Vlaamse schrijver, dichter en schilder * 1886 - 1947 *
07-11-2015
Felix Timmermans ter Gedachtenis
FELIX TIMMERMANS TER GEDACHTENIS (Lier 5 juli 1886 - 24 januari 1947)
Reeds tien Jaar is Timmermans overleden en toch blijft hij in het brandpunt van de belangstelling staan. Geregeld verschijnen herdrukken en nieuwe vertalingen van zijn werk ; de radio en de televisie zenden het uit en zowel in schouwburgen als in parochiezalen, tot in het dialect van Frans-Vlaanderen toe, wordt het met veel bijval gespeeld. Nooit zijn er zoveel studies van Vlamingen en buitenlanders over hem verschenen als in de laatste tijd. Langzaam maar zeker worden de bouwstoffen verzameld, die moeten toelaten van zijn persoonlijkheid en kunst een definitief beeld te ontwerpen. Hel zal verschillen van de Timmermans die in de legende voortleeft, want hij was anders, veelzijdiger en dieper, dan over het algemeen wordt erkend.
Op zijn talrijke voordrachten vertelde hij graag over zijn afkomst. Hij was het dertiende van veertien kinderen. Zijn vader, die handel in kanten dreef, was een opgewekt en welbespraakt man. die sappig en schoon kon vertellen : zijn moeder een vrome en ingekeerde vrouw, die zichzelf vergeten heeft om het geluk van haar groot gezin te behartigen. Van de eerste moet Timmermans zijn aanleg tot de kunst, van de andere zijn drang naar het mysterieuze en godsdienstige hebben geërfd.
Reeds als opgroeiende jongen wilde hij kunstenaar worden, tekenen, schilderen, later ook schrijven. Hij is zowel het een als het ander blijven doen. ofschoon het duidelijk is dat zijn biezondere verdienste op letterkundig gebied ligt. In 1907 kwam zijn eerste boek uit, onder de schuilnaam Polleke van Mher. Het was een verzenbundel, die hij Door de Dagen getiteld had. Tijdens zijn laatste levensmaanden, getekend door de dood, zou hij met de gedichten uit Adagio tot de liefde uit zijn jeugd terugkeren en zijn loopbaan afsluiten zoals hij haar begonnen was. Tussen dat begin en einde heeft hij een dertigtal boeken uitgegeven, die tot verschillende genres behoren, want behalve verhalen en poëzie, heeft Timmermans ook toneel, vertelsels voor de jeugd en boeken over schilders geschreven.
Om hem met zijn gehele persoonlijkheid te leren kennen, moeten wij beginnen met Schemeringen van den Dood (1910). Toen Timmermans deze sombere verhalen verzonnen heeft, was hij op zoek naar een geestelijk houvast. Eruit blijkt dat hij reeds vóór zijn vijfentwintigste jaar een drang naar het bovennatuurlijke in zich droeg, die hem na een lange verdieping en verheldering van zijn inzicht, tot een innerlijk en vroom godsdienstig man zou maken. Dan volgt Pallieter (1916), een uitbundige hymne aan het leven met zijn schoonheid, zijn overdadige weelde en meeslepende genoegens. Wij zouden echter de geest van het boek miskennen als wij achteloos voorbij moesten gaan aan de weemoed om de vergankelijkheid der aardse vreugden, die in sommige hoofdstukken even sterk tot uiting komt als de zinnelijke overmoed in sommige andere.
Die ijle droefgeestigheid zal voortaan in al het werk van de Lierse meester aanwezig blijven, als een dunne nevel in de verte van een herfstlandschap. Zij doordringt in De zeer schoone Uren van Juffrouw Symforosa, Begijntjen (1918) en Ik zag Cecilia komen (1938), twee van zijn beste verhalen, het gehele gebeuren drukt ook haar stempel op zijn stijl. Ondertussen was in Het Kindeke Jezus in Vlaanderen (1917) een ander uitzicht van zijn persoonlijkheid aan het licht getreden: zijn belangstelling voor het volksleven over het algemeen, voor schilderachtige gebruiken en woorden, feesten en typen, voor alles wat de eentonigheid van het burgerlijke fatsoen kan onderbreken.
