Vlaamse schrijver, dichter en schilder * 1886 - 1947 *
31-01-2007
... de lucht is natzilver als de rug van vis - Cees Visser
. de lucht is natzilver als de rug van vis .
Felix Timmermans, Pallieter, Boerenpsalm en meer.
doorCees Visser
Ieder jaar verheug ik me erop, het dagje uit naar het Belgische Lier; de Pallieterstad. Als een pelgrim nader ik de stad, steevast via dezelfde route binnendoor; ver van de snelweg. Als in de verte het silhouet van de 'Peperbustoren' van de Sint Gummaruskerk in zicht komt, bekruipt me het bekende gevoel van thuiskomenIk rijd de wereld van Felix Timmermans binnen, een wereld die ik uit zijn boeken ken en die me lief is. Wandelend door het centrum van Lier is het alsof ik door een openluchtmuseum dwaal. Alles om me heen observeer ik met een ' Timmermansoog '.
Die dag is mijn 'Lierke, plezierke'!
In Schoon Lier (1925), het mooie, door hem zelf geïllustreerde boek over zijn geliefde stad, karakteriseert Timmermans Lier in de beginregels als volgt : 'Waar de drie kronkelende Nethen een zilveren knoop leggen; waar plots het spekbuikige, overvloedhoornige Brabant zich scheidt van het mijmerend, mager Kempenland, daar is het. Daar troppelt Lier met zijn rode daken en witte trap- en krolgevelen, met zijn torentjes, tuintjes, straten en bruggen uit het weerspiegelende, olijfgroene water op, eenvoudig, rustig, kleurig, zonnig en gelukkig als een droom van Vermeer van Delft. ...'
Er is alle reden om aandacht aan Felix Timmermans en enkele van zijn werken te besteden. Immers, op de grens van 2006 naar 2007 kunnen we op twee manieren terugkijken.
Op 5 juli 1886 - nu 120 jaar geleden - werd Felix in Lier geboren. Op 24 januari 1947, op zestigjarige leeftijd, overlijdt hij in zijn geliefde vaderstad.
Nu zestig jaar later, is het een goed moment om terug te blikken en hem te gedenken.
Was het een bruisend, productief leven van zestig jaar, waarna het langzaam maar zeker stil werd rondom hem? Zeker niet! Felix mag dan enorm populair geweest zijn tijdens het Interbellum, zijn werk is daarna niet vergeten, getuige de vele herdrukken na de Tweede Wereldoorlog. Daarnaast groeit en bloeit de reflectie rond zijn oeuvre. Er verschijnen tientallen artikelen en studies die zijn werk van verschillende kanten belichten.
Zo blijft deze bijzondere schrijver leven voor de lezers van nu.
Levensloop
Als dertiende kind wordt Felix in het gezin van Gommaar Timmermans, handelaar in Lierse kant, in 1886 geboren. Na zijn schooljaren bezoekt hij de tekenacademie. In die periode leest hij veel, schrijft voor allerlei blaadjes en discussieert met zijn artistieke vrienden. Een oudere vriend brengt hem in aanraking met occultisme en theosofie. Zijn katholieke wereldbeeld komt dusdanig onder druk te staan, dat hij in een geloofscrisis belandt. In die tijd schrijft hij Schemeringen van de dood. Angsten en onrust beheersen zijn leven. Het zijn jaren van ongedurig zoeken. Hij wordt ziek en ondergaat een operatie waarbij hij de dood letterlijk in de ogen ziet.
Later noemt Felix dit het ei waaruit Pallieter ter wereld is gekomen.
' Ik had verkeerd geleefd, 'k had in een kelder gezeten, terwijl boven mij het leven gonsde, en de goedheid als een lenteregen over de akkers druppelde '.
Vanaf de zomer van 1911 tot 1914 werkt hij aan Pallieter , waarmee hij zich bevrijdt van de doodsschemeringen en in Pallieter een levensgenieter schept die bijna mythische vormen heeft gekregen. In 1912 trouwt hij met Marieke Janssens. Na de Eerste Wereldoorlog vluchten zij naar Nederland, nadat Felix beschuldigd is van Vlaams activisme.
