In en over "Juffrouw Symforosa"
Door Artur Lens
In de zomer van 1917 bracht Friedrich Markus Huebner, die tijdens de eerste wereldoorlog aan de 'Politische Abteilung' te Brussel verbonden was, een bezoek aan Felix Timmermans en vroeg deze een novelle te willen schrijven voor een Flämischen Novellenbuch, dat hij wilde samenstellen. Timmermans werd bereid gevonden om in te gaan op dit verzoek, daar hij reeds geruimen tijd een stemmingsbeeld over het Lierse begijnhof wilde schrijven. Hij dacht aan de twee gezusters Hermans, die hij nog goed had gekend en vroeger buiten de Molpoort woonden. Zij hadden beiden een groten neus, waardoor zij aan geen lief geraakten. Eén ervan werd begijn. Bij het uitbreken van de oorlog in 1914 vluchtte zij naar Engeland, geraakte er verliefd op een Engelsman en trouwde te Glasgow in juni 1915. Na de oorlog kwam zij nog even terug naar Lier, om met de gauwte haar stoof te halen. Terwijl F.T. bezig was met het schrijven van de novelle, werd hij regelmatig afgeleid, het verhaal bleef haperen en de fantasie deed haar werk, tot er op het einde niets meer overbleef van hetgeen hij was begonnen. Uiteindelijk restte hem nog alleen het begijntje.
In zijn dagboek schreef Timmermans: 'Een kunstenaar moet lijk een monnik werken en mag er niet aan afgetrokken worden. Maar wanneer zal dat zijn?' F.M. Huebner beschreef verder het verloop van deze novelle: 'Den Stoff zum Geschichtchen von den sehr schönen Stunden des Beginchens Symforosa trug Timmermans seit langem mit sich herum, als ich, ihn im Sommer 1917 besuchend, vom ihm einen Beitrag zum Flämischen Novellen-buch erbat. Weil es mir der durch Opsomers, auch eines Lierer Kinds, farbenleuchentende Gemälde berühmt gewordene Lierer Beginenhof angetan hatte, sagte Timmermans die Ausarbeitung seines ihm vor der Seele stehenden Plans, der diesem baulichen und stimmungsmässigen Kleinod seiner Vaterstadt huldigen sollte, ohne Zögern zu: vier Wochen später war das Manuskript, aus einen Notizbuch herausgerissene, eng, schmucklos und sondern Anspruch auf völlige Schreibrichtigkeit bekritzelte Bläter in meinen Händen. Das Werklein erschien frühzeitiger auf Deutsch als auf Niederländisch. Es geht jetzt, durch Timmermans mit Kappitel-Initialzeicnungen geschmückt, aufs Neue in die Welt, diese lieblichste Bildansicht einen flämischen Landschaftsganzen, diese zarteste Verklärung des flämischen Menschen, seines Glaubens, seiner naturhaften Schlichtheit, um allen Geistern, die friedlos sind zu lehren, wie nicht Hinausschweifen, sondern nur Einkehr und Stille und Umgang mit einfachen Dingen segnet.' In het Flämischen Novellenhuch van het Insel-Verlag te Leipzig, komen kortverhalen voor van o.m.: Cyriel Buysse, Maurits Sabbe, Stijn Streuvels, Herman Teirlinck, Karel Van de Woestijne, August Vermeylen, Frans Verschoren, e.a.
In het oktober-novembernummer van De Nieuwe Gids, verscheen De Zeer Schoone Uren van Juffrouw Symforosa, Begijntje, enkele weken na het verschijnen van het Flämischen Novellenbuch.
Hoe Timmermans aan de titel van deze novelle kwam, schreef hij zelf in Uit mijn Rommelkas: Vroeger maakten de monniken voor de koningen en prinsen, van die schone boekskens, die zij met bloemen en verven en goud en ook met landschappekens opluisterden: waarin de schoonste gebeden van hun geloof te lezen stonden, en die noemden zij dan: 'Les tres belles heures.ꞌ Als een middeleeuwse monnik heeft Timmermans De zeer schone uren van Juffrouw Symforora, begijntjen, geschreven, dat in 1918 in boekvorm, met foto van de auteur en nawoord, verscheen bij De Nieuwe Boekhandel te Brussel en C.A.J. Van Dishoeck te Bussum. In het nawoord van deze Beiaard-serie schreef F.V. Toussaint van Boelare: ꞌDe merkwaardige kwaliteiten, waardoor Pallieter en Het Kindeke Jezus, zulke bijzondere plaats in onze Vlaamse letterkunde hebben gekregen, vindt men ook haast even gaaf terug in het kortere stukje, dat thans in de Beiaard-serie verschijnt, en dat heet: De zeer schone uren van Juffrouw; Symforosa, begijntjen.