Een mengeling van die verschillende motieven komt in al zijn volgende boeken voor. De hoogtepunten zijn : Pieter Brueghel, zoo heb ik U uit uw Werken geroken (1928). De Harp van Sint-Franciscus (1932) en Boerenpsalm (1935). In Adriaan Brouwer (1948), dat tijdens de laatste oorlogsjaren geschreven werd, is de onderstroom van milde bedroefdheid om de onvolmaaktheid van de menselijke staat sterker geworden dan de vreugderoes om de heerlijkheid van het leven. In Adagio (1947), de verzenbundel waarmede hij zijn bestaan en kunst heeft afgesloten, is de godsdienstige verzaking aan zichzelf zo overwegend geworden, dat alle andere strevingen eraan onderworpen zijn.
Timmermans was een gevoelsmens, geen denker. Doordat hij nooit gelijk heeft willen hebben, prikkelt hij niet tot verzet. Men neemt hem aan, omdat men van hem houdt. Zoals hij de wereld zag en de mensen had leren kennen, door zijn zintuigen en met zijn hart. heeft hij ze uitgebeeld. Een romancier in de enge betekenis van het woord was hij niet. zelfs minder een verhalend dan een lyrisch kunstenaar. Hij was dichter en schilder, een schilderende dichter met het woord.
Waarschijnlijk is hij de meest gelezen Vlaamse schrijver : werk van zijn hand werd in zestien talen overgebracht. Een reden tot fierheid mogen wij zeker daaruit halen, maar die fierheid zou een beetje ijdel lijken als we haar niet onze belangstelling ten grondslag moesten leggen. Laten wij Timmermans nog eens lezen en meteen ontdekken dat hij rijker en menselijker is dan het bij velen in hun herinnering lag.
Door Paul Hardy uit De Gazet van Antwerpen – 1/10/1957 Dieper peilend naar Timmermans. Bij aanvang van dit jaar, precies op 24 Januari, was het tien jaar geleden dat Felix Timmermans overleed te midden van een laster- en depreciatiecampagne, zo mensonterend dat zij zelfs van uit een zeer linkse hoek een passionele reaktie uitlokte. Hoewel het reeds vóór de oorlog in sommige literaire milieus gebruikelijk was zich over de waarde van Timmermans' werk minachtend uit te laten, de smaad waarmede hij in de maanden van kollektieve verblindheid onmiddellijk na de bevrijding, werd bejegend, heeft — hoe ongerechtigd ook — bij velen reserves doen rijzen, niet zozeer tegen zijn persoon — die men sympathiek bleef vinden — dan wel in verband met zijn werk. Zij die, door afgunst gedreven, de «kunstenaar» in Timmermans hebben bezwadderd en neergehaald, hebben dus wel een tijdelijk resultaat bereikt. Ze zijn op de koop toe gediend geworden door de gevoels- en gedachten stromingen in de hedendaagse literatuur, die tenslotte aan de tegenpool liggen van de jubilante, door de drie kardinale deugden gedragen, levenskunst, waarvoor de geschriften van Timmermans een bijna hymnisch getuigenis zijn. Ik twijfel er niet aan of de jongere literaire generatie zal — als God haar leven verleent —, eens tot rust gekomen, haar onverschilligheid ten aanzien van Timmermans prijsgeven.
Er is inderdaad belangstelling voor Timmermans geweest dit jaar. Hopelijk is die belangstelling de aanvang van een dieper door te drijven studie over de Lierse meester en zijn merkwaardig oeuvre, Enkele maanden geleden mochten wij in dit blad de aandacht vestigen op een korte, doch revelerende studie over de « mens » Timmermans door Lic. José de Ceulaer. Door toedoen van de K.S.A,-Jong Vlaanderen en de V.K.S.J. werd het lovenswaardig initiatief genomen tot de publicatie van een bescheiden hulde-album, waarin bijdragen werden gebundeld van een tiental medewerkers, die ieder op hun beurt een aspect van Timmermans' persoonlijkheid of werk in het licht stelden. Uit dit sympathieke werkje zal men weliswaar geen nieuwe elementen opdelven met het oog op de Timmermans' studie als zodanig, doch ongetwijfeld heeft het bij de studerende jeugd de liefde en waardering voor Timmermans doen toenemen — wat klaarblijkelijk beantwoordt aan de bedoeling van de samenstellers. Bij de Uitgeverij «Wiek Op» te Brugge verscheen thans, van de mij onbekende Elias Dupon, een eigenaardig boek over Felix Timmermans.
