Foto
Inhoud blog
  • GOMMAAR TIMMERMANS OVERLEDEN
  • Toespraak bij de opening van uitgeverij
  • Speciale tekening van Felix Timmermans
  • Wat andere kunstenaars over de kunst van Timmermans schreven - Flor van Reeth
  • Intervieuw met Tonet Timmermans - Jooris van Hulle
  • Beste bezoeker
  • Op bezoek bij Tonet Timmermans - Denijs Peeters
  • Timmermans in Baarn - Huub van der Aa
  • Felix Timmermans en Camille Melloy - Etienne De Smedt
  • Ge zijt uw eigen baas en uw eigen koning - Bart Van Loo
  • Boerenpsalm tentoonstelling in Mol
  • Felix Timmermans was voor alles Dichter - Erik Verstraete
  • Laat het nu stil worden - Herman-Emiel Mertens
  • De Stille Timmermans - Marcel Janssens
  • Pallieter - Fons Sarneel
  • Begrafenis van Felix Timmermans op 28/01/1947 - Gaston Durnez
  • Job Deckers en de lokroep van Schoon Lier - Roger Vlemings
  • En waar de ster bleef stille staan - Felix Timmermans
  • De Fé herleeft in Lier - Paul Depondt en Pierre De Moor
  • " E Vloms keuningske " - Gaston Durnez
  • Sint Gommarus - Felix Timmermans
  • Timmermans ter ere, een selectie uit zijn picturaal werk - G. Carpentier-Lebeer
  • Bij de heilige Anna klinkt hardrock-muziek - Frans van Schoonderwalt
  • En als de Ster bleef stille staan... - J.J. Vürtheim Gzn
  • Felix Timmermans, de Liersche Breughel - Caty Verbeek
  • Het afscheid van Felix Timmermans - Redactie
  • De Poëzie van Felix Timmermans - De Nieuwe Gazet 09/08/1947
  • Uniek dat auteur alles van zijn werk heeft bewaard - Frans Keijsper
  • De fijne nostalgie van Felix Timmermans - Rigoberto Cordero y Léon
  • Lier gegroet, nog duizend pluimen op uw hoed - Willem Hartering
  • De Timmermans-tegeltjes - Ward Poppe en Philip Vermoortel
  • Pallieter wint het van Wortel - Gaston Durnez
  • Het spekbuikige Brabant en het magere Kempen land - Marcel Pira
  • De Zeemeermin - Bert Peleman herdenking op 11/07/1986
  • Profiel van Felix Timmermans - Etienne De Ryck
  • Lia Timmermans - zo was mijn vader - Manu Adriaens
  • Felix Timmermans in Waalwijk - Arthur Lens
  • Overeenkomst - Van Kampen
  • Ronald
  • Mooie Faience steentjes van de Fé
  • Mooie opdrachten - uniek materiaal
  • Bij de recente Duitse vertaling van Adagio - Stijn Vanclooster
  • Dit schreef Gommaar
  • Waarom ik van Timmermans hou. (deel 1) - Viktor Claes
  • Waarom ik van Timmermans hou. (deel 2) - Viktor Claes
  • Felix Timmermans - Uit mijn rommelkas
  • Felix Timmermans, zijn succes en zijn schrijversplannen - Redactie
  • Een Tafelspeech en een Interview - Karel Horemans
  • De Muziek in het werk van Timmermans - Louis Vercammen deel 1
  • De Muziek in het werk van Timmermans - Louis Vercammen deel 2
  • Streuvels en Timmermans - Jan Schepens
  • Reimond Kimpe - Joos Florquin
  • Pallieter in Holland - Cees Visser
  • Intimations of Death - Schemeringen van de Dood
  • De Blijdschap van Guido Gezelle en Felix Timmermans. - Gaston Durnez
  • Toespraak gehouden in Hof van Aragon - Philip Vermoortel
  • De schrijver Antoon Coolen in Hilversum - P.J.J.M Timmer
  • Felix Coolen
  • Pallieter verboden - redactie Het Vaderland
  • Over Pallieter. - Voordracht in het Foyer-Concertgebouw op 24 januari 1919.
  • Beste vrienden - redactie
  • 'Ik heb mijn kinderdroom waargemaakt' - Lieve Wouters
  • De man achter GOT - Andy Arnts
  • Gestopt met tellen, Hoeveel boeken ik geschreven heb - P. Anthonissen
  • Liefde is nooit verboden - Frans Verleyen
  • Felix Timmermans overleed vandaag - Bertje Warson
  • Saluut bij een honderdste verjaardag - Marc Andries
  • Timmermans op de planken - Daniël De Vos
  • Gaston Durnez Exclusief - Etienne Van Neygen
  • Vlaamser dan Vlaams. - Hans Avontuur
  • Felix Timmermans en Averbode - G.J. Gorissen
  • Een tweede leven voor Timmermans en Claes - Patrick Lateur
  • Een Brief aan Felix Timmermans - Johan De Maegt
  • Dichter und Zeichner seines Volk - Adolf von Hatzfeld
  • In de Koninklijke Vlaai - Felix Timmermans
  • Fred Bogaerts - Adriaan De Bruyn
  • De Natuur blijft verbazen
  • Kluizekerk sloot definitief - redactie
  • Timmermans heeft geen Fascistisch Bloed - Lode Zielens
  • Om er even bij stil te staan - Etienne De Smet
  • Tekeningen
  • Aan boord met Felix Timmermans - Anton van Duinkerke
  • Gommaar Timmermans - GoT 90 jaar
  • Het Menu - Bonni Konings
  • Onuitgegeven handschrift van Felix Timmermans
  • Zet uw ziel in de zon - Gaston Durnez
  • Stijn Streuvels 70 jaar - Felix Timmermans
  • Anton Pieck: een vriend van Vlaanderen - K. Van Camp
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 1
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 2
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 3
  • Zelfportret - Felix Timmermans
  • Ik had zo graag Felix geheten! - Daniël De Vos
  • Tony Fittelaer: « Kozijn Felix was een buitengewoon mens » - Vandecruys Geert
  • In en over Juffrouw Symforosa - Arthur Lens
  • Bij Pallieter thuis - Redactie
  • Kalender 1932 - Felix Timmermans
  • Mijn eerste boek - Felix Timmermans
  • De Fé vulde een kamer - Martine Cuyt
  • Met Timmermans op literaire bedevaart naar Lier - Jaak Dreesen
  • De Toverfé - Wannes Alverdinck
  • " Er gebeurt iets… Timmermans herdacht " - Jan Vaes
  • Bij Marieke is de Fee nog thuis - Marc Andries
  • Oosters Geschenk van Clara Timmermans (Haiku's)
  • Een soep met vier troostende mergpijpen - Gaston Durnez
  • Met Felix Timmermans op stap door Lier - Jos Vermeiren
  • Professor Keersmaekers over Felix Timmermans - Jaak Dreesen
  • Honderd jaar geleden werd Felix Timmermans geboren
  • Tonet Timmermans overleden 26/03/1926 - 16/04/2020
  • Briljante vertegenwoordiger van de volkskunst ! - Al. Slendsens
  • De goede Fee op zoek naar de Kern - Gaston Durnez
  • Saluut bij een honderdste verjaardag - Marc Andries
  • Een ministadje uit de voltooid verleden tijd - Frans Verstreken
  • Felix Timmermans, Tekenaar en Schilder - Denijs Peeters
  • In defence of Timmermans - Godfried Bomans
  • Hoe Pallieter werd onthaald door Nederlands publiek - Karel van den Oever
  • Adriaan Brouwer - Sirius
  • De Pallieter rel - Lode Zielens
  • Boerenpsalm - Willem Rueder
  • De zachte Keel - Frans Verstreken
  • Feestelijke Groeten
  • Merkwaardige gesprekken - Gommaar Timmermans
  • En als de Ster bleef stille staan - Top Naeff
  • Gaston Durnez - Overleden
  • Felix Timmermans - Rond het ontstaan van Pallieter
  • Een barre winter in Schoon Lier - Henk Boeke en Claus Brockhaus
  • Interview met Gommaar Timmermans - Bertje Warson
  • Felix Timmermans werd onrecht aangedaan - W. Roggeman
  • Gesloten wegens nieuwe schoenen - Toon Horsten
  • Boerenpsalm - Peter Claeys
  • Gommaar Timmermans - Paul Jacobs
  • Ernest Claes - Felix Timmermans en voordrachten in Duitsland
  • De Molen van Fransoo - Felix Timmermans
  • De Vroolijkheid in de Kunst - Carel Scharten
  • Adagio - Felix Timmermans
  • Hoe ik verteller werd - Felix Timmermans
  • Pallieter wordt honderd jaar - Bertje Warson
  • Openingstoespraken - Timmermans-Opsomerhuis 1968
  • Toespraak Artur Lens Archivaris - 1968
  • Toespraak Hubert Lampo - 1968
  • Timmermans als Schilder en Etser - Floris Van Reeth
  • Felix Timmermans, Dichter und Zeichner seines Volk.
  • Felix Timmermans - Theo Rutten
  • Gesprek onder vier ogen - Fred Bogaerts 70 jaar
  • Timmermans over De Pastoor in den bloeienden Wijngaerdt
  • Tooneel te Brussel
  • De vroolijkheid in de Kunst
  • Stamboom van Felix Timmermans
  • Timmermans over "De Pastoor uit den Bloeienden Wijngaert
  • Felix Timmermans over den Vlaamschen humor
  • Adagio - Lia Timmermans
  • De nachtelijke Dauw - Felix Timmermans
  • Felix Timmermans geschilderd door Tony Claesen - 2018
  • De Nood van Sinterklaas - Felix Timmermans
  • De Vlietjesdemping te Lier - Felix Timmermans
  • Pallieter naast Boerenpsalm
  • Pallieter in het klooster - Cees Visser
  • Info FT Genootschap
  • F T Fring bestaat 25 jaar
  • Timmermans en de Muziek - Daniël De Vos
  • Fons De Roeck
  • Is Timmermans Groot ? - Felix Morlion O.P.
  • Renaat Veremans vertelt - José De Ceulaer
  • Vacantie bij de oude boeken - Gaston Durnez
  • Foto's van Oude Lier 1
  • De Pastoor uit den Bloeyenden Wijngaerdt
  • Brief Gommer Lemmens - 11/06/2013
  • 70 jaar geleden ....
  • Overlijden van de Fé
  • Luisterspel Pallieter 2016
  • Bibliotheek van de stad Lier
  • Anton Thiry - Gaston Durnez
  • postkaarten
  • Een Mandeke Brabants fruit
  • Clara Timmermans overleden
  • Covers van Pallieter
  • Pallieter en Felix Timmermans
  • Toespraken 25/6/2016 - Kevin Absillis, Kris Van Steenberge en Gerda Dendooven
  • De Lierse Lente - Ronald De Preter
  • Felix Timmermans - Emiel Jan Janssen
  • Pallieter honderd jaar - Gaston Durnez
  • Adagio - Frans Verstreken (Hermes)
  • Pallieter, een aanval en verdediging
  • Foto's 1
  • Driekoningen-Tryptiek - Jacques De Haas
  • Over Pallieter (25/01/1919)
  • Timmermans' werk in het buitenland
  • De Eerste Dag - Felix Timmermans
  • Het Kindeke Jezus in Vlaanderen
  • Fred Bogaerts - Felix Timmermans
  • De Harp van Sint Franciscus - Gabriël Smit
  • Timmermans en Tijl Uilenspiegel
  • Felix Timmermans ter Gedachtenis
  • De Vlaamse Timmermans - Paul Hardy
  • Timmermans was Einmalig - José De Ceulaer
  • Levenslied in schemering van de dood - Gaston Durnez
  • Expositie in De Brakke Grond te Amsterdam
  • Bij de Hilversumsche Gymnasiastenbond
  • Timmermans als schilder en tekenaar - W.A.M. van Heugten
  • De onsterfelijke Pallieter - Tom Vos
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Felix Timmermans
    Vlaamse schrijver, dichter en schilder * 1886 - 1947 *
    27-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Felix Timmermans gezien door een Zwitser - Siegfried Schleicher