Hier wordt hun eerste dochter geboren. In 1920 keren ze naar Lier terug, waar nog twee dochters en een zoon het levenslicht zien. Zijn literaire productie groeit met het jaar en zijn populariteit in Europa is ongekend.
Regelmatig reist hij rond om lezingen te houden, vooral in Nederland en Duitsland. Hij blijft een fervent flamingant, maar houdt zich verre van functies in politieke organisaties. Het liefst is hij thuis in zijn gezin of bij zijn vrienden. Vaak zoekt hij de stilte in zijn werkkamer op het oude Begijnhof waar hij schrijft en tekent. Tijdens de Tweede Wereldoorlog accepteert hij in 1942 de prestigieuze Rembrandtprijs van de Universiteit van Hamburg. Hierbij zijn hoge Duitse officieren aanwezig. Voor de oorlog had Felix veel vrienden in Duitsland gemaakt die hij tijdens de bezetting blijft ontmoeten. Na de bevrijding wordt hij van collaboratie beschuldigd. Hij bestrijdt dat en lijdt erg onder de aantijgingen. Zijn gezondheid wordt steeds slechter en hij trekt zich in zijn gezin terug. In 1946 besluiten de autoriteiten hem niet te vervolgen. De spanning valt weg, maar zijn hartklachten blijven.
In januari 1947 overlijdt hij en wordt hij onder grote belangstelling begraven.
Ex-libris
Ter gelegenheid van de honderdste verjaring van zijn geboorte vinden er in 1986 verschillende activiteiten plaats. In het Timmermans-Opsomerhuis te Lier richt het herdenkingscomité onder de titel Met pen en penseel een grote tentoonstelling in van het literaire en plastische werk van Felix Timmermans.
Vanuit een geheel andere hoek komen er ook huldeblijken, namelijk vanuit de wereld van het ex-libris. J.M.A. de Belder stelt een mapje samen met twaalf ex-libris, getiteld Ter herinnering
( oplage 120 ex.).
Alle prenten zijn speciaal voor hem als boekmerk gemaakt door buitenlandse kunstenaars die zich lieten inspireren door de werken van Timmermans.
Daarnaast geven het Felix Timmermans-Genootschap en Graphia een map uit met twintig gevarieerde ex-libris naar thema's uit het werk van de schrijver (oplage 1700 ex.).
Timmermans, die zelf vaardig tekende, had veel waardering voor het vakmanschap van grafici. Zo had Anton Pieck hem indertijd etslessen gegeven, maar toen Pieck hem ook het houtsnijden wilde leren, ontdekte Felix al gauw dat het hem jaren zou gaan kosten om die techniek onder de knie te krijgen. De inleiding van José De Ceulaer bij deze map eindigt veelzeggend : 'Moge de uitgave van deze map voor velen een stimulans zijn om, bij de lectuur van de onvergetelijke Felix Timmermans, naar de innerlijke echo van zijn stem te luisteren als naar de klank van een harp die een psalm begeleidt, de sappige vruchten uit zijn nog steeds bloeiende wijngaard te proeven en er "zeer schone uren" aan te beleven.'
Met een paar van deze ex-libris als illustratie wil ik hier iets vertellen over mijn leeservaring met betrekking tot enkele van Timmermans' belangrijke werken.
Pallieter en boer Wortel
In Pallieter (1916) creëert Timmermans de icoon van de vitalistische levensgenieter. Voor dit doel wordt Lier en omgeving herschapen tot een Vlaams paradijsje waar Pallieter de dagen melkt.
Gulzig, met al zijn zintuigen genietend, dartelt hij door het vruchtbare landschap. Hij leeft impulsief op de gang der seizoenen. Het boek is een geluksdroom, een idylle. Eigenlijk is het vreemd, dat het zonsucces heeft, want het heeft geen plot en er zit nauwelijks een verhaal in.
Met zijn oudere zus Charlot woont Pallieter buiten Lier aan de Nethe. Tijdens een familiefeest wordt hij verliefd op Marieke, het petekind van Charlot. Enkele maanden later trouwen ze en binnen het jaar krijgen ze een drieling. Als er een rustverstorende spoorlijn door de streek zal komen, besluit Pallieter met zijn gezin de wijde wereld in te trekken 'lijk de vogels en de wind'.
