Foto
Inhoud blog
  • GOMMAAR TIMMERMANS OVERLEDEN
  • Toespraak bij de opening van uitgeverij
  • Speciale tekening van Felix Timmermans
  • Wat andere kunstenaars over de kunst van Timmermans schreven - Flor van Reeth
  • Intervieuw met Tonet Timmermans - Jooris van Hulle
  • Beste bezoeker
  • Op bezoek bij Tonet Timmermans - Denijs Peeters
  • Timmermans in Baarn - Huub van der Aa
  • Felix Timmermans en Camille Melloy - Etienne De Smedt
  • Ge zijt uw eigen baas en uw eigen koning - Bart Van Loo
  • Boerenpsalm tentoonstelling in Mol
  • Felix Timmermans was voor alles Dichter - Erik Verstraete
  • Laat het nu stil worden - Herman-Emiel Mertens
  • De Stille Timmermans - Marcel Janssens
  • Pallieter - Fons Sarneel
  • Begrafenis van Felix Timmermans op 28/01/1947 - Gaston Durnez
  • Job Deckers en de lokroep van Schoon Lier - Roger Vlemings
  • En waar de ster bleef stille staan - Felix Timmermans
  • De Fé herleeft in Lier - Paul Depondt en Pierre De Moor
  • " E Vloms keuningske " - Gaston Durnez
  • Sint Gommarus - Felix Timmermans
  • Timmermans ter ere, een selectie uit zijn picturaal werk - G. Carpentier-Lebeer
  • Bij de heilige Anna klinkt hardrock-muziek - Frans van Schoonderwalt
  • En als de Ster bleef stille staan... - J.J. Vürtheim Gzn
  • Felix Timmermans, de Liersche Breughel - Caty Verbeek
  • Het afscheid van Felix Timmermans - Redactie
  • De Poëzie van Felix Timmermans - De Nieuwe Gazet 09/08/1947
  • Uniek dat auteur alles van zijn werk heeft bewaard - Frans Keijsper
  • De fijne nostalgie van Felix Timmermans - Rigoberto Cordero y Léon
  • Lier gegroet, nog duizend pluimen op uw hoed - Willem Hartering
  • De Timmermans-tegeltjes - Ward Poppe en Philip Vermoortel
  • Pallieter wint het van Wortel - Gaston Durnez
  • Het spekbuikige Brabant en het magere Kempen land - Marcel Pira
  • De Zeemeermin - Bert Peleman herdenking op 11/07/1986
  • Profiel van Felix Timmermans - Etienne De Ryck
  • Lia Timmermans - zo was mijn vader - Manu Adriaens
  • Felix Timmermans in Waalwijk - Arthur Lens
  • Overeenkomst - Van Kampen
  • Ronald
  • Mooie Faience steentjes van de Fé
  • Mooie opdrachten - uniek materiaal
  • Bij de recente Duitse vertaling van Adagio - Stijn Vanclooster
  • Dit schreef Gommaar
  • Waarom ik van Timmermans hou. (deel 1) - Viktor Claes
  • Waarom ik van Timmermans hou. (deel 2) - Viktor Claes
  • Felix Timmermans - Uit mijn rommelkas
  • Felix Timmermans, zijn succes en zijn schrijversplannen - Redactie
  • Een Tafelspeech en een Interview - Karel Horemans
  • De Muziek in het werk van Timmermans - Louis Vercammen deel 1
  • De Muziek in het werk van Timmermans - Louis Vercammen deel 2
  • Streuvels en Timmermans - Jan Schepens
  • Reimond Kimpe - Joos Florquin
  • Pallieter in Holland - Cees Visser
  • Intimations of Death - Schemeringen van de Dood
  • De Blijdschap van Guido Gezelle en Felix Timmermans. - Gaston Durnez
  • Toespraak gehouden in Hof van Aragon - Philip Vermoortel
  • De schrijver Antoon Coolen in Hilversum - P.J.J.M Timmer
  • Felix Coolen
  • Pallieter verboden - redactie Het Vaderland
  • Over Pallieter. - Voordracht in het Foyer-Concertgebouw op 24 januari 1919.
  • Beste vrienden - redactie
  • 'Ik heb mijn kinderdroom waargemaakt' - Lieve Wouters
  • De man achter GOT - Andy Arnts
  • Gestopt met tellen, Hoeveel boeken ik geschreven heb - P. Anthonissen
  • Liefde is nooit verboden - Frans Verleyen
  • Felix Timmermans overleed vandaag - Bertje Warson
  • Saluut bij een honderdste verjaardag - Marc Andries
  • Timmermans op de planken - Daniël De Vos
  • Gaston Durnez Exclusief - Etienne Van Neygen
  • Vlaamser dan Vlaams. - Hans Avontuur
  • Felix Timmermans en Averbode - G.J. Gorissen
  • Een tweede leven voor Timmermans en Claes - Patrick Lateur
  • Een Brief aan Felix Timmermans - Johan De Maegt
  • Dichter und Zeichner seines Volk - Adolf von Hatzfeld
  • In de Koninklijke Vlaai - Felix Timmermans
  • Fred Bogaerts - Adriaan De Bruyn
  • De Natuur blijft verbazen
  • Kluizekerk sloot definitief - redactie
  • Timmermans heeft geen Fascistisch Bloed - Lode Zielens
  • Om er even bij stil te staan - Etienne De Smet
  • Tekeningen
  • Aan boord met Felix Timmermans - Anton van Duinkerke
  • Gommaar Timmermans - GoT 90 jaar
  • Het Menu - Bonni Konings
  • Onuitgegeven handschrift van Felix Timmermans
  • Zet uw ziel in de zon - Gaston Durnez
  • Stijn Streuvels 70 jaar - Felix Timmermans
  • Anton Pieck: een vriend van Vlaanderen - K. Van Camp
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 1
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 2
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 3
  • Zelfportret - Felix Timmermans
  • Ik had zo graag Felix geheten! - Daniël De Vos
  • Tony Fittelaer: « Kozijn Felix was een buitengewoon mens » - Vandecruys Geert
  • In en over Juffrouw Symforosa - Arthur Lens
  • Bij Pallieter thuis - Redactie
  • Kalender 1932 - Felix Timmermans
  • Mijn eerste boek - Felix Timmermans
  • De Fé vulde een kamer - Martine Cuyt
  • Met Timmermans op literaire bedevaart naar Lier - Jaak Dreesen
  • De Toverfé - Wannes Alverdinck
  • " Er gebeurt iets… Timmermans herdacht " - Jan Vaes
  • Bij Marieke is de Fee nog thuis - Marc Andries
  • Oosters Geschenk van Clara Timmermans (Haiku's)
  • Een soep met vier troostende mergpijpen - Gaston Durnez
  • Met Felix Timmermans op stap door Lier - Jos Vermeiren
  • Professor Keersmaekers over Felix Timmermans - Jaak Dreesen
  • Honderd jaar geleden werd Felix Timmermans geboren
  • Tonet Timmermans overleden 26/03/1926 - 16/04/2020
  • Briljante vertegenwoordiger van de volkskunst ! - Al. Slendsens
  • De goede Fee op zoek naar de Kern - Gaston Durnez
  • Saluut bij een honderdste verjaardag - Marc Andries
  • Een ministadje uit de voltooid verleden tijd - Frans Verstreken
  • Felix Timmermans, Tekenaar en Schilder - Denijs Peeters
  • In defence of Timmermans - Godfried Bomans
  • Hoe Pallieter werd onthaald door Nederlands publiek - Karel van den Oever
  • Adriaan Brouwer - Sirius
  • De Pallieter rel - Lode Zielens
  • Boerenpsalm - Willem Rueder
  • De zachte Keel - Frans Verstreken
  • Feestelijke Groeten
  • Merkwaardige gesprekken - Gommaar Timmermans
  • En als de Ster bleef stille staan - Top Naeff
  • Gaston Durnez - Overleden
  • Felix Timmermans - Rond het ontstaan van Pallieter
  • Een barre winter in Schoon Lier - Henk Boeke en Claus Brockhaus
  • Interview met Gommaar Timmermans - Bertje Warson
  • Felix Timmermans werd onrecht aangedaan - W. Roggeman
  • Gesloten wegens nieuwe schoenen - Toon Horsten
  • Boerenpsalm - Peter Claeys
  • Gommaar Timmermans - Paul Jacobs
  • Ernest Claes - Felix Timmermans en voordrachten in Duitsland
  • De Molen van Fransoo - Felix Timmermans
  • De Vroolijkheid in de Kunst - Carel Scharten
  • Adagio - Felix Timmermans
  • Hoe ik verteller werd - Felix Timmermans
  • Pallieter wordt honderd jaar - Bertje Warson
  • Openingstoespraken - Timmermans-Opsomerhuis 1968
  • Toespraak Artur Lens Archivaris - 1968
  • Toespraak Hubert Lampo - 1968
  • Timmermans als Schilder en Etser - Floris Van Reeth
  • Felix Timmermans, Dichter und Zeichner seines Volk.
  • Felix Timmermans - Theo Rutten
  • Gesprek onder vier ogen - Fred Bogaerts 70 jaar
  • Timmermans over De Pastoor in den bloeienden Wijngaerdt
  • Tooneel te Brussel
  • De vroolijkheid in de Kunst
  • Stamboom van Felix Timmermans
  • Timmermans over "De Pastoor uit den Bloeienden Wijngaert
  • Felix Timmermans over den Vlaamschen humor
  • Adagio - Lia Timmermans
  • De nachtelijke Dauw - Felix Timmermans
  • Felix Timmermans geschilderd door Tony Claesen - 2018
  • De Nood van Sinterklaas - Felix Timmermans
  • De Vlietjesdemping te Lier - Felix Timmermans
  • Pallieter naast Boerenpsalm
  • Pallieter in het klooster - Cees Visser
  • Info FT Genootschap
  • F T Fring bestaat 25 jaar
  • Timmermans en de Muziek - Daniël De Vos
  • Fons De Roeck
  • Is Timmermans Groot ? - Felix Morlion O.P.
  • Renaat Veremans vertelt - José De Ceulaer
  • Vacantie bij de oude boeken - Gaston Durnez
  • Foto's van Oude Lier 1
  • De Pastoor uit den Bloeyenden Wijngaerdt
  • Brief Gommer Lemmens - 11/06/2013
  • 70 jaar geleden ....
  • Overlijden van de Fé
  • Luisterspel Pallieter 2016
  • Bibliotheek van de stad Lier
  • Anton Thiry - Gaston Durnez
  • postkaarten
  • Een Mandeke Brabants fruit
  • Clara Timmermans overleden
  • Covers van Pallieter
  • Pallieter en Felix Timmermans
  • Toespraken 25/6/2016 - Kevin Absillis, Kris Van Steenberge en Gerda Dendooven
  • De Lierse Lente - Ronald De Preter
  • Felix Timmermans - Emiel Jan Janssen
  • Pallieter honderd jaar - Gaston Durnez
  • Adagio - Frans Verstreken (Hermes)
  • Pallieter, een aanval en verdediging
  • Foto's 1
  • Driekoningen-Tryptiek - Jacques De Haas
  • Over Pallieter (25/01/1919)
  • Timmermans' werk in het buitenland
  • De Eerste Dag - Felix Timmermans
  • Het Kindeke Jezus in Vlaanderen
  • Fred Bogaerts - Felix Timmermans
  • De Harp van Sint Franciscus - Gabriël Smit
  • Timmermans en Tijl Uilenspiegel
  • Felix Timmermans ter Gedachtenis
  • De Vlaamse Timmermans - Paul Hardy
  • Timmermans was Einmalig - José De Ceulaer
  • Levenslied in schemering van de dood - Gaston Durnez
  • Expositie in De Brakke Grond te Amsterdam
  • Bij de Hilversumsche Gymnasiastenbond
  • Timmermans als schilder en tekenaar - W.A.M. van Heugten
  • De onsterfelijke Pallieter - Tom Vos
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Felix Timmermans
    Vlaamse schrijver, dichter en schilder * 1886 - 1947 *
    27-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Openingstoespraken - Timmermans-Opsomerhuis 1968

    Beste Lierenaars, Schapenkoppen en/of Pallieters...

    Lees hieronder de drie openingstoespraken die men heeft gehouden toen op 26 juni 1968 het Timmermans-Opsomerhuis plechtig geopend werd. Als je de teksten leest springen de  gensters van de fierheid in het rond. Helaas... het is nu anders.

    De toenmalige verantwoordelijke van de Stad Lier zullen zeker niet gedacht hebben dat 50 jaar later men de bedoeling heeft om het museum te sluiten. Om in de huidige context te blijven van het internationale nieuws, is het een feit dat zij die op dit ogenblik onderdak hebben nu de status van asielzoeker bekomen.
    Waar gaat men deze kunstenaars, die Lier op de kaart hebben gezet, dumpen?

    Het Timmermans-Opsomerhuis is een museum gelegen te Lier. Het museum is sinds 1968 gevestigd in het classicistische landhuis "De Groote Hofstadt" aan de Netelaan.

    Zij die het voor het zeggen hebben gaan dit sluiten en verkopen !!

    Het is wat de verzameling betreft een museum van de geschiedenis van het Lierse 19e- en eerste helft 20e-eeuwse cultuurleven. Het is gewijd aan het leven en werk van kunstenaars die in Lier leefden en werkten en is dan ook sterk verweven aan hun biologische patrimonium, waaronder:
    Felix Timmermans (1886-1947): werk in verschillende uitgaven, vertalingen, tekeningen, etsen, brieven, manuscripten, foto's, drukproeven, personalia, schilderijen, literatuur over leven en werk.
    Isidoor Opsomer (1878-1967): schilderijen, tekeningen, etsen, brieven, foto's, literatuur  over leven en werk, personalia.
    Raymond de la Haye (1882-1914): schilderijen, tekeningen, etsen.
    Flor Van Reeth (1884-1975): schilderijen, tekeningen, documenten, foto's.
    Renaat Veremans (1894-1964): documenten, personalia.
    Anton Bergmann (1835-1874): werk in verschillende uitgaven, vertalingen, brieven, manuscripten, drukproeven, personalia.
    Lodewijk Van Boeckel (1857-1944): smeedwerk.
     


    Akademische zitting Timmermans-Opsomer
    Hulde - Museum

    Door Burgemeester Breugelmans - Lier 29/6/1968

    De aanwezigheid van de talrijke prominente personaliteiten bij de hulde die de stad Lier thans brengt aan twee van haar grootste kunstenaars, spreekt voldoende voor de ware betekenis van deze plechtigheid. Het gaat hier inderdaad niet over een zuiver lokale of regionale aangelegenheid. Als wij de eer hebben hier in ons midden te mogen begroeten de hoogste instanties uit de politieke wereld van ons land met naast zich de talrijke vertegenwoordigers uit de cultuur en kunstwereld, dan zie ik daarin het sprekend bewijs dat zij er aangehouden hebben zich aan te sluiten bij het huldebetoon dat de Lierse bevolking brengt aan twee van haar roemrijke ambassadeurs, die de faam van Lier, maar ook de roem van het Vlaams kunst- en Cultuurleven hebben rond gedragen ver buiten 's lands grenzen, ja tot in alle hoeken van de wereld.