Hier ook zal men te waarderen hebben: die 'fijne geestelijke blijdschap' en dat 'weelderig zingenot, wellend uit ééne bron', welke Maria Viola, tot hare en onze verrukking, in Pallieter, het onvergetelijke boek vond en waarom zij de schrijver, Felix Timmermans, begroette als de wekkende nachtegaal. Zo telt het koor der Vlaamse schrijvers, dat 'morghen 't Vlaams volk wecken salꞌ, meer dan één 'nachtigale soeteꞌ. Doch onder hen onderscheidt zich weer Felix Timmermans door een gans eigen, gans bijzonder, fris-zuiver geluid. Deze novelle werd opgedragen aan Huibrecht van Ael (Lier, 14.11.1895-Binkom, 18.09.1966). Deze opdracht werd alleen weerhouden in de uitgave van de Beiaard-serie (I9I8), Hubert Van Ael had als student aan de Universiteit te Gent, de Aula-studenten Timmermans leren kennen. Tijdens de eerste wereldoorlog was Van Ael een protagonist in de Lierse Vlaamse Beweging en ook bedrijvig in het Algemeen Nederlands Verbond (A.N.V.) Hij was de neef van Bertha Van Ael, de echtgenote van Antoon Thiry.
Op 5 september 1913 schreef Felix Timmermans een brief aan Jozef Muls, hoofdredacteur van Vlaamsche Arbeid, met daarin een aanbeveling om Van Aels letterkundig werk uit te geven. In 1937 vertaalde Van Ael, samen met Timmermans, het pastorale verhaal Das Jahr des Herrn van Karl Heinrich Waggerl. In juni 1919 schreef F.M. Huebner aan Timmermans en vroeg hem tekeningen te willen maken voor de Duitse uitgave. Tijdens zijn verblijf in Scheveningen, ontwierp F.T. de lettervignetten van Jungfer Symforosa voor Insel-Verlag, waarvan deze met 'S' ruim 1 à 2 cm. groter waren.
De vignetten behoren tot de citaten uit de novelle: 'die Zeit is da, den Garten zu bestellen; es ist genau so, als brauchte man nur auf einen Horn zu blasen; Martin... aber Symforosa kann nicht weiter...; sie fühlt seine Augen in ihren Rücken; die susze Regengerinn summt sein Liedchen auf Dächer und Blattwerk; gegen die Mauer der Kirche sitzt ein dicker Gottessohn; dann ist die Zeit um die Trauben zu pflücken; drausen ist alles in Schnee und Finsternis: nun sitzt sie, mit noch ein paar Menschen, im Gebete vor dem lächelnden Bilde.' Met Juffrouw Symforosa heeft Timmerman' ons één van de schoonste en zuiverste novellen geschonken die de literatuur de laatste eeuw heeft voortgebracht. Het is een meesterlijke proeve van het vergeestelijk leven. F.T. heeft hier de poësie van de gewone dingen weergegeven in een simpel verhaal tussen twee eenvoudige zielen. Het is een onschuldige idylle die eerder symbolisch, in weinig woorden, wordt uitgedrukt. Fijn atmosferisch heeft F.T. ieder sfeerbeeld tot in de kleinste bijzonderheden beschreven en wist met zijn illustraties elk detail vorm te geven.
Er werd gewezen op een mogelijk verwantschap met een soortgelijke novelle Op het Begijnhof, waarvan het handschrift de oorspronkelijke titel Grijze Liefde droeg, van Frans Verschoren. Dit kortverhaal verscheen, voor het eerst in 1905 en werd in 1912 opgenomen in Langs de kleine wegen. Bij Verschoren werd een alleenstaand vrouwtje in het geheim verliefd op de klusjesman van het begijnhof. De nacht voor de bekendmaking van het huwelijk, stierf de man schielijk en het vrouwtje droeg de herinnering aan die liefde als een geheim door het leven. Hoe eigenaardig het ook mag blijken Op het Begijnhof behoort tot het beste wat Verschoren ooit heeft geschreven en werd ten dele geïnspireerd door de 'Klappeienꞌ ( De Kommeiren) en 'Processie te Lier' van baron Isidoor Opsomer. Bij Timmermans leefde Symforosa in de geest van het begijnhof en met de godsvrucht eigen aan de begijntjes. Maar een onschuldige liefde kwam haar harterust verstoren. Martienus, de hovenier van het begijnhof, besefte niets van haar zielskwellingen.
