lang gerokken en te dikwijls van rythme veranderd. «Ieder personnage moet z'n eigen karakteristiek rythme hebben. De zee - of ze woest buldert in de storm of zacht kabbelt in zonneschijn - heeft altijd haar kenschetsend rythme. Iedere persoon - opgewonden, woedend, vroolijk, kalm of melancholisch - wordt herkend aan z'n zielerythme ». Dat had ik uit 't oog verloren. Ik viel dadelijk aan 't werk. Gansch omgewerkt en na 'n amputatie van vijf hoofdstukken verscheen «Holdijn» in de « Nieuwe Gids ».

                

    Later kwam dan «Schemeringen van den Dood» en daarna «Pallieter» en de andere werken. Jeugdwerk is ook «Begijnhofsproken» in samenwerking met Antoon Thiry.
    Thiry is 'n fijn kunstenaar, die maar al te weinig gewaardeerd wordt.
    Z'n werken als : Mr. Vindevogel, Pelgrim, Onder Gommarus' wake, zijn echte parels van zuivere kunst.
    — Werkt u nog veel op uw kamer in het Begijnhof?
    — Neen, 't is nu drie jaar dat ik er slechts kom om de huur te betalen, en dat is zelfs nu niet meer noodig, want ze komen deze hier ontvangen. Voor m'n laatste werk moest ik op m'n studeerkamer blijven, omdat ik gedurig de documentatie van geschiedenisboeken en bijbel noodig had.
    — Voor « Sint-Franciscus »?
    — Ja. In 't «Vertelsel van Sint-Franciscus » verdedig ik geen enkele thesis, stel hem in geen enkel bijzonder daglicht, maar wil zoo waarheidsgetrouw mogelijk die devote geschiedenis weergeven, geïnspireerd als ik ben door de poëzie en het lijden van dien heilige. Ik heb vandaag juist de laatste hand aan de verbeteringen gelegd. Nu nog overkloppen, in October ben ik klaar en in Mei verschijnt het boek. Ik ga nu weer kleinere verhalen schrijven en zal dan ook wel waarschijnhjk m'n kamer op 't Begijnhofje betrekken. Ook hoop ik dan weer wat tijd te vinden om te schilderen.

    In de kamer naast het salon hoor ik borden rammelen. Door de deuropening zie ik «Marieke» die druk bezig is dampende schalen op tafel te zetten...
    Pallietersche geuren vervullen het huis.
    Ik wil niet langer Fé 's honger op de proef stellen en moet dus met spijt de aangename causerie eindigen.

    ****

    24-06-2020 om 16:34 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-06-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kalender 1932 - Felix Timmermans

    VERHALENKALENDER VOOR 1932
    Door Felix Timmermans

    De burgemeester  -  januari
    Stan en Neel Sop waren tweelingbroers en geleken zo fel op elkaar dat er altijd abuizen ontstonden. ꞌt Waren jongmans bij de zestig jaar. Op een zondag deed het nieuws de ronde dat Stan met de weduwe van de mulder ging trouwen. Neel zag er zo 't schijnt geen graten in, maar toen hij kort op dit nieuws zich voorstelde met de kiezing voor gemeenteraadslid, met al de kans van burgemeester te worden, draaide de weduwe haar hart naar de andere kant en vree met Neel.
    De ene is de andere, zei ze, en dan heb ik toch liever de burgemeester.
    Nu schoot Stan in zijn furie en stelde zich ook voor als gemeenteraadslid maar op een andere lijst, ook met de kans van burgemeester te worden.
    't Was een vinnige kiesperiode, de twee broers tegen elkander. En Stan moet toch de slimste geweest zijn, want de dag vóór de kiezing ging hij de wegen op en zei overal : 'Mensen, ge moet voor mij, Neel, niet stemmen.
    Het is niet goed dat twee broers in haat komen. Stem gerust voor mijn broer Stan. Ik ga toch trouwen met de weduwe van de mulder zoals gij weet, en ik wil gerust zijn. Stem dus gerust voor mijn broer Stan.'
    ꞌt Was eerst ꞌs anderendaag als de kiezing ten einde liep, dat Neel vernam wat Stan had gezegd. En Stan werd gekozen, Neel niet. Een maand nadien was Stan burgemeester.
    De weduwe van de mulder is dan maar terug naar Stan gegaan. 'De ene is de andere, zei ze, en 'k heb toch liever de burgemeester.' Z'is met Stan getrouwd. Neel is er ziek van geworden, maar is er toch niet van gestorven, hij trouwde met een poes van achttien jaar.
    Ik had gaarne de twee broers getekend, maar daar ze zo fel op elkander gelijken, heb ik er maar een genomen, Stan of Neel ik weet het zelf niet.

    De majordomo  -  februari
    Hij was de majordomo van het Waterhof. De kasteelheer zat altijd in ꞌt zuiden van Frankrijk. In oktober kwam hij over om een meutejacht te geven in zijn bossen. De majordomo met zijn hogen hoed en zijn wit gezicht was de schrik van de boeren en van allen die van 't kasteel afhingen. Een schrik die voortkwam van zijn te ver gedreven stiptheid. Alles moest juist en op tijd gedaan worden, niet te veel en niet te weinig, juist.
    Betalingen, leveringen, huur, getal, gewicht, zowel aan hem als door hem was vierkantig stipt.
    Hij was nooit te vermilderen en nam nooit geen enkele beloning of cadeauken aan. Als hij geren een appel had, ging hij die naar de markt kopen, nochtans dat de bogaard de schoonste was der streek.
    In zijn administratie wierd het minste penneken opgeschreven en dit trok hij af van zijn loon. Zijn heer, een dikke goedzak, had sinds lang opgehouden hem op zijn te knellende stiptheid te wijzen. Er was aan die man geen zalf te strijken. De boeren zeiden : Hij weet hoeveel blaren er op de bomen staan en hoeveel liters water er in de beken vloeien. Ze noemden hem de marmeren slang.
    Hij wist alles en was overal als een spook, waar men hem het minst verwachtte.
    Alle dagen swenst het zeven uren sloeg, draaide hij de lamp van zijn bureel uit.
    Maar de boeren hadden gezien dat swenst enige dagen het licht later brandde, tot tien uren, zelfs soms tot de morgen in de lucht kwam. Elkendeen zei : Er is iets verkeerd aan 't marmeren serpent.
    Als ze geld brachten, telde hij het niet meer na. Hij deed een gebaar van het daar maar neer te leggen en bleef verder over zijn boeken gebogen. Enige dagen nadien kreeg de kasteelheer een brief.