    Wij heten U van harte welkom en danken U om de luister die U deze plechtigheid bijbrengt, om de eer die U betuigt aan Baron Opsomer en Felix Timmermans, aan de families Timmermans en Opsomer, aan de Stad Lier en aan heel de Lierse bevolking.
    Meteen vernoem ik hier de namen van de personaliteiten die zich lieten verontschuldigen!

    Mevrouwen,
    Mijnheren,

    Ik ga me niet wagen op het terrein van de kunstcriticus om U de waarde van Timmermans als letter kundige, tekenaar en schilder, en van Opsomer als kunstschilder te verduidelijken. Daarvoor deden wij beroep op mensen die hier met alle gezag en kennis daarover kunnen oordelen en die we seffens mogen beluisteren.
    Ik wil enkel onderlijnen wat Timmermans en Opsomer voor ons Lierenaars betekenen, en wat Lier aan beide kunstenaars verschuldigd is.


    Isidoor Opsomer en Burgemeester F. Breugelmans

    I.
    Op 21 oktober 1965 werd Baron Opsomer hier gehuldigd, ter gelegenheid van zijn 85ste verjaardag. Hij is ons ontvallen te Antwerpen op 31 mei 1967. Wij herhalen thans in piëteitsvolle herinnering postuum, de gevoelens van hulde, waardering en dank die wij de kunstenaar toedragen. Wat mij bijzonder is bijgebleven van mijn herhaalde bezoeken aan Opsomer de laatste jaren - en die bezoeken werden telkens door hem gerokke tot een stuk in de nacht – dat was zijn gemoedelijkheid, zijn liefde voor en zijn heimwee naar Lier, zijn interesse voor de kleine details in zijn geboortestad. Want al woonde en werkte hij het groot deel van zijn leven te Antwerpen toch heeft hij in zijn geest heel zijn leven te Lier en met Lier "zijn echte thuis'' geleefd.

    Welke hartstocht konden wij ontwaren - ook in zijn doffe, lijze stem de laatste jaren als hij het had over " het specifieke Lierse blauw " dat als het"Opsomer blauw '' vereeuwigd zal blij ven op onze Begijnhofpoorten. Hij is de grote poëet van het Lierse koleur " vertelt Timmermans over hem en verder waar de acteur het heeft over dat pronkerig vaasken met dat Liers tuiltje van kunstenaars, gaat het verder altijd Opsomer bedoelend " over hem wat meer, omdat hij het meest, het beste, het echte Lier vertolkt en vertegenwoordigt."
    Zeker is het dat zijn geboortestad hem menigmaal geïnspireerd heeft bij kunstwerken waarmee hij zijn wereldfaam gevestigd heeft. Ik heb zoveel succes gekend dat het me thans onverschillig laat zegde hij. Schilderen was zijn roeping en toch vond hij schilderen zo moeilijk. Hij leefde voor zijn kunst.

    ''Het geluk te kunnen schilderen betekende voor Opsomer meer dan roem, eer, relaties en onderscheidingen " lezen wij over hen. Maar Lier deelt in de wereldfaam die Opsomer ons heeft bezorgd door zijn werk en door zijn naam.

    II.
    En Timmermans! Hij hield hartstochtelijk van zijn geboortestad, waaraan hij - naar zij zeggen - alles te danken had. Timmermans die ook niet wist wat de hemel is, maar die wenste dat het een Schoon Lier zou zijn. Met zijn Schoon Lier heeft hij de poorten van onze Stad opengesteld voor honderd duizenden bewonderaars en heeft hij samen met zijn vriend Louis Zimmer, de basis gelegd voor het toerisme in onze stad die eens in 1968, door toedoen van Minister Piers tot "Toeristische Richtstad" zou worden uitgeroepen. Timmermans was de kunstenaar met het groot hart voor de mens.
    Waar ook ter wereld heeft hij zijn kunst toegankelijk gesteld op de eerste plaats voor de simpele mensen uit de straat. Millioenen onder hen heeft hij door zijn boeken weten te begeesteren, en ook nu nog doet het goed aan het hart in de drukte van het zwoele dagelijks gejoel zich te kunnen laven aan frisse, de gulle, gemoedelijke diepmenselijkheid, die opborrelt uit elke bladzijde van Timmermans' werk.

    Ook voor zijn Lierse mensen is hij steeds goed geweest, alhoewel hij niet altijd door iedereen naar behoren gewaardeerd werd. En nu beleven wij het moment, dat ik reeds zo lang heb betracht, maar waartoe de geschikte gelegenheid zich tot nog toe niet aanbood: om in een plechtige vergadering als deze in bijzijn van zoveel Eminente personaliteiten, in mijn hoedanigheid van burgemeester van da Stad, in naam van de Lierse Gemeenteraad en als vertegenwoordiger van heel de Lierse bevolking :
    Aan Felix Timmermans de hulde te brengen die hem toekomt en hem de erkentelijkheid te betuigen voor de onschatbare diensten die hij bewezen heeft als kunstenaar van wereldformaat en ook als mens, aan zijn stad. aan zijn Lierenaar, aan het Vlaamse volk, aan de Nederlandse Cultuur en aan de wereld Cultuur.

    Diezelfde hulde en erkentelijkheid betuigen wij aan Kunstschilder Baron Is. Opsomer voor het grote aandeel dat hij had bij het vestigen van de Lierse kunstfaam.
    Reeds vroeger hebben wij er voor gezorgd dat het portret van Timmermans geschilderd door Baron Opsomer een ereplaats werd voor behouden op ons Stadhuis.
    Vandaag hebben wij die doorlopende hulde aan bei
    de kunstenaars in woorden willen verklanken. Moge het Timmermans-Opsomerhuis dat we thans hebben ingehuldigd het succes kennen, dat wij er terecht van verhopen.

    Moge het voor de komende generaties uitgroeien tot een levende getuigenis van schoonheid en cultuur een voorwerp van fierheid en gehechtheid aan onze stad.

    ****

    27-08-2018 om 11:30 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    26-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Toespraak Artur Lens Archivaris - 1968

    OPENING VAN HET TIMMERMANS-OPSOMERHUIS

    (Verschenen in : 't land van Rijen - cultureel Liers tijdschrift.      Jaargang 18 – 1968.)

    Door Arthur Lens -Stads-archivaris Lier
    Onder voorname belangstelling werd op 29 juni 1968 het Timmermans-Opsomerhuis geopend. Burgemeester Dr. Breugelmans zag in de talrijke opkomst van personaliteiten en kunstenaars een blijk van waardering voor het initiatief dat de stad had genomen, maar ook voor het werk van deze twee grote Lierenaars. Het lag niet in de bedoeling van het stadsbestuur van het Timmermans-Opsomerhuis een museum te maken, maar men beoogde een representatief beeld te geven van wat Timmermans en Opsomer voor Lier hebben betekend.

    Dankwoorden gingen naar allen die van dicht of van ver aan deze verwezenlijking hebben medegewerkt en aan de kunstkring 't Konvent, die een zaal inrichtte over Timmermans en het Liers begijnhof.
    Mevr. Felix Timmermans en Mevr. W. Opsomer knipten respectievelijk de linten door van de galerijen waarin de werken van beide Lierenaars werden ondergebracht. De Opsomer-galerij biedt een grote verscheidenheid van het massale oeuvre van deze grote Lierse kunstenaar. Zijn atelier is zo getrouw mogelijk in het complex gereconstrueerd. De Timmermans-zalen brengen een overzicht van de Fé zijn enorme veelzijdigheid. Naast zijn boeken, vertalingen e.z.m. wordt bijzondere aandacht besteed aan Felix Timmermans als boekillustrator en plastisch kunstenaar. Zijn werkkamer, met de voor de Fé veelzeggende souvenirs, wordt in deze zalen eveneens gereconstrueerd.

    In het stedelijk museum werd daarna de akademische zitting gehouden welke opgeluisterd werd met kamermuziek o.l.v. de heer J. Van Looy, directeur van de stedelijke muziekacademie. Burgemeester Dr. Breugelmans belichtte hoe Timmermans en Opsomer de faam van Lier tot ver over de grenzen hebben uitgedragen. ''Baron Opsomer is in hart en ziel Lierenaar gebleven, want al woonde en werkte hij het groot deel van zijn leven te Antwerpen, toch heeft hij in zijn geest heel zijn leven te Lier en met Lier '' zijn echte thuis" geleefd...
    Schilderen was zijn roeping... Het geluk te kunnen schilderen betekende voor Opsomer meer dan roem, eer, relaties en onderscheidingen... Lier deelt in de wereldfaam die Opsomer ons heeft bezorgd door zijn werk en door zijn naam."

    ''Felix Timmermans hield hartstochtelijk van zijn geboortestad, waaraan hij, naar zijn zeggen, alles te danken had. Met zijn ''Schoon Lier" heelt hij de poorten van onze stad opengesteld voor honderdduizenden bewonderaars... Timmermans was de kunstenaar met het groot hart voor de mens... Ook voor de Lierse mensen is hij steeds goed geweest, alhoewel hij niet altijd door iedereen naar behoren werd gewaardeerd... Nu beleven wij het moment dat ik reeds zo lang heb betracht om in een plechtige vergadering als deze, in bijzijn van zovele eminente personaliteiten, in mijn hoedanigheid als burgemeester van de stad, in naam van de Lierse gemeenteraad en als vertegenwoordiger van heel de Lierse bevolking aan Felix Timmermans de hulde te brengen die hem toekomt en hem de erkentelijkheid te betuigen voor de onschatbare diensten die hij bewezen heeft als kunstenaar van wereldformaat en ook als mens, aan zijn stad, aan zijn Lierenaars, aan het Vlaamse volk, aan de Nederlandse cultuur en aan
    de Wereldcultuur."

    De heer Walter Vanbeselaere, hoofdconservator van het Kon. Museum van Schone Kunsten te Antwerpen, sprak vervolgens over Opsomer. Het drama van de kunstenaar was volgens hem het feit dat hij tot zijn 50 jaar heeft moeten wachten om de erkenning als portretschilder te kunnen afdwingen. Zijn laatste jaren werd hij gekweld door de vraag of zijn werk zou blijven leven. Niemand, ook de eenzame vechter niet die hij was, kon deze vraag beantwoorden. Hoe dan ook, Opsomer heeft nooit enige toegeving gedaan ten opzichte van de artistieke wereld, noch ten opzichte van zijn cliënteel.
    Hij kon het portret tot leven brengen. Bloemstukken lieten hem zijn vreugde om kleuren uitzingen en als hartstochtelijk zeiler nam hij de gelegenheid te baat om riviergezichten op doek te brengen. Hij heeft nu zijn robuust mannelijk werk overgelaten aan de enige rechter die een rechtvaardig oordeel kan vellen, namelijk de tijd.

    De heer Drs José De Ceulaer wees op de letterkundige waarde van Felix Timmermans. Het aantal vertalingen van zijn werken, de oplage en de verkoopcijfers ervan, bewijzen overtuigend dat Felix Timmermans zijn betekenis en waarde behouden heeft voor de lezers van gisteren en vandaag. Hij schreef impressionistisch toen het expressionisme doorbrak. Hij stond apart, zoals Multatuli apart stond en zoals L.P. Boon apart staat. Net als zij had hij een persoonlijke stijl die naar het stijlloze toeging.
    Zijn werk had altijd een meer lyrisch dan episch karakter en er was nooit een strenge gebondenheid in de vorm van zijn werk. Hij schreef niet over zijn eigen tijd, zijn werk was niet tijdgebonden. Het paste nooit bij het patroon dat in de mode was. Daarom werd hij door velen genegeerd en miskend, maar het bereikte niettemin een ruim lezerspubliek, omdat het geladen is met poëzie en een gevoelswarmte uitstraalt die de lezer gelukkiger maakt. Daarom heeft het zijn waarde en betekenis behouden.

    De heer Hubert Lampo, afgevaardigde van de minister van de Nederlandse Cultuur, zei dat Timmermans en Opsomer allebei een onuitwisbare stempel hebben gedrukt op hun tijd. ''Opsomer's carrière was een réussite zonder weerga, die zelfs tot de status van hofschilder leidde... In het historisch perspectief van Opsomer's tijd wordt meestal de nadruk op de school van de Latemse expressionisten gelegd. Het was een geniale generatie. Het zou echter onrechtvaardig zijn, geen rekening te houden met een talent bij de genade Gods dat, afzijdig van toonaangevende stromingen in een serene, hyperindividuele zelfuitdieping stralend tot ontplooiing kwam.
    Ook Timmermans was een alleenloper. Ofschoon door de toenmalige kritiek niet steeds op zijn echte waarde geschat, genoot hij als schrijver het ontzaglijke voorrecht zijn status minder afhankelijk te zien van een beperkte kring van zogenaamde deskundigen, dan van een tot in de honderdduizenden reikende lezersschaar in binnen- en buitenland...
    Ook vandaag wordt er nog geaarzeld, doch niettemin is het ogenblik nabij, waarop de meest-veeleisenden onder ons het laatste scepticisme zullen afleggen tegenover een genie zonder precedenten en ook vandaag de dag zonder gelijken."

    Als slot van deze geslaagde academische zitting besloot spreker : ''In onze huidige culturele constellatie is het Lierse Timmermans-Opsomerhuis een tot dusver onvoorstelbaar unicum, waarvan men slechts in het buitenland de weerga aantreft."

    ******

    26-08-2018 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Toespraak Hubert Lampo - 1968

    Openingsplechtigheid van het Timmermans-Opsomerhuis
    op zaterdag 29 juni 1968

    Rede, door de heer Hubert Lampo - vertegenwoordiger van de heer Minister voor de Nederlandse Cultuur - als slotwoord uitgesproken op de Akademische Zitting in het Stedelijk Museum.

    Geachte,
    Langs een vrij ingewikkelde omweg bereikte mij gisterenavond het bericht, dat mij de eervolle plicht te beurt viel, op deze plechtigheid mijn Minister te vertegenwoordigen.
    Op dat ogenblik wist ik niet, wat de heer Minister voor Cultuur er toe verplichtte, met ongetwijfeld ontzaglijke spijt, verstek te laten gaan. Toch ben ik zo vrij hier, op eigen gezag doch niettemin zonder enige kans op vergissing, te verklaren dat de man, die het Departement voor Cultuur onder zijn bevoegdheid heeft, vandaag, ongetwijfeld voor het eerst in zijn loopbaan aan de top, de weemoed kent van een hem door onvoorziene omstandigheden opgedrongen situatie.