Hij leefde voor de zon, zijn bloemen en Onze-Lieve-Heer. Martienus werd haar ontnomen om broeder te worden, maar zij was blij omdat Martienus gelukkig was. In juli 1922 schreef F.T. een brief aan de Mechelse schilder en publicist Frans Perckmans, die het boekje Tante Begijntje en nichtje Clotilda schreef in de trant van Timmermans. F.T. prees zijn streven maar wees op de zwakke punten in het verhaal. Timmermans situeerde in zijn novelle zeer duidelijk de woonst van Martienus: ꞌMaar nu moet Symforosa in ꞌt Hellestraatje komen waar Martienus woont... Een vlaag van zaligheid smakregent op haar neer. Zij moet zich aan de ijzeren staven van het hekken vasthouden.' Nergens op het begijnhof ligt een voorhofje zo zichtbaar aan de straat tussen de staven van het hek, als voor St.-Franciscus aan de Hellestraat.
In dit huisje schreef Felix Timmermans ook Schemeringen van den Dood, toen hij zich aan theosofische en spiritualistische leerstellingen, die hij door omgang met de Lierse kunstschilder en vriend Raymond de la Haye had leren kennen, waagde. Aan de Sint-Margaretastraat, naast het Hemdsmouwken, woonde Symforosa: 'In het stille, donker Hemdsmouwken dat door de klimop-bespreiden muur van het hof gescheiden is, klinkt dof en metaalklinkend een rappe stap en daar gaat het poortje open en juffrouw Muyshondt toont haar witte kap en haar grote, zwarte ogen.ꞌ Mogelijk maakte het muurpoortje deel uit van de ꞌOordjesschoolꞌ van juffrouw Monnier, zoals Tony Bergmann in Ernest Staas, advocaat, de school beschreef. Bij het verschijnen van Juffrouw Symforosa in kreeg de novelle volgens Theo Rutten, weinig aandacht. Wat men schreef was niets anders dan lof. Karel Van de Woestijne stond vrijwel alleen met zijn minder gewaardeerd oordeel: 'Een zeer gevoelige uitbeelding van een al te bedacht gevalletje' was zijn kommentaar. Karel Van den Oever noemde het Timmermans' fijnste werkje. Urbain Van de Voorde sprak van de frisse natuurlijkheid van zuster Symforosa. Ernest Van der Hallen onthaalde het als 'een heerlijk boekske tintelend van leven waar zon en fijne geestigheid in wentelen en trillen.' 'Het is het zuiverste boekje wellicht dat de Vlaamse literatuur sedert 1830 heeft voortgebrachtꞌ, zegde Jozef Muls. 'Het verhaal is reëeler dan de (Begijnhof-) sproken', schreef A.C.S. De Koe.
Gerard Walschap schreef, na het verschijnen van Juffrouw Symforosa in Zilveren Verpoozingen (1924): 'De zeer schone... bieden ter lezing slechts één uurtje, maar dat is ook een zeer schoon uurtje en vele andere uren waard... Het tederste van Het Kindeke Jezus in Vlaanderen leeft in deze 54 bladzijden en doorrilt ze devotelijk: de rijkste taalpracht van Pallieter, hoewel stiller en bezonkener, ligt hier te schitteren. En zo naaldfijn is die gans aparte begijntjes-psychologie ontleed en de vreemd-geheime groei dier begijntjesliefde wordt zo precies beschreven dat de bekroning van deze 'Zeer Schone Uren.' de natuurlijkste zaak van de wereld schijnt. Voor lezers, ontwikkeld genoeg om zich aan het ontstaan van zo menselijk gevoel in een begijntjesherteken niet te ergeren, is dit een kostelijk boekje. Andere reden tot voorbehoud is er niet.'