Pas vandaag nog viel mij bovendien een studie in handen van Prof. A. Westerlinck, getiteld «De innerlijke Timmermans» waarin de bekende criticus en essayist zich tot doel stelt de spiritualiteit van de schrijver te evoceren aan de hand van diens verzen.
Maar we willen het hebben over Elias Dupon. Zijn boekje heeft niets te maken met literaire kritiek. Ik zou het zelfs niet als een studie in de gebruikelijke zin durven bestempelen, hoewel de auteur er heel wat steekkaartenzorg moet hebben aan gespendeerd. Het is veeleer een vrij omstandige verzameling citaten uit Timmermans' werk. Elias Dupon heeft, met een welbepaald doel voor ogen, zijn aanhalingen geschift en in rubrieken onderverdeeld, daarbij af en toe in herhalingen vervallend wat — zijn opzet in acht genomen — vrijwel onvermijdelijk was. Hij leidt zijn reeksen citaten in en kommenteert ze, doch telkens zeer summier. Soms trekt hij — op een eveneens bondige wijze — enkele rake conclusies. Klaarblijkelijk heeft hij geoordeeld dat, door zijn citaten doeltreffend te groeperen, Timmermans ons zelf zou zeggen datgene wat hij, Dupon, ons over Timmermans wenste diets te maken. En zijn doel heeft hij bereikt... in de onderstelling althans dat men zijn boek ten einde leest. Wanneer men een procedé toepast zoals dat van Elias Dupon, dient men op zijn hoede te zijn. Had hij de typografische voorzorg genomen zijn bindende teksten in een ander lettertype of in een ander letterformaat te laten zetten dan de citaten van Timmermans (die voorzeker 80 t. h. van het geheel uitmaken) dan ware zijn boek leesbaarder geweest. Zoals het er nu naar uitziet vergt het van de lezer een niet te onderschatten inspanning om volkomen bij de zaak te blijven. En dat is jammer voor een werk waarin de wezenskenmerken van Timmermans' levensvisie, door het naakte woord van de grote schrijver zelf, zo treffend worden aangetoond.
Dit boekje is het werk van een man die de harmonische ontplooiing van de Vlaamse volksaard alleen mogelijk acht in een organische verbondenheid met de christelijke ethiek, zoals ze door de Roomse Kerk aan de gelovigen tot beleving wordt voorgehouden, rekening houdende — zoals trouwens de Roomse kerk door het ten dienste stellen harer genademiddelen doet — met de volledige, innerlijk gespleten menselijke natuur.
In de mens-en-kunstenaar Felix Timmermans heeft Elias Dupon een exponent ontdekt die de Vlaamse volksaard, zoals hij die ziet, op een als het ware voorbeeldige wijze belichaamt in de veelvoudigheid van al diens aspecten en schakeringen, zoals deze weerspiegeld liggen in Timmermans' voornaamste roman-figuren en zoals ze in de meer informatieve delen van Timmermans verhalen tot uiting komen. In vier romanhelden blijkt Felix Timmermans zijn eigen levensvisie vooral te hebben beleden: in Pallieter, Breugel, Brouwer, doch vooral in Wortel uit.« Boerenpsalm ». Door het afgewogen naast elkaar plaatsen van tientallen citaten is het betoog van E. Dupon inderdaad overtuigend over de hele lijn.