    Voorwaar, ik mag niet lichtzinnig het oor lenen aan de neiging van de romanschrijver om de psychologische gesteldheid van anderen in te leven. Maar er is ook het gezond verstand. Het staat als een paal boven water, dat de heer Minister bij ons had willen zijn, niet alleen om zijn genegenheid te betuigen voor dit nobele Lierse initiatief maar eveneens omdat niet alleen voor de nieuw aangesteld gezagdrager, doch ook voor de mens, die hij is, een bijeenkomst als deze tot de uitzonderlijke, gulden stonden behoort, waarin om zo te zeggen tastbaar de ontroerende osmose gestalte verwerft tussen de verantwoordelijke op het hoogste vlak, de mensen van goede wil, die de handen op eigen initiatief aan de ploeg sloegen, - in casu het Lierse gemeentebestuur, - en, doorheen de op concrete wijze gehuldigde kunstenaars, ons ganse Vlaamse volk. Neen, twijfel er niet aan, in gedachten is de Minister aanwezig op deze manifestatie, die zo volkomen tot de wereld behoort, welke reeds jaren, maar meteen ook dagelijks, zijn hart vervult : het uitdragen van de cultuur in haar zuiverste, van demagogie verstoken vorm, naar de ganse gemeenschap in de geest van een democratische participatie, waarbij de overheid niet aarzelt haar verantwoordelijkheid op te nemen.

    Ondertussen is de man, die voor u staat, helaas, slechts een plaatsvervanger. Ieder plaatsvervanger is een slecht plaatsvervanger. Wat mij betreft is de situatie méér dan bedenkelijk, Toen mij destijds, als auteur, als particulier dus, een dan toch vererende plaats in het comité voor het Timmermans-Opsomerhuis werd aangeboden, heb ik geestdriftig toegezegd. Op het moment dat de eerste vergaderingen gehouden werden moest ik mij wegens bijzonder drukke bezigheden excuseren. Ronduit gezegd durfde ik mij daarna niet meer op de werkvergaderingen aanmelden. Voor dit menselijk tekort, waaraan inmiddels geen, zij het misplaatste schroom vreemd was, bied ik de betrokkenen mijn verontschuldigingen aan. Onmogelijk kon mijn Minister vermoeden, - doch ik ben er hem in elk geval onuitsprekelijk erkentelijk voor - dat hij mij, door de taak van plaatsvervanger te elfder ure aan uw dienaar toe te vertrouwen, een onverhoopte kans op rehabilitatie in de schoot placht te werpen.

    Hoe dan ook, onmiddellijk vervulde het project van een blijvend, als museum opgevat monument voor twee grote, internationaal-befaamde zonen van Lier, mij met oprechte geestdrift. Of men het u ooit boudweg gezegd heeft, geachte toehoorders, weet ik niet. Weest zo vriendelijk het mij ten goede te houden, doch het is nu éénmaal zo, dat men wel eens de Lierenaren een zekere tegendraadsheid meent te moeten verwijten. De Antwerpenaar, die het woord tot u richt, is er zich ten volle van bewust, dat men dergelijke dooddoeners maar best onverschillig naast zich neerlegt. Diezelfde Antwerpenaar weet immers maar al te goed hoe vaak men ons de barokke zelfspot, deze door timiditeit ingegeven repoussoir voor tedere mildheid en emotionele kwetsbaarheid van mijn stadsgenoten, als een uiting van zelfingenomenheid en hoogmoed ten kwade duidt. Daarom valt het mij zo gemakkelijk de vermeende Lierse tegendraadsheid doorheen het onontbeerlijke, zo subtiel mogelijke perspectief tot een meer betrouwbare psychologische ontbinding in factoren om te zetten. De na een dergelijke bewerking overgehouden factoren noem ik : waardig individualisme, trouw aan een verleden, dat reikt tot de middeleeuwse vrijheidsdrang onzer gemeenten als eerste exponenten van een zijn weg zoekend democratisch streven, zelfrespect en trots op eigen aard in onze tijd, wiens nivellerende, ja, verbasterende tendensen onmiskenbaar de dynamische krachten van onze eigengeaarde congenitale volkskracht bedreigen.

    Als dàt geachte vergadering, uw tegendraadsheid is, dan zeg ik : leve die Lierse tegendraadsheid. Het is de tegendraadsheid van hen, die weten wat dankbaarheid en erkentelijkheid betekenen. Bij die vermeende tegendraadsheid voegt zich daarenboven nog iets méér. De Lierenaars zijn realisten. Geen realisten echter in de ontluisterende zin des woords. Ik zou hen realisten op het gebied van de liefde willen noemen. Waarmee ik bedoel, – afgezien van het feit dat het in Lier goed vrijen moet zijn - dat hun realisme, dat hun nuchterheid hen behoedt voor platonische, uiteraard goedkope want slechts op woorden drijvende betuigingen van erkentelijkheid. Op zekere dag b.v. vergewist men er zich in lier van, dat er daar een geniaal uurwerkmechanicus woont.
    In de meeste van onze steden, zo niet in alle, zou men, na zulks geconstateerd te hebben, tot de orde van de dag overgaan. Niet te Lier ! In plaats van neerbuigend te glimlachen om zo'n vreemde knutselaar, stelt men hem zomaar op zijn minst een ganse toren ter beschikking, opdat hij, ongecomplexeerd en onbelemmerd, zijn spel met de tijd, met de mysterieuze Chronos, zou kunnen botvieren, wat er finaal op uitloopt dat hij, door middel van bewonderenswaardige raderwerken, het mysterie van de ons omringende kosmos tot zichtbare equaties uitbalanceert. Kan men zich een indrukwekkender voorbeeld van realiteitszin en poëtische verhevenheid voor de geest roepen ?

    Vandaag werd het Timmermans-Opsomerhuis geopend.

    Zeker. Als bakermat van twee onzer grootste kunstenaars heeft de Nethe-stad op het stuk van de artistieke erfelijkheidsleer geluk gehad. Anderzijds zal niemand het betwisten, dat er ook elders in Vlaanderen grote schrijvers en schilders het levenslicht aanschouwden. Men kan hun geboorteplaats in een encyclopedisch woordenboek opzoeken. Soms kregen zij een nietszeggende gedenksteen in het huis waar zij ter wereld kwamen. Of een zerk in het erepark van een kerkhof. Een meer romantisch voorgeslacht dacht nog aan een standbeeld of een monument, met of zonder schaars geklede muze er naast. Vandaag de dag zijn dat kennelijk hindernissen voor het verkeer. Time is money, het leven gaat voort, artiesten zijn geen economische waarden, nietwaar, Paul Van Ostaijen, Floris Jespers, Willem Elsschot en al die vele andere dwazen, beroemde en geprezen artiesten, ach ja, maar toch ergens kerels van verdacht allooi, nietwaar ?

    Tegen deze mentaliteit is het dat een kleine, dromerige stad als Lier "neen" heeft gezegd. Voor mijn part uit tegendraadsheid. Doch ook van uit een diep en realistisch gevoel van eerbied voor zichzelf, zoals het een stad betaamt, die reeds met Anton Bergmann voorgoed op luisterrijke wijze de Nederlandse literatuurgeschiedenis is ingegaan.

    Men begrijpe mij niet verkeerd.
    Ofschoon ik het noodzakelijk acht er op te insisteren, dat men overal in dit land een grotere erkentelijkheid aan de dag zou leggen voor de kunstenaars, die er de grootheid van hebben bewerkt, is het onweerlegbaar zo, dat men hier te Lier een uitzonderlijk gunstige samenloop van artistieke omstandigheden heeft kunnen valoriseren voor de mensen van vandaag en morgen. Zowel Isidoor Opsomer als Felix Timmermans hebben een onuitwisbare stempel op het artistiek klimaat van hun tijd gedrukt. De mij voorafgaande sprekers hebben zulks voldoende duidelijk voor u gemaakt. Het is overbodig dat ik hun voortreffelijk betoog op mijn manier parafraseer. Niets weerhoudt er mij inmiddels van, nog even de aandacht op het verschijnsel te vestigen, dat zij exponenten zijn van het trotse Lierse individualisme, waarop ik daarstraks reeds zinspeelde.

    Opsomer' s carrière was een réussite zonder weerga, die zelfs tot de status van hofschilder leidde, zoals uit zijn portretten van o.m. Koning Albert blijkt. Nooit echter heeft deze Lierse dwarskop zich tot artistieke toegevingen laten dwingen. Ook wanneer hij de groten dezer aarde uitbeeldde was het duidelijk een kwestie van buigen of barsten voor het model. Hij portretteerde een koning, voor wie hij als mens blijkbaar een grote en overigens begrijpelijke sympathie koesterde, doch meteen hoorde die koning ook tevreden te zijn met de penetrante psychologische visie, waartoe hij de artiest inspireerde. In het historisch perspectief van Opsomer' s tijd wordt meestal de nadruk op de school van de Latemse expressionisten gelegd. Het was een geniale generatie. Het zou echter, bij het overschouwen van Opsomer' s carrière, een schromelijke onrechtvaardigheid zijn, geen rekening te houden met een talent bij de genade Gods dat, afzijdig van toonaangevende mode-stromingen en actuele kapelletjes, in een serene, hyperindividuele zelf-uitdieping stralend tot ontplooiing kwam.

    Ook Felix Timmermans was een alleenloper. Ofschoon door de toenmalige critiek niet steeds op zijn rechte waarde geschat, genoot hij als schrijver het ontzaglijke voorrecht zijn status minder afhankelijk te zien van een beperkte kring van zogenaamde deskundigen, dan van een tot in de honderdduizenden reikende lezersschaar in binnen- en buiten land. Destijds plachten onze Vlaamse minderwaardigheidscomplexen ons op grond van Timmermans' succes met achterdocht te vervullen. Het mij voorafgaande geslacht ontwaarde blijkbaar niet het onderscheid tussen zijn einmalige genialiteit en het door het betere doorsnee-talent op te brengen intellectualisme en toenmalige pseudo-kosmopolitisme. Ook vandaag wordt er nog geaarzeld en gemeesmuild, vrees ik. Doch niettemin is het ogenblik nabij, waarop ook de meest-veeleisenden onder ons hun zerpe frustratiegevoelens zullen afleggen tegenover een auteur van wie zelfs de gebeurlijke tekortkomingen facetten zijn van een genie zonder precedenten en ook vandaag de dag zonder gelijken.

    In onze huidige culturele constellatie is het Lierse Timmermans-Opsomerhuis een tot dusver onvoorstelbaar unicum, waarvan men slechts in het buitenland de weerga aantreft. De grootsheid en de internationale faam van de gehuldigde Lierse kunstenaars verheft het boven alles, wat naar het "esprit de clocher" zou kunnen zweven.

    Zonder overdrijving noem ik deze, in geen geval met provincialistische navelkijkerij te verwarren plechtigheid, een mijlpaal op onze moeizame, doch zegezekere weg naar een niet meer te stuiten Vlaamse aanwezigheidspolitiek in het door internationale osmose geconditionneerde Europa van een zeer nabije toekomst.

    *****

    26-08-2018 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    25-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Timmermans als Schilder en Etser - Floris Van Reeth

    Timmermans als schilder en etser.

    Uit De Kroniek; geïllustreerd maandblad voor Noord- en Zuisnederland  jgr 7  -  01/07/1921

    Door Floris Van Reeth

    't Was op een avond te Kortrijk, in een gezelligen famieliekring, dat de "Fée" zooals wij hem noemen als hij aan ꞌt vertellen gaat, de verschillende typen teekende, waarover het geestige verhaal ging. De waard en de waardin schokten van 't lachen, anderen proesten het uit in luid gegichel, terwijl de bijkomende gedurig om meer vroegen. — Dus, hoe meer hij al teekenend vertelde, des te raker en geslaagder het werd! De verschillende typen, die ik ook dus wel kende, defileerden om ter sappigst een voor een op het zwarte bord. Ik kon het wondere verschijnsel, die spontane veropenbaring niet te boven komen. Ik dacht dat ik droomde en om mij zelf nog meer te overtuigen van wat ik daar zag, vroeg ik met anderen ook om meer. Ik drong aan om typen, die ik moeilijk dacht om zoo maar neer te kletsen, zooals hij tot nu toe was bezig geweest. Ja maar, met telkens een gebaar van een-twee-drie kwam zijn verborgen talent eens te meer te voorschijn. — Tot het klassieke "kunt gij mij eens teekenen?", uit den hoek kwam. — Raf ! het stond er. — "En mij? " Het geleek! "En mij? " — nu ditmaal was het te slagend ! En zoo geraakten wij naar de kleine uurkens van den schemerenden morgen, al gichelend, gibberend en lachend dat het met luide galmen tegen muren en zoldering botste. Het was geestig en wij voelden ons als echte ridders eener plezante Vlaamsche vreugde.

    Zoo gebeurde het en daar bleef het bij. Eene natuurlijke gebeurtenis. Akademie of andere teekenschool, dat stond voor Timmermans als buiten zijn horizont. Daaraan dacht hij niet. Hij had daar geen behoefte aan en zonder de minste aanwijzing noch eenige teekenles ging de jonge kunstenaar zijn eigen gang, natuurlijk alles gezond beziende met een diep nagaan zooals niemand dat deed. En zoo werkte hij met den tijd, stillekens aan. Telkens ik hem kwam bezoeken, zag ik op zijne studietafel de eene of andere typieke kleine schets liggen.
    Het was altijd eene uitdrukking op eene manier zooals het niemand anders zou wagen te doen. Het waren simpele gebeurtenissen uit het leven gegrepen. Ik stond telkens paf voor dat koddige uitdrukken, die eigenaardige manier van dat zoo naïef-weg teekenen. Soms kon ik dan ook niet gelooven, dat het van zijne hand was, omdat het zoo schoon en echt was uitgedrukt.

    In eens, als bij tooverslag, kwam het succes van zijn tweede boek "Pallieter." Overal bonsden er als feestklokken om hem heen. Het was een bijval, zelden in de letterkundige wereld gezien, het was "Het Succes" !!
    Nu stond ik als geslagen. En de schilderij? Waar blijft de schilder, mijmerde ik. Toch waren er wederom van die geheimzinnige teekeningskens in het beroemde werk bijeen gekrabbeld, die mij dadelijk troffen.
    Maar, ongelukkig, waren wij toen ver van malkander. Het was de domme oorlog, die ons zoo onmeedoogend vaneen had gescheiden. Naderhand kwam de zegentocht in Holland en zoo meer.

    En, boek na boek, kwam zoo maar uit. "Het Kindeke Jezus in Vlaanderen," de tweede uitgaaf der "Schemeringen van den dood" de "Begijnhofsproken" die allen besausd waren met tafelreeltjes, door zijne kunst geïllustreerd.
    Het toppunt dier typieke teekenkunst is te zien in zijn boek "Boudewijn." Nu... komt hij er boven op, dacht ik.
    Ik snakte naar het oogenblik om hem te kunnen spreken, het hem nu eens te zeggen wat ik al zoolang gedwongen had gezwegen en zoo sterk voelde. Eindelijk kwam dat nooit te vergeten oogenblik, het was het blijde wederzien.
    Het was geweldig. Ik kreeg dan te zien de afgebeelde sterkwaterplaten. "De bekoring van Beatrijs," "Het zieke paardje," "De Herder," en zoo meer, te veel en te lang om op te noemen. Heel schuchter en als door een kind gevraagd, polste hij mijne verwondering. "Zou ik durven voortgaan ?.....