    Felix Timmermans gezien door een Zwitser.

     

    Timmermans, der ewige Poet door Siegfried Schleicher  -  Rex-Verlag, Luzern

     

    Artikel uit een krant van 30 1 1949

     

         Ik geloof niet, dat zij talrijk zijn, of ooit geweest zijn, de Vlaamse en zelfs Hollandse schrijvers over wie in het buitenland in een vreemde taal een heel essay werd gepubliceerd. Siegfried Streicher, Dr phil., is een in 1893 te Bazel geboren Zwitsers auteur en redacteur van de Schweizer Rundschau, die reeds een aanzienlijk aantal werken heeft uitgegeven, gedichten, novellen, essay's, studiën allerhande op het gebied der literatuur- en kunstwetenschap, der cultuur- en godsdienstwetenschappen en zo meer. Dus precies niet de eerste de beste, niet ergens een naïeveling die zich argeloos aan een literatuur als die van Timmermans vergaapt, maar op zijn minst de gelijke van een Dr Staverman, die, nadat hij «Pallieters» grootvader meende ontdekt te hebben, dit boek als reeds half vergeten verklaarde, van een Dr G. Stuiveling die « het betere Vlaanderen » elders ziet dan in Timmermans - zonder te spreken van erger uitlatingen, om het zacht te zeggen, die de schrijver van « Boerenpsalm » nog tijdens zijn leven heeft moeten horen.

     

         Elk zijn meug, natuurlijk. We zullen daartegenover alleen maar de nuchtere constatatie doen dat Timmermans wellicht de enige schrijver is in de Nederlandse taal die een internationale faam geniet, terwijl, als er eens een roman of novelle van hen, die tot «het betere Vlaanderen» zouden behoren, vertaald wordt, het daarmee niet verder komt dan een «succes d'estime». Het is al heel mooi maar dat het geen openbaringen blijken is wellicht eenvoudig hieruit te verklaren, dat men elders ook schrijvers heeft van die aard en die mentaliteit en die het evengoed doen, of deden, als zij en vaak veel beter en veel eerder. Timmermans echter heeft iets eigens, iets « einmaligs » dat men aanvaarden of verwerpen kan, maar dat men als bestaande moet erkennen.

         Het is dit persoonlijke en onvervangbare bij Timmermans dat Siegfried Streicher als zoveel andere buitenlanders heeft getroffen en waarvan hij getuigenis aflegt in zijn kort (50 pag.) maar in mooi proza geschreven en substantieel essay. De voortreffelijke bladzijde die hij wijdt aan de « ewige Poet » zijn zelf bijna een poëem, wat hem trouwens geenszins belet Timmermans' werk scherpzinnig te benaderen. Voor ons Vlamingen is het zeer interessant te zien hoe een gecultiveerd en smaakvol vreemdeling op het werk van een onzer letterkundige figuren reageert, en zulks in een betrekkelijk uitvoerig geschrift. Wij zijn daar inderdaad niet aan gewoon. Meestal zijn wij het die over buitenlandse auteurs schrijven, zij niet over ons. Hier is een, gewis noga1 zeldzame uitzondering. Een dergelijk getuigenis is belangwekkend, alleen al omdat het onbevooroordeeld is. Siegfried Streicher heeft natuurlijk ook iets vernomen over wat Timmermans aangewreven word van tijdens de bezetting.


    « Aegerliche Dinge haben unser Ohr erreicht. Wir fragen nicht darnach. Uns bleibst Du, der aus Gold und Licht das Büchlein schrieb von Symforosa dem Beginchen... »
    enz.