    De majordomo schreef hen dat de rekening niet klopte, er was een verschil van vijf frank in ꞌt nadeel van zijn heer, dat hij er dag en nacht had naar gezocht om de reden van het tekort te vinden, en daar hij er niet in gelukt was hij hem zijn ontslag aanbood. De kasteelheer schreef hem terug dat hij om die vijf frank zich geen zorg behoefde te maken, zelfs nog voor geen duizend frank. Maar de marmeren slang wou niet langer majordomo zijn. De kasteelheer kwam zelf naar ꞌt kasteel om hem over te halen, niets aan te doen. Hij pakte zijn koffers en ging in de stad achter de kerk wonen, ꞌs Morgens zat hij lang in de kerk en na de noen, of het regende of niet regende, ging hij naar de dreven van ꞌt kasteel wandelen. Hij raapte de afgevallen twijgen op zoals vroeger, joeg de kinderen uit de mastbossen en bleef de schrik van de boeren. Hij schreef brieven naar zijn vroegeren heer over het nalatig gedrag van den nieuwen majordomo, een zwaar bourgonjegezicht, die wel geschenken aannam en achter de boerendochters reuzelde, welke bomen moesten uitgedaan worden en welke sloten gekuist.
    Die vent was razend op de slang, maar ook vol schrik. Ook de stropers vreesden hem evenzeer als vroeger.
    Op een keer vonden ze den ouden majordomo dood aan een sloot liggen, het hoofd in het water en ook de rechterhand, die uitgestrekt was naar een stuk fles dat in de sloot lag.

    Het Riggereditje  -  maart
    Het is een blind, oud peken, maar een levendige in zijn tijd! Hij ziet geen steek meer voor zijn ogen. Maar hij blijft altijd mals en fris. Hij smoort hij zijn pijp om de reuk, menheer, om de reuk. Hij verdient zijn centjes met catechismus te geven aan de kinderen die hem niet goed vanbuiten kunnen leren; en dan ook met stoelen te repareren. Hij kent nog heel zijn Mechelsen cathechismus met uitleg uit zijn hoofd. En al de liekens uit zijn tijd. Hij zingt heel de dag. En daar is geen trouw, geen begrafenis, er mag geen pluim omhooggaan of Riggereditje staat erbij, roert zijn blad voor tien, en doet de mensen hun boekske open tot in 't derde geslacht.
    Hij is twee keren getrouwd geweest — Er kwamen geen kinderen. Maar nu gaat hij voor de derde keer trouwen met de boerin die hem alle dagen melk brengt. 'Nu zal 't wel lukken!', zegt hij. 'Ze trouwt mij niet uit compassie. Ik kan er wel tien vrouwen krijgen, maar zij is de schoonste. Ik heb hun gezicht maar te bestrelen, en ik weet het.' En in afwachting van zijn huwelijk zingt hij vrolijk : Ja in mijnen tijd dan ging het heel anders, maar ik was een klepper in mijnen tijd.

    De Koker  -  april
    D
    e Koker is een boomkapper. Met eens uit een boom te vallen was hij een oog kwijtgeraakt. Als er niets te kappen valt stroopt hij. Hij is nog nooit gepakt geweest. Ze zeggen dat de gendarmen zelf schrik van hem hebben. Hij zit geren hoog in de bomen.
    Zelfs klimt hij zomaar, als hij geen werk heeft; in d'hoogste populieren, uit puur genot. 'Daarboven ben ik dichter bij den groten Baas', zegt hij, 'dan is mijn hert gerust.ꞌ De pastoor zegt hem dat hij O.L.Heer in de kerk moet zoeken. 'Niets', antwoordt hij. 'Ik ken maar enen God, den oude, die van hierboven, de andere dat is een nieuwe, die is veel later gekomen, dat is maar zijnen zoon. En ik heb liever met den vader te doen. Die is baas.
    '
    Hij komt weinig in de kerk, maar hij houdt zijn Pasen. Dan zit er altijd veel volk aan de biechtstoel te wachten. Maar hij komt de kerk binnen op zijn grote klonen, stampt er nog harder mee om te zeggen: 'Hier is de Koker. Hij gaat recht naar de biechtstoel. Malheur als er iemand in zit. Hij trekt hem er eenvoudig uit.
    Dat is nu niet meer nodig.
    Als ze de klonen horen, zeggen zal : 'Menheer pastoor, ik kom seffens weer, de Koker is daar.ꞌ
    De Koker heeft nooit ruzie, maar pas op, als er een andere ruzie zoekt. Dan kunnen er geen tien hem nog niet houden. In de winter stroopt hij. Hij verkoopt de hazen in de stad. Maar menheer pastoor en enige anderen krijgen er een voor niets, en ook de gendarmen. 'Ik zal ze verplichten gestroopte hazen te eten,' zegt hij.
    Op de ene of andere wintermorgen ligt er een haas op de dorpel der gendarmerie. Die geven hem dan ook niet aan hun hond. 'Zijn liefste dood is, zegt hij, dood uit een boom vallen.' Hij vrijt tegenwoordig met een weduwe met vier grote kinderen. Hij gaat in de lente trouwen. De vier kinderen zijn er al vanonder getrokken in dienst in de stad, uit schrik voor de nieuwe vader.