Wat maakt dit boek dan zo aantrekkelijk?
Het is vooral de charme van Timmermans' suggestieve manier van formuleren die verrassend is en geluksgevoelens oproept. In een aaneenschakeling van 28 taferelen die ruim een jaar beslaan, 'geschilderd' in lyrisch proza, ontmoeten we Pallieter, de uitbundige genieter:
' Koleuren, koleuren, is alles in alles! ' Maar ook is hij de man die in de avondschemer zijn doedelzak pakt om zijn ontroering te verklanken, omdat de stilte hem raakt 'tot in het klokhuis van zijn ziel'. Vaak beklemtoont men in Pallieter dat uitzonderlijke, vitale levensgevoel, terwijl zijn contemplatieve kant over het hoofd wordt gezien: 'Deze avond was zo zoet en stil, zo overweldigend van innerlijke vrede, dat hij zich kalm voelde en zuiver als een heilige ...
Zo'n twintig jaar later verschijnt Boerenpsalm (1935) met als ik-verteller de zestigjarige boer Wortel. In een soort innerlijke monoloog ziet hij terug op zijn leven. Was er in Pallieter geen plaats voor ellende en verdriet, in Boerenpsalm komt de volheid van het leven met zijn vreugden en rampen, en het ploeteren in het zweet des aanschijns wel aan bod.
Timmermans' stijl is soberder, zakelijker geworden. Door het gebruik van de tegenwoordige tijd krijgt het verhaal van Wortel een grote directheid.
Hij vertelt over zijn jeugd in een arm kinderrijk gezin, over zijn twee huwelijken, eerst met Fien en later met de veel jongere Frisine, over de vreugden en de vele misères in zijn gezin en op de akkers. Als zijn vriend de pastoor hem op oudere leeftijd wil koppelen aan de welgestelde Angelik en hij bij haar in een deftige burgerwoning zal intrekken, laat Wortel het op het laatste moment afweten. Hij kiest voor zijn akker en verspeelt daarmee de vriendschap van de teleurgestelde pastoor. Samen met zijn blindgeboren dochter Amelieken blijft hij op de boerderij wonen. In zijn vrije uren knutselt hij aan een kunstig gesneden kruislieveheer die hij later op zijn graf wil laten plaatsen.
Voor Wortel leeft de vruchtbare aarde alsof het een vrouw is, die enerzijds zijn geluk, maar anderzijds zijn eeuwige beproeving is. Prachtig zijn de monologen die hij houdt. Ze zijn als gebeden omdat hij God in de natuur ervaart. Zo wordt zijn leven een boerenpsalm met al de hoogte- en dieptepunten die eigen zijn aan het bestaan.
In de eerste zin van het boek wordt direct de toon gezet : ' Ik ben maar een arme boer en ik heb al veel miserie gehad, toch is het boerenleven het schoonste leven dat er bestaat. Ik wil nog met geen koning verwisselen. God, ik dank U dat Gij van mij een boer hebt gemaakt. '
In het slothoofdstuk vervolgt Wortel : ' En nu zit ik hier met mijn Amelieken. De rest is getrouwd en zit dik in de kinderen. Zoo wordt er gedurig doorgeworteld. Dat is het leven. Ieder zijn beurt.
Ik geef hun mijnen zegen '.
Ook al is het verhaal geplaatst in een eind-negentiende-eeuwse context, agrarisch, ingebed in het rijke Roomse leven toch is het niet moeilijk om deze roman te zien als een metafoor voor 'het leven'. Voor 'boer' kan men in principe ieder ander beroep invullen
Wortel sluit zijn verhaal af met een prachtige, bladzijdenlange dankpsalm, een lofzang op het boerenbestaan die eindigt met de woorden ' En laat Uwen Wortel als tegendank nog vele jaren op Uw veld (dat spijtig, ook van 't kasteel is) in het zweet zijns aanschijns mogen werken!
Dank op voorhand:
Zoals Pallieter de incarnatie is geworden van de gedroomde levensgenieter, zo is Wortel het beeld geworden van de gelouterde, verinnerlijkte mens die ondanks alles het leven blijft omarmen.