        
    Hij huldigt in hem in de eerste plaats de grote verteller en « dichter » van zijn volk, alsmede de ongemeen oorspronkelijke vinder van onuitputtelijke reeksen van beelden en vergelijkingen. Dit zijn de beide voornaamste thema's waarop Siegfried Streicher's essay gebouwd is. Nadrukkelijk huldigt hij de verteller, niet de romanschrijver of zelfs novellist. Daar ziet ook hij Timmermans' kracht niet, er bijvoegend dat, zo spoedig de schrijver van «Pallieter» ophoudt de taal van zijn volk te spreken, zijn liederen te zingen, zijn spreuken en grappen tot de zijne te maken, zijn vertelsels en legenden te verhalen hij niet meer te genieten is, zoals in « De Familie Hernat »  « dem schalen Buche, das man kaum lesen kann ».

    Men ziet, groot bewonderaar van Timmermans, gaat Siegfried Streicher geenszins critiekloos te werk. Maar zijn grote waardering gaat uit naar de verteller der befaamde werken die wij allen kennen « Pallieter » en « Boerenpsalm », « Symforosa » en « Driekoningentryptiek », het « Kindeke Jezus » en « Leontientje », naar « Breugel » en de « Krabbekoker » in mindere mate naar « Franciscus ».


    99303833.jpg 


        
    Maar niet uitgepraat raakt hij over Timmermans' beeldspraak. Een paar malen hervat hij zelfs dit thema, waaraan hij uitvoerige en belangrijke beschouwingen vastknoopt, er inzonderheid op wijzend hoe Timmermans met de vindingrijkheid van de echte dichter de dingen telkens weer ziet op een eigen, frisse, oorspronkelijke manier en, terwijl anderen steeds voortgaan bepaalde dingen en verschijnselen met dezelfde, lang versleten epitheta, vergelijkingen en metaphoren te kenschetsen, Timmermans steeds nieuwe, verrassende beelden ontdekt. Niet het minst om die hoedanigheid is hij voor de essayist « der ewige Poet, vielleicht der letzte ».

     

         Hiermee echter heeft Siegfried Streicher zijn onderwerp geenszins uitgeput. Lyrisch bijna schrijft hij over Vlaanderen en het Vlaamse wezen zoals hij het in Timmermans' boeken uitgebeeld ziet. En er blijkt waarlijk niet uit dat Timmermans van zijn land en volk een soort karikatuur of een folkloristisch kermistafereel zou geschilderd hebben, zoals men hem hier soms verwijt. In de ogen van die Zwitser is hij ons waarachtig niet te «schade en te schande», geweest. Over Vlaanderen's geest en ziel, natuur en geloof, zeden en karakter, zijn gothische droom en barokke levensvreugde, over het Vlaanderen gesymboliseerd in zijn volgens Streicher eigenste schepping, de Tijl Uilenspiegel — « Der Coster war sein Prophet, von ihm und Breughel her kam Timmermans ».— schrijft de essayst warme woorden en vindt hij rake formuleringen. Als gezegd is het trouwens in zijn geheel een kunstzinnig, vormschoon opstel, met liefde en bewondering geschreven, waar van het te hopen is dat het ook hier zijn weg zal vinden.

     

    ******

    27-10-2012 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    26-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Herinneringen aan de schilder-tekenaar - Mia Couteele-Cappuyns

    Herinneringen aan de schilder-tekenaar :
    Felix Timmermans

     

    Door : Mevr. Mia Couteele-Cappuyns. – uit het tijdschrift van de VAB.

     

         Telkens wanneer een Vlaams kunstenaar wordt gehuldigd, voelen wij ons, als stamgenoten, in zijn roem betrokken. Nu vooral, vermits het hier gaat over het werk van iemand, wiens wereldfaam voor Vlaanderen zulke grote betekenis heeft.

     

         Daarom ook is er in ons een zachte ontroering, een piëteitsvol herdenken, een diepe bewondering voor al wat Meester Felix Timinermans ons geschonken heeft. ledereen kent zijn boeken met de plezierige en schone vignetten, maar het schilder- en tekenwerk, dat zo omvangrijk en zo belangwekkend is, moet veel meer onder de, ogen gebracht worden.


      vab003.jpg    vab009.jpg
     

         De Vlaamse Toeristenbond, het machtigste kultureel organisme van Vlaanderen, mag het zich tot een grote eer en een uitzonderlijke verdienste aanrekenen het eerst te hebben gedacht aan een tentoonstelling van Timmermans' schilder- en tekenwerk. Te Antwerpen was het een ware triomf : druk bezoek vanwege het publiek, keurige en verzorgde voorstelling van het werk. We hoorden toen de juiste beschouwingen van een Liers kunstschilder, Oskar van Rompay, vriend van Timmermans. Waar de kunstkritiek zo vaak wordt beoefend door buitenstaanders, die er enkel wat literatuur van maken, kregen wij aldaar de uitleg en de belichting van een oordeelkundig vakman. Deze interessante bijdrage tot de kennis van Timmermans' grafisch werk is gepubliceerd in het keurig boek van onze vriend Renaat Veremans, samen met een vijf en twintigtal reprodukties van de beste tekeningen en schilderijen, die nu hier tentoongesteld zijn.

     

         Na Antwerpen en Lier komt dus Gent aan de beurt. Gent, de prachtige Vlaamse, stad, die in de geschiedenis van onze stam een hoofdrol speelt. Timmermans placht te vertellen dat hij in Vlaanderen zijn eerste voordracht- gaf niet te Lier, noch te Antwerpen, doch te Gent, in 1921 ! Het; is te voorzien dat de Gentenaars deze tentoonstelling ten volle zullen waarderen. Hier is werk te zien, dat tot nog toe onbekend bleef. Want Timmermans is volstrekt niet bij het anekdotische en folkloristische gebleven. Een gans ander facet van zijn kunst komt aan het licht : de tekeningen en schilderijen, welke hij voor eigen genoegen maakte. Duidelijk voelt men aan dat het met blijdschap en genot gedaan werd : de Zondagschilder heeft er zich, aan verkneukeld, omzeggens in hemdsmouwen, uit louter vreugd.


    vab001.jpg    vab007r.jpg
     

         Enkele dezer schilderijen zagen wij een twintigtal jaren geleden geëxposeerd door de katholieke kunstenaarsgroep « De Pelgrim », waarvan Timmermans een der meest markante figuren was. De fonkelende kleuren, de eigenaardige composities, de godsdienstige wijding ervan, ontsnapten niet aan de Vlaamse elite.

    De eigenschappen van Felix Timmermans, die hem zo; kwistig door Moeder Natuur waren meegegeven, lieten hem toe uit zijn rijke verbeelding, met vaardige hand, bijna alles met de lijntekening weer te geven, met een raakheid, een spontane schetsmatigheid, die verbazen. Ja, Timmermans was een geboren tekenaar en illustrator. De originaliteit, de verscheidenheid van de tekeningen, de charme en kleurenweelde der schilderijen zullen steeds de kunstminnaar blijven boeien.

     

         In zijn zo gewaardeerde voordrachten, heeft hij aan zijn bewonderaars verteld hoe zijn jeugd en roeping geweest zijn. Wij weten allen hoe hij, vanaf zijn dertiende jaar reeds, bezeten was door het verlangen schilderijen te zien ; hoe hij vier negerkoppen van Rubens had nagetekend. Bovenal boeiden hem de befaamde Epinal-prenten, die hij op zijn manier natekende en interpreteerde, met hevige kleuren.

     

         Op een herfstdag was hij met een kameraad aan 't hazelnootjes plukken in het Papegaaienbos. Intussen praatten de Jongens over schilderijen en over Antwerpen. Konden zij maar eens tot in het Museum geraken... De vriend had een tante in Antwerpen... een bierwagen schokte op de steenweg voorbij... Dat was genoeg !

    De knapen gingen in de kettingen hangen en zo geraakten zij tot hun doel.