    Het oogenblik was nu plechtig voor mij. Het was als een ontwaken voor hem, toen ik hem begeesterd vertelde wat ik jaren en jaren in mij droeg. En niet zonder aandoening, samen gezeten in zijne schemerende studiekamer, bespraken wij de toekomst. Die toekomst dus, is nu werkelijkheid aan ꞌt worden. Als een geweldig "hoerra" botsen en borrelen er om ter meest doorvoelde tafereelen van uit zijn schildersgemoed op doek en papier. Slag op slag komen er nu teekeningen met bliksemsnelheid op het papier gebibberd en verschijnen er schilderijen als visioenen op het doek gesmeerd.
    Het is onuitputbaar, wat ik van hem reeds heb gezien, sinds dien aangehaalden plechtigen avond. Hoopen van onderwerpen, stof voor meer dan voor een menschenleven! Het tuimelt van uit zijn penseel of potlood en al lachende met gesloten oogen ziet hij als een visioennair de tafereelen voorbijschuiven. Hij hoeft enkel aan dien eindeloozen stoet halt toe te roepen om het dan gauw op papier of doek te zetten. En zoodoende teekent hij met pastel of enkel met zwart krijt — of griffelt hij het op eene plaat — of schildert hij het met olie of waterverf naar gelang het eerst onder de hand valt.
    Als schilder noem ik hem eene kracht met heel de syntethieke visie in hem onzer XVe en XVle eeuwers.

    Velen zullen deze teekeningen en schilderijen al monkelend bedien en het misschien uitmaken voor te overdreven komiek.
    Ongelukkig voor hen die het als caricatuur opnemen. Zij zijn totaal mis, zij vergissen zich.
    Die schilder-en teekenkunst berust niet op caricatuur en heeft er niet het minste mede te maken. Het is geen spotgeest, het algemeene van zijn werk is mystiek.
    Wie zou durven beweren dat volgende aanhalingen bespottelijk zijn. "Uwe kleederen, komende uit ivoren kassen, rieken naar mirre, aloë en kaneel: hetgeen de dochters der koningen opgewekt heeft om U te verheugen in uwe eer." — En verder." — Ik ben zwart maar schoon van gedaante, o dochters van Jerusalem: daarom heeft de koning mij lief gehad en mij geleid in zijne slaapkamer." — En nog. — " Hij zal zijn woord uitzenden en ze doen smelten, zijn wind zal waaien en de wateren zullen vloeien."
    En hier. — "Gelijk een gespeende zuigeling bij zijne moeder, zoo moet mijne ziel haar loon ontvangen " enz. enz.

     

    Dit schrijf ik letterlijk over uit het getijdenboek onzer stille begijnen, die dagelijks die mystieke zinnen namommelen en hunne ziel verlichten door hunne verbeelding als een vlinder te laten rond dwarrelen in de gouden eindelooze voorhoven van den Vrede. Die stille kinderen Begga's zien dan ook door die soort gymnastieke geestelijke verbeelding toestanden en visioenen die een mensch, die niet kontemplatief van aard of geestelijk aangelegd is, niet ziet, erger nog, niet zien kan.
    Het is dan ook door zulken tooverachtigen bril gezien dat Felix Timmermans zijne onderwerpen behandelt.
    Kalm en als een stilstaande witte vijver te midden van een plechtig eindeloos suizend bosch, zoo draagt deze gemoedelijke kunstenaar in hem als een gulden remonstratis den Geest van Ruysbroeck den Wonderbare.
    Maar daarnevens ook dat gevoel van stille wijde kille onderaardsche kelders, waarin mysterieuze en lang verleden, als weggestorvene, geluiden schuilen van voorgaande geslachten, die met volle potten goud alhier aldaar klassend, moesten vluchten. Zoo botste in zijn gemoed dan ook soms die vervaarlijke mystiek, die duivelachtige fanfaren met heel die vagevieren-atmospheer, door Górrer opgehaald.

    Franciscus en eene Catharina Emmerich komen er dan al huppelend door als in eenen rondendans van een Angelico, maar dat alles wordt dan door hem als grootmeester besausd en overgoten met Brabantsche vettigheid en jovialen renaissance - devotiegeest.
    Over zijne ets en schilderij "De drie Koningen" die zoo gemoedelijk door de sneeuw wandelen. Dat is nu de daarstelling dier drie geestelijke mannen, waarover hij zoo plezant weet te vertellen in zijne voordrachten handelend over den bijzonderen Lierschen vertellingsgeest van zijne beeldrijken Vader. Het is een Oostersch tafereel op zijn Liersch gezien.
    De ets "Het zieke paardje" is eene kleine gebeurtenis uit het leven gegrepen; in al zijn belachelijkheid is het iets tragisch en gezien op zoo'n bijzondere wijze dat het u altijd bij moet blijven.

    Hetzelfde geldt voor de ets "de Herder." De expressie dier lompe hand doet de domme snoezigheid nog meer uitstralen van dien hollen schedel onder de klak op dien niet ziende schaapherderskop. De ets der bekoring van Beatrijs" met de weergeving dier snoeberende, snaterende, duiveltjes, waar de nijdigheid als kikvorschen zwabber op hunne lijvekens plakt. Het bidden van Beatrijs daarentegen is oprecht tragisch en beweeglijk. Verder op te merken de groepeering met die meeslepende domineerende lijn, die waarlijk als iets merkwaardigs mag worden beschouwd.

    De "Offerande der nederigen" is al eene heele schilderij, waarin het gebaar u weet aan te grijpen tot de aandoening. Die lieve offerande van die brave echte Liersche volkstypen is om met compassiegevoel u eene zindering door het lijf te jagen.
    Altijd die kinderlijkheid in de uitdrukking, zoowel in lijn als in kleur, is het bekoorlijke van zijn schilderen teekenkunst. En sprekende over de vele schilders die ik ken, en die jaren en jaren studeerenden naar levende modellen en naar de natuur, en die de plankenvloer van het hooger instituut van schoone Kunsten versleten, moet ik zeggen dat schilders, die zoo caracteristiek van uitdrukking kunnen zijn, schaarsch zijn. En zeggen dat zulks nog maar een begin is, slechts werk van enkele dagen.
    Ik weet hem bezig aan eene schilderij, die hij "De schilderij noemt en die nog moet dijen," zooals hij dat zoo geestig noemt. Nog eene heele reeks andere moeten nog voorafgaan, maar als deze gaat komen zal het eene evolutie zijn.

    Floris Van Reeth

    **********************

    25-08-2018 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Felix Timmermans, Dichter und Zeichner seines Volk.

    Felix Timmermans, Dichter und Zeichner seines Volk

    Vlaanderen door Duitschers gezien.

    Door Adolf von Hatzfeld: «Felix Timmermans. Dichter und Zeichner seines Volkes».
    Uit Dietbrand  - maandblad, jrg 3, nr 4  -  01/04/1936

    Een der medewerkers van "De Geïllustreerde Pers" bracht een bezoek aan Felix Timmermans, den befaamden Vlaamschen schrijver. Gul en hartelijk — zooals dat bij Timmermans in zijn woning te Lier gebruikelijk is — werd hij ontvangen, en al spoedig ontstond er een interessant gesprek, waarvan hier de weergave volgt.
    Het is niet... ongevaarlijk, in het buitenland, met name in Duitschland, van een zekere skepsis tegenover de beroemdheid van Felix Timmermans blijk te geven. Het « gevaar » bestaat hierin, dat men er spoedig van verdacht wordt, ofwel den schrijver van « Pallieter » te benijden, ofwel geen oog te hebben voor de werkelijke kwaliteiten, de wezenlijke waarden van zijn werk. Vele jaren is het geleden, dat ik mijn eerste artikel over Timmermans schreef. Ik was student aan de Nederlandsche Universiteit te Gent en, al zeg ik het zelf. met even zooveel hart en vurigheid overgegeven aan de studie van taal en letteren als aan de zaak van het Activisme. Mijn stuk over « Pallieter » verscheen in het corpsorgaan « Aula ». Aan de strekking van het artikel heb ik ook nu niets af te doen. Laat ik hierbij verklaren, dat het er méér in ging tegen de eenzijdige levensverheerlijking, tegen het ontbreken van het element der droefheid, het element van het leed, in het gevierde boek, dan wel tegen datgene wat men er spoedig genoeg uit distilleeren zou als de essentie van « den Vlaamschen geest ». Herhaaldelijk heb ik, in latere jaren, mij moeten schrap zetten tegen de voorstelling van het Vlaamsche leven, van den «Vlaamschen aard», zooals die, op grond van Timmermans' geschriften èn van zijn lezingen, buiten de grenzen van de Zuidnederlandsche gewesten, die men onder den verzamelnaam Vlaanderen aanduidt, heerschende was.

    Dit verweer, waarin ik waarachtig niet alleen sta, heeft niets te maken met een ontkenning van de artistieke, de dichterlijke hoedanigheden bij Felix Timmermans ; het heeft, andersdeels, ook niets te maken met zijn bezwaren tegen zijn rammelende, trots een lange schrijversbedrijvigheid immer slordig-blijvende taal, waarin naast dialectische eigenaardigheden (die ik niet wil verwerpen) handvollen verfomfaaide vormen van het Nederlandsch voorkomen en met den zinsbouw wordt omgesprongen op een manier, die soms méér doet denken aan gruwelmoord dan aan acrobatie. De lezer van Timmermans' boeken in... het Duitsch heeft dit op ons voor, dat hij zich aan de taal niet hoeft te ergeren. In bepaalde kringen in Noord-Nederland, daar waar men ten opzichte van Vlaanderen een vage « stamverwantschap » belijdt, heeft de taal van Felix Timmermans en van sommigen onder zijn weggenooten aanleiding gegeven tot het sprookje, als zou het Vlaamsen toch eigenlijk iets anders zijn dan het Nederlandsch. Ik herinner mij, eens van een Dante-vertaler in het Noorden een brief te hebben gekregen, waarin deze mij vroeg, enkele verzen, die in den oorspronkelijken tekst van de « Divina Commedia » in het Provengaalsch geschreven zijn, en die de vertaler in keurig Nederlandsch had overgebracht, te willen « overzetten » in het oud Vlaamsen, of liever nog, zoo drukte de briefschrijver zich uit, in het nieuw Vlaamsch. Mijn antwoord luidde: Met oud Vlaamsen bedoelt U zeker Middelnederlandsch, en dat heb ik indertijd als student, bij wijze van oefening, wel eens nageschreven ; wat Uw verzoek betreft, om Uw tekst in nieuw Vlaamsch te transponeeren, dit is geheel overbodig, daar Uw tekst in perfect nieuw Vlaamsch, ik wil zeggen in goed hedendaagsch Nederlandsch is gesteld, — tenware U met nieuw Vlaamsch de « manier » van sommige auteurs in Vlaanderen bedoelde : in dat geval kan ik U niet helpen.

    Karel van den Oever, in een van zijn merkwaardigste kritieken, vond voor de visie op menschen en dingen in Vlaanderen, welke door sommige Fransch-schrijvende Vlamingen en later door Timmermans in menig geschrift werd uitgedragen, de treffende karakteristiek: Pseudo-Vlaanderen, daaronder vatte hij samen : « de gemaniëreerde toestanden, hun speelgoedachtige uitbeelding, hun beschrijvingen naar factuur van oud Vlaamsche schilderijen en Turnhoutsche prentjes, de kliekjes folklore hier en de restjes bijgeloof daar, het moesjikkengeloof der personnages », — al dat, kortom, wat niet kan nalaten, den indruk te wekken van een Vlaanderen «doodgeconserveerd onder de glazen stolp (eener) archaïsche achterlijkheid».

    De karakteristiek moge niet in haar volle beteekenis op de kunst van Timmermans toepasselijk zijn, onbetwistbaar is (de ervaring leerde het ons !), dat wie daar in het buitenland, ook in het zich als « buitenland » beschouwende Dietsche Noorden, Vlaanderen enkel en alleen kent uit de boeken van den Lierschen auteur, zich daarvan een beeld vormt als van een streek in Europa, waarop al dat wat men onder moderne ontwikkeling pleegt te verstaan, in socialen zoowel als in technischen zin, geen vat heeft gehad, een gewest waar de ziel der menschen niet werd aangeraakt door de groote stroomingen van den nieuwen tijd, een soort van rezervaat voor typen van een lang-voorbije, toch immer nog amusante oubolligheid, een landeke vol melk en honig, waar het altijd kermis is, elken dag processies door de straten trekken, het volk God looft « met een stuk spek in den mond » en, onbewust van zijn verleden en zijn toekomst, kinderlijk-naïef, snaaksch en vroolijk door het altijd even kleurige heden tuimelt.

    Het is merkwaardig  om na  te gaan. hoe deze « indruk » bij den samensteller van het royaal-uitgegeven, met vele afbeeldingen naar schilderijen en teekeningen van Timmermans verluchte boek « Felix Timmermans. Dichter und Zeichner seines Volkes », in botsing komt met het onmiddellijke beeld van Vlaanderen, zooals hij dat bij gelegenheid van een zomersche reis leert zien. Het moge dan ook maar een stuk van de werkelijkheid zijn, dat Adolf von Hatzfeld met eigen oogen èn eigen gemoed in zich opneemt. — dat staat al een heel eind van Timmermans' welbekende schilderingen af. Wel tracht Von Hatzfeld het zelf-geziene telkens weer met de visie van zijn « vriend uit Lier » in overeenstemming te brengen. — doch zijn eigen aanschouwing blijft grooter, dieper tevens, « doortrokken » als zij is van het zoeken naar den geestelijken èn dramatischen achtergrond der dingen. Bij den aanblik onzer trotsche belforten, onzer geweldige kathedralen, gaat de gedachte van den schrijver van het Timmermans-boek naar de bewogen geschiedenis van het volk hier, naar de « pracht en de macht uit vroeger dagen » en naar den strijd, die zich in den loop der eeuwen op den grond van Vlaanderen heeft afgespeeld.

    De worsteling in het heden brengt hem tot de vraag, welke plaats Felix Timmermans daarin dan inneemt. Onder de boeken van Timmermans vindt hij het verhaal van den ezel « Boudewijn » : dat is de neerslag van den volkskamp in den geest van den dichter, verklaart Von Hatzfeld, blij met zijn vondst, — terwijl hij zelf dezen kamp omschrijft als « den strijd der Vlamingen om hun cultureele zelfstandigheid in het kader van den Belgischen staat, om volksrecht en taal ». Laten wij aannemen, dat Von Hatzfeld, die, zooals ik reeds zei. De dingen in Vlaanderen toch wel groot vermag te zien, niet vermoedt, welke kleineering, welke vernedering eigenlijk dit begrip van den « Vlaamschen strijd », als van een kamp om cultureele zelfstandigheid (de schoone leuze, waarmee men volken en volksgroepen paait, die men politiek onmondig wenscht te houden!), voor het Dietsche volksdeel in den Belgischen staat bevat.