Ander werk
In mijn boekenkast staan alle Timmermansboeken op een aparte plank bijeen De linnen ruggen met vignetten vallen meteen op. Ik kijk er graag naar. Heel bijzonder is ook De zeer schoone uren van juffrouw Symforosa, begijntjen (1918), een juweeltje van vertelkunst.
Ze word! verliefd op Martienus, de hovenier
En teruggaan naar de Middeleeuwen kan in De harp van Sint Franciscus (1932), een heel persoonlijke biografie van de door Felix' vereerde heilige, het hovenierke Gods Of anders de schildersbiografieën PieterBruegel, zoo heb ik u uit uwe werken geroken (1928) en Adriaan Brouwer (1948), romans waarin hij zijn liefde voor het tekenen en schilderen uitleeft via zijn idolen. Het boek over Brouwer gaat over de vrijheid van de kunstenaar. Op de eerste pagina blikt de zieke schilder terug en filosofeert : ' Het leven is een soep met vier troostende mergpijpen in : de drank, de liefde, de toebak en de kunst. En daar heb ik het mijne van genomen!
Heb ik verkeerd geleefd?' Timmermans schreef dit in 1944 toen hij zelf ook al de nodige signalen had gehad in verband met zijn gezondheid Er is nog zoveel te beleven aan het oeuvre van Timmermans
Timmermans leeft
Wie werk van Timmermans zoekt, kan natuurlijk in het antiquariaat terecht, maar het bewijs dat ook nieuwe generaties belangstelling hebben is de recente uitgave van zijn verzameld werk in een mooie reeks van het Davidsfonds, verzorgd door Prof A. Keersmaekers. Het omvat enkele tientallen gebonden delen
Het Felix Timmermans-Genootschap timmert al decennia lang aan de weg Dit bloeiende genootschap organiseert congressen en lezingen en geeft fraai verzorgde jaarboeken uit - in 2006 deel 34 - waarin allerlei facetten uit leven en werk van Timmermans onder de loep genomen worden.
Ook in Duitsland is een 'Gesellschaft' al vele jaren actief met een eigen Jahrbuch'. Daarnaast bestaat er nog een Felix Timmermans-Kring die het periodiek Zilveren Verpozingen uitgeeft en regelmatig inspirerende samenkomsten houdt.
Een kroon op het werk is de vuistdikke Felix Timmermans-biografie die in 2000 van de hand van kenner Gaston Durnez is verschenen. Gedetailleerd en zeer leesbaar!
Ik zie al weer uit naar de meimaand voor mijn pelgrimage naar Lier. Dit keer neem ik de fiets mee om een tocht langs de Nethe te maken. Jammer genoeg niet langs Pallieters droomrivierke, maar met een beetje fantasie misschien toch wel...
Overgenomen uit het tweemaandelijks tijdschrift Boekenpost 87, p 29-31 jaargang 15. jan / feb 2007
Literatuur
-Felix Timmermans,Uit mijn rommelkas, rond bet ontstaan van 'Pallieter' en 'Het Kindeken Jezus in Vlaanderen' (Amsterdam [1922] ).
-José De Ceulaer, Felix Timmermans. Ontmoetingen (Brugge 1960).
-Stijn Vanclooster, 'Felix Timmermans', in: Kritisch Lexicon van de moderne Nederlandstalige literatuur, juni 2006.
-Marcel Janssens, 'Pallieter', in: Lexicon van literaire werken, januari 1989.
-Marcel Janssens, 'Boerenpsalm', in: Lexicon van literaire werken, november 2004.
-J. M. A. De Belder, 12 Ex-libris door buitenlandse kunstenaars naar de werken van Felix Timmermans 1886 - 1986.
-20 Ex-libris naar themas uit bet werk van Felix Timmermans (Sint- Niklaas / Lier 1986).
Klassieke Vlaamse kerstverhalen van Felix Timmermans en Stijn Streuvels.
door Cees Visser
In onderstaand artikel wordt ingegaan op twee Vlaamse kerstverhalen. Bijzonderheden van deze verhalen worden daarbij afgewisseld met persoonlijke ervaringen die de auteur met deze verhalen heeft.