In 1972 schreef Albert Westerlinck in zijn artikel Ik ging bij Timmermans in de leer: 'Tijdens mijn seminariejaren heeft Mejuffer Symforosa, begijntjen mijn hart gewonnen. Later heb ik het nog tientallen malen herlezen. Het is mij toen duidelijk geworden dat Timmermans in zijn beste proza een dichter is, die door wonderbare metaforen en sfeerschepping de werkelijkheid tot mysterie maaktꞌ. Verder beklemtoonde hij: 'Het getuigt enkel van lompheid zulke poëtische verbeelding te lijf te paan met psychologische ontleding van de problematiek, want de premissen tot het scheppen, van zulk werkje zijn: argeloze eenvoud, simpel geloof, pure poësie. De novelle heeft een poëtische en spirituele puurheid van een moderne Beatrijs... Voor mij is Juffrouw Symforosa het meesterwerk van Felix Timmermans ' In het jaarboek van het Felix Timmermans-Genootschap van 1975 Voor drie frank geluk vervolgde Westerlinck met: 'In het kader van geheel de romantiek is Juffrouw Symforosa het fijnste en volmaakste prozagedicht... In Symforosa krijgen wij een glanzend en subtiel evenwicht tussen zinnelijk impressionisme én poëtische mysterie.' Op 16 februari 1922 kende de keurraad voor de Driemaandelijkse wedstrijd in de Nederlandse letterkunde, samengesteld uit Omer Wattez, voorzitter; Jozef Muls, verslaggever; Karel Elebaers, Jozef Van Mierlo en Louis Schärpe, leden, de staatsprijs voor de periode 1918-1920 toe aan Felix Timmermans voor De zeer schone uren van Juffrouw Symforosa, begijntjen. Op 3 maart verscheen het bericht in de pers en 's anderendaags bedankte de laureaat Jozef Muls voor het nieuws dat hem de staatsprijs was toegekend. Het was de eerste officiële erkenning van Timmermans' letterkundige verwezenlijkingen. Op 19 april bracht Omer Wattez, voorzitter van de jury, onder de titel Meesterwerken onzer Letterkunde, in Het Handelsblad, commentaar uit over de staatsprijskamp. Merkwaardig was wel dat hij geen enkel woord schreef over Juffrouw Symforosa en aldus de indruk wekte dat de staatsprijs werd toegekend aan Het Kindeken Jezus in Vlaanderen. In die tijd deed het gerucht de ronde dat het Koninklijk Besluit waarbij de prijs werd toegekend, zou verbroken worden.
Op 22 oktober werd Felix Timmermans dan gehuldigd in de Lierse stadsfeestzaal Vredeberg, dit op initiatief van het Verbond van de Lierse Toneelkringen, de belangrijkste Lierse kunstenaars, afgevaardigden van deelnemende verenigingen en vertegenwoordigers van alle politieke strekkingen, w.o. schepen Dr. Jules Van Hoof en de latere minister Arthur Vanderpoorten. Niettemin werd het voorstel om F.T. officieel in het stadhuis te ontvangen, door de gemeenteraad verworden. Als feestredenaars kon men rekenen op Herman Teirlinck, Jozef Muls en Kamiel Huysmans, die August Vermeylen verving. Als protest daartegen begonnen de meeste aanwezigen de Vlaamse Leeuw te zingen, toen het Belgisch volkslied werd gespeeld bij de aanvang van de zitting. (Tijdens de feestviering tekende de Nederlandse kunstenaar Isidoor van Mens het portret van F. Timmermans)
's Avonds had er een Pallietermaaltijd plaats: ꞌLot er ons de sâas aflakkeꞌ, zei Pallieter; Een dag later, op 23 oktober, onder de titel De Pallietererige vergissing, schreef andermaal Karel Van de Woestijne in de Rotterdamsche Courant dat Timmermans de staatsprijs wel verdiende, maar dat de toekenning ervan een vergissing was, omdat Het Kindeken Jezus in Vlaanderen en Symforosa verschenen vóór 1918 en dus niet in aanmerking konden konen voor de periode 1918-1920. Juffrouw Symforosa verscheen echter voor de eerste maal in boekvorm in 1918. Op 23 december schreef Felix Timmermans een brief aan Rik Cox, een Vlaamse kunsthandelaar in Rijswijk, o.m.: 'Jongen ik heb wat te vertellen over die huldiging. 