Gesprek onder vier ogen.
Inleiding van de redevoering uitgesproken door Willem Doevenspeck op de Feestzitting ter gelegenheid van de 70ste jaardag van Fred Bogaerts op Zondag 5 October 1952 in het Gildesalon, Maarschalk Gerardstraat 19 te Antwerpen.
Fred Bogaerts,
Wanneer iemand zeventig geworden is, dan maakt men zich gereed om hem stilaan te vergeten. En men doet dit doorgaans op een hoffelijke wijze, met een viering, een academische zitting, muziek en veel lofwoorden. En dan is het stilte. Maar ik zou willen dat er van deze hulde iets meer overbleef dan verklonken woorden. Daarom draag ik u dit boekje op (waarvan het beste deel dan nog bestaat uit uw eigen, werk). namens uw vele vrienden, en in de eerste plaats namens uw twee grote overleden vrienden Ernest van der Hallen en Felix Timmermans. Ik heb mij dezer dagen trouwens voortdurend afgevraagd wat zij zouden gezegd hebben in mijn plaats.
Van Ernest van der Hallen kan ik mij voorstellen dat hij zou gezegd hebben: Fred, broer, het is een schoon ding wanneer men aan de mensen iets van het paradijs, dat is iets van hun kinderlijkheid kan terugschenken. Gij hebt dat gekund, omdat gij vooralles zelf een goed en een schoon mens zijt en omdat gij iets van het kind in u hebt bewaard. Dat is het geheim van uw groot vermogen en van uw kunst. En Fee Timmermans zou gelachen hebben: Fred, trek het u vooral niet aan. De mensen doen dat nu eenmaal gaarne, zo nu en dan eens iemand huldigen, en ge moet ze dat gunnen. Maar gij moogt het u niet aantrekken, want dat zou u in de war kunnen brengen en dat is niet goed voor uw werk. En uw werk is het enigste dat telt; dat is het enigste waar iets zal van overblijven.
Hiermede kon ik dit gesprek onder vier ogen eigenlijk wel sluiten, want in het woord van Van der Hallen ligt de essentie van uw persoonlijkheid besloten, en over uw werk, "het enige dat telt", wordt verder nog gehandeld, ware het niet dat ik dezer dagen tot een ontdekking ben gekomen, die ik u niet mag onthouden.
![](http://blogimages.seniorennet.be/timmermans_fan/2168412-883f31133a739e910a2416976e9c0402.jpg)
![](http://blogimages.seniorennet.be/timmermans_fan/2168412-2970420549bd68856226ecb2dde81453.jpg)
Hoe komt het dat gij, die zoveel vrienden hebt en die herhaaldelijk voor u hebben getuigd, die als een Sinterklaas zonder baard onder de mensen rondwandelt en overal waar gij komt een dankbare lach wekt, hoe komt het dat gij als kunstenaar niet zijt gearriveerd, maar gestrand zijt op onbegrip en eenzaamheid? Ik zal u het antwoord geven. Ik herinner mij dat gij lang geleden, het zal wel 25 jaar zijn, "De drie kardinale Gebreken" hebt getekend, de blindheid, de doofheid en de stomheid, zonder te weten wellicht dat gij hiermede op symbolische wijze de grote tekortkomingen van uw eigen leven had voorgesteld.
Want dit is mijn ontdekking, dat ook gij blind en doof en stom zijt geweest.
Inderdaad gij zijt steeds blind geweest voor de schitterende voordelen die het gevolg zijn van goede en vooral officiële relaties, en in uw onbeholpen blindheid zijt gij natuurlijk altijd aan de verkeerde kant gaan staan. Gij zijt aan de kant van uw volk gaan staan en de liefde voor uw volk hebt gij hoger gesteld dan de dienstbaarheid aan de machthebber die de roede zwaaien over dat volk. Maar hoe wilt gij dan dat diezelfde machthebbers u heden tegemoet zouden treden en de diensten honoreren die gij niet hebt bewezen, door u b.v. het Palais des Beaux Arts aan te bieden voor een grote retrospectieve, of door in de kelders van elk van hun musea een paar van uw goed betaalde werken weg te steken?