Ongeveer twintig jaar geleden zagen we in 's-Hertogenbosch een affiche met daarop de aankondiging dat op Tweede Kerstdag Felix Timmermans' En waar de ster bleef stille staan gespeeld zou worden. Dat was een buitenkansje! Jarenlang had ik gehoopt eens de toneelbewerking van de Driekoningentryptiek te zien. En nu kon dat zomaar ...
Op 26 december stonden we al vroeg op de stoep van de Sint Jacobskerk, want daar ging het gebeuren. We zochten een plaatsje in de zware kerkbanken en staarden naar het decor dat de kroeg 'In 't Zeemeerminneke' voorstelde. Het decor was midden in die prachtige kerk opgebouwd; de wierookgeuren van de kerstmissen hingen er nog en zorgden voor een mysterieuze sfeer. In een nis aan de andere kant van de kerk zagen we de kerststal met het volle licht op het kindeke in de kribbe. Er was niet eens zo veel publiek, maar de mensen die er waren, zaten net als wij in stille verwachting...
Ik realiseerde me dat het ooit, in de verre Middeleeuwen, zo begonnen was. Uit de behoefte om het geboorteverhaal van Jezus voor de eenvoudige gelovigen aanschouwelijk te maken, groeide er rond de kerststal een spel met herders en de drie koningen. Maar toen dat al te realistisch werd, verbande de clerus het toneelspel uit de kerk. En nu, in de Sint Jacobskerk was het terug: realistisch, naïef en toch heel mystiek! Ik was er echt blij mee.
DRIEKONINGENTRYPTIEK
In 1923 publiceerde Felix Timmermans zijn Driekoningentryptiek, een kerstmislegende. Zoals de titel al aangeeft heeft het de vorm van een drieluik: een belangrijk middenpaneel, geflankeerd door twee zijluiken. Aan het eind van de Middeleeuwen werden drieluiken vrij algemeen gebruikt als altaarstuk.
Door het verhaal als een drieluik te presenteren, worden we al een beetje de geschiedenis ingetrokken. En, zoals bekend, in oude legenden zijn de wonderen de wereld niet uit!
Op de eerste bladzij van het verhaal, het middenluik, passeert bijna onopgemerkt een krakend woonwagentje het besneeuwde dorp, getrokken door een oudere man en een hond, met daarin een zwangere jonge vrouw: De volgende dag, op kerstavond, trekken drie berooide kroeglopers - verkleed als de Drie Koningen -zingend en met de ster draaiend de boerderijen langs. Het zijn de manke zachtmoedige herder Suskewiet, de onverbeterlijke bedelaar Schobberbeeck met zijn zwerende ogen en de rauwe opschepperige palingvisser Pitjevogel. Hun bedelzak raakt vol met brood, hesp en munten. Als ze in de avond besluiten naar de kroeg te gaan voor een flinke borrel, blijken ze in het wijde sneeuwlandschap hun oriëntatie kwijt geraakt te zijn. Even verder ontdekken ze het gammele woonwagentje en kloppen aan. Een man doet open en laat hen binnen. Daar zit de jonge vrouw in een blauw kleed met haar pas geboren kindje. De drie mannen zijn zoonder de indruk van dit wonderlijke gebeuren en de grote armoede, dat ze spontaan alles wat ze die dag bij elkaar gezongen hebben aan de voeten van de jonge moeder leggen. Blij en tevreden vertrekken ze, terwijl ze eigenlijk niet begrijpen waarom ze het gedaan hebben. Vooral de herder Suskewiet is erg onder de indruk. Hij heeft het kerstekind ontmoet, een waar godswonder.
Het linkerluik verplaatst ons naar de kerstavond een jaar later. Suskewiet is gaan leven als een vrome kluizenaar. Omdat hij ziek is, kan hij niet met de twee anderen mee de hoeven langs. In zijn stal laat hij de ster nog eens draaien en zingt hij met gebarsten stem het driekoningenlied. Terwijl hij zingt, komt er een kind op hem af dat hem uitnodigt mee naar ' huis ' te gaan, naar een gouden paleis boven een tuin in lentebloei.
Als Pitjevogel en Schrobberbeeck, dronken van de vele glaasjes jenever nog even bij hem langs gaan, vinden ze Suskewiet dood op zijn bed.