    Het boerken van Henteren  -  mei
    Dit boerken was rijk, heel rijk - niet door werken, maar door erven. Hij was al tien jaar weduwnaar, had een dochterken van 18 jaar. Een van zijn knechten wist met het dochterken in ꞌt gevrij te komen. Wist het zover te brengen dat zij moesten trouwen.
    Nu kwam hij aan de lieve centen. Hij ging het boerken spreken met zijn zondagse dingen aan, en hij draaide triomfant aan zijn moustachken. Het boerken kreeg haast een geraaktheid van kwaadheid en schaamte. Zo nen nietsmandalle, zo nen van honger de muur op, ik breek u in tweeën ! De knecht lachte. En lijk het te verwachten was, ze trouwden, ꞌt Boerken zette hen in een huishouden, er was een trouwfeest met taarten uit de stad.
    De knecht wierd zat en riep nu in zijn overmoed hoe slim hij geweest was. 'Nu werk ik genen steek niet meer, en uw centen worden de mijn.'
    Toen stond het boerken recht : 'Polien, zei hij, gaat ge met dien schoelie leven, ja of neen ?'
    'Ja ik vader, het is toch mijnen man en...ꞌ
    'Goed!', zei het boerken. Meer zei hij niet. En nu ging er geen dag niet meer voorbij of ꞌt Boerken van Henteren gaf een feest. Hij ging in de herbergen, trakteerde voor alleman, riep de mensen van ’t veld om wijn en champieter te komen drinken. Zijn geld moest op ! De schoonzoon had geprobeerd langs notarissenkant aan 't geld te geraken. Het ging niet. Het geld was toegekomen langs vaders zijde toen moeder allang dood was, en ꞌt moederspart was vroeger slechts op enige honderd frank geschat. Het boerken wou geren zijn dochter met haar kinderen innemen, doch die was ook koppig. En hij deed maar op, alles op. Als 't geld verteerd was, verkocht hij een voor een zijn land, zijn koeien, zijn gerief, tot hij zonder een duit op straat stond. Toen was hij een gebroken man geworden, die van den armen leefde. Op ne keer vonden zꞌ hem dood in een hollenboom waarin hij 's nachts sliep.

    Mie het Lammeken  -  juni
    Zo stond het in de gazetten : 'Verleden nacht is de jachtwachter Franciscus Vereken, van het landgoed St-Jan, door een geweerschot gedood. Men vermoedt dat de misdaad door een of meer wildstropers gepleegd is. Het parket wordt verwacht. Het verdriet van de brave vrouw Vereken is niet te beschrijven.' De moordenaar wierd niet gevonden. Vrouw Vereken is dan naar den baron gegaan.

    Ze kwam buiten met twee geweren. Zij wierd de jachtwachtster. 'Ik zal weten wie het gedaan heeft, zei ze. En ik zal mij wreken ! 'Met grote klonen aan, het geweer over den schouder, en de armen gekruist, wandelt zij door de bossen - genen enkelen nacht slaat zij over. Donder, sneeuw, tempeest, zij wandelt door het bos over heel het domein.
    ꞌt Kan gebeuren dat de wraak zo in haar opkookt, dat ze voor haar verbeelding den ongekenden moordenaar oproept. 'Laat ons denken dat die boom hem zou zijn , zegt ze en dan legt ze in die richting aan en schiet. 'Wie ik in het bos zie, 't is eender wie, is eraan', zegt ze aan de mensen, en z'is de schrik van de stropers geworden.
    Ze noemen haar het Lammeken. ꞌt Is eigenlijk een wolvin geworden, die elke nacht erop uittrekt om te doden, die niet meer wenst dan dat er eens iemand door ꞌt bos zou komen om hem kunnen neer te schieten. De wraak die zij niet kan uitwerken maakt haar wild en bruut. Haar gezicht is hard en onmeedogend geworden lijk haar hart.
    Zij loert, sluipt, kent noch schrik noch verlegenheid, en ze vloekt als het morgen wordt: 'Weer een nutteloze nacht voorbij'.

    Over heel het domein is er van stropers geen spoor meer. Z'heeft er de schrik onder. Ze weet dat z'haar willen doodslaan, haar huis in brand steken. 'Ze willen, maar ze doen 't niet, ze durven niet. Ne goeie man omverschieten de lafaards dat kunnen ze, maar wie naar mij ne vinger uitsteekt, is zijn gezicht in spijs.' De grote wraak is niet gekomen.
    Toen ze oud stierf, zei ze op haar doodsbed : 'Ik durf zo, zonder dat ik iemand doodgeschoten heb, niet naar onzen Frans gaan.'

    De profeet  -  juli
    Van jongsaf zat hij in de boeken. Als hij op stiel was, wierd hij weggejaagd omdat hij te veel droomde. Hij ging van den enen winkel op den anderen, en kon op 't einde toch een koollossersschoen ineengenageld krijgen. Hij gaat den boer op schoenen repareren, en hij woont daar ievers op den steenweg in een oud bareelhuizeken. Hij zegt niet veel bij de boeren, maar als hij iets zegt, dan is ꞌt over ꞌt einde van de wereld. Dan staat hij op, dan komt er lijk vuur uit zijn ogen en met woorden uit St-Jan den Evangelist en van andere profeten, voorspelt hij den groten ondergang. Dat doet hij soms ook in ꞌt openbaar als er veel volk bijeen is.
    Hij is door God gekozen om het de mensen te komen melden. Zijn huis, daar mag iedereen binnen. Daar komen de landlopers de nacht doorbrengen, de wrakken, de zatlappen die niet thuis geraken, de stropers.
    Ze kunnen bij hem binnenkomen. Ze krijgen een soort bed en 's morgens koffie. En dan preekt hij van 't einde van de wereld. Zo vond hij eens onderwegen een sloor met een kindje. Een bedrogen jongedochter, thuis weggejaagd en door haar lief in den steek gelaten. Hij nam ze in. Hij zag haar slapen, nen helen nacht zat hij aan haar bed. ꞌs Anderendaags ging hij niet uit repareren. En 's avonds deed hij de deur op slot. Een zatlap kwam rammelen.

    Hij deed niet open. En hij zei geen woord over ꞌt vergaan der wereld aan het meiske. Hij zei alleen, dat hij ook zo'n kindeken zou willen hebben. En hij zuchtte, en hij bezag haar; ze was niet heel schoon, maar ze was zo teer en lief tegen dat kind; die teerheid verlichtte haar. Die teerheid doorgeurde hem. En als ze weer zo bezig was haar kind in slaap te doen, toen nam hij haar hand, kuste ze en snikte : 'Ik weet niets, ik weet niets.
    De wereld mag niet vergaan, de wereld kan niet vergaan. - Laat ons trouwen !
    Dat deden ze, en er kwamen veel kinderen.