Dat gaat toch niet! Gij hebt gekozen en gij moet er de gevolgen van dragen. Gij hebt uw volk gekozen en gij zult er vrede moeten mee nemen dat uw werk misschien eens zal ingaan tot het hart van dat volk en daar eeuwig leven. Het is een magere troost, ik weet het, en ik weet dat haast alle sermoenen zo eindigen, maar ik kan u niets groters bieden, om de eenvoudige reden dat er niets groters bestaat.
En uw tweede kardinaal gebrek is uw hardnekkige doofheid. Want het is geweten dat een dove bij voorkeur datgene niet hoort wat hij niet wenst te horen. Welnu gij zijt steeds doof geweest voor de zoete verleiding van een gemakkelijke carrière, en voor de wijze raadgevingen van de schoolmeesters hebt gij steeds uw beide oren gestopt. Gij hebt niet eens een academie gevolgd en gij meent nochtans een kunstenaar te zijn! Als een kind hebt gij de vrijheid en de oorspronkelijkheid lief gehad en nu nog loopt gij als een kwajongen een ondeugend deuntje te fluiten in de tempel van de negen muzen, tot grote ergernis van degenen, die daar rustig zijn ingeslapen. En verwondert het u dan dat de heren critici, en de heren historici, die de burgerlijke stand van ons artistiek leven houden, en degenen die de lintjes en de beurzen uitdelen, doen of ze u niet kennen? Dat moet ge toch begrijpen! Er zijn toch voorbeelden genoeg geweest!
Er is toch een Breughel, een Brouwer, een Henri De Braeckeleer, een Jakob Smits, een Marten Melsen en een Alfred Ost geweest.... (ik noem zo maar enkele namen), en hoe zijn zij geëindigd? Later, veel later heeft men hen terug ontdekt, of zal men hen nog ontdekken..... Jawel, als dat U een hart onder de riem kan steken, gun ik het u graag. En wat hebt gij dan eigenlijk getekend? Dit is wellicht uw kardinaalste gebrek! Hebt gij de lof gezongen van de vetten, de rijken, de steunpilaren van de maatschappij? Neen, op dit stuk zijt gij stom geweest in alle talen en in alle kleuren.
Maar gij hebt uw hart laten gaan naar de mageren, de misdeelden, het schorremorrie dat vreet aan onze maatschappij en dat leeft tot ergernis van alle gegoede burgers. Ik weet het wel, het is uw schuld niet dat er zoveel ellende in de wereld is, en er is ook zo iets als een Sint Franciscus geweest, die de armen lief had. Maar dan moest gij toch weten dat hij al spoedig met het gerecht te maken had en dat alle weldenkende lieden van zijn tijd de staf over hem braken. Ik zeg het u zonder bitterheid, Fred, dit lijken mij de oorzaken van uw schijnbare mislukking. Gij zijt er nu echter zeventig geworden en er zal wel niet veel meer aan te veranderen zijn. Wellicht hebt gij zelfs niet anders gekend en zijn deze gebreken de peper en het zout van uw persoonlijkheid, wellicht hebt gij u laten misleiden door uw liefde in plaats van uw nuchter verstand te gebruiken, en liefde maakt zwak en dwaas.
Wij moeten er echter van maken wat wij kunnen, en daarom, indien ik toch op iets wil roemen, dan is het, lijk Sint Paulus, op uw dwaasheid dat ik roemen wil, op de eerlijke dwaasheid van uw drievoudige liefde: voor uw volk, voor de vrijheid, voor de armen en de eenvoudigen. Maar liefde roept liefde, zij kan niet zonder weerklank blijven en zij mislukt nooit geheel. Woorden verklinken en vrienden gaan vroeg of laat hun eigen weg, maar een zekerheid blijft, en dit moet u een beetje gelukkig maken, namelijk dat uw liefde weerklank heeft gevonden in vele harten en dat uw schoon leven en uw schoon werk hierdoor niet nutteloos zijn geweest
Willem Doevenspeck
*********
|