Het rechterluik vertelt over de kerstavond weer een jaar later. Pitjevogel heeft in dat jaar zijn ziel aan de duivel verkocht, maar heeft spijt van zijn zondig leven en bidt om genade bij bet kapelletje van de Madonna van de Zeven Smarten. Onderwijl is Schrobberbeeck op weg naar de kerk en neemt zich - als zo vaak - voor zijn leven te beteren. Tot zijn verbijstering ontdekt hij dat alle O.L. Vrouwebeeldjes langs de wegen verdwenen zijn. Nog meer schrikt hij als hij plotseling aan- gesproken wordt door O.L. Vrouwe van de Zeven Smarten die hem vraagt haar naar het kruisbeeld aan de waterplas te dragen. Door Pitjevogel met haar voorspraak van de duivel te redden is ze veel te laat om er nog op eigen kracht heen te gaan. En zo beleeft de bedelaar tussen a1 die Mariabeeldjes rond Jezus aan bet kruis op die kerstavond zijn ' hemel op aarde '.
Driekoningentryptiek is waarlijk een kerstmislegende vol wonderen! Warm en eenvoudig verteld en door Timmermans zelf op meesterlijke wijze met naïef aandoende prenten geïllustreerd. Opvallend klein is het formaat van de uitgave: 10 x 15 cm. Een verhaal om in de kerstnacht te lezen. Liefst hardop, dat maakt het wonder nog wonderlijker.
Niet alleen in Nederland en Vlaanderen was het boekje populair. In 1924 verscheen het in Duitsland als Das Tryptichon von den heiligen drei Königen.Dertig jaar later waren er van deze uitgave meer dan 250.000 exemplaren verkocht!
In 1925 ging de toneelbewerking (van Timmermans en Eduard Veterman) in Den Haag in première en trok direct volle zalen. Tientallen jaren bracht men het spel met succes op de planken. In de Sint ]acobskerk verzamelden zich slechts enkele tientallen liefhebbers. Het tijdperk Felix Timmermans lijkt voorbij. Maar ik kan u verzekeren dat we die middag met elkaar een heerlijke nostalgische ervaring hadden.
HET KERSTEKIND
Boeken kunnen je soms op een speciale manier dierbaar zijn. Bij toeval vond ik jaren geleden een eerste druk van Stijn Streuvels' Het Kerstekind (1911) bij een antiquariaat in Utrecht. Ik was in
de wolken. Ooit kocht ik in 1980 in 'Het Lijsternest' te Ingooigem de 22ste druk met prenten van Arno Brys, maar die illustraties vond ik minder passen bij de sfeer van het verhaal. Die eerste druk is prachtig verzorgd, gebonden in linnen (22 x 28 cm) met prenten van Jules Fonteyne, die duidelijk iets toevoegen aan het verhaal. Later vond ik nog een zesde druk uit 1947 met prenten van Jeanne Hebbelynck. Rond de kersttijd haal ik die boeken uit de kast, bekijk zeen lees erin.
Streuvels' verhaal is totaal anders dan dat van Timmermans. Het plaatst ons in een harde sociale werkelijkheid en die was in 1911 voor veel mensen ronduit droevig. Er was een grote kloof tussen rijk en arm. Maar daarnaast is er ook die kinderlijke droom die alles overstijgt. En zois Het Kerstekind een verhaal met scherpe contrasten.
Het verhaal begin is wondermooi: 'Al op eenen nacht lag de wereld witgesneeuwd. ... De sneeuw, de lucht zat er vol van. Omhoog uit den grijzen hemel runselden en wervelden de vlokken als donkere kruimels, krieuwelden daar rond als een muggenzwerm; maar beneden was 't een spelen en wentelen als van dartele, witte vlinders, zacht, wattige brokken die gruisdikke dooreen draaiden, robbelden op en neer; of in schuinen val van overdweersch wevende draden, grondewaards schoten en daar stil, geruischloos, dood gingen liggen op de dikke, donzige, witte vacht ...' Het is alsof de hemel open gaat. Ja, het moet wel een gedenkwaardige dag worden.