De lijn die, na de sombere periode waarin « Schemeringen van den Dood » ontstond, door het werk van Timmermans heenloopt, is stijgend-verticaal tot ze wordt opgevangen, en uiteindelijk in een logische bekroning vastgelegd, door de lyriek uit het «Adagio». Aan die lijn liggen vastgeknoopt de volkse Vlaamse deugden als liefde voor geboortegrond en landschap, nationale vrijheidsdrang, volksgezind verweer tegen belagers, weerzin tenslotte voor alle vormen van volkse ontaarding, José de Ceulaer gewaagt ergens, in zijn hoger vermelde studie, over karakter zwakheid bij de helden van Felix Timmermans. « Zwak » zijn ze inderdaad wanneer het er op aankomt hun zondige natuur te beteugelen, maar onbuigzaam en sterk blijken ze in hun verzet tegen onderdrukking (Breugel), in de trouw aan hun artistieke roeping (Breugel, Brouwer), in hun trouw aan hun door God en aard gewilde levensbestemming (Wortel).
Aan diezelfde lijn liggen gebonden hun onuitroeibaar geloof in de Schepper, in zijn wijze Voorzienigheid en zijn bestendige mystieke nabijheid; hun diepe gehechtheid aan de door de kristelijke ethiek geconsacreerde, natuurlijke waarden als de echtelijke liefde, het gezin, het immer-aanvaarde moederschap. Natuur en boven-natuur zijn in het werk van Timmermans op bijna onthutsende wijze met elkaar verbonden. Zijn religieuze gesteldheid treedt uit geheel zijn werk, tot in de onderdelen ervan, naar voren — niet enkel in de idee, maar zelfs tot in de woordkeuze! De hiernavolgende uitspraak van Verschaeve acht Elias Dupon op geen enkel Vlaams kunstenaar treffender van toepassing dan op Felix Timmermans: «De grote Vlaamse kunstdaad bestaat daarin dat zij zinnen en geest, werkelijkheidsliefde en hemelverlangen niet in onderscheidene kunstenaars, of in een en denzelfden achtereenvolgens het uitleven, maar beide in één hartegloed begeerde en in één kunstwerk uitstortte.., Zo ontstaan werken, één in hun tegenstellingen en één in hun polariteit... Het is bij ons gebruikelijk geworden, te spreken van twee stromingen bij 't Vlaamse volk, en daarbij te gewagen van het volk van Memling en het volk van Rubens, alsof de eerste kunstenaar de mystiek, en de tweede de aardse liefde belichaamde. Ik kan met de beste wil geen mystiek zien waar ik levensbleekheid bespeur, noch er loochenen, waar levensvolheid straalt. Ook mystiek moet geheelheid zijn omdat zij vlam des levens is, »
Wellicht zullen al de hierboven aangestipte kenmerken van Timmermans de goede kenners en vereerders van zijn werk niet zo erg verbazen. Maar desondanks zullen ze verwonderd zijn over het feit dat Timmermans het alles zelf zo sterk heeft geformuleerd. Het is de niet te miskennen verdienste van Elias Dupon zulks te hebben aangetoond. Zijn werk zal derhalve voor de verdere Timmermans' studie 'n kostbaar richtsnoer zijn.
Door José De Ceulaer uit De Standaard van 27/7/1972 Essen, juli. — Een paar duiven trippelen rustig rond op de verlaten Kennedy-platz, waar parkeren op een zondagmiddag geen probleem is. Waar zijn ze allemaal, de 700.000 inwoners van de elf eeuwen oude stad in het hart van het Roergebied ? Essen, jawel... maar slechts na lang zoeken vind ik een restaurantje, dat dan nog door een Joegoslaaf wordt opengehouden. De Margarethenhöhe ligt een eindje buiten het centrum. Het is er nóg rustiger. Dr. Karl Jacobs, 66 en gepensioneerd schoolhoofd, woont er trouwens Im stillen Winkel, waar je nog vogels kunt horen fluiten.
Hij ziet er net uit zoals men zich een Duitse vertaler van Timmermans zou voorstellen: «gemütlich» en vooroorlogs. Geen die om de haverklap «Ach was» zegt, met het daarbij behorende handgebaar. Hij spreekt overigens voortreffelijk Nederlands, al hoor je natuurlijk wel, als hij Phiether Broigel zegt, welke taal hij van zijn moeder leerde.