    Wat het boek « Boudewijn » betreft, zoo zullen wij ons veroorloven, dit met of zonder het goedvinden van Timmermans te interpreteeren als een (in oolijke kleuren gestoken) symbool van ons verzet tegen de Latijnsche onderjukking ; wij zullen het blijven lezen met onze herinnering zoo dicht mogelijk bij de activistische jaren, met onze gedachte zoo ver mogelijk van het « cultuur-flamingantisme », waarmee de meeste kunstenaars in het Dietsche Zuiden, bij gebrek aan n politiek-nationale overtuiging óf uit vrees om er mede voor den dag te komen, zichzelf en de anderen in slaap wiegen.

    Het beeld dat Adolf von Hatzfeld van Felix Timmermans, op grond niet enkel van dezes geschriften maar ook van zijn teekeningen en schilderwerk, in Duitschland wenscht te verbreiden, is dit van een man, een kunstenaar, in wien de ziel van « Vlaanderen », die ziel welke ergens door Von Hatzfeld als « afgronddiep » wordt gekenschetst, na eeuwen lang met stomheid te zijn geslagen geweest, plotseling weer stem heeft gekregen en zich volkrachtig aan de wereld openbaart. Wanneer wij dit beeld, zooals ook de gelijkstelling met Brueghel, afwijzen , dan beteekent dit niet (het zij hier uitdrukkelijk verklaard), dat wij de oogen sluiten voor de reëele schoonheid die Felix Timmermans ons geschonken heeft, voor de vele heldere glanzingen van zijn talent, voor zijn bizondere gave : zijn meesterschap in een soort van «populair expressionisme». Wij zijn niet ondankbaar (ik hoef dit in mijn persoonlijken naam. na wat ik vroeger over Timmermans schreef, niet te herhalen) voor het fijne, het hartelijke en verkwikkende, voor het aandoenlijke èn het ontroerende, voor het bloeiende, dat overal in de boeken van den Lierschen verteller te vinden is.

    Wij dragen alléén een te hooge, te dierbare idee in ons om van de Dietsche ziel en de Dietsche bestemming, om te kunnen aannemen dat de kunst van Timmermans daarvan in het gedeelte van ons vaderland, dat men gewoon is «Vlaanderen» te heeten, de wezenlijke, volwaardige uitdrukking zou zijn. Wij vergeten niet dat de kunst van Timmermans, dat zijn geschreven èn zijn gesproken woord, jaren lang bij tal van volksgenooten in het Noorden de voorstelling in de hand heeft gewerkt (welkom zoowel aan den klein-Hollandschen als aan den belgicistischen politicus !) van een Vlaamsche apartheid, waarvan de vermakelijke aantrekkelijkheden tot niets verplichten dan tot een bezoek aan de mallemolens en de mossel- en fritekramen in de dorpen, de stedekens van Vlaanderen, tot een gezellig biertje en babbeltje met den toch maar zoo geheel anders geaarden en gestemden « stamgenoot » ! Wij zijn zeker niet gesloten voor de overweging, dat in het buitenland, in Duitschland vooral, de boeken van Timmermans, en zijn voordrachten, telkens weer de aandacht naar Vlaanderen hebben doen uitgaan. Zijn blijde werkkracht, zijn stralende vitaliteit mogen er bij velen gelukkige associaties hebben opgewekt met de bekende voorspelling aan het slot van De Coster's vlammende Tijl-epos, — dit neemt niet weg, dat aan het « levende Vlaanderen ». het Vlaanderen van nu, zooals men dit uit Timmermans ging verstaan, heel wat ontbreekt om volledig te zijn: de tragiek van zijn strijd (n'en déplaise « Boudewijn ») en de diepte van zijn nood (Boer Wortel's armoe en tegenslagen niet te na gesproken) in de éérste plaats.

    Afgezien van het ontbreken dezer elementen, is daar aan het Vlaanderen van Timmermans dat onechte, fantaisistische, waarvoor men hierboven het woord van Van den Oever heeft kunnen lezen. Dit alles maakt, dat wij het werk van Timmermans kunnen zien — en waardeeren — als de uitdrukking van een bizonder temperament, van een bizondere gesteldheid tegenover leven en wereld, als een werk vol verrassende, opwekkende momenten, met een eigenaardig coloriet. enz.. — maar dat wij dat werk niet representatief kunnen heeten. noch voor de Vlaamsche werkelijkheid van dézen dag, noch voor de hoogere, boven de tijdsomstandigheden uitstralende realiteit van het volks-wezen. Aan het specifieke kunstenaarschap van Timmermans word hierdoor niet getornd ; wij komen alleen op tegen een interpretatie van zijn kunst, die slechts dengene in des dichters eigen land vermag te bevredigen, die, om het met een enkel woord te zeggen, aan den slappen kant staat. Want, of Timmermans het zoo bedoeld heeft of niet, dat zijn « Vlaanderen » slechts geestelijke beteekenis kan hebben voor den volksgenoot in wien de spanning van het gansche niet aanwezig is, oftewel voor hem die deze spanning niet aan-kan. niet aan-wil, is een onloochenbaar feit, — een feit dat aan schrille praegnantie wint, wanneer men het beschouwt in verband met de producten van Timmermansꞌ volgelingen, wien het, bij een min of meer handig nadoen, nooit gelukt, aan de spelingen der fantazie dat onbevangene te geven, hetwelk nu eenmaal de « eigenheid » is van den geboren artist.

    **********

    18-08-2018 om 20:56 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Felix Timmermans - Theo Rutten

    Felix Timmermans  -  Theo Rutten.

    Door A. Kuiper – uit Stemmen des tijds, maandblad voor christendom en cultuur jrg 17-1928.  -  01/10/1928

    Dr. TH. RUTTEN, Felix Timmermans, Groningen — Den Haag. 1928.

    In dit voorjaar promoveerde de heer Th. Rutten uit Nijmegen tot doctor in de Nederlandsche letteren op een proefschrift over Felix Timmermans. In Leuven, waar voor eeuwen Marnix in jonge geestdrift droomde van een vrij Groot-Nederland, werden proefschrift en stellingen verdedigd. En 't gelukskind Felix sprak plezante woorden aan den disch, die volgde.

    Jaren geleden was Pallieter met zijn witten wagen het Nethe-land uitgereisd, de wijde schoone wereld in, lijk de vogels en de wind. Wie had durven voorspellen, dat de weg over Leuven zou gaan?

    ***********

    Dr. Rutten heeft een bijzonder sympathiek boek over Timmermans gegeven. Eigenlijk meer dan dat. Het is geworden een levend stuk Vlaanderen en Brabant, die oude landen, weer ge komen in den crisis van de groote kentering der tijden. Deze studie over den modernen tijd staat zoo midden in dien tijd, dat de vraag kan rijzen, of de schrijver zóó'n groot geestelijk bezit heeft, zóó'n loutere objectiviteit, dat hij diepte en hoogte kan onderscheiden, actie en reactie, groei en versterving. Alle denkers — ook de philosophen in zakformaat — werpen zoeklichten en zoeklichtjes tegen de hemeldonkerte en over de aarde-duisternis, bundels licht, die elkaar nijdig kruisen en overlichten. 't Is niet onmogelijk, dat de beschouwer van dit rusteloos lichtgedaver ten slotte geen licht en donker meer onderscheiden kan: 't wordt één groote wazigheid met wonderlijke lichtkringels. De historie zal moeten oordeelen, of Dr. Rutten goed gezien heeft, toen hij de Vlaamsche beweging in studie nam; toen hij Timmermans gaf met die wondere, juist gemengde kleuren, alléén gevonden door den schilder, die zijn voorwerp kent en liefheeft tot in de ontzaglijkste en teerste levensemoties.

    De geschiedenis heeft meer dan eens aangetoond, hoe de tijdgenoot — zelfs met zijn beste critische apparaat — een oordeel gaf, dat er totaal naast was. We denken aan R. C. Bakhuizen van den Brink. Iemand, die met hartstocht de schoonheid van alle tijden zocht. Die Potgieter zóó tot geestdrift opzweepte, dat deze schreef: "er ontrolde zich voor mijn blikken een Hellas, als het mij nooit vergund was geweest, zelfs maar te vermoên.

    Het bezielende zijner bewondering voerde mij mede van genot tot genot".

    Bakkes stond in 1860 bij het monument, waar Nederland zijn grooten zoon Tollens mee zou eeren; hij sprak de groote rede uit, die bij zulke gelegenheden nooit achter mag blijven. Toen heeft hij den krans der onsterfelijkheid bij het gedenkteeken neergelegd en geciteerd:

    Muze des lieds, die de onsterfelijken huldigt,

    Sier met uw lauwren het graf van uw zoon...

    Het latere geslacht heeft nieuwe gedachten over de onsterfelijkheid van Tollens' muze! Maar ook 't omgekeerde kwam voor. Literatuur, die men aanvankelijk te onbenullig vond om te recenseeren, bleek later een grootsche bijdrage tot den bouw van de gedachte der tijden. Hudson geeft merkwaardige recensies over "The Pilgrim's Progress" van Bunyan, een boekje, dat zijn weg wel zou vinden bij de ongeletterden en bij 't gewone publiek!! Young en Burke namen er zelfs een loopje mee! Dr. Rutten zal dit alles ongetwijfeld voorvoeld hebben, toen hij zijn Timmermans-studie begon. Steunend op een artikel van A. Reichling gaf hij daarom ook als eerste stelling: "Contemporaine literatuurgeschiedenis is wetenschappelijk volkomen verantwoord", waarmee hij zich al dadelijk gereed maakte om zich te verdedigen, zelfs wanneer de historie waarschuwend een vinger opstak.
    Nu heeft Dr. Rutten eigenschappen, die hem -— vóór menigeen — voor zijn zware taak schijnen te bekwamen. Voortdurend wordt de lezer verrast door de heerlijke gave van Self-Control, bezonnenheid, die de geestdrift bewaart voor zinneloosheid en de critiek voor bitterheid. Zijn psychologische studiën voeren hem onophoudelijk naar den kern der dingen. En — hij heeft ’t leven lief , zijn menschen lief, in den goeden zin van het woord. Daarom kon zijn oordeel ook zoo dóórdringend en doordringend wezen. Want voor den killen, en den bitteren levensbeschouwer sluit het leven zich zoo vast als een oester.
    Het boek begint met een overzicht van de Vlaamsche letterkunde van ± 1890 tot heden. Aan het begin van die periode werd het nationale leven omgeroerd tot op den bodem; er begon een sociale en politieke strijd, 't Was de tijd, toen "Van Nu en Straks" uitkwam, al dadelijk een gezaghebbend tijdschrift. Nu wij ruim dertig jaar achter de oprichting staan, kan een rustig oordeel groote waarde krijgen. In een enkele bladzijde zet Dr. Rutten buitengewoon duidelijk uiteen, wat uitgangspunt en doel was. En dan voelt hij zich teleurgesteld. Dit tijdschrift leefde van een kunst, die met de religie gebroken had "en daardoor tevens met de volheid van het leven", 't Werd een kultureele ontsporing, die zelfs de Roomsche Van Langendonck niet kon voorkomen (bl. 7). Zeker zou het tijdschrift veel vroeger verdwenen zijn, wanneer niet vele Noordnederlandsche abonné's en...... medewerkers de uitgave hadden bestendigd.

    De groote Eenzame, Gezelle, werd nu eindelijk als de leider van de nieuwe letterkunde-beweging erkend. Drie jaar vóór zijn dood roemde het tijdschrift hem, als den fijnsten en oorspronkelijksten kunstenaar van zijn tijd. Maar — de schoonste rozen werden toch weer aan het graf van dezen profeet gehecht. Door "Van Nu en Straks" was de groote stuwing begonnen. Er kwam een geweldige spanning in het Vlaamsche leven, 't perste en drong van alle kanten om zich te openbaren. De belangstelling — vooral in Noord-Nederland — was zóó groot, dat 't nu en dan kon schijnen, alsof alléén de Vlaamsche tale wonderzoet mocht zijn. De bekoring van de typische Vlaamsche atmosfeer zal daar zeker niet vreemd aan zijn geweest, 'k Vermoed ook, dat menige Hollander eens flink opademde, als hij, buiten den kring van zijn gesloten omgeving, enkele dagen vertoefde onder de Vlaamsche broeders, die hun hart op hun tong hebben en zoo oolijk een loopje nemen met wat wij "conventie" noemen. De schrijver wijdt een belangrijk hoofdstuk aan 't volk en de schrijvers van Vlaanderen. Hier begint 't Vlaamsche volk voor ons te léven met zijn vrome zinnelijkheid en zijn zinnelijke vroomheid, met zijn zachte romantiek, met zijn laat-middeleeuwsche denken. Wie dit Vlaanderen niet kent, zal 't werk van Timmermans maar nauwelijks kunnen waardeeren. Men zal 't buitengemeen banaal vinden of... men vindt er de grondslagen in voor een nieuwe levenswaardeering . Maar hier is de exegese toch wel heel vrij! 't Is niet wel mogelijk in deze bespreking den gang van Dr. Ruttens betoog geheel te volgen. Hij heeft in enkele bladzijden samengeperst een buitengewone hoeveelheid namen, die verbonden zijn aan de talrijke literaire stroomingen, die toch duidelijk te onderscheiden zijn. Waar hij de jongeren behandelt, hadden we graag eenigszins uitvoeriger overzicht gehad. We begrijpen zeer wel, dat het onmogelijk is, in de dichterlijke lage landen bij de zee tot een objectief overzicht te komen: de bergen dichtbundels en romans zijn bijna niet meer te overklimmen.

    Maar nu de schrijver zich eenmaal aan een Timmermans-studie gaf, was 't wel haast noodzakelijk, dat hij de contemporaine Vlaamsche letterkunde zoo duidelijk mogelijk naast en tegenover Timmermans schetste. De beteekenis van Felix wordt er té duidelijker door. Met Paul van Ostayen, Marnix Gijzen e.a. is er een kentering gekomen in de nieuwere Vlaamsche poëzie, waarvan de beteekenis nog niet is te overzien. Was bij den eerste de aesthetica het einde van alle dingen, bij den tweede reikte het Apostolaat boven alles uit. Feitelijk hebben wij hier de belijdenissen van twee levensbeschouwingen. Doordat de moderne gedachten zich vooral in de steden gecentraliseerd hebben, is daar de strijd tusschen die twee beschouwingen dan ook wel 't scherpst toegespitst. Daar is de jonge, revolutionaire aesthetische cultuur 't krachtigst, daar wordt de strijd om het Leven, ook om de Schoonheid van het Leven het felst gestreden. Daar is dan ook het levenswerk gegroeid van Karel van den Oever, dien "Roomschen Calvinist". In den grooten stapel tijdschriften, op Antwerpsche persen gedraaid, blijkt dit gistende leven duidelijk. Hoe ze ook georiënteerd zijn — en het aantal ismen is groot! — bij alle is het geloof aan een nieuwe renaissance. Niet één, die tevreden is met het boetseeren van nieuwe beelden, of met een nieuwe klankenmuziek-van-woorden.
    De besten van de jongeren zien verder en dieper. Ze durven te zeggen, dat de literatuur allerminst het begin en 't einde van 't leven is. Onder de Roomsche jongeren vooral schijnt weer sterk de gedachte te groeien, dat literatuur een functie is; een schoone, zeer zeker, maar een functie. Ze mag niet bestaan om zich zelve. De ware dichter is hij, die deze wetenschap als een zinderende gloed door zich heen voelt gaan.
    Die wordt dienstknecht. En wat is schooner dan te dienen?