In het armoedige Kouterhuis verwacht men het zevende kind. Grootmoeder Meetje verzorgt het huishouden. Elke avond vertelt ze de kinderen het bijbelse kerstverhaal. Omwille van hen past ze de gebeurtenissen aan, ze vermenselijkt het verhaal, waardoor de kinderen geloven dat Jezus ieder jaar in de kerstnacht op aarde komt. De sneeuw is een goed voorteken en daarom verklapt Meetje dat het kindeke dit jaar in het Kouterhuis zal komen.
's Middags stuurt ze de kinderen naar buiten om bij het Herenhof te gaan spelen. Daar vertelt Leentje aan de meisjes wat er bij hen thuis die nacht gaat gebeuren. zewordt uitgelachen, maar bij Veva, de dochter van de boer, slaat de vonk van het grote geheim over. zetrekt stilletjes met haar broertje het veld in op zoek naar bet wonder. Tegen de avond vindt het zoekende personeel hen en brengt de kinderen terug naar de hoeve.
Die avond viert men op het Herenhof op Bruegeliaanse wijze de kerstavond. Maar Veva kan van al die rijke overvloed en warmte niet genieten. De oude dienstmeid Treze, die Meetje goed kent, begrijpt Veva's verlangen en haalt de boerin over iets te doen. Deze ziet in dat ze wat goed te maken heeft bij het volk van het Kouterhuis, dat altijd in de drukke tijden dienstbaar is aan het Herenhof: Achter de rug van de boer om worden dan twee korven gevuld met nuttige geschenken. Treze, de boerin en Veva zullen op weg naar de nachtmis eerst bij het Kouterhuis langs gaan.
In de vrieskou gaan ze door de knerpende sneeuw. Als Meetje hen verwonderd binnen1aat, ziet de boerin voor het eerst de ernst van de diepe armoede daar en voelt zich schuldig. Veva is helemaa1 in de ban van het pas geboren kindje en waant zich in de stal van Bethlehem. Ze mag blijven tot de vrouwen terugkomen uit de nachtmis. Vlak voor ze opgehaald wordt, opent het kindje zijn ogen en kijkt haar aan. Thuisgekomen heeft ze een schone droom. Als engel brengt ze een kerstboom vol geschenken naar het Kouterhuis, waar rond het kindeke gedanst en gezongen wordt. En in die droom fluistert ze: ' Kindeke Jezus, moeder vraagt dat gij ter jaren bij ons zoudt komen? En Veva zag duidelijk dat 't Kindeke lieflijk knikte en loech !
Het Kerstekind is een prachtig zuiver verteld verhaal dat uitgroeit tot een mystieke ervaring. Maar anderzijds sluit Streuvels de ogen niet voor de harde werkelijkheid; een Herenhof vol overvloed naast een bedompt akkerhuis vol armoede. De zuivere sneeuw bedekt weliswaar alles, maar kan niet verhullen dat de rijke boerin naar een kind verlangt dat haar stugge, egoïstische man haar ontzegt. Dat verborgen verdriet doet pijn. Leentje en Veva stijgen boven die werkelijkheid uit, maar ook de twee oudjes, Meetje en Treze, gelouterd door een leven in dienstbaarheid, hebben iets behouden van de kinderlijke argeloosheid waardoor zij het wonder kunnen koesteren.
Felix Timmermans en Stijn Streuvels, twee literaire ' Vlaamse reuzen ', zijn misschien door het grote lezerspubliek vergeten. Maar de liefhebbers blijven hen lezen en genieten. En terecht!
Overgenomen uit het tweemaandelijks tijdschrift Boekenpost 75 p 7-9
LITERATUUR:
- Hedwig Spellers, Dag Streuvels. 'Ik ken den weg alleen' biografie, Leuven, 1994.
- Andre Demedts, Stijn Streuvels -Een terugblik op leven en werk . Brugge, 1971.
- Joos Florquin,Mijn Streuvelsboek. Brugge, 1971.
- Gaston Durnez,Felix Timmermans, een biografle.Tielt, 2000.
Ik ben Mon Van den heuvel
Ik ben een man en woon in Lier (België) en mijn beroep is op pensioen.
Ik ben geboren op 19/06/1944 en ben nu dus 80 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Felix Timmermans - Geschiedenis van Lier in de ruimste zin genomen.