— Ik heb Felix Timmermans voor het eerst bezocht in september 1927, zegt Karl Jacobs. Ik was toen nog student en had in Frankrijk een Vredeskongres bijgewoond, waar ik een Duitse katolieke jeugdbeweging vertegenwoordigde. Ik maakte er kennis met enkele jonge Vlamingen als Victor Leemans, Ast Fonteyne en Leo Wouters. Wij hadden «Pallieter» gelezen en waren er entoesiast over. Ons kontakt met de Vlamingen had tot gevolg, dat ik het waagde, met een student in de teologie naar Vlaanderen te komen en bij Timmermans te gaan aanbellen. Wij spraken elk onze moedertaal, maar verstonden elkaar best. Toen ik de volgende dag de gelegenheid had, Timmermans een spreekbeurt te horen houden in Antwerpen, werd de mogelijkheid besproken dat de auteur van «Pallieter» ook eens in het Rijnland zou komen voorlezen uit zijn werk. Hij beloofde tegen die tijd Duits te leren en ik zou mij aan de studie van het Nederlands zetten.
Toen hij in maart 1928 in Keulen arriveerde, bleek hij helemaal geen tijd gevonden te hebben om Duits te leren. Hij had een paar in het Duits vertaalde fragmenten van zijn werken meegebracht. Wij zouden die na de middag inoefenen. Na een paar pogingen vond Timmermans het al welletjes en ging hij eens rustig rondkijken in de stad. Ik vreesde dat de eerste voordracht een ramp zou worden, maar Timmermans maakte zich helemaal geen zorgen en las als toegift, zonder enige voorbereiding, ook nog Het Verksken voor. De avond werd een sukses. De volgende dag trad hij zelfs in Düsseldorf voor de radio op.
— Waaraan schrijft u zijn sukses in Duitsland toe? — Na de eerste wereldoorlog was er hier nood aan eenvoudige, hartelijke en probleemloze lektuur. Die vonden wij in Pallieter en Het Kindeken Jezus in Vlaanderen. Het sukses ervan legde de grondslag van de bijval die daarna ook Ernest Claes, Stijn Streuvels en Gerard Walschap verwierven, maar die was niet zo opzienbarend als die van Timmermans.
Literair bereikte De Witte niet hetzelfde peil en het werk van Streuvels lag in de lijn van dat van Knut Hamsun. Timmermans was « einmalig ». Ik kan begrijpen dat de jongere Vlamingen niet meer in zijn stijl of die van Claes schrijven. Zij zoeken aansluiting bij de internationale literatuur, maar wat wij van de Fransen en Amerikanen te lezen krijgen, is van een groter gewicht Daarom zijn de kansen van Hugo Claus en andere moderne Vlamingen hier niet groot, ze hebben een te sterke konkurrentie, ze hebben de eenmaligheid van Timmermans niet. — Hoe staat de jongere generatie hier tegenover Timmermans ? — Er is voor het ogenblik niet veel meer van hem op de markt. De ouderen hebben zijn boeken in hun bibliotheek, de in pockets verschenen boeken zijn nagenoeg uitverkocht. Indien het Insel-Verlag nog zelfstandig was, zouden er wel nieuwe uitgaven op de markt komen, maar het behoort tot de groep van Suhrkamp, die niet veel voor Timmermans over heeft.
— Heeft zijn werk nog een toekomst in Duitsland? — Ik geloof dat niets definitief is, ook niet het huidige gebrek aan belangstelling voor Timmermans. Ik geloof niet dat werken als De Pastoor, Anna-Marie en De Familie Hernat het zullen blijven doen, maar de belangstelling zal zich koncentreren op zijn belangrijkste werken als Pallieter, Pieter Bruegel en Boerenpsalm en op novellen als Juffrouw Symforosa, Driekoningentryptiek en Ik zag Cecilia komen. Dat kan nog wel een tijd duren, maar die werken zullen opnieuw in de belangstelling komen, net zoals het werk van Herman Hesse, die ook had afgedaan, nu weer in is bij de hippies.