't Is me wat geweest met die uitfluiting van de Brabançonne. Alle gazetten woelden tot de weekbladen in Wallonië toe!ꞌ In het verslag van de keurraad van 5 oktober 1923 schreef Jozef Muls, opgenomen in de Verslagen en Mededelingen der Koninklijke Academie voor Taal- en Letterkunde van maart 1926; 'De bedoeling van de jury was niet slechts het werkje Symforosa te bekronen maar, door het toekennen van de prijs, een openbare hulde te brengen aan heel de letterkundige arbeid van Timmermans en in het bijzonder aan Pallieter en 't Kindeken Jezus in Vlaanderen.ꞌ Tijdens het schooljaar 1941-1942 bracht Joseph Maes, leerling van de afdeling Sierkunsten aan de Kon. Academie voor Schone Kunsten te Gent, o.l.v. G. Bontinck, een proeve van bandversiering en boekverluchting van De Schoone Uren van Juffrouw Symforosa, Begijntjen. Buiten het ontwerp voor de kaft, ontwierp hij veertien verluchtingen met passende onderschriften. Tijdens de Gemeenteraadszitting van 22 juni 1960 werd op het Lierse begijnhof een straatnaamwijziging doorgevoerd. De vroegere Nieuwstraat werd Symforosastraat en de hoek van de Nieuwstraat werd Martienushoek. Jan Caesar maakte een kortfilm van Symforosa begijn, welke in 1965 werd uitgezonden door de toenmalige Belgische Radio en Televisie.
In het raam van de Felix Timmermans-herdenking in 1972, werd op 17 en 18 maart, op uitnodiging van het Toneellabo Arleccino, in het stedelijk museum, door Cia van Boort uit Tilburg, een toneelbewerking voor poppenspel van Juffrouw Symforosa gebracht. Deze kleinkunstenares werd in Zaltbommel geboren, vestigde zich in 1940 in Den Haag en opende in 1958 het poppentheater 'De Schelleboom' te Oisterwijk. In 1984 werden n.a.v. de viering ꞌ750 jaar begijnhofleven te Gent', in het Gentse Sint-Elisabethbegijnhof, door het Theater Taptoe, tien opvoeringen gebracht van het poppenspel 'De zeer schone miniaturen van Juffrouw Symforosa, begijntje'. In de ongeveer gelijknamige novelle van Timmermans vond Freek Neirinck de geschikte stof voor dit poppenspel. In zijn scenario wist Freek Neirinck de kern van Timmermans' bekroonde novelle volledig te bewaren en toonde alle respect voor de geest van het verhaal. De regisseur wist een geslaagd samengaan van folklore en poësie, van vrome naïviteit minimal-art en akteerkunst te bewerkstelligen. Vanaf 1984 werd de novelle regelmatig door Vlaamse toneelgezelschappen opgevoerd, zo o.m. te Gent, Lier, Lokeren, Lotenhulle, Melsbroek, St. Niklaas, Steenokkerzeel e.a. De bewerking en regie berustten meestal bij de plaatselijke regisseurs.
Tijdens het Timmermansjaar 1986, schonk op 13 september de Marnixring Land van Ryen, een bronzen Symforosabeeldje aan de stad. Het beeld werd geplaatst tegenover de Symforosastraat aan de St.-Margaretakerk. Het Symforosabeeld, een vrije benadering en uitdrukking van de kunstenaar Roland Rens, leraar aan de Lierse academie voor Schone Kunsten, stelt Symforosa voor bij het oogsten van de rijpe druiven, die ze veilig in haar voorschoot opbergt. De houding van Symforosa en de speling van de wind dragen veel bij tot het gevoel van ruimte en beweging.
Juffrouw Symforosa werd vertaald en verscheen in boekvorm in het Duits door Friedrich Markus Huebner: Die sehr schönen Stunden von Jungfer Symforosa, dem Beginchen (1920); in het Pools door Dra Meyera: Piekne Godsiny siostry Syforozi Beginki (1927); in het Tsjechisch door Otto F. Babler: Krásné čtení o pannč Symforose(1929): in het Frans door Roger Kervyn de Marcke ten Driessche: Les très belles heures de Mademoiselle Symphorose, Béguine (1931); in het Servo-Kroatisch door H. Barrica: Devica Simforosa, Pripovetka (1944) en in het Italiaans door Olga Gogala Di Leesthal: Le belle ore della beghina Sinforosa (1961).