    Bienus  -  augustus
    Bienus zijn stukske land komt tot tegen het kerkhof. Als hij zaaide, als hij maaide, dag in dag uit heeft hij mensen zien begraven. Mensen van de stad en mensen van den buiten. Daar ligt een stuk mensen veraard. Hij is er filosoof door geworden en hij leest boeken, troost de mensen en hij heeft wijze spreuken ten beste.
    Maar als hij op een jaar, door de ziekte die er toen heerste, vier van zijn kinderen daar heeft zien begraven, en 't ander jaar zijn vrouw, dan is het met zijn wijsheid uit, dan heeft hij geen enkele spreuk niet meer te zeggen en 't is gedaan met de boeken. 'Praat, praat, zegt hij, alles is praat.ꞌ Het heeft zijn hart gekraakt. En als hij maait of als hij zaait, om de tien minuten staat hij stil en blijft naar ꞌt kerkhof staan zien.
    Dit kerkhof, dit kerkhof! Dit is ꞌt enige dat genen praat is. Dit is de grote stilte. Hij ziet en hoort de mensen in hun gedoen, hij ziet ze vrijen, trouwen, kermissen. En eeuwig zegt hij : Praat, praat.ꞌ Zijn leven staat ervan stil; zijn leven en zijn werk. Hij wordt arm, wat kan ꞌt hem deren. Zijn hoeve wordt verkocht; 't raakt zijn knoesel nog niet. Dat is maar praat, alles is praat. De grafmaker is een vrolijke vent en hij delft de graven al fluitende. Maar die krijgt ook zijnen toer. En ze komen Bienus roepen of hij het graf wil delven. Bienus bleef grafmaker, 't Eerste wat hij deed was zijn eigen graf maken. Maar ge sterft niet als ge wilt.
    ꞌt Graf ligt er al jaren open, 't is vol kruid en wilde bloemen gegroeid. En immer graaft hij voor arm en rijk. groot en klein. Ze gaan hem voor, ze verdwijnen in de stilte. En hij blijft staan in het leven, in het gepraat en ziet met weemoed naar den put, die elke lente opnieuw vol kruid en bloemen groeit.

    Pier van Boekweitstrooi  -  september
    Hij woonde in de klein boskens aan de Nete. Hij was zo lang en zijn hut zo laag, dat hij zijn kop door 't strooien dak stak om te zien wat er buiten gaande was. Zo zag hij 's nachts naar de sterren. Hij beleesde kwaden huidbrand, maakte zalven en had toverboeken. De kinderen zeien dat hij naalden in zijn ogen had.
    Als hij een paard bezag viel het om. Op een keer trok hij eruit. 'Ik ga een wijf halen', zei hij. Hij ging naar den burgemeester van ꞌt dorp en zei hem : 'Ze kunnen van mijn huis afblijven, of ze krijgen de cholera...
    '
    Zeven jaar later kwam hij terug op een hondenkarretje en hij had een klein oud wijfke bij met pekzwart haar en schuine ogen, en 't had geen toppen aan haar vingeren, aan haar duimen wel. 'Dat is mijn wijf, zei hij.
    Daar geloofde niemand een gram van. De mensen zeien dat ze visschubben op haar benen had.
    Het hutteken was ineengezakt. Ze zetten het samen terug recht. Maar van toen af dierf niemand niet meer hem voor 't een of ꞌt ander geval bezoeken terwille van dat oude wijfken. Ze wisten wel wie het was, maar dierven de naam niet noemen. Zondags reed hij ermee naar de vroegmis. Maar ꞌt volk ging de kerk uit. Tot den duur vroeg de pastoor of ze naar een andere parochie naar de mis wilden gaan. Ze gingen dan niet meer naar de kerk, ook niet naar een andere parochie.
    Als 't ievers brandde, 't was de schuld van dit wijfke; stierven er koeien, was er ziekte onder de mensen, ꞌt een of ꞌt ander ongeluk, 't was altijd de schuld van die met haar visbenen. Op ne keer toen zij op de baan was met konijnenvoer hadden ze met stenen gegooid tot zꞌ er halfdood bleef liggen. Maar met de kermis in oktober kwam de wraak, ꞌt Regende al dagen. De waters waren gezwollen. Twintig jaar geleden was het dorp eens overstroomd geweest. Maar nu waren er goede dijken. Maar terwijl dien zondagavond de piston in de tenten de koppels deed waggelen, luidde ineens de noodklok. De dijken waren doorgebroken. Grote overstroming.
    Heel het dorp onder water, tien mensen verdronken. Toen het water zakte, vonden zꞌ in de hut het oud wijfken in ontbinding. Van Pier niets meer te zien. Doch ꞌt gebeurt dat z'hem soms in den nacht tegenkomen op den dijk, en dat is dan altijd het teken dat er weer een overstroming gaat zijn.

    Ster der zee  -  oktober
    Ster der zee, zo heette de mosselboot, die in de mosselmaanden aan de werf van 't stadje kwam aanleggen.
    De zoon Piet reed dan met een karretje met mosselen de stad rond. De vader bleef swenst op 't schip. Piet kwam altijd voorbij ꞌt stamineeken Den Eenhoorn.
    Verkocht er mosselen, dronk er een paar pinten en vrijde met Marcelinneke. ꞌt Was tegen de kanonnierskazerne en er kwamen daar veel soldaten, en zo ꞌt schijnt was Piet haar enig lief niet. Maar wat wist die jongen daar af, als ge zo altijd op een schip leeft, dat heen en weer zeilt! Hij sprak er met zijn vader over. Die was content.
    Ze zouden dan trouwen en zij op ꞌt schip komen wonen, en de vader zou daar ievers in Zeeland zijnen ouden dag uitvieren. Het schip lag weer aan, 't was in november. Toen hij dien avond in ꞌt stamineeken kwam, zat zij met een kanonnier achter de tafel te vrijen. Enige glazen kapot en kreten van 'k trouw met genen mosselvent.
    De soldaten zwierden Piet buiten voor hij gestoken had.