    Wanneer de Jeugdige Felix kwam te staan vóór de schilderijen van Rubens ontgoochelden zij hem min of meer, Doch, wat verder hingen er Brueghels en zie... dat was het ! Zo, Juist zo, had hij het gedroomd ! Felix vond het buitengewoon zonderling dat er over zulke wereldschokkende dingen in de, school niet werd gesproken. HiJ stond voor de Brueghels met het warme gevoel dat hij vader en moeder terugvond.

     

         Thuis was hij altijd aan het tekenen op randjes paier, op trouwbrieven, op het behang... Zijn brave ouders reklameerden niet, integendeel: tekenen was zeer goed. Voor de Lierse kant zijn er veel patronen nodig ; hun zoon zou die later kunnen tekenen! Zeker, Felix mocht naar de Tekenakademie gaan.

         Zoveel jaren later, wanneer hij in Parijs en Italië komt, zoals hij het vertelt in «Naar waar de appelsienen groeien», denkt hij met weemoed terug aan de Apollo, de Hermes, de Venus, de Nike uit de Akademietijd, al die beelden die hij met zoveel geestdrift heeft nagetekend en waar de bestuurder zo schoon kon over spreken. Felix was een nauwgezet leerling, hij zou geen les overslaan...

    Het is maar in de tijd van « De Schemeringen van den Dood » dat hij noch geschilderd, noch getekend heeft. Daaraan alleen herkent men dat Felix toen ziek was, want tekenen was zijn lust, zijn leven. Zelfs zijn handtekening was een beeldeke : kleine Gommaar vroeg hem altijd een schone trein te tekenen.

    Felix schreef eenvoudig zijn naam, met bovenaan een sierlijke rookkrul.

    En het was waarlijk een, trein !

         Meermaals zegde Timmermans nog liever te schllderen dan te schrijven. Het is vooral na een verblijf in Nederland, dat hij rond 1920 aan grote olieverfdoeken begon. Wat bij onze Vlaamse primitieven en bij de moderne Fransen zo juist « les tons purs » genoemd wordt en wat door de Fauvisten met zoveel passie werd nagestreefd, die felle kleuren lagen ook in de gamma van Felix' palet, evenwel zonder dat hij zich iets aantrok van deze beweging. De intense gloed, die straalt uit het grote schilderij « De Drie Koningen », is waarlijk representatief voor die periode. « De Schone Processie », waar hij zo fier op was, werd aan de sympathieke Antwerpse vriend advokaat Emiel Schiltz verkocht voor 500 fr. Wat een vreugde ! Welk een eer ! Nu wist Timmermans dat het publiek zijn werk aanvaardde en waardeerde.

         Wanneer hij met de wording van een boek bezig was, maakte hij altijd tekeningen in verband met het verhaal. Het was alsof het vertelsel voortvloeide uit de figuren en composities, uit de breedvoerige tekeningen, die, als vanzelf, zonder enige moeite, uit zijn levendige verbeelding te voorschijn traden.

         's Zaterdags, als de marktdag Lier in geur en kleur zet, zag men aan een tafeltje van het cafe « Den Eiken Boom » een man zitten, met de pijp in de mond, de breedgerande deukhoed op het voorhoofd, de nieuwsgierige genietende ogen gericht op het marktplein. Timmermans — gij hebt hem reeds herkend — tekende maar, nu fleurige boerinnen, dan weer roze varkens met hun typische hoeders, of grappige eierboeren met korven, of kramers in volle doening. Die drukke wemeling inspireerde hem geweldig.

         Voor de geboorte van elk kind maakte vader een groot schilderij. Voor de oudste, Lia, « De Drie Koningen ». « Het Land van Belofte », met de schone druiventros, was voor Clara. Voor Tonet, « Sint Franciskus met de Vogels » en Gommaar kreeg een statige « Processie ».

         Voor zijn geliefde vrouw heeft Felix vanzelfsprekend heel wat doeken geborsteld, vooral Maria-afbeeldingen, als de Aankondiging des Engels, de Vlucht naar Egypte, O.L.Vrouw van Zeven Weeën enz.

         Een der meest ingewikkelde akwarellen is wel de voorstelling van al de visioenen van Ruusbroec. Als opvatting heeft het iets weg van het « Lam Gods ».

    Timmermans hield van dokumentatie als basis voor schilderwerk. « De Gulden Legende » lag steeds in zijn bereik. Hij vond erin de schone, oude verhalen over de levens der heiligen, die hij zo veelvuldig heeft afgebeeld :

    St. Sebastiaan, St. Antonius, St. Franciscus,... .hoevelen zijn er niet !

    Voor de nonnekens van St Camillus te Antwerpen schilderde hij de H. Rita.

    Toch droegen de Driekoningen zijn voorkeur weg. Hun Oosterse pracht en praal, het grappig wezen van de zwarte koning Gaspar heeft hij dikwijis vastgelegd...

         Tijdens de jongste oorlog zagen wij hem zelfs buiten staan schilderen en schetsen, in dikke duffelse |as gehuld, koude en sneeuw trotserend.

    Wat al kleine portretjes, wat al schetsen van kennissen en karakteristieke Lierse figuren heeft hij niet gemaakt ! Overal had hij zijn schetsboek bij. Hier is het de typische kop van Jan Inniger, die hij ons opdist, daar Professor Carnoy met zijn eeuwige harmonikabroek enz...

    En als folklore, de kleurige kalenders, die zo gewild waren, de grappige Liebig-plaatjes, de affiches, de geboorte- en huwelijksaankondigingen, de illustraties van «Wonderland».

    Veel had hij er allemaal niet voor nodig. Geen atelier, geen grootscheeps gereedschap : enkele penselen in een Empire-melkpot, een schildersezeltje in de veranda, wat stukjes karton, enkele meter doek, een palet en wat verf...

    Maar hij heeft met zijn sterke persoonlijkheid een tover over alle dingen gehangen... dadelijk zult U het zien.

    Elke V.T.B.-er is wel eens in het schone stadje Lier geweest en ontmoette er Timmermans op wandel met zijn hond Dakko. Welnu, Dakko staat hier afgebeeld, zo realistisch dat gij hem als in levende lijve terugziet. De reisschetsen zullen U zeker bekoren : hier is het volks karakter totaal uitgebleven en staan wij voor artistiek werk van schoon allooi.

         De uitgesproken religieuze richting in bijna al het schilderwerk zult U eveneens vaststellen. Felix was diepgelovig, de Godsgedachte beheerste zijn leven ; trouwens zijn mild en zacht karakter lokte hem in die richting. Er is vroeger veel geschreven rond het geval Servaes. Welnu, hier zijn een paar ontwerpen voor staties van de H. Knuisweg, die zeker zó aangrijpend, zó getormenteerd en vol desolatie zijn, als bij Servaes.

    Maar, genoeg woorden... Kijken wij liever, drinken wij aan de jeugdige en frisse bron, genieten wij, verzadigen wij ons aan het heerlijk werk van onze dierbare vriend en roemvolle stamgenoot Felix Timmermans... doch niet, vooraleer wij hier uit ganser harte een warme hulde hebben gebracht aan mevrouw Felix Timmermans, in het hele gebied van de Nederlandse kultuur gekend en geliefd als « Marieke ».

     

    **************

    26-10-2012 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mgr. Pronti en Felix Timmermans

    Mgr. Pronti en Felix Timmermans

     

           Vijf en twintig jaar geleden, bijna dag op dag, hield een onbekend Italiaans priester uit Assisie, Don Giuseppe Pronti, te Antwerpen een voordracht over Sint Franciscus. Enkele dagen geleden werd dezelfde priester, nu Mgr. G. Pronti – Bisschop van Nocera-Umbra en Gualdo Tadina, door zijne majesteit Koning Boudewijn vereerd met het Officierskruis in de Leopoldsorde, ter gelegenheid van zijn verblijf in België.

           De reden van deze onderscheiding is te vinden in de vijfentwintigjarige vriendschap en in de vele diensten door Mgr. Pronti aan ons land bewezen.