    Zoo zag ook Wies Moens het. "Eerst moet de literatuur van ons afvallen. Ik bedoel met literatuur niet alleen: de holle rhetoriek en de pathetische fraze, het ornament en het opsmuksel, maar ook: de heele literaire levensbeschouwing, het literatorschap, dat commercieel wordt uitgebuit, blootgesteld is aan de concurrentie en opgeleid wordt voor de markt; het esthetendom en zijn rammelende uitrusting: hoogmoed, waanwijsheid, theorie en afgodendienst. Dat alles moet van ons afvallen. Dan blijft zuiver en alleen: de dichter.
    Dezen dichter hebben de tijden, waarin wij leven, noodig". Dit is méér dan een simpele uitspraak van een jongere. Dit is een klacht en een bede. Klinkt van dit alles in Timmermans werk iets na?
    In Lier, waar 't rumoer van 't Antwerpsche leven nooit doordrong, groeide Timmermans met zijn werk. De schrijver deed een allergelukkigste keus, toen hij 't nieuwe hoofdstuk, "Zijn medewerkers", met Lier begon. Lier heeft Felix grootgemaakt, en vol uitbundige, juichende dankbaarheid schreef de Fé weer de lof van Lier.
    Hij heeft Lier bekeken als 'n psycholoog, toen hij constateerde, dat in het stadje op de grens van 't spekbuikige Brabant en 't mijmerend magere Kempenland een bevolking is gegroeid, die een wonderlijke menging is van Kempische vroomheid en Brabantsche uitgelatenheid.

    Hij heeft over Lier gemediteerd een enkelen keer. Maar meer nog heeft hij zijn grenzenlooze bewondering uitgejuicht, wanneer de liefde tot het stadje als een dronkenschap door hem heenvoer: "En nu, gegroet, o Lier! Gegroet Lier van den zoeten Sint Gomarus en de andere heiligen, die er leefden; Lier der goede Liersche vlaaikens, der ronde bruggen, der hartelijke mannekensbladen en der klaar weerspiegelende waterkens! Gegroet het geloovige Lier der gebeden, Lievevrouwen, bee-wegen en processies, Lier der klappeien, Lier der siroopstokken, der speculatieventen en der tikkenhanen op een stoksken, Lier van Breughel, van..."

    Maar we moeten afbreken. Dit Ave tiert en tiereliert door een heel boek heen. Huygens heeft in zijn Stedestemmen voor Amsteldam een énkel gedicht vol zelfbewuste nationale trots: "Die schricklist van mij swijgt heeft aller best geseit". Mörike heeft voor zijn droomenrijk Orplid het stille lied van Weyla gedicht:

    Du bist Orplid, mein Land!

    Das Ferne leuchtet;

    Vom Meere dampfet dein besonnter Strand

    Den Nebel, so der Götter Wange feuchtet.

    Maar deze Lierenaar weet van geen eindigen, 't wordt een adoratie, een Symphonie, 't vult en 't vervult zijn heele wezen. Hij is zoo verliefd op Lier, dat hij de musea afzoekt om prentjes te vinden, Lierke Plezierke in droeve en blijde dagen, " 't Is altijd zoo hartelijk, in oude prenten van zijn omgeving te snuffelen. Hij deed 't en verheugde zich, als die afgebeelde dingen nog bestonden; er ging een gouden weemoed over hem, als ze verdwenen waren. Dat had hij ook gevoeld, toen de vlietjes waren gedempt, toen de oorlog over de Nethe was gegaan en de windmolens werden geslecht, telkens als 't oude stadje iets verloor van zijn stemmig verleden".
    Lier met zijn begijntjes, z'n pastoorkens, z'n vlaaikensbakker, z'n éénigen boekhandelaar, die met den oorlog nog failliet sloeg, Lier met z'n menschen en z'n huizen, "een mandeken met schoon fruit, waarvan de kerk de meloen is", dat Lier inspireerde hem tot bijna al z'n werk. Het gaf hem zijn typen — meer dan individuen —, het schonk hem kleuren — meer dan lijnen. Het was zijn eerste en laatste medewerker.
    Geen stad en geen mensch heeft Lier voor goed kunnen verdringen.

    * * *

    In zijn jonge-artistenjaren is de Liersche vreugde meer dan eens geweken. Wie Timmermans gezien heeft op 't Panorama-portret: een lachende, zonnige kop, met 't guitig-blije gezicht van Ceciliatje aan z'n wang — Timmermans in jeugduitgaaf! — die zal moeilijk kunnen denken, dat déze Vlaming-van-jolijt een levenscrisis heeft gekend. En toch heeft hij den donkeren weg van mysticisme over occultisme naar levenswanhoop in heel zijn gruwelijke lengte afgelegd. In die angst-jaren was hij Ruusbroec en Thomas à Kempis gaan beschouwen als sombere dood-aanbidders en leven-ontkenners; met wrange wellust hing hij de zwarte crêpe breed uit in zijn nachtelijk hart. Maeterlinck had den eersten stoot gegeven, Raymond de la Haye den tweeden, Timmermans gaf zich zelf den derden. Hij gaat aan 't mediteeren: dat is Timmermans op zijn slechtst. Dostojewsky wordt zijn gids, of schijnt het te worden.Hij dweept met den sphinx Ibsen.

    "Holdijn" wordt geschreven, een spel van griezelige geheimzinnigheid. De "Schemeringen van den Dood" komen uit, zwaar van grafkelderlucht. Maar — daarnaast liggen toch de "Begijnhofsproken", als fijne teekeningen uit oude gebedenboeken, veel oud-goud en veel devotie, de Middeleeuwen in avondlicht.

    De "Schemeringen" sluiten een periode van Timmermans leven af. Want na dikke morgennevels is toch eindelijk de zon dóórgebroken. Toen stond de jonge Vlaming met knippende oogen in het helle licht: Pallieter was ontwaakt. Hij schudde de loomheid der misère van zich af, en duikelde in de Nethe, waar de opgespatte droppels vol dansend zonnelicht een kroon van vreugde zetten boven het hoofd van een tot blijdschap herboren mensch. Dr. Rutten wijdt aan dit boek een belangrijk deel van zijn studie. Geen wonder! Er mag een vermoeden bestaan, dat er meer religieuze verdieping zal komen in Timmermans' werk; de hoop kan rijzen, dat zuivere mystiek zijn gedachten richten en louteren zal, het spontane van een joelenden zonnedag in ’t rijpe Vlaamsche koren klinkt toch uit Pallieter over al het andere werk heen. Het zonnelicht spat er door en over alles heen. ’t Is de vruchtbare aarde met de openbarstende pracht van haar overvloed. De menschen zijn er enkel om die vreugde te illustreeren, meer niet. 't Is wei en stroom, alles in bruidstooi.

    Waar Timmermans zich geeft in zijn vreugden, daar komt de Pallieterige overdaad voortdurend terug. Zelfs, als hij zijn geestdrift neerschrijft over den gestigmatiseerde van Assisi. "Franciscus zong al die steeds hernieuwende weelde uit, lijk een trein zijn stoom uitfluit... Zijn moeder was zoo één van die moeders, die hun kinderen aan hunne borst kapot zouden kunnen kraken. " 'k Zou u kunnen opeten," zeggen die moeders.
    Hier ligt de kracht en tegelijk de zwakheid van Pallieter: zijn beelden zijn weergaloos raak, maar — hij geeft zoo vaak bombast, 't leven is zoo dikwijls lol." En dat is misschien wel te begrijpen. Wie met een drieling de wereld intrekt als deze dagenmelker, bekijkt de zaken licht anders, als één die weet, dat hij er alleen en eenzaam uit moet trekken. Deze poculator weet zelfs Ruusbroec en Thomas à Kempis als schenkers aan zijn tafel te krijgen!

    Schiller schijnt gelijk te krijgen:

    Einstweilen, bis den Bau der Welt

    Philosophie zusammenhält,

    Erhält sie das Getriebe

    Durch Hunger und durch Liebe.

    Met rustige bezonnenheid heeft Dr. Rutten Pallieter, Pallieter gelaten. In de wirwar van critieken is hij zijn eigen weg gegaan. Zijn geestdrift voor dit grootsche Vlaamsche werk is wel heel groot. Zijn eigen stijl wordt van puur resonneeren pallieterig: "Lyries is dit proza, springlevend en felgekleurd, mollig als een kinderarmpje, mals als boter, sappig als jonge klaver, steeds met een van sensualiteit verzadigde plastiek". Is 't geen bewijs met hoeveel liefde Rutten in zijn stof leefde? Liefde, die toch zuiver bleef in haar critiek,.erger is, dat de zekere wellust, die Timmermans heeft aan woord of zin, evenals aan de bekoorlijke kleur, die fraperend werken, 't gevaar meebracht van overlading, van zelfrepetities en overdreven streven naar verbluffende oorspronkelijkheid in beeld en woordkeus. Uit het kostelijke woord heeft hij te veel munt geslagen..." Deze sympathieke critiek blijft de leidster bij de bespreking van 't overige literaire werk van Timmermans. Daar ze aan 't einde van elk onderdeel met een flink fragment haar opvatting verdedigt, is deze dissertatie tegelijk een uitstekende Timmermans-bloemlezing geworden. Het bestek van dit artikel laat niet toe het geheele Timmermans-bibliotheekje te doorvorschen. De lezer zal wellicht zelf tot Ruttens boek gaan en daar de korven vol honing vinden. Elk boek wordt met groote toewijding behandeld en als men een opmerking zou maken, dan zou ’t deze zijn, of de schrijver niet al te veel recensies opeengestapeld heeft.

    * * *

    "Niemand is populair, dan die hooger type is van zijn volk". Zoo heeft Dr. Rutten dan ook Timmermans gezien. En hij heeft de populariteit versterkt, door Timmermans te noemen in één adem met een grooten Vlaming uit vroeger eeuw: Breughel. Er is ook wel eenige overeenstemming. Beiden leven met hun eigen Vlaamsche volk mee, ze zien er den humor van, de vroomheid en de zottigheid, ze hebben maling aan modieuze cultuurbegrippen van mensch-en-wereld-ontgroeide intellectueelen; ze staan midden tusschen hun menschen als een pol klaver midden in de groene wei. Daarom kon Felix in 1924 ook over Pieter spreken; maar 't ging in zware zinnen, zóó volgeladen, als Timmermans nergens in zijn boeken geeft. De rede heeft iets van een meditatie, een Breughelherdenking in den zwaren zin van het woord. En daar is Felix de man niet voor. Waar hij opzettelijk analyseert, dreigt steeds gevaar. Maar 't zit hier niet alleen in de meditatie en in de zwarte deftigheid van de herdenking, 't Wil ons voorkomen, dat er bij eenige uiterlijke gelijkenis toch tusschen Timmermans en Breughel een buitengewoon groot verschil bestaat. Beiden staan aan den uitgang van een ouden tijd, die ondergegaan is in het bloed en den kruitdamp van den bittersten strijd, en ze staan vóór den nieuwen tijd, die — in weerwil van alle nieuwe, beloftenvolle geluiden — vol is van geruchten van oorlogen. Dat kan bij beiden een gelijke mentaliteit scheppen. Het hoofdstuk in onze dissertatie gaat van deze gelijkheid uit en komt zoo tot conclusies, waarin de geestdrift sterker gewerkt heeft dan de Self-Control, die we hierboven prezen.

    De mogelijkheid is er immers ook, dat men in de kentering de zaken kalm, of niet-kalm laat rollen. Wie zal voor de historie een bedding graven? Wie zal de sociale ellende verzachten of wegbannen? Wie zal in een wereld van leed troost brengen met een énkele fluistering van liefde? Is 't geen onbegonnen werk, is 't geen bespottelijke aanstellerij? Want alle dagen hebben toch genoeg gehad aan hun eigen kwaad? Gisteren wat minder, morgen wat meer. Dan maar wat bloemen geplukt uit den schralen tuin; wie ze stijf op elkaar bindt, heeft toch nog een vollen ruiker. Zoo kan een scepticus worden tot een epicurist. Maar velen zien het anders. Onze onmacht kan groot zijn, zóó groot, dat we met heete pijnen beseffen: wij veranderen ꞌt nooit. Dan wordt de Smart over alle leed echter met den dag heviger, dan wordt elke ellendige, elke zieke, elke maatschappelijk-doodgedrukte voor ons een symbool van het Leed.
    Ook "dieses Vergängliche ist ein Gleichnis"!

    Deze twee visies beheerschen — naar het ons voorkomt — de scheppingen van Timmermans en Breughel. De groote bewondering van den jongere voor den oude, een enkele Breughelsche lijn in 't werk van den Lierenaar moge aanleiding gegeven hebben tot een zekere identificeering, in werkelijkheid is daarvoor méér noodig. Huizinga schrijft ergens: "Al ware Jan van Eyck tevens de grootste dichter van zijn eeuw geweest, de geheimenis, die hij in het beeld openbaarde, zou hij in ’t woord niet hebben kunnen benaderen". Analoog zouden wij over Timmermans willen oordeelen: al was hij tevens de grootste schilder van den modernen tijd, de plastiek van zijn woord zou hij in zijn schilderwerk zelfs niet benaderen. Om van Brenghel dan niet eens te spreken! Dat blijkt reeds uit de illustraties in Ruttens boek. 't Is wel spijtig, dat de kleur ontbreekt. Want die is bij beiden van overheerschend belang. Maar de zwarte plaat spreekt voor ons ook al duidelijk. We leggen dan naast elkaar Timmermans' "Beeweg naar Scherpenheuvel" en Breughels "De Verminkten". Wat een ontzaglijke critiek — al is ze ook niet zoo bedoeld — ligt er in het laatste. Die potsierlijk toegetakelde brokken-romp-niet-hoofd maken van de ellende een caricatuur, dat is: een hel. Daarin heeft Breughel al z'n ontroering uitgeschilderd over 't leven, dat hij haatte: schijn, schijn en nog eens schijn. Wie met z'n ellende blijft zitten, verkommert; maar met een papieren steek op en een mal jasje aan, is er nog wel een slaatje uit te slaan. De gezonde burger gooit een duit in 't bakje; de verminkten grijpen naar nieuwen buit en zoo tolt de chaos maar rond...
    Nu die "Beeweg" van Timmermans. Daar zitten de stakkers aan den kant, schrale, magere, malle menschen, maar ze ontroeren niet. Ze doen niets en ze zeggen niets, geen dankje en geen vloek. Daar zit midden in de groep zoo'n paria van een bedelares, maar 't mensch is leedloos, er brandt geen vonkje vuur meer in, 't is een neutraal wezen. Dan denken we liever aan de "Oude vrouw" van Breughel, een kop, waarin elke groef door de ellende heel diep is ingesneden. In de Bijbelschilderingen is het verschil al even groot. Breughel en Timmermans hebben beiden de heilige historiën gelocaliseerd in 't lage Vlaamsche land. Maar bij Breughel bleef de ontroering om het mysterie; toen hij dat schilderde, was er wijding in zijn geest, en een groote liefde.