    Het sloeg in den jongen zijnen kop. Hij moest haar hebben dood of levend. De week nadien toen de boot weer aanlag, vader was er niet bij, sloop hij 's avonds in het Krabbestraatje tegen dat ze van de cinema kwam. Hij sprak haar aan en vroeg van eens mee rond te wandelen.
    Hij moest haar iets geven. En nu ze weer in zijn armen was, hield ze weer van hem, voor een week of zo.
    Ze kwamen op de werf. Daar lag het schip. Kom, zei hij. En voor ze kon weigeren, pakte hij haar op, droeg zꞌ over de plank en stopte ze in ꞌt ruim. Direct vaarde hij weg. Tegen den morgen waren ze voorbij Antwerpen; de wind in 't zeiltje, altijd verder, de Beneden-Schelde in, voorbij Vlissingen, nog verder de zee in. Kleiner, kleiner wierd het mosselbootje, den avond en de storm vielen verveerlijk over de wereld. In de lente spoelde er daar ievers tegen Duinkerken een stuk voorsteven aan, waarop ge met moeite de ingebrande letters lezen kon : Ster der zee.

    Mie Vogel-Petrol-Mie  -  november
    Eerst leurde ze met een stoopke petrol van deur tot deur. Maar van ꞌt begin af had ze een frullemuts op met een vogel versierd, ꞌs Morgens de muts op en tegen den nacht af. Z'had zo verschillige mutsen, een voor in de week, een voor heel slecht weer, een voor zondags en een voor wat nog ? Haar armen waren lang geworden van ꞌt sleuren met de petrolstopen. Ze was proper, werkte lijk een bie en ze verdiende centen.
    Het was een kapitein. Z'had een lummel van een vent, die niet goed wist wat zweet was en baas wou zijn van de centen die zij verdiende. Eerst zat het er dikwijls tegen, maar Mie zag seffens zijn zwakken kant. Hij dronk geren en als hij veel binnen had was hij een lam, en deed niets anders dan stoefen dat zij zo rijk waren.
    En om gerust haren petrolhandel te kunnen doen en om rijk te worden, deed Mie hem drinken. Ze gaf hem geld om te drinken. Ze bracht zaterdags een fles beste mee. Hem alle dagen zat maken was d' enigste manier om vooruit te komen. Een ander zou zeggen : 'Hij drinkt ons arm.' Zij zei : 'Hij drinkt mij rijk.'
    Ze was bij de hand. Ze kende immers commerce. Van petrolstopen kwam het tot een petrolvat, dat ze op een wagenske door de stad voerde. Ze kocht kleine fondskens en die liepen ineens omhoog, dat ze twee huizen kon kopen, het hare en dat van daar nevens. Z'had geluk, maar ze stond vroeg op. Twee jaar later trok een paardje met nen roden ijzeren petrolwagen rond. ꞌt Jaar nadien had ze drie wagens en knechten, voor de dorpen.
    Een stal met drie paarden.

    Heel de straat was van haar. Maar ze droeg nog altijd een frullemuts met een vogel op. En voor zondags, als z'haar purperen zijden kleed aanhad, droeg zꞌ een muts met een echten paradis. Ze reed in een open calèche, zo kwam ze de huishuur ontvangen. Maar ze bleef simpel en ze zat mee in de klein stamineekens van ꞌt kwartier met de kaarten te spelen. 'Ge zijt rijk geworden, Mie.' 'Door hard werken en doordat mijnen vent zo fel gedronken heeft.' Die man dronk nog. Toen kwam de gas. Mie deed een openbare vergadering beleggen tegen het gevaar van de gas. Maar de gas kwam.
    Zij is nu oud en krom en gaat met een stoksken. Maar zij wil in haar schoon huis geen gas. Petrol, anders niets. En ze draagt nog altijd een frullemuts met een vogel op. Ze dooft uit. En haar man, die nog altijd drinkt, wacht kalm naar die uitdoving, om alles op te kunnen drinken, z'hebben toch geen kinderen.

    Mieke Lieke  -  december
    Ze was verliefd geworden op een speelman, enen die met viool van dorp tot dorp reisde en hij speelde dan op de pachthoven zo'n schoon liekes dat ze de tranen in dogen kregen. Het was een bleke jongen met een zwarten baard en hij mankte wat. Maar hij kloeg zo van zijn been dat hij niet verder kon.
    Hij bleef er een week. En Mieke die daar meid was en nog maar 16 jaar, was op die man verliefd geworden en hij op haar. Hij speelde voor haar zo ’n schoon liekes! En de nacht voor hij vertrok, had de boer hen ontdekt dat ze zaten te vrijen. Zij vloog direct weg. Maar zij trok met hem mee.
    En terwijl hij speelde, ging zij met een baksken rond. Zij sliepen den derden dag bij een boer in een schuur. Maar toen zij ꞌs morgens wakker wierd, was hij weg. Langswaar was Armand gegaan?
    Ze zocht dagen en dagen. En toen z'op haar dorp weerkwam, wierd zij door haar broer, want ouders hadden ze niet meer, buitengezet en door 't volk weggestoten. Ze dwaalde van hier naar ginder. Ze gaf zich over aan 't slechte om van honger niet om te komen. En altijd zocht ze ondertussen naar Armand.
    Op ꞌt laatste wierd ze door gendarmen opgepikt en in een verbeteringshuis gestoken van Maria Magdalena.

    Toen zꞌer weer buitenkwam op haar eenentwintig jaar, zou ze in post gaan als meid bij een oude juffrouw in de stad. Ze was er nog maar drie dagen of zꞌ hoorde viool spelen in de stille straat. Het was Armand. Ze liep naar hem. Ze kuste hem en ze wou mee. Maar hij kon dat niet doen, zei hij, als elk lief moest meegaan, dan heb ik er een volle straat bij. Daarbij ik ben getrouwd. Toen zei ze haren post op. Ze was gebroken van hart en ging terug naar haar dorp. Ze ging bij de boeren uit naaien en ze zong dan de liekes die Armand voor haar gespeeld had. Ze zong ze als ze over de wegen trok, ze zong ze als ze door de sneeuw ging of bij zomeravond aan haar deur. Dat zingen was haren troost. Dan herleefde ze terug de schoonste uren van haar leven. En iedereen zei dat ze zo gelukkig was.

    ******

    10-06-2020 om 15:54 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-06-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mijn eerste boek - Felix Timmermans

    MIJN EERSTE BOEK
    Door FELIX TIMMERMANS - Uit: Bibliotheekgids, 1/6/1922.