    Deze kregen hun schoonste uitdrukking in de vriendschap tussen de Italiaanse bisschop en onze grote Vlaamse schrijver Felix Timmermans. De brug tussen deze twee harten was de Poverello van Assisie, Sint Franciscus. Zonder Mgr. Pronti had Felix Timmermans wellicht nooit zijn “Harp van St. Franciscus” geschreven zoals wij dit boek nu kennen.

    Een grote vriend van ons land en een eenvoudig bisschop.

     

           Wij ontmoetten Mgr. Pronti bij vrienden van hem in de nabijheid van Antwerpen en worden binnengeleid door E.P. Darquennes, ondervoorzitter der Italiaansche vereniging, die tevens zo vriendelijk was ons op voorhand enkele wetenswaardigheden over het leven van de bisschop te vertellen.

    Mgr. Pronti werd geboren te Assisie op 8 augustus 1890. Zijn jeugdjaren gaven hem de gelegenheid om als het ware de ziel van deze fraciskaanse stad in zich op te nemen. Hij zal een vurig minnaar worden van de Poverello, en overal waar hij kan zijn loflied zingen.

    Priester gewijd op 4 april 1915, studeert hij verder te Rome aan de Gregoriaanse Universiteit en aan het Pauselijk Seminarie van Lateranen, waar hij de titel verwerft van doctor in de godsgeleerdheid, in het kerkelijk en burgerlijk recht, en in de wijsbegeerte. Als priester ging hij terug naar Assisie en werd er achteraf kanunnik van de kathedraal en vikaris-generaal van het bisdom. Op 17 maart 1938 werd hij benoemd tot bisschop van Aquapendente in de nabijheid van Rome, het bisdom van de ouders van Zijne Heiligheid Paus Pius XII, en op 6 november 1950 tot bisschop van Nocera-Umbra en Gualdo-Tadino bij Assisie.

    Mgr. Pronti is de franciskaanse vriendelijkheid en eenvoud zelf. Onmiddelijk begint hij te vertellen over zijn oude vriendschap met Felix Timmermans. Toen hij vijfentwintig jaar geleden in ons land kwam, was Lier het einddoel van zijn reis. Ook nu heeft hij deze stad bezocht, waar naastbestaande van Felix Timmermans en verschillende andere vrienden hem kennen.

           Te Leuven hield Mgr. Pronti een voordracht over “De ziel van Assisie”, waarop Mgr. Van Wayenbergh, rector magnificus der universiteit aanwezig was. Hun vriendschap dateert ook reeds van 25 jaar terug. In de St. Ignatius Handels hogeschool sprak Mgr. Pronti over “Assisie, de zonnige stad van Italië” . Kostbare herinneringen.

     

           Met begeestering en liefde vertelt ons de Italiaanse bisschop dat hij in de lente van dit jaar een aantal herinneringen optekende die bestemd waren om te verschijnen in een boek, aan de nagedachtenis van Felix Timmermans gewijd. Een Vlaamse uitgever had hem hierom verzocht. Omstandigheden hebben echter verhinderd dat ze tijdig ter perse waren, zodat zij voorlopig in het Nederlands nog niet zijn gedrukt. Mgr. Pronti vertaalde ons regel na regel de Italiaanse tekst, die zo interessant was dat wij vroegen en verkregen, deze bladzijden in het Nederlands te publiceren ter gelegenheid van zijn bezoek aan ons land, en als postume hulde aan de schrijver van “De Harp van St. Franciscus”.

    Hier volgt de integrale tekst van Mgr. Pronti.

     

     

           Hoe is “De Harp van St. Franciscus” ontstaan ?

           Nog staat hij, Felix Timmermans, mij levendig voor ogen, zoals op de mooie foto’s waar hij mij aankijkt en glimlacht, de grote pijp tussen de monkelende lippen. Zo is hij een late avond van april 1925, op de drempel van mijn woning verschenen. Het was onze eerste ontmoeting. Zij werd door hem levendig en vol biezonderheden beschreven in zijn boek “Naar waar de Appelsienen groeien” en heeft hem voor immer aan mijn hart gebonden.

    Het wederzijds vertrouwen, dat tussen ons beiden van af dat ogenblik ontstaan was, is nimmer verminderd, doch groeide tot een warme en oprechte vriendschap. Later schreef hij onder zijn foto, welke hij mij ten geschenke gaf : “Nadat gij voor mij zijt geweest als een zachte lamp in de heilige stad Assisie, zijn wij vrienden geworden”.

    Zo begon onze briefwisseling.

           Hij is vertrokken, na dit kort lentebezoek aan de stad van St. Franciscus, met in zijn hart alle licht en harmonie van zijn natuur, zijn kunst en zijn mysticisme.

    “Omdat ik in de onmogelijkheid ben terug te keren naar uw duurbare stad Assisie, wat ik zielsgraag zou doen, schreef hij mij een paar jaren later, in een brief vol heimwee, bid ik u om zelf naar hier te komen, om ons de glimlach van uw heilige te brengen”.

    Dit was de reden, waarom ik, na herhaaldelijk aandringen, zijn zo vriendelijke uitnodiging heb aanvaard, en naar België reisde, om te Antwerpen een voordracht te houden, ter gelegenheid van de sluiting van het Sint Franciscusjaar, t.t.z. het zevende eeuwfeest van het afsterven van deze heilige.

     

                Het was einde september 1927. De titel van de voordracht had Felix Timmermans mij gesuggereerd : “De oude stad Assisie en haar Heilige”. Een tachtigtal lichtbeelden illustreerde de spreekbeurt, die gehouden werd op de Meir te Antwerpen, in de toenmalige Pelgrimszaal, ter gelegenheid van een tentoonstelling van Vlaamse kunst, en waar ook een afdeling aan de franciskaanse kunst gewijd was. De aanwezigen waren artisten, schrijvers en studenten. Achteraf hield ik dezelfde voordracht in de kleine stad Lier. Het was de vierde oktober, feestdag van Sint Franciscus, dag waarop te Assisie de grootste viering van het eeuwfeest plaats had.

                Beide voordrachten, alsmede het verblijf in Vlaanderen, gaven mij de gelegenheid om bijna het ganse land te bezoeken met Feix Timmermans als onderlegde en sympathieke gids. Op die wijze ontstonden allerlei vriendschapsbanden die mij duurbaar zijn gebleven.

    Voor Felix Timmermans betekende mijn verblijf de grote vreugde, beelden en herinneringen van zijn bedevaart naar St Franciscus opnieuw te beleven.

    Het is ook tijdens dit bezoek dat Felix Timmermans mij zijn plan ontvouwde om een boek over de heilige van Assisie te schrijven.

                In de herfst van 1930 kwam ik terug naar België. Inmiddels was ik secretaris geworden van de bibliotheek der internationale Vereniging voor franciskaanse studies. Nogmaals wachtte mij bij Timmermans een vreugdevolle ontvangst. Ik vond hem werkend aan zijn boek, dat bijna af was. Het was de zeventiende september, het feest van de kruiswonden van Sint Franciscus. Toen ik hem wees op het gelukkig samentreffen van mijn bezoek en genoemde feestdag was hij daardoor ontroerd. Wij spraken lang over Joergensen, over P. Sabatier en de internationale Vereniging voor franciskaanse studies. Ten slotte las hij mij, telkens de Franse vertaling gevend, een hoofdstuk voor uit zijn Sint Franciscus.

    Wat denk gij ervan, vroeg hij. Ik begrijp, antwoordde ik, dat gij een leven wilt beschrijven van St. Franciscus, met uw gaven als dichter en als schilder, zoals gij zegt, een leven waarin de geschiedenis met de legende is verweven in het kader van het Vlaamse land; daarom zal dit boek ongetwijfeld aangenaam zijn aan uw volk. Het is vooral van belang dat gij ons een St. Franciscus geeft, naar katholieke traditie, omkranst met de aureool van heiligheid, een “alter Christus”, een andere Kristus. Deze wens en dit verlangen druk ik uit op de dag die ons herinnert aan het mirakel van de Vernaberg (op deze berg ontving Sint Franciscus de kruiswonden).