    Maar als Timmermans "De Driekoningen op weg naar Bethlehem" schildert, dan laat hij drie zotte menschjes door de sneeuw trekken, waarvan de uitersten veel hebben van een grijzen struik-roover en een chocoladepopje van een paar stuiver, veel zwart in 't gezicht en veel wit in de oogen. Van de aanbiddelijke aantrekkingskracht van 't Kindeke is niets en niets gebleven: ’t zijn drie klanten voor een bal-masqué. Timmermans gaat een boek over Breughel schrijven en omdat hij de schilderijen niet kan bezien heeft hij meer dan vierduizend frank aan reproducties betaald. Maar we vreezen, dat de schilder Breughel langs Timmermans heen zal gaan, zooals Maeterlinck langs hem ging, en Dostojewsky en Thomas à Kempis met Ruusbroec. Indien niet, dan is de som van zooveel duizend franken een luttel bedrag voor zoo'n groote winst. Want dan zouden in zijn werk aanrollen de rhytmische golven van het voorbije en van het komende. Dan zouden Greshoff en De Vries hun opmerking terugnemen: "Het is... jammer, dat hij zoo weinig te vertellen heeft".

    Breughel naast Timmermans noopte ons tot een oordeel óver Timmermans.

    Wanneer we van hem eischen, dat hij ons geven zal met zijn weergaloos beeldend vermogen den mènsch met zijn jubel en snik, met zijn zonde en uitredding; of ook den groei van den nieuwen tijd met zijn angsten en vreugden, wanneer wij sociaal werk van hem vragen — dat behoeft nog niet tendentieus van opzet te zijn — dan stelt Timmermans bitter te leur. Dan blijft er nog bewondering voor Pallieter, Symforosa en enkele deelen uit "De Pastoor", maar daarmee is 't dan ook uit. Wie de echo van den grooten oorlog in z'n werk zoekt, en dan moet duiken naar een paar krantenartikels en een satyre "Boudewijn" — en hoe tam is deze nog! —, die zal nóg grooter teleurstelling constateeren. Want dan is Timmermans toch maar de man, die in zorgelooze oolijkheid zijn boeken schrijft en zijn lezingen herleest; nog altijd de dagenmelker. En zulken zijn vooral bij de jongeren-van-de-daad, dat "gilde van vroegtijdige doodgravers", weinig in tel. Dr. Rutten heeft daar zelf ook iets van gevoeld: "Voor 't hogere èn 't menselijk streven, voor 't diepere en 't menselijk vorsen staat hij primitief onbeholpen. Geen denker zou hij worden, geen betooger; hij kon en zou zijn 'n opmerker, 'n verteller, 'n naïeve volksjongen met ’n gevoelig hart, waarin 't algemeen menselijk gemoed ongekultiveerd altijd innig blijft spreken".

    In de critiek bestaat altijd het gevaar, dat we een schrijver eerst gaan zien, zóó als wij ꞌm eischen te zijn. Wanneer dan de schrijver zélf aan die eischen niet voldoet, uiten we onze teleurstelling, of erger nog. Rutten bewijst in zijn werk, hoe we ons voor deze onbillijkheid bewaren. "Wer den Dichter wil verstehen, musz in Dichters Lande gehen". Ja. Maar ook in zijn tijd! En dan is de Lierenaar allerminst een kind van dézen tijd. Er liggen eeuwen tusschen hem en Rilke, Henriette Roland-Holst, Shaw en wie al niet meer. Rutten herinnert aan Guido Gezelle, die vóór zijn Vlaamsche Dichtoefeningen schreef, dat ze werden aangeboden "met het gevoelen als van iemand, die een speeltuig uit de Middeleeuwen zou trachten weer in te voeren." Timmermans deed meer. Niet alleen het speeltuig was middeleeuwsch, maar de vooys en — vaak 't verhaal al evenzoo. En zoo zou er een interessant hoofdstuk te schrijven zijn over Timmermans als Middeleeuwer, waarmee tevens een samenvattend oordeel over de gedegen studie van Rutten gegeven zou zijn, en de mogelijkheid van een duidelijke waardeering.

    In 't middeleeuwsche volkslied — en daar alleen? — treft 't vaak, dat aan dartel klankenspel de gedachte zelfs is opgeofferd. 't Zit vol herhaling, zóó, dat een groote groep menschen ’t na één keer hooren, voor goed bezit. De jonge Timmermans weet daarmee te "werken". Daar is 't begin van "De keersen":

    Holierondijn, Holicrondijn

    doorwandelt al de zalen,

    Holierondijn, Holierondijn

    komt al de keersen halen.

    Of ook 't Driekoningenlied van Schrobberbeek. En de zang uit zijn "druivensappige tijden", toen hij Marieke vond:

    Marieke, Pirrewieke,

    pirrewitje, kandieke,

    pirrewitje kanditje,

    verrumpeld Marieke!

    O zallef, o heunink, o boter der ziel!

    Timmermans religieuze gedachten, hoe middeleeuwsch zijn ze geaccentueerd! Zijn geloof is vol symboliek, in "Pallieter", in "De Pastoor". De wijnen in den kelder worden symbolen van hemelsche goedheid en genade. Wanneer men dat niet dadelijk vat, noemt men 't gauw pantheïsme. Dat is een goedkoope afrekening. De middeleeuwsche kerk liet louter hartstochtelijke verbeeldingen rustig toe, al waren ze nog zoo exuberant. Hoe zou Timmermans genoten hebben van een preek van Brugman! Het godsdienstig leven had voor den middeleeuwer twee polen: de ascetische en de zinnelijke. De felheid van de tegenstelling komt óns onbegrijpelijk voor, maar ze moet toch worden aanvaard. In " 't Hovenierken Gods" is ze wel het sterkst, maar waar vinden we ze niet terug? Meestal is ze getemperd door het zachte sympathie-leven van den Schrijver, maar ze blijft bestaan en is zoo een vertegenwoordigster van lang voorbije tijden, die nog naleven hier en daar in bekoorlijke folklore.

                        

    Ook de religie van Timmermans en zijn volk doet folkloristisch aan. "Loopen" daarom zijn boeken zoo, ook in 't protestantsche Noord-Nederland? Elk boek verrast ons door het weerop voeren van een levenshouding, die lang en lang voorbij is. Met meer of minder interesse leven we het zieleleven van zijn late middeleeuwers mee. Maar dan is 't ook uit. Die tijden schijnen onherroepelijk voorbij, en niemand, die ze kent, verlangt een repetitie. Voor vrouw en kind was in die eeuwen weinig plaats. Die stonden zoo'n beetje aan den kant der samenleving. In weerwil van de Maria-vereering is er nog weinig bewondering voor een teer-zorgende moeder. De vrouw is maar al te vaak het onmisbaar materiaal voor één of andere goede boerde. Of ze inspireerde een langademigen minnaar tot een lied van hoofsche, onwezenlijke minne. En 't kind... nu ja! Dat moest nog wat wórden. De vrouwen en de kinderen zullen zich aangepast hebben aan die waardeering. Een boom, die altijd geknot wordt, geeft ten slotte het groeien op. De kracht voor zooveel stil gedragen lijden werd vaak gevonden in een innige toekeering naar God. Zoo is voor een goed deel ook de positie van vrouw en kind in Timmermans' werk te vatten. In de "Schemeringen" is meer dan eens de ontroering óm het kind en van het kind, maar men vergete niet, dat hij alles, wat naar elegie zweemt, het kind een belangrijke rol speelt.
    De wijzers van het uurwerk der historie draaien bij den Lierenaar langzaam. Daarom komen ook de sociale kwesties niet in het klokhuis van zijn ziel. De middeleeuwer liet daar zijn koninklijke en keizerlijke raadsheeren mee tobben. De clergie mocht nu en dan eens een adviesje geven, maar dat was dan ook al 't uiterste. De radicale opvattingen moet men in de steden zoeken, maar — de stad spreekt weinig in de middeleeuwsche en... in de Timmermansche literatuur. De dingen werden meestal genomen, zooals ze nu eenmaal waren. Toch — of misschien juist daardoor — leefde in de oude perkamenten vaak zonnige humor, naïveteit, die om zichzelf lacht. Tijden en menschen, ontvankelijk voor gevoelsaandoeningen, zijn altijd rijk aan humor. Van Fielding is gezegd, dat hij meer op aarde genoot dan eenige prins. Veel middeleeuwers kenden ook die prinselijke vreugde, Timmermans al evenzoo: de humor gaf de beste kruiden op zijn vollen levensdisch.

    Soms, in de gisting van zijn ontzaglijke liefde tot het leven, krijgt de humor een doorslag naar 't komische. Het heilige slaat dan over naar 't profane: van 't goddelijke naar 't banale is maar één stap! Maar ook de middeleeuwen zijn daar vol van. De pauselijke critiek op Pallieter is een late repetitie van menige waarschuwing uit vroeger tijd. Er blijft altijd plaats voor de zuiver middeleeuwsch gezegde bede: "O, Heere van Hemelrijke, leid mij langs de rechte paden en toon mij Uwe wegen". We denken aan nog een bijzonder kenmerk van den middeleeuwschen schrijver: de lust, om een heiligenleven te schrijven. Dat was een testimonium van de heiligheid der kerke. Timmermans dweept met zijn Gomarus.
    Hij doet een verre reis om Assisi te zién, en in 't poovere stedeke de inspiratie te ontvangen voor zijn Franciscus-werk. Felix zal zich niet wijden aan een heilige van adellijke afstamming, als Bernard van Clairvaux; de volksche man van de zon, van de vogels en van de boomen heeft zijn hart. Of alles historisch is, wat doet 't er toe? En — wat deed 't er in de Middeleeuwen toe? Als 't maar "spiegel" is en adoratie.

    De reis naar Italië heeft Timmermans niet omgevormd. Is 't niet als Potter, die uit Italië als een degelijke Hollander terugkeerde? En die had nog wel met vrouwe Venus een eindje "gespanseert" langs de Tiber! Felix heeft met teere bewondering zijn vinger gestreeld over de "Kruisafneming" van Fra Angelico. " 'k Heb mijn vinger in den hemel gesopt", riep hij uit; maar hij heeft hem er toch ook weer gauw uitgetrokken. Dat moet een mensch ook wel doen.
    Maar toen de Fé terugkwam in Lier, bléék er weinig van "die Wiederbelebung des klassischen Altertums" in zijn werk. Het blijft middeleeuwsch, in den goeden zin van het woord. Zoo zal misschien ook weer 't nieuwe boek "Breughel" groeien? Daarin zal de middeleeuwsche natuur herleven èn de mensch. De baldakijn van den hemel zal zijn vol blauw en goud, en vol van purpergebuikte wolken. En beneden, op de aarde, zullen zelfs Pallieter en Symforosa elkaar ontmoeten, en de Pastoor zal over de heg van zijn bloeienden wijngaard lachen naar Pirroen, die, met Césarinne aan z'n arm, door het drukke menschenbeweeg beent.

    * * *

    't Was niet onze bedoeling Timmermans als puur middeleeuwer te verklaren, 't Zou al te simpel zijn. Misschien, dat hier de mogelijkheid is gegeven van een meer indringende waardeering; ook Dr. Rutten wijst meer dan eens in deze richting. Hij besloot zijn studie met enkele opmerkingen over visie, stijl, taal en spelling. Daarin kon de schrijver niet veel meer doen dan aanstippen. Er volgt nog een hoofdstuk over "Timmermans' Literaire Roem". Die is wel heel geweldig! Met Marieke en zijn dochtertjes kwam hij op een speciale film, met zijn boeken ging hij tot over de Poolsche grens. Zijn "Ster" schitterde zelfs in een Parijsche schouwburg. Timmermans heeft een zendstation van buitengewone sterkte.

    In Nota's en bibliographie geeft Dr. Rutten ten slotte een ontzaglijke lijst van geraadpleegde werken en artikelen. Een Timmermans-bibliograaf zal hier verwonderd staan over de buitengewone uitgebreidheid van het materiaal. Een stuk degelijk Hollandsch werk, dat hartelijke bewondering afdwingt. We hopen, dat deze studie velen brengen zal tot het genieten van het beste in de kunst van Vlaanderen en van Timmermans.

    Utrecht. Mei 1928.

    *****

    14-08-2018 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gesprek onder vier ogen - Fred Bogaerts 70 jaar

    Gesprek onder vier ogen.

    Inleiding van de redevoering uitgesproken door Willem Doevenspeck op de Feestzitting ter gelegenheid van de 70ste jaardag van Fred Bogaerts op Zondag 5 October 1952 in het Gildesalon, Maarschalk Gerardstraat 19 te Antwerpen.

     Fred Bogaerts,

    Wanneer iemand zeventig geworden is, dan maakt men zich gereed om hem stilaan te vergeten. En men doet dit doorgaans op een hoffelijke wijze, met een viering, een academische zitting, muziek en veel lofwoorden. En dan is het stilte.
    Maar ik zou willen dat er van deze hulde iets meer overbleef dan verklonken woorden. Daarom draag ik u dit boekje op (waarvan het beste deel dan nog bestaat uit uw eigen, werk). namens uw vele vrienden, en in de eerste plaats namens uw twee grote overleden vrienden Ernest van der Hallen en Felix Timmermans. Ik heb mij dezer dagen trouwens voortdurend afgevraagd wat zij zouden gezegd hebben in mijn plaats.

    Van Ernest van der Hallen kan ik mij voorstellen dat hij zou gezegd hebben: Fred, broer, het is een schoon ding wanneer men aan de mensen iets van het paradijs, dat is iets van hun kinderlijkheid kan terugschenken. Gij hebt dat gekund, omdat gij vooralles zelf een goed en een schoon mens zijt en omdat gij iets van het kind in u hebt bewaard. Dat is het geheim van uw groot vermogen en van uw kunst.
    En Fee Timmermans zou gelachen hebben: Fred, trek het u vooral niet aan. De mensen doen dat nu eenmaal gaarne, zo nu en dan eens iemand huldigen, en ge moet ze dat gunnen. Maar gij moogt het u niet aantrekken, want dat zou u in de war kunnen brengen en dat is niet goed voor uw werk. En uw werk is het enigste dat telt; dat is het enigste waar iets zal van overblijven.