    Als men het ziet liggen, zoo dun als een sneeke kaas; eens zoo hoog dan breed, met zijn verschoten roze omslag, en zijn verschillende letterkarakters, in een mager kaderken, dan denkt men een van die goedkoope beschrijvingen over een heilige, of een litanie, of een H. Hartboeksken te zien; een van die schrale brochuurkens die men verkoopt in de bondieuseries van Scherpenheuvel, Halle, Lier en andere bedevaartplaatsen.

    In volgorde staat er op te lezen : Door de dagen 1907 "Indrukken van Polleke van Mher", Lier. - Druk A. Van Hoecke. Dit Polleke van Mher was ik.
    Als men die omslag omslaat beginnen zonder verder komaf van herhaling van tittel, van eenige bladen wit papier, van inleiding of opdracht, direkt de gedichtjes. Het zijn waarachtig gedichten, rijmen, of beter berijmde voorstellingen, zoo iets als een schilderijtje. Elk tittel in andere letters.

    Er zijn 24 gedichtjes in, en als elk gedichtje op één bladzijde hadde gestaan, hadden er 24 bladzijden geweest. Er zijn maar 20 bladzijden. En nu hebben die gedichtjes, nu dat ze zich zonder asem te laten halen, elkander voet bij stek opvolgen, het vertoon van menschen die rap en dicht opeengedrongen met aschwoensdag een kruisken gaan halen.

    't Begint met "Dageraad" en 't eindigt met "Avond".

    "Dageraad" begint:                In het Oosten hangt 'n witte
                                                   streep, die langzaam openrekt:
                                                   't lijkt een plas van troebel nat, waar
                                                   rooden inkt wordt ingelekt.

    en "Avond" eindigt met:         En de maan toont haar gezicht, dik
                                                   opgeblazen lijk 'n pad.
                                                   Alles slaapt nu ... slechts heel verre
                                                   rolt een trein weg naar de stad.
    Dan staat daar nog onder: Lier 1903. Polleke van Mher.

    En tusschen "Dageraad" en "Avond" krijgt men tafereelen te zien van: "Sneeuw", "Jacht", "Begijnevest", "Scheresliep", "Schoenmaker", "Dronkerd", "Paters", "Kerstmis", "Vijver", "Orgeldraaier", "Allerzielen", "Oud" enz.
    't Is allemaal slechts gezien, louter gezien. 
    En voor zoo goed ik kon, kleurig willen uitbeelden.

    Zoo in "Herder" :                   D'Heete zonne, die heur stralen
                                                   deur de knoestge takken stak
                                                   tikte grillge, gouden rondekens
                                                   op zijn oud soldatenfrak.

    "Schoenmaker", en dat wil ik heelemaal overschrijven, omdat het duidelijk het bedrijf en het beeld weergeeft van een oud ventje, dat mij veel schoone vertelsels deed, en veel heeft bijgedragen om mij aan 't schrijven te zetten, want ik was, zelfs toen ik die gedichtjes nog schreef, van zin glasraamschilder te worden.

                                                   Bij het raam zit hij te werken
                                                   op een lage pikkelstoel,
                                                   nevens hem en voor en achter
                                                   ligt een oude lederboel.

                                                   Hij hermaakt een waterleers, en
                                                   boort met een gekromde pin,
                                                   gaatjes door de zool en slaagt er
                                                   dan een stalen nagel in.

                                                   En hij trekt de breede heuvlers
                                                   met een pekdraad, dicht en straf,
                                                   neemt zijn mes en snijdt er zuinig
                                                   hier en daar een stuksken af.

                                                   Over 't vlamken van een keersken,
                                                   op een wrijver smelt hij was,
                                                   vaagt hem aan de zij der zolen
                                                   dat het blinkt lijk spiegelglas.

                                                   Dan heft hij de leers in d'hoogte
                                                   en bekijkt ze om en rond,
                                                   mompelt van tevredenheid en
                                                   speekt een kladken op de grond.

    Alleen maar gezien, te arm weergegeven, en dan, en dat vooral, te erg onder den invloed van Karel Omer De Laey.
    Deze goede, schoone dichter van "Van te Lande", bekoorde mij zoo door zijn vorm; de korte, ruwe gezonde verzen, de beschrenking van uitbeelding dat ik niet weerstaan kon, verzen die ik al gemaakt had, zooals "Schoenmaker" in zijnen gezonden vorm te gieten. 't Was een zwakte, maar ik ben er blij om, zoo zwak geweest te zijn, ik heb er danig veel mee geleerd, en 't is mij later van grooten tel en veel nut geweest.
    Ik had een goeden meester, en ik dank het geval dat mij het werk van den helaas te vroeg gestorven dichter liet kennen.
    't Was een zuiveringswerk voor mijn romantisme, en nu dit gebeurd was schoof later zelf de persoonlijkheid in den vorm, en wijzigde den vorm. 
    En daarom nog eens dank aan Karel Omer De Laey.

                                

    Zelfs een Fransch gedichtje, ik geloof van Francois Coppée, vertaalde ik in dien trant. Hier volgt het:             

    't Oudste :
                       In de winter, twee klein kindren
                                        gaan uit beedlen, hand in hand,
                                        't oudste draagt wat droge korsten
                                        brood, geborgen in een mand.

                                        En ze leidt het kleinste zoetkes
                                        wijl z'het droevig-stil beziet,
                                        gaat van huis tot huis, doch nievers
                                        waar men iets aan 't koppel biedt.

                                        't Oudste belt nu aan een woning
                                        met versiersels, rijk en groot,
                                        en hier krijgen z'elken dag een
                                        dikke snee korentenbrood.

                                        Efkens blikt ze op heur zusje...
                                        trekt een roode neusdoek uit
                                        heur zak, zet hem aan den neus der
                                        kleine en zegt haastig "snuit".

    En hoe ik er toe kwam, die gedichtjes in boek (met een je) uit te geven ? hoe ik zoo maar seffens een uitgever vond?
    Wel in die jaren 1903-1905 verscheen er te Lier alle weken een kunstbladje "Lier Vooruit!". Daarin verschenen wat wetenschappelijke opstellen, wat over tooneel en schilderen, alles in groote letters gedrukt, want kopij was er te kort.
    Ik stuurde mijn gedichtjes in, ze wierden aangenomen. Week voor week, soms alle drie weken, verscheen er wat van, ze wierden gaarne gelezen, en op een Nieuwjaar, die van 1907, wist de uitgever, geen ander nieuwjaarscadeau aan zijn abonnenten te doen, dan de gedichtjes bijeen te verzamelen en ze bij het nummer van "Lier Vooruit" te voegen. Er waren geloof ik circa 200 abonnenten, ik kreeg een 50 tal boekjes, en daarmee beleefde mijn eerste boek zijn eerste, maar zijn laatste uitgave!
    En alhoewel het gebrekkig is, ben ik toch blij dat 't als een kreupel, gemankeerd madeliefke op de wereld is komen piepen.
    Niet opdat anderen het zouden lezen, want zullen er nog 10 boekjes van bestaan ? ik geloof het niet. Maar ik ben blij als ik het kan vastnemen in al zijn schamelheid, omdat het mij zulke zoete herinneringen verwekt, en ik dan weer den schoonen, naieven tijd beleef van het voelen zwellen en deinen der eerste kunstenaarsemoties.

    Uit: Bibliotheekgids, 1/6/1922  -  pg. 173-176

    **********

    09-06-2020 om 16:57 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    04-06-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Fé vulde een kamer - Martine Cuyt

    De Fé vulde een kamer
    Gommaar Timmermans loopt helemaal in de voetsporen van zijn vader

    Door Martine Cuyt in de Gazet van Antwerpen van 9/08/1997

    Lier – Zodra Gommaar Timmermans een beetje wandelbaar was, nam papa Felix hem mee op zijn dagelijkse tochten. Vijftig jaar na de dood van de schrijver zoeken we zijn zoon op in Lier, de biotoop van de Timmermansen. Gommaar wandelt zijn vaderwandeling nog bijna dagelijks. Hij heeft net als pa destijds een werkkamer met uitzicht, maakt comic strips en columns. De appel is niet ver van de boom gevallen.
    "Ik was verschrikkelijk graag bij onze vader", zegt Gommaar Timmermans (67)."Hij was onze wereld. Of zoals een vriend het ooit zei: 'De Fé vult een kamer'Zijn aanwezigheid was inderdaad kamer vullend.
    Ik voelde me goed bij hem. Verscheidene mensen voelden zich goed bij hem. Zo goed. dat ze hem zelfs hun leven kwamen vertellen. Hij was een man die vertrouwen wekte.

    Wat is je vroegste herinnering aan je vader?
    Gommaar Timmermans: Ik moet zowat vier zijn geweest. We waren met vakantie in Blankenberge. We logeerden boven een schoenwinkel, maar ik herinner me vooral de pekinees met jongskes. We gingen er met zijn allen eentje kiezen.
    Toen de vakantie voorbij was, bleek het pekineesje niet groot genoeg om hij zijn mama weg te halen. We zijn dan zonder pekineesje naar huis vertrokken.

                

    Maar jullie bleven niet zonder pekineesje?
    Neen. Mijn vader had gezegd dat we het later zouden ophalen, wat niemand echt geloofde, maar hij deed het. Met een hondenmand zijn hij en ik het hondje gaan oppikken. Je moet weten dat Blankenberge vroeger verder weg lag dan nu.
    De trein betekende een volle dag onderweg.
    We moesten via Antwerpen op de Linkeroever zien te geraken....
    Ik had een tipzakje vol zwarte drop gekregen en had het beestje ook maar getrakteerd.
    Vader zal in de trein de hele tijd te lezen en had dat niet gemerkt.
    Moeder heeft de snoep uit zijn pelsje moeten knippen.

    En vader boos?
    Ik heb hem nooit echt kwaad geweten. De enige reprimande die wij kregen, was toen we te laat thuis kwamen. Hij was een heel ongerust mens, maar kon veel hebben. Ik was niet de allerbeste leerling. En ik ben verschillende keren van school gestuurd omdat ik het te bont had gemaakt.
    Zijn antwoord was dan: 'Ach. Die schoolmeesters toch' en 'Jongen, wat er inzit, komt er wel uit'. Bij goed weer schreef hij wel eens een briefje 'dat ik door familieomstandigheden niet kon komen'.
    En dan gingen we wandelen.

    Je was zijn wandelgezel?
    Van zodra ik een beetje wandelbaar was. zeg maar 5, 6, 7 jaar, ging ik haast dagelijks met hem zijn toer doen. Mijn zusters zaten toen op pensionaat. Vader was een trage wandelaar. Hij wou alles opnemen: de mensen, de weerspiegeling in het water, het landschap. We liepen telkens ongeveer dezelfde wandeling.
    Soms gingen we iets drinken op de Grote Markt. Ik een limonade, hij een Cinzano.
    Op zondag trokken we verder. Ik herinner me de plak chocolade die moeder meegaf voor onderweg, de bokaal en het netje om aan de grachtkant vlinders en salamanders te gaan vangen. We liepen dan altijd richting Hof der Ringen.

    Maakte hij notities tijdens het wandelen?
    Neen, of ik heb het niet gemerkt. Maar hij had wel altijd een stukje potlood bij. Hij liep constant met notaboekjes van de bank of van kelners op zak voor als hij een schetsje wilde maken. Als hij er echt op uit trok om te tekenen nam hij een blok mee, waterverf en een kroes om water uit de gracht te scheppen. En ik maar marbelen ondertussen.

    Je wist dat hij schilderde,wist je ook dat hij schreef ?
    Dat heeft een tijdje geduurd. Toen ze op school vroegen: 'Wat doet uw vader?', heeft een van mijn zussen eens geantwoord: 'Hij schrijft brieven'. Hij werkt bij de post? Vroegen ze dan. 'Ja, dat zal dan wel'.
    Er werd nooit over gesproken.

    Wanneer is het beginnen dagen?
    In de jaren dertig had hij al veel succes. Hij kreeg ook nogal wat bezoekers over de vloer uit Lier, Nederland, Duitsland tot uit Zwitserland. Hij maakte tijd voor zijn lezers. We hadden het toen onderhand wel door.

    Had hij bepaalde schrijfrituelen?
    Hij schreef vaak in de voormiddag, maar pinde zich daar niet op vast. Soms zat hij ook 's middags of 's avonds te pennen. Hij schreef zelfs onderweg, toen hij voor lezingen in Duitsland was.
    Mijn moeder heeft eens een brief gehad waarin stond dat hij tot middernacht had geschreven aan 'Boerenpsalm'. Als hij een ingeving had, moest hij die noteren. Hij schreef in huis, maar leefde er ook. Hij bemoeide zich zelfs met de keuken. Hij sneed het gebraad.
    Hij vond dat hij confituur maakte als geen andere, en maakte die dan ook goed en graag.

    Herinneringen zat?
    Ik herinner me de ochtenden en de geur van koffie, waar hij zo van hield. Hij hielp mijn zus Tonette en mij naar school. Hij troostte ons. Wij moesten elke dag worden getroost voor we naar school vertrokken.
    Vader was zwaarlijvig. Als hij speelgoed voor ons kocht, was dat altijd iets waar je bij kon gaan zitten: een stoommachine, een elektrische trein, een toverlantaarn.

    Leerde je pa je lezen?
    Vader zat avond na avond te lezen, maar heeft ons nooit verplicht. Ter gelegenheid van mijn plechtige communie kocht hij me de hele reeks van Jules Verne. Weet je dat ik die nog graag herlees? Ik hou van die statige taal van rond de eeuwwisseling. En die koene kapitein van 15 jaar sprak me wel aan, natuurlijk. Toen ik die leeftijd had, heeft vader wel eens tegen me gezegd: 'Ge moet Maeterlinck eens lezen, "La vie des abeilles". Hij las veel Frans in die periode.

    Hij heeft toch ook vertelsels speciaal voor jullie geschreven?
    Het heeft lang geduurd voor ik besefte dat het verhaal over het varkentje voor mij was geschreven. Hij sprak daar niet over. Hij las ook niet voor. De enige die hij heeft voorgelezen was mijn moeder.
    Stukken uit zijn boeken. Tenzij hij al lezend eens een natuurbeschrijving tegenkwam die hij bijzonder geestig vond, dan durfde hij die wel eens te tonen.

    Hoe ben je zelf in de pen geklommen?
    Heel toevallig. Op mijn achttiende had ik een oorlogsjeepje gekocht. Ik had bij moeder geleend, zat met andere woorden in de schulden. Ik kreeg de gelegenheid om kinderverhalen te schrijven voor een jeugdblad. Ik tikte toen met twee vingers en wat eronder op het blad verscheen, waren dolle dingen, die kant noch wal raakten, maar ze vroegen er nog en nog.
    Toen mijn jeep afbetaald was, ben ik gestopt met schrijven.

    En toen jeukten de stripverhalen in je vingers?
    Ik heb vijftien jaar strips of eerder comics getekend. Ik was erg geïnspireerd door de mannekesbladen van destijds en door houtsneden. Ik ben dan een figuurtje beginnen zoeken.
    Het waren tekeningen waar weinig actie speelde, de tekst maakte het verhaal. Door ziekte heb ik een jaar niet getekend en nu schrijf ik weer meer dan ik teken. Ik vind die GoT-column in Knack wel fijn om doen.

    Wat heb je buiten het teken- en schrijftalent nog van je vader?
    Hij kon urenlang naar de wolken kijken. Ik ook. Ik hou van de regen zoals hij. In de zomer stond hij vaak aan de achterdeur te luisteren naar de regen op de perenbomen of hij ging net dan wandelen.
    De kwaliteit van de regen hoor je als hij in water plenst, vond hij. De liefde voor dieren heb ik ook vast van hem.
    Al hadden we maar een tuintje van 150 vierkante meter, er zaten tien kippen plus haan op, plus Engelse haan, sierduiven, een pekinees, en afhankelijk van seizoen tot seizoen, minder of meer jongere poezen.
    Tel daarbij nog een kauw en een schildpad.

    Heb je ook slechte herinneringen aan Felix Timmermans?
    Eerlijk gezegd, niet één.

    Zijn er vragen die je hem nu zou willen stellen, mocht het kunnen?
    Nee, behalve de vragen die je toch niet stelt. Ik wilde aan mijn moeder ook wel vragen hoe het voelde om ouder te worden, maar dat doe je niet.

    Op de komst van het Timmermansstandbeeld wordt niet overal in Lier enthousiast gereageerd.
    De vriend van collaborateurs en nazi's brengt pijnlijke herinneringen boven, luidt het?
    Ik ben ervan overtuigd dat die mensen heel slechte herinneringen aan de oorlog hebben.
    Maar ik denk dat ze met een verkeerd beeld van een aantal dingen zitten. Hadden ze moeite gedaan om mijn vader beter te leren kennen, dan hadden ze gezien hoe hij echt was.
    Hij heeft natuurlijk vaak voor lezingen in Duitsland gezeten. En als er een Duitse fan gelegerd was in Antwerpen en vroeg om zijn boek te signeren, dan liet hij die inderdaad binnen.
    Ook Picasso, Ernst Jünger en Jean Cocteau hebben ontmoetingen met Duitsers gehad. Vraag is hoe reageert men erop? Mijn vader was een bijzonder zachtmoedig man.
    Hij was antimilitaristisch. Tegen uniformen kon hij niet.

    ******

    04-06-2020 om 22:20 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Foto

    Archief per maand
  • 05-2023
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 02-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 09-2021
  • 08-2021
  • 07-2021
  • 06-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 02-2021
  • 01-2021
  • 11-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 06-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 06-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 05-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 04-2009
  • 09-2008
  • 06-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 12-2007
  • 10-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 01-2006
  • 05-1982


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Over mijzelf
    Ik ben Mon Van den heuvel
    Ik ben een man en woon in Lier (België) en mijn beroep is op pensioen.
    Ik ben geboren op 19/06/1944 en ben nu dus 79 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: Felix Timmermans - Geschiedenis van Lier in de ruimste zin genomen.

    Een interessant adres?

    Mijn favorieten websites
  • Thuispagina Louis Jacobs
  • Guido Gezelle
  • Ernest Claes Genootschap
  • Oscar Van Rompay
  • Felix Timmermans Genootschap
  • Schrijversgewijs
  • Kempens erfgoed

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!