    Als antwoord hierop nam Timmermans papier en tekende met enkele snelle en gemakkelijke pennetrekken een broederfiguur, geknield op een rots, de armen opengeslagen, in extase opkijkend naar een stralend kruis. In vorm van opdracht schreef hij er in het Frans deze woorden onder :

     

    “Aan mijn grote vriend Don G. Pronti, aan wie ik zoveel verschuldigd ben voor de inspiratie en de gedachtenis van mijn boek Sint Franciscus, dat ik schrijf, denkend aan hem en aan zijn aanbiddelijke stad Assisie, waar hij is als een lamp die brandt in de geschiedenis van de grote heilige.

    Zeer genegen, Felix Timmermans, Lier, 17 september 1930.”

     

           Hij gaf me dit met zijn gewone glimlach als een onderpand van onze vriendschap.

    Deze herinnering heb ik meegenomen naar Assisie.

    Nadien kwam als een verwacht geschenk, het was in 1933 “De Harp van Sint Franciscus” mij toe in Franse vertaling. Deze was verzorgd door de  Belgische priester Camille Melloy.

    Felix Timmermans had Melloy naar Assisie gezonden en deze laatste verbleef aldaar toen Don Pronti tot bisschop werd benoemd in maart 1938.

    Omwille van dit werk heb ik gewild dat de naam van Felix Timmermans vanaf dat ogenblik zou opgetekend worden tussen de leden der internationale vereniging voor franciskaanse studies.

           En op deze symbolische wijze kwam hij terug in de stad van de Poverello, die hem ontvangen heeft binnen de muren als een ijverig bedevaarder der liefde. Hij kwam terug om er te blijven, ook na zijn groot vertrek nl. zijn heengaan naar de eeuwigheid, met zijn naam en zijn harp van Sint Franciscus, waardoor hij een nieuwe strofe heeft gevoegd bij het groot symfonisch gedicht, dat door de kunst en de literatuur van elk land wordt gecomponeerd doorheen de tijden, tot glorie van Assisie en van zijn heilige.

    April 1952  -  Mgr. Pronti.

     

     

           De Italiaanse bisschop is ontroerd, want hij denkt aan Felix Timmermans, aan de schone uren met hem doorgebracht, aan de grote vreugde die het boek over Franciscus hem heeft verschaft. Zijn vele vrienden die hij in het Vlaamse land heeft en die hij deze dagen nog zal bezoeken, zullen er ongetwijfeld voor zorgen dat Mgr. Pronti met nieuwe heerlijke herinneringen naar zijn bisschopstad in de schaduw van Assisie zal terugreizen.

     

    L.M.

     

    Artikel verschenen in de Gazet van Antwerpen, dinsdag 21 oktober 1952.

     

    ***

    20-10-2012 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    19-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Teksten van Alfred Van der Hallen (1947)

    Teksten van Alfred Van der Hallen

     

    Teksten van Alfred Van der Hallen, die toen in ballingschap verbleef en tijdens de periode van het overlijden van Timmermans verschillende teksten schreef waarvan er een aantal zijn gepubliceerd in “De Tilburgsche Courant” (oa op vrijdag 21 maart 1947)

     

    25 januari 1947

     

           Goede Fee, ik ben pijnlijk verrast geweest toen daareven de radiospreker met vlakke stem, alsof het een banaal weerbericht gold, je afsterven aan de wereld bekend maakte. Pijnlijk.

    De leegte rondom ons wordt groter en groter elke dag. En God weet hoe eenzaam ieder van ons reeds kwam te staan in de dagen toen wij, gehoorzaam aan onze diepste natuur, een besluit namen dat niettegenstaande zijn eenvoud en zijn vanzelfsprekendheid nà de kering der kansen door attentisten en opportunisten als verraad werd bestempeld, doch dat in tegengesteld geval als heldenmoed zou zijn geprezen geworden.

    Vrienden van ieder van ons, die liever berekenden dan gaven, liever voorzichtig tussen twee wegen bleven hangen dan het impuls van hun hart in te volgen, verontschuldigden zich in die dagen en gingen een stukje om als ze ons van verre zagen, uit vrees dat ze, met ons verkerende, eenmaal ook met ons zouden geëerd, dit wil zeggen verdacht en vervolgd worden. Wij kwamen in de woestijn te staan, wij, een handsvol onverzoenlijken, terwijl achter de heuvels aan de horizon veilig verborgen stonden, de massa der kat-uit-den-boomkijkers, hopend dat we het winnen zouden, in stilte ons moed en succes toefluisterend, en gereed om ons bij te springen als het, geluk ons gunstig zou zijn, en gereed ook om ons te verloochenen indien, zoals gebeurd is, het lot Vlaanderen en ons in de steek liet.

    Wél konden wij ons geestelijk verheugen om onze eenzaamheid, die naar Schillers woord in Wilhelm Tell de sterken sterker doet staan, doch er waren goede vrienden onder de lafhartigen die ons in de steek lieten, en ten slotte is het altijd pijnlijk vrienden te verliezen, ook al zijn ze geen helden.

           Toen in September 1944 een der grootste historische rampen over Vlaanderen is losgebroken, de ramp der bevrijding, toen werd de reeds zo kleine groep der dapperen uiteengeslagen, en toen stonden we pas terecht eenzaam, man voor man : de ene in de gevangenis, de andere in een brandend huis, een derde op dool langs onbekende wegen, een andere verdoken op ergens een kamertje. Anderen werden zoals jij in hun woningen opgesloten, of lagen te zieltogen tussen scherven glas en gebroken huisraad. Het Vlaamse volk heeft immers gans zijn geschiedenis door een eigenaardige opvatting gehad van de dankbaarheid. Pas toen wisten we in werkelijkheid wat eenzaamheid is, goede vriend.

    En daarom doet het ons, die ons hier of daar schuil houden voor de razende honden der wraak en der verdrukking, zo dubbel pijnlijk aan te vernemen dat weer een makker uit de strijd, weer een vriend uit de harde beproevingsdagen van ons wordt weggenomen. Wij beginnen de abominabel tio desolationis in onze verbitterde zielen te gevoelen. Daarom zullen we goed doen met meer overtuiging dan voorheen het Heer leid ons niet in bekoring te bidden.

    Want de bekoring, vriend, is soms zeer zwaar om te dragen in de eenzaamheid.

     

    ***


    26 januari 1947

           Je bent dus weg, Fee. God heeft zijn wijsvinger naar jou uitgestoken en op die wenk heb je de grootste opoffering van je leven gebracht : je hebt Lier en de De Heyderstraat voor goed verlaten. Niemand ter wereld buiten enkele persoonlijke vrienden weten wat dit voor jou betekent. Lier, dat voor jou zoveel was als je vader en je moeder, je broers en zusters, je vrouw en kinderen en al wat op de wereld je genegenheid bezat, Lier waaraan je vast zat gegroeid als een oester op een rots, Lier dat door voetzolen heen gans je lichaam verwarmde, je hart in vervoering, je geest in heldere scheppingsdrift zette. Lier dat je telkens terug aanzoog als je er een halve dag; uit weg was. Lier dat in de naïeviteit der kleine stad en niettegenstaande de onnozelheid van zijn bekrompen officiële en andere bourgeoisie je van dag tot dag inspireerde alsof het Florence en Parijs, Rome en München en al de kunststeden der wereld bijeen was. Lier dat je eenmaal met een romantisch-opgeschroefde doch eerlijk-naïeve lofzang hebt bezongen, blind bewonderend zoals alleen een verliefde jongeling doen kan, Lier waaraan je de laatste redevoering van je leven hebt gewijd, je weet nog wel, die zonnige 5-Julidag, toen er je te Lier een hulde werd gebracht die je wel nooit vergeten hebt want het was de eerste hulde die je geboortestad je bracht. Er was een zwarte burgemeester nodig om aan jou goed te maken wat een dertigjarig bestuur van stompzinnige politieke analfabeten in hun opgeblazen ledigheid als een geniale zet aanzagen : jou en door jou de tegenstanders van hun bekrompen klerikale domperspolitiek door zwijgen en negeren van de aardbodem doen verdwijnen.