Verder verschenen nog vertalingen in letterkundige bijdragen en andere uitgaven: in het Engels door Nell v. L. Boni; The Very Lovely Hours in the Life of the Beguine Symforosa in The Dial (1922); in het Frans door Betty Colin: Les très belles heures de Mlle Symforose, béguine in Europe(1923), met een nawoord waarin Paul Colin schreef dat Timmermans de klassiekste is van de hedendaagse romanciers; in het Italiaans door G. Prampolini: Le bellissime ore della damigella Symforosa, beghina in La letterature olandese e fiamminga (1927) en in het Zuid-Afrikaans door Dr. F.E.J. Malherbe: Juffrouw Symforosa in Moderne Vlaamse Kortverhale (1935).
Voor de kaft van de Nederlandse uitgaven ontwierp F.T. drie tekeningen: 'Symforosa zittend onder een druivelaar: Symforosa onder een stralende zon met een druiventros in haar hand en deze uitbeelding hernomen in kleur'. Verder heeft men het ontwerp van Jules Fonteyne: 'Symforosa op een ladder bij het afknippen van de druiven. Voor de recente Davidsfondsuitgave opteerde men voor een tekening uit De Pastoor uit den Bloeyenden Wijnpaerdt: 'bloemen met heilige onder glazen stolpꞌ.
Voor de Duitse uitgaven tekende Timmermans een andere voorstelling van Symforosa voor het titelblad: 'Symforosa wandelt blijmoedig neerkijkend naar de mooie tros druiven in haar hand, met een zekere dankbare herinnering aan Martienus.ꞌ Deze uitbeelding vindt men ook terug bij de Franse uitgave. De inspiratie voor dit ontwerp is mogelijk terug te vinden in het hoofdstuk De druiven, bij de Nederlandse uitgave van 1920.
Simpel en karakteristiek is ieder beeld dat Timmermans bij dit kortverhaal geeft. Er is geen willekeur bij deze illustraties, zij zijn niet gemaakt als louter versiersel, maar strengelen zich in het verloop van het verhaal. De tekeningen behoren bij de tekst en de tekst sluit aan bij de tekeningen. Dit komt sterk tot uiting bij de tweede druk van Symforosa (1920). Wie de vele boekillustraties heeft gezien, weet dat Timmermans deze discipline volledig beheerst. Hij weet door zijn eenvoud in de verbeelding, met weinig veel te zeggen. Hij tekent alles zoals hij het ziet, zoals het niemand voor hem heeft gezien, eenvoudig met enkele lijnen. Wanneer men zegt dat de schrijver met zijn taal schildert en daarmede dezelfde effecten bereikt als een schilder met zijn penseel, dan is dit volledig toepasselijk op deze novelle. Bij de eerste uitgave (1918) in de Beiaard-serie, blijkt het moeilijk bij Timmermans' gebruikte verluchtingen een zeker patroon, te ontwaren. Enkel bij de roos in het glas water, de vogel op een tak en de druiventros, vindt men eventuele aanknopingspunten met de tekst: 'Hier zie, steek die thuis in een vaasken: de merel fluit nog enige vergeten klanken; de tijd is gekomen van druiven te plukken! De illustraties voor deze uitgaven zijn echter vrij eenvoudig, maar met een fijne lijn weergegeven.
De illustraties bij de tweede druk (1920) en deze voor de uitgave Zilveren Verpoozinren (1924), zijn van een zeer fijne en mooie structuur en uitvoering. Het zijn kleine vierkantige tekeningen waarin Timmermans de beginletter van ieder hoofdstuk in verwerkt heeft. Deze illustraties behoren geheel bij de tekst: Martienus werkt voort, terwijl Symforosa breit; ze peinst en denkt maar aan Martienus, zijn gestalte wandelt door haar gedachten; hier zie, steek die t'huis in een vaasken, en daarmee geeft hij haar een donkergele, met karmijn gerande roos, de bekoring te weerstaan, houdt ze strak en star de vette vlam in ꞌt oog; Symforosa wacht op de Begijnenvest naar Martienus en wringt haar handen in vertwijfeling; ach Martienus snikt ze… en dan begint ze ineens te wenen met de handen vóór het gezicht: de tijd is gekomen om de druiven te plukken, want ze zijn rijp...; op de tafel, waarrond Symforosa met twee begijntjes aandachtig is naar ' t bonte Gansekensspel; ze was er zeker van hem als broeder weer te vinden... z'is blij omdat hij gelukkig is.'