    Hiermede kon ik dit gesprek onder vier ogen eigenlijk wel sluiten, want in het woord van Van der Hallen ligt de essentie van uw persoonlijkheid besloten, en over uw werk, "het enige dat telt", wordt verder nog gehandeld, ware het niet dat ik dezer dagen tot een ontdekking ben gekomen, die ik u niet mag onthouden.

                       

    Hoe komt het dat gij, die zoveel vrienden hebt en die herhaaldelijk voor u hebben getuigd, die als een Sinterklaas zonder baard onder de mensen rondwandelt en overal waar gij komt een dankbare lach wekt, hoe komt het dat gij als kunstenaar niet zijt gearriveerd, maar gestrand zijt op onbegrip en eenzaamheid? Ik zal u het antwoord geven. Ik herinner mij dat gij lang geleden, het zal wel 25 jaar zijn, "De drie kardinale Gebreken" hebt getekend, de blindheid, de doofheid en de stomheid, zonder te weten wellicht dat gij hiermede op symbolische wijze de grote tekortkomingen van uw eigen leven had voorgesteld.

    Want dit is mijn ontdekking, dat ook gij blind en doof en stom zijt geweest.

    Inderdaad gij zijt steeds blind geweest voor de schitterende voordelen die het gevolg zijn van goede en vooral officiële relaties, en in uw onbeholpen blindheid zijt gij natuurlijk altijd aan de verkeerde kant gaan staan. Gij zijt aan de kant van uw volk gaan staan en de liefde voor uw volk hebt gij hoger gesteld dan de dienstbaarheid aan de machthebber die de roede zwaaien over dat volk. Maar hoe wilt gij dan dat diezelfde machthebbers u heden tegemoet zouden treden en de diensten honoreren die gij niet hebt bewezen, door u b.v. het Palais des Beaux Arts aan te bieden voor een grote retrospectieve, of door in de kelders van elk van hun musea een paar van uw goed betaalde werken weg te steken?

    Dat gaat toch niet! Gij hebt gekozen en gij moet er de gevolgen van dragen. Gij hebt uw volk gekozen en gij zult er vrede moeten mee nemen dat uw werk misschien eens zal ingaan tot het hart van dat volk en daar eeuwig leven. Het is een magere troost, ik weet het, en ik weet dat haast alle sermoenen zo eindigen, maar ik kan u niets groters bieden, om de eenvoudige reden dat er niets groters bestaat.

    En uw tweede kardinaal gebrek is uw hardnekkige doofheid. Want het is geweten dat een dove bij voorkeur datgene niet hoort wat hij niet wenst te horen. Welnu gij zijt steeds doof geweest voor de zoete verleiding van een gemakkelijke carrière, en voor de wijze raadgevingen van de schoolmeesters hebt gij steeds uw beide oren gestopt. Gij hebt niet eens een academie gevolgd en gij meent nochtans een kunstenaar te zijn! Als een kind hebt gij de vrijheid en de oorspronkelijkheid lief gehad en nu nog loopt gij als een kwajongen een ondeugend deuntje te fluiten in de tempel van de negen muzen, tot grote ergernis van degenen, die daar rustig zijn ingeslapen.
    En verwondert het u dan dat de heren critici, en de heren historici, die de burgerlijke stand van ons artistiek leven houden, en degenen die de lintjes en de beurzen uitdelen, doen of ze u niet kennen? Dat moet ge toch begrijpen! Er zijn toch voorbeelden genoeg geweest!

    Er is toch een Breughel, een Brouwer, een Henri De Braeckeleer, een Jakob Smits, een Marten Melsen en een Alfred Ost geweest.... (ik noem zo maar enkele namen), en hoe zijn zij geëindigd? 
    Later, veel later heeft men hen terug ontdekt, of zal men hen nog ontdekken..... Jawel, als dat U een hart onder de riem kan steken, gun ik het u graag. En wat hebt gij dan eigenlijk getekend? Dit is wellicht uw kardinaalste gebrek! Hebt gij de lof gezongen van de vetten, de rijken, de steunpilaren van de maatschappij?
    Neen, op dit stuk zijt gij stom geweest in alle talen en in alle kleuren.

    Maar gij hebt uw hart laten gaan naar de mageren, de misdeelden, het schorremorrie dat vreet aan onze maatschappij en dat leeft tot ergernis van alle gegoede burgers. Ik weet het wel, het is uw schuld niet dat er zoveel ellende in de wereld is, en er is ook zo iets als een Sint Franciscus geweest, die de armen lief had. Maar dan moest gij toch weten dat hij al spoedig met het gerecht te maken had en dat alle weldenkende lieden van zijn tijd de staf over hem braken. Ik zeg het u zonder bitterheid, Fred, dit lijken mij de oorzaken van uw schijnbare mislukking. Gij zijt er nu echter zeventig geworden en er zal wel niet veel meer aan te veranderen zijn. Wellicht hebt gij zelfs niet anders gekend en zijn deze gebreken de peper en het zout van uw persoonlijkheid, wellicht hebt gij u laten misleiden door uw liefde in plaats van uw nuchter verstand te gebruiken, en liefde maakt zwak en dwaas.

    Wij moeten er echter van maken wat wij kunnen, en daarom, indien ik toch op iets wil roemen, dan is het, lijk Sint Paulus, op uw dwaasheid dat ik roemen wil, op de eerlijke dwaasheid van uw drievoudige liefde: voor uw volk, voor de vrijheid, voor de armen en de eenvoudigen.
    Maar liefde roept liefde, zij kan niet zonder weerklank blijven en zij mislukt nooit geheel. Woorden verklinken en vrienden gaan vroeg of laat hun eigen weg, maar een zekerheid blijft, en dit moet u een beetje gelukkig maken, namelijk dat uw liefde weerklank heeft gevonden in vele harten en dat uw schoon leven en uw schoon werk hierdoor niet nutteloos zijn geweest

    Willem  Doevenspeck

    *********

    09-08-2018 om 15:35 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Timmermans over De Pastoor in den bloeienden Wijngaerdt
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De Pastoor in den bloeienden wijngaard.

    Door Felix Timmermans – Uit De Gooi- en Eemlander van 18/12/1925

    In de groote zaal van Concordia, waar geen plaatsje onbezet was, heeft gisteravond Felix Timmermans voor de afdeeling Bussum van de Nederlandsche Vereeniging van Huisvrouwen een lezing gehouden onder den titel "De pastoor uit den bloeienden wijngaard".
    't Was echter niet alleen over dat ééne werk, dat Timmermans ons vertelde, ook zijn boeken, die aan het schrijven daarvan vooraf gingen behandelde hij, omdat schrijven is als plukken, omdat een boek is als een oogst, het moet gerijpt zijn voordat het is, en de pastoor uit den bloeienden wijngaard is gerijpt uit de vooraf-gaande boeken. De invloeden werken reeds te voren en dan ten slotte zet men zich aan het werk.

    Timmermans  vertelde van zijn eerste boek de "Schemeringen van den Dood", dat ziekelijk is, dat een paddestoelen-atmosfeer, een kelderlucht ademt. Daar tegenover staat "Pallieter", één jubeling, één stuk levensverheuging en kerngezond.
    "De Schemeringen van den Dood" zijn alléén tragiek; Pallieter is alléén levensvreugde, doch "De Pastoor uit den bloeienden wijngaard" is een mengeling van beide, is én tragiek èn levensvreugde.

    Over den groei van die werken en zijn eigen innerlijken groei, dat hij twee zoo absoluut tegenstrijdige werken schrijven kon en daarna een boek, dat een evenwichtige samenvloeiing van die beide is, deelde Felix Timmermans ons een en ander mede, door te vertellen gebeurtenissen uit zijn jeugd en jongelingstijd, van zijn ouders, van zijn vader vooral en van menschen met wie hij in aanraking kwam.

    Hij verhaalde van zijn verlangen naar mystiek. Toen daar een vriend kwam, een schilder, die wist en vertelde van allerlei "ismen" en Timmermans hoorde graag daar van." ꞌt Was als een zomervijver, waar hij induikelde en — waar hij bijkans in verdronk". Hij kreeg een tegengoesting van te leven tot dat hij, na een zware operatie zijn eene oog opende — want na een zware operatie opent men niet twee oogen tegelijk — en zag aan het gebaar van het nonneke dat zijn toestand bedenkelijk was. Hij lag daar "met zijn tien teenen naar omhoog, alleen maar om asem uit te blazen" en toen ontwaakte in hem de wil om te blijven leven — "want wie zou er willen sterven?" — de lust om het leven te genieten; geen zoeken naar Ismen meer, maar het leven aanvaarden, met beide handen het dankbaar aanvatten als een rijke gave Gods.

              

    Na zijn herstel stond hij als nieuw geboren in het bloeiende Nethe-land en " 't was als een glasraam, zoo helder". 't Was zóó schoon, dat hij het schrijven wilde in een boek en hij zette zich aan den arbeid en schreef drie schoone bladzijden over het Nethe-landschap en den volgenden dag één bladzijde slechts en toen niets meer: hij kon niet want het weer was hetzelfde gebleven, 't Was alles eender als den eersten dag. En terwijl hij zich afvroeg: wat moet ik beginnen als het nu 't heele jaar door zulk weer blijft?, begreep hij dat er een mensch ontbrak in zijn werk. Toen ontstond de figuur van Pallieter de onsterfelijke levensgenieter.

    Timmermans heeft hem beschreven van zijn geboorte tot zijn dood in een manuscript dat 5 K.G. woog en dat nu rust onder stof op den zolder van zijn woning in het stedeken Lier. Vermakelijk was het, zooals hij vertelde, hoe hij zich Franso gedacht had als een mager man, een schilder, die boven in een molen werkte aan Breughelsche landschappen en hoe hij toen in de werkelijkheid zijn romanfiguur ontmoette, een schilder, die beneden in een molen aan Breughelsche landschappen werkte, maar...... een ton met schuimende krullen en een saffraan puntbaartje.
    Van 1910 tot 1914 werkte Felix Timmermans aan Pallieter en juist een kwartierken had hij zijnen naam daaronder geschreven of hij hoorde een trompet en men zegde hem: De oorlog is verklaard. Maar Pallieter was af, gelukkig, want door den oorlog kraakte Timmermans terug in elkaar. Toch heeft hij tijdens den oorlog "Het kindeke Jezus in Vlaanderen" geschreven. Dat leefde onbewust reeds in hem, toon hij nog een manneke was van 7 jaar. Dat was de schuld van zijn vader. En Timmermans vertelde van zijn vader — die leek op Bismarck maar vaselien-achtiger was —, die met een blauw buis en een rooden zakdoek met witte bollekens en de zijden muts op den kop, op een hondenkarreken ging kant verkoopen op Walcheren en hoe hij dan altijd thuiskwam met iets moois of iets bijzonders: een hoedendoos vol meikevers, of "Russische" rapen, "witte bollen met een staartje van onder en van boven huzaren loof", die te Middelburg op de markt gekocht waren, maar toch zóó echt Russisch smaakten!

    Timmermans vertelde hoe Vader verhalen deed aan zijn zestien kinderen — waarvan spreker nummer 13 is (applaus) — verhalen van Ali-Baba, van Moeder de Gans en vele anderen en hoe altijd Vader zelf in het verhaal een rol speelde en hoe hij steeds dan den kinderen een held toescheen. Vader vertelde eens, hoe hij op den weg een oud mannke met een ezeltje was tegengekomen. Op dat ezel zat een vrouw met een wijden kapmantel, waar onder een kindje krijtte. Het oude manneke vroeg vader naar den weg: "Baoske, kunde me ook zeggen waor Egypte is". Toen Felix later op school hoorde dat het verhaal gebeurd was in Palestina, kon hij dat niet geheel vatten en in zijn leerboek teekende hij het tafereel zooals ꞌt in Vlaanderen geweest zou zijn. En toen, tijdens den oorlog, zijne schoonmoeder in den donker gebeden zeide: "En Maria ging over de heuvelen naar hare nicht. Wees gegroet. En de drie koningen gingen naar het Oosten. Wees gegroet....." toen herleefde vaders verhaal met die tafereelen en ze gebeurden allen voor Timmermans weer in Vlaanderen en met een naald van letterkunde reeg hij ze aaneen tot "Het Kindeke Jezus in Vlaanderen".

    Na de pauze vertelde Timmermans van "Anna Marie"; hoe een weemoedig lied, des nachts gezongen in de straten van Lier, hem bracht op het idee voor den roman, hoe hij de figuren van Pirroen en van v. d. Nast vond in een bijzonder inwoner van Lier en in een familielid nonkel Riek en tenslotte verhaalde hij van "Den Pastoor in den bloeienden wijngaard". De pastoor die tevreden leeft in zijn parochie en met zijn wijnkeldertje en die een nichtje heeft, dat een niet-katholieken jongen bemint. De pastoor poogt vergeefs den jongen te brengen tot het geloof en het meisje, vroom katholiek, offert zich op het altaar der liefde en sterft tenslotte. Uit dit boek las Timmermans een fragment voor, n.l. dat waar het nichtje Heeroom vertelt van hare liefde voor Isidoor.

    Aan het einde van zijn lezing vertelde Timmermans nog iets over zijn laatste werk. "En waar de ster bleef stille staan", dat ontstaan is naar aanleiding van een liedje dat zijn vader gezongen had en dat hij toen hoorde zingen door een bedelaar en een palingvisscher langs de huizen, Schrobberbeek en Pitje Vogel. Met een allergeestigst verhaal hoe deze laatsten voor 3 centen hun dorst leschten aan wel voor 20 franken jenever besloot de heer Timmermans zijne lezing. 't Ging maar een heel klein beetje over "den Pastoor in den bloeienden wijngaard"; eigenlijk was het meer een lezing "over de werken van Felix Timmermans", maar what is in a name?

    't Was een mooie avond en aan het bestuur van de Bussumsche afdeeling der Nederlandsche vereeniging van Huisvrouwen komt alle eer toe, dat het een lezing van den heer Timmermans op het programma plaatste. Nu deze zulk een succes gehad heeft zullen ongetwijfeld meerdere dergelijke volgen.

    ******

    08-08-2018 om 14:22 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Foto

    Archief per maand
  • 05-2023
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 02-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 09-2021
  • 08-2021
  • 07-2021
  • 06-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 02-2021
  • 01-2021
  • 11-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 06-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 06-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 05-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 04-2009
  • 09-2008
  • 06-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 12-2007
  • 10-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 01-2006
  • 05-1982


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Over mijzelf
    Ik ben Mon Van den heuvel
    Ik ben een man en woon in Lier (België) en mijn beroep is op pensioen.
    Ik ben geboren op 19/06/1944 en ben nu dus 79 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: Felix Timmermans - Geschiedenis van Lier in de ruimste zin genomen.

    Een interessant adres?

    Mijn favorieten websites
  • Thuispagina Louis Jacobs
  • Guido Gezelle
  • Ernest Claes Genootschap
  • Oscar Van Rompay
  • Felix Timmermans Genootschap
  • Schrijversgewijs
  • Kempens erfgoed

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!