            

          Toch was Lier je lief, goede Fee. Niet het Lier der officiële leeghoofden of der Zimmeruurwerk-kunstmaniakken, niet het Lier van den dentist-Schepen van schone en andere kunsten, niet het stadje van de verwaande "Lier-middenpunt-der-beschaving"-ers, die zich iedere dag in hun clubje ergerden omdat Antwerpen een grotere en Brugge een mooiere stad was. Niet het Lier der Nete-binnenwaterdempers en afbrekers van onschatbare mooie oude gevels, der parkverwoesters, bomen-omhakkers en gotische-kerkschenners die niettemin toeristen lokken omdat hun politieke lokalen op de Markt daar stuivers mee verdienen. Niet het Lier dat legaten kunstschatten aanvaardt en ze als heidense Zoeloes gedurende jaren laat rotten op een zolder en door de motten laat opvreten omdat de waarde van kunstwerken hun onbekend is, en omdat een tandarts niet noodzakelijk kunstgevoel hoeft te bezitten al kan hij in de lokale politiek hoog klimmen bij gebrek aan geestelijke gewicht. Niet dit Lier, Felix, heeft je liefde gestolen, maar het werkelijk schone en dwarsdoor goede Lier. Het Lier dat Beatrijs van Nazareth, de éérste Vlaamse prozakunstenares voortbracht, en dat Hertog Jan I van Brabant inspireerde, het Lier der Rederijkers en der Landjuwelen, waar Pirroen en Césarine, Anna-Marie en Corenhemel hun Biedermeyer idylle weefden, waar de pastoor uit de Bloeyende Wyngaert vandaan kwam zijn fijn nichtje Leontientje, waar begijntje Symforosa haar hartje voelde kloppen en waar boer Wortel zijn psalm aan het leven beleeft. Lier, de enige plaats op aarde waar het zonnekind Pallieter kon geboren worden en zijn lofzang op het leven zingen. Lier waar Jan Frans Willems bewust werd van zijn Vlaamse zending, waar Kanunnik J.B. David het levenslicht zag, waar de melancholische en toch levenslustige Tony Bergmann zijn al te kort leven doorbracht. En dan het Lier van de overdadige XX-eeuwse kunstenaars-bloei, het Lier van de aristocratische luminist Raymond Delahaye, van de bloeiende Door Opsomer, van de reus met het schort van leder Lodewijk Van Boeckel, van de geestdriftige zanger van Vlaanderen Renaat Veremans, en van zovele anderen nog, een pleiade bekende en onbekende, goede en minder goede grote en kleine grootheden in het koninkrijk der kunst. Het Lier, Felix, der twintig toneelspelersgroepen, der fanatiek tegen elkaar op musicerende harmonies, der zeven zangverenigingen van de zoete kele, het Lier der twintig kermissen en der altijd vriendelijke en hulpvaardige Lierenaars, ook wanneer ze je beklappen en hun neus te ver in je private zaken steken. Het Lier van de fanatieke vechters voor Vlaanderen, het broeinest der eerste- en tweede- oorlog-activisten, het verzamelpunt van zovele Vlaamse betogingen naar je hart. Het Lier waar een gouden jubilé onder jouw bezieling kan ontaarden in een fantastische Pallieterstoet, rijk en mooi, stijlvol en glorieus genoeg om half Europa op de been te brengen ; het Lier dat Chesterton in een haastige reis naar midden-Europa zo betoverde dat hij er drie dagen bleef vastgehaakt en de Engelsen in hun zelfgenoegzaam eiland nadien een stukje Chesterton te lezen gaf dat waardig zou zijn om de Raadszaal van het stadhuis mee te versieren. Het Lier dat de goede Paster van te lande Verriest met zulke kristallen lofwoorden vereerde, dat jijzelf op je woorden moet letten om het zo schitterend te doen als hij.

           Als ik dit alles even overdenk, Felix, begrijp ik beter dan voorheen hoe jij aan Lier zo kondt gehecht zijn. Aan Lier, en aan die nochtans banaal-stomme straat, bewoond door meestal onbenullige miljonnairs met plebeiershouding. Het waren niet die rijkgeworden slagers, kleer-en messenmakers, bankiers en pasteibakkers die je interesseerden, maar het volkje der kakelende huisvrouwen in de zomeravonden op de stoep en der gezellige dagenmelkers op de middaguurtjes. Zij leerden je allerlei dingen die een schrijver behoort te kennen. Je bent daar koppig blijven wonen niettegenstaande alle gezeur en gezaag van je kinderen die - wellicht terecht - op je villa buiten de stad temidden van een mooie sprookjestuin wilden wonen. Je hebt aan je straat gehouden als de duivel aan een ziel en het is daar dan gebeurd, in dit eindje straat met de scherpe wijsvinger van de Kluizekerktoren spits naar de hemel wijzend, dat duizenden vreemdelingen van al de Nationaliteiten die God heeft geschapen, je zijn komen opzoeken om een opdracht in een boek af te bedelen of een postkaart met je lachende kop en je handtekening. Het is daar gebeurd dat half hysterische bewonderaarsters uit het Noorden je deur hebben gekust en op je stoep zijn gaan neerzitten om later aan hun vrienden- en vriendinnenkring te gaan opscheppen met hun heldhaftige onnozelheid.

           Je hebt dit alles nu verlaten, Felix, en voorgoed, want wat jijzelf en niemand ter wereld van jou kon bekomen heeft God met één beweging van zijn vinger gedaan gekregen. Kom, heeft God gezegd, verlaat dit aardse Lier. Het is wel mooi en er wonen goede mensen, de slechten onbesproken gelaten, want die interesseerden je toch niet, maar hier bij Mij is er een veel schoner Lier, en daar wonen alleen heiligen en engeltjes met vleugels zoals Pietjevogel.

     

    ***

     

    28 januari 1947

           Vandaag wordt Felix Timmermans naar het graf gedragen. Het gebeurt op ditzelfde ogenblik als ik hier zit te schrijven in een ijskoude kamer bij een rokende kachel en in een land dat niettegenstaande alle bloedbanden toch mijn land niet is. Hij was de meest geliefde kunstenaar en de grootste propagandist van onze strijd tegen de vreemde tyrannie. Hij werd de Ambassadeur van Vlaanderen genoemd, en nochtans droeg hij geen dubbele naam met Franse kleur, en had niets te maken met geheime of erkende diplomatie. Hij schreef alleen maar zonnige boeken over ons volk, en reisde het buitenland af om met eenvoudige woorden over de Vlamingen te vertellen. Onder zijn woorden groeiden echter de belangstelling en de genegenheid van geheel de beschaafde wereld voor dit stukje Nederlands volk dat in geheim wordt doodgedrukt en waarvoor het grote vrije Nederland geen belangstelling had.

           Hij werd vermoord. Dit is ten slotte het lot van al wie met enig succes de strijd voor zijn volk opneemt tegen grotere en dus gewetenloze machten. Hij werd niet, zoals Borms en honderd anderen, voor een vuurpeleton geplaatst; hij werd evenmin, zoals enkele tienduizenden van zijn vrienden, door een onwettelijk gerecht tot gevangenis of dwangarbeid veroordeeld, alhoewel men wel een tiental malen probeerde hem van zijn ziekbed te halen en in een concentratiekamp op te sluiten tot berechtiging wat daar verder uit voortvloeit.

    Hij werd op een meer geraffineerde wijze ter dood gebracht. Een moord is evenwel een moord, om 't even welk geweldwapen wordt gebruikt.

           Ik ben deze dagen zeer onder de indruk van dit pijnlijk gebeuren. De Fee had voor Vlaanderen nog minstens twintig jaar moeten leven. Wij hadden hem nog nodig, als kunstenaar en als mens. En ook hijzelf had verdiend de betere tijden te beleven die onvermijdelijk voor ons volk zullen aanbreken, en aan wier verwezenlijking hij zulk een onschatbaar aandeel heeft gehad.

           Ik kan de begrafenis van mijn hartelijke vriend niet bijwonen. Het is een zware beproeving, een der zwaarste van al de beproevingen die het onderduikersleven mij reeds heeft meegebracht. Ik kan alleen in de geest te Lier aanwezig zijn, en ik zie in mijn verbeelding de gehele treurige plechtigheid zich afrollen als een film. Hoevelen van zijn vrienden zullen de uitvaart van de Fee bijwonen: tien, twintig ? De meesten zijn immers dank zij de grondige epuratie in de onmogelijkheid aan de Fee deze laatste vriendendienst te bewijzen, en zij die ter wille van zijn grote naam met hem dweepten zitten zich in hun huizen te warmen zoals Petrus in het voorhof van Caïphas. Want het is vandaag Siberisch koud.

     

           Ik vraag me af of de huidige burgemeester op deze begrafenis de plaats zal innemen die ik zou ingenomen hebben indien het noodlot had gewild dat Felix zou gestorven zijn onder mijn bestuur. Misschien is die man, die nooit iets heeft gevoeld voor kunst en die nooit iets heeft begrepen van de edele figuur van Felix Timmermans noch van de diepere betekenis van zijn werk, inderdaad uit louter schaamtegevoel aanwezig, en met hem de andere kleine locale grootheden die dertig jaar lang hebben getracht het stralend licht van hun politieke vijand onder de domper van hun onbenulligheid te doven. Ik moet erover nadenken hoe het inderdaad niet onmogelijk is dat men te Lier vandaag eer bewijst aan de nagedachtenis van een groot man dien men terwille van zijn eerlijke Vlaamse overtuiging nooit heeft geëerd, noch als kunstenaar heeft erkend. En als ik daarover denk komt er een gevoel van blijdschap over mij omdat ik op zeker ogenblik de gelegenheid heb gehad en heb waargenomen om openlijk het onrecht goed te maken dat jaren lang aan Felix Timmermans door mijn voorgangers werd aangedaan. Wel zal men trachten deze gebeurtenis dood te zwijgen, in het doodzwijgen zijn de kinderen der middernachtelijke duisternis altijd zeer sterk geweest, ofwel zal men trachten aan de hulde van 5 Juli 1942 hare betekenis te ontnemen. Maar het is geschied : ik heb ten aanhore van iedereen de woorden gesproken waarmee ik, in de volle en rechtmatige uitoefening van mijn ambt, hem in eer heb hersteld die door de bekrompenheid en de politieke nuliliteit van mijn voorgangers was tekort gedaan. Niemand kan die heerlijke door gans het werkelijke volk van Lier meegefeeste hulde aan de Fee uit de geschiedenis doen verdwijnen. De gedenksteen die de stad oprichtte op de Felix Timmermansvest werd met de bevrijding weggehaald want hij stond de vrijheid in de weg, de lindeboom die Felix plantte werd omgehakt omdat hij de democratische gevoelens der Europeanen kwetste. Tracht men op die wijze de naam en de gedachtenis van een groot man te vernietigen ? Armen van geest. Integendeel zal het niet vele jaren meer duren of de gedenksteen prijkt opnieuw op de plaats waar wij het oprichtten, de Felix Timmermansvest zal opnieuw haar glorierijke naam dragen, en dat er een standbeeld aan de beroemde schrijver Timmermars te Lier zal worden opgericht, daaraan twijfelt wel geen ernstig mens.

           Mocht mijn lot mij ten minste hierin gunstig zijn, dat ik aan deze eerherstelling, de tweede en definitieve, kan deelnemen. Ik hoop het uit gans mijn hart en wanneer de geschiedenis de vaart behoudt waarmee ze deze jaren over het arme hoofd der mensheid raast, dan zal dit inderdaad zo gebeuren.

    Vlaanderen zal wel eenmaal de Belgische moordklauw van zich afslaan, en dan kan en zal het ook Felix Timmermans niet vergeten, want hij was te groot en edele figuur. Pas nu zal Vlaanderen, - en ook Lier, dat kleine onozele Lier - weten en erkennen dat het in Felix Timmermans, zijn beste vertegenwoordiger, zijn flinkste strijder en zijn grootste kunstenaar heeft verloren.

     

    ***

     

    29 januari 1947

           Gisteren werd het door zijn volk zo bitter ontgoocheld zonnekind Felix Timmermans in het graf gelegd, Hij moge er zacht rusten in het stadje dat ons beiden zo bizonder lief was, en dat voor mij, niettegenstaande de baldadigheden van enkele zijner grootheden, na meer dan twee jaar afwezigheid opnieuw duurbaar is geworden. Het is waar, men legt niet gemakkelijk de liefde tot zijn geboortegrond af en, right or wrong, er is ten slotte maar één Lier,

           Ik kom deze dagen tot inkeer. Ik heb in mijn gedachten Lier uitgespuwd en het is onmerkbaar terug in mijn hart komen wonen, langzaam en onopvallend, maar het is er, dit weet ik. Ik heb twee jaar lang geheel Vlaanderen uit mijn hart gerukt, dat lamlendig en twistziek volk van duivenmelkers, door God om zijn grenzeloze ondankbaarheid vervloekt en terecht met zweepslagen gestraft. En hoe ik me ook inspan om het bij het eenmaal uitgesproken verdict te laten, komt het ondankbare kind dag na dag dichter naar mij toe.

    Ik weet dat ik het op een bepaalde dag opnieuw zal opnemen in mijn uitgestoken armen. Vlaanderen en Lier. Ik ben toch geen kind meer om me over grote en kleine Heimat te vertederen, en toch... De liefde is niet altijd zeer redelijk, maar ten slotte hebben wijzelf aan die onredelijke liefde schuld.

           Ik geloof dat ik sedert enkele tijd veel meer van Lier houd dan ooit tevoren. Alleen is de liefde anders geworden. Ze is ernstiger en dieper, ze is geen louter gevoel meer, ze is verstandiger geworden. Ik ben over de blinde verliefdheid heen. Dit bewerkte de tweejarige scheiding. Ik heb het grenseloos domme en verwaande, het bekrompen en belachelijke van het kleine stadje rustig overwogen en scherp ontleed. Dit kan men alleen in de eenzaamheid. Ik heb alles gezien, het kleine en ook het grote, het goede en het slechte, het afstotelijke en het hartelijke, het bedroevende en het verblijdende, het enge en het grootse, het onbenullige en het belangwekkende, het alledaagse en het uitzonderlijk schone.

           Dat kleine nest aan de twee Neten is inderdaad een gonzende bijkorf van allerlei dualiteiten, het is een dertigduizendkoppige mens met al de menselijkheid van de levende, in zichzelf verdeelde mens.

           De som is gemaakt van het pro en het contra, ik heb er de tijd toe gehad. Nu is het oordeel in 't diepst van mijn hart uitgesproken over het balorig kind. De dood van de Fee heeft het proces verhaast. Ook hij had zijn vaderstad in een ogenblik van wrevel en onredelijke sentimentaliteit verloochend, en ik weet dat hij tot zijn oude liefde is teruggekeerd. Nochtans wist hij meer over zijn stad en zijn stadsgenoten dan wie ter wereld.

           Ik voor mij wil ook opnieuw mijn hart openen voor het rumoerige en toch beminnelijke stadje met zijn wondere ondeugden en lieftallige dwaasheden en met zijn ondefinïeerbare eigenschappen van goedheid en ingeborgen adel, ernst en frivoliteit, schoonheid en zin voor kunst, met zijn sappige humor