— Welke kwaliteiten schrijft u Timmermans in hoofdzaak toe? — Ik houd het meest van zijn sappigheid, zijn hartelijkheid, zijn intensiteit van aanvoelen en ook zijn vrolijkheid. — Ziet men in Duitsland de Nederlandse literatuur als één geheel? — Als geheel is de Nederlandse literatuur hier onbekend. Ik vind dat er een groot verschil is tussen het werk van de Vlamingen en dat van de Nederlanders. — Ziet u een verband tussen Timmermans en de andere Vlaamse schrijvers ? — Het verband is betrekkelijk klein, Streuvels b.v. is helemaal anders, ernstiger, algemener, maar niet eenmalig zoals Timmermans.
Eerlijk en korrekt Karl Jacobs is doctor in de filozofie en volgde kursussen aan de universiteiten in Bonn, Lausanne, Parijs, München en Keulen. Door zijn kennis van het Nederlands, het Frans en het Engels, werd hij onder de oorlog eerst tolk in Rijsel en daarna bij de administratie van de Oberfeldkommandantur in Gent; ook tijdens zijn krijgsgevangenschap werd op hem een beroep gedaan als tolk. Of het waar is dat Timmermans als «Judenfreund» bekend stond, kan hij ontkennen noch bevestigen.
— Ik weet wel dat Timmermans altijd eerlijk en korrekt geweest is, zowel vóór als onder de oorlog. Hij handelde altijd volgens zijn natuur, zijn karakter en zijn geweten. In de Rembrandt-prijs zag hij een kulturele onderscheiding, maar hij zou wel liever gehad hebben dat de prijs hem niet tijdens de oorlog was toegekend. Een weigering van de prijs zou hem zeker grote moeilijkheden bezorgd hebben. Karl Jacobs was niet de eerste Duitse vertaler van Timmermans. Aanvankelijk moest hij zich tevreden stellen met vertalingen van korte verhalen en bijdragen, omdat het Insel-Verlag een eigen vertaler in dienst had, de uitgeweken Vlaming Peter Mertens. Deze was in de verpakkingsdienst van de uitgeverij, maar Dr. Anton Kippenberg gaf hem de gelegenheid een meer intellektueel werk te verrichten door Timmermans te vertalen. Toch heeft Karl Jacobs een indrukwekkend aantal vertalingen gemaakt, ook van o.a. Ernest Claes, Stijn Streuvels, Karel Van de Woestijne en in de jongste jaren voor het Mercatorfonds. Ik vond Timmermans vertalen niet zo moeilijk, zegt hij, ik heb het graag gedaan, maar natuurlijk gaat er altijd wel iets verloren van de originele tekst.
Karl Jacobs heeft Timmermans niet alleen vertaald, hij heeft ook met hem samengewerkt. Hij vertaalde de toneelstukken Mijnheer Pirroen en Leontientje, Het Kindeke Jezus in Vlaanderen bewerkte hij voor het toneel en Timmermans vertaalde die bewerking op zijn beurt in het Nederlands. Samen schreven ze De Zachte Keel, de toneelbewerking van Pieter Bruegel en De Onzichtbare Hand. Van die drie stukken werd enkel Pieter Bruegel ook in het Nederlands gepubliceerd, De Onzichtbare Hand werd in het Nederlands nooit opgevoerd.
— Wat mij bij mijn Kontakt met Timmermans het sterkst getroffen heeft, zegt Jacobs, is het vertrouwen dat hij mij, die toch twintig jaar jonger was, heeft geschonken. Van het begin af hebben wij elkaar goed begrepen en was er een diep menselijk kontakt tussen ons. Hij toont mij tekeningen, brieven en opdrachten van Timmermans in zijn boeken Als wij aan zijn gastvrije tafel zitten, komt zijn zoon even aanlopen, die geneesheer is en een dubbele voornaam heeft met een symbolische betekenis: Karl-Felix.
Ik ben Mon Van den heuvel
Ik ben een man en woon in Lier (België) en mijn beroep is op pensioen.
Ik ben geboren op 19/06/1944 en ben nu dus 80 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Felix Timmermans - Geschiedenis van Lier in de ruimste zin genomen.