Vanaf de vierde druk werden de lettervignetten gebruikt die Felix Timmermans tekende voor de Duitse uitgave van 1920: ꞌhet verhaal van een zaaier; een doedelzakspeler onder een knotwilg; de spits van de begijnhoftoren: twee paters die op een berrie een O.-L.-Vrouwbeeld dragen; een man onder een grote regenscherm die door de regen stapt: de gekroonde Ecce-Homo; de druiven worden ingehaald; een man midden in de sneeuw en St. Antonius.ꞌ In 1936 werden nieuwe illustraties ontworpen voor de Duitse uitgaven, thans in vierkantige uitvoering. Het concept komt nagenoeg; overeen met de lettervignetten, maar de voorstelling is enigszins andere. De begijnhoftoren werd vervangen door een wenende begijn tussen bloemen en St. Antonius heeft plaats moeten ruimen voor St. Maarten, de heilige Martienus van Tours. Men heeft deze illustraties zowel met gothische als met romeinse letters, met deze zelfs in 't zwart en 't rood.
De 'Omnibus-uitgavenꞌ werden enkel verlucht met een illustratie uit De harp van Sint-Franciscus: 'Een doorstoken hartꞌ. De recente uitgave van dit kortverhaal door het Davidsfonds werd verlucht met de illustraties uit de Beiaard-serie, behalve de druiventros, en de vierkantige vignetten van 1920.
Bij de Franse vertaling Les très belles heures... van 1931 werden als verluchting vier tekeningen uit Schoon Lier: ꞌde St.-Margaretastraat met kerk; de Kalvarieberg; een begijnhofpoortje en de begijnhofpoort aan het konventꞌ en een akwarel 'Processie op het begijnhof'ꞌ opgenomen. Of andere vertalingen van Juffrouw Symforosa, al dan niet door Felix Timmermans werden geïllustreerd, was niet te achterhalen.
Voor de vijfde druk, uitgegeven bij De Sikkel (Antwerpen, 1930), werd beroep gedaan op Jules Fonteyne om de illustraties te ontwerpen. Voor deze luxe-editie ontwierp de kunstenaar: 'Martienus met zijn rood slaaplijf en zijn blauwe schort, terwijl hij een struik plant; zijn gestalte wandelt door haar gebeden; Martienus staat in zijn hof tussen de rozen en geeft Symforosa een roos; een processiealtaar; Symforosa hoort een stap... 'Zijt gij het?' vraagt de zachte, bedeesde stem van Martienus; Symforosa is aan 't wassen gegaan en zit op de bank. Ze ziet als geschilderd de stonde weer... en de roos in zijn hand; het lamplicht legt een ronde klaarte op de tafel, waarrond Symforosa met twee begijntjes en aandachtig is naar 't bonte Gansekensspel; ze spoed zich verder door de velden, met het blikken korfken aan de arm en de regenschuiler in de hand.
Maar ook andere kunstenaars werden door het grafisch werk van Timmermans aangetrokken. In Het Handelsblad van 11 september 1924, bracht G. Rael een reportage van een bezoek van Tony Van Os en Hergé ( Remi) aan Timmermans en Ernest Van der Hallen. Op 13 juli 1930 verscheen in Le XX Littéraire et artistique, een zelfstandig supplement van Le XX siècle, een artikel van Felix Timmermans: Symphorose et le jardinier met verluchtingen van de later gekende striptekenaar Hergé.
Ondertussen leverde Hergé ook grafisch werk voor de Editions Rex, Leuven. In 1931 verschenen bij deze uitgeverij Les très belles Heures de Mademoiselle Symphorose en Triptyque de Noël. Het is best mogelijk dat Timmermans via Hergé deze novellen bij Ed. Rex publiceerde. Op 26 november 1931, onder de titel A Lierre chez Félix Timmermans, vertelde Léon Degrelle in Soirées over zijn bezoek aan FelixTimmermans, i.v.m. de Franse vertalingen van voornoemde kortverhalen, die door de Ed. Rex werden uitgeven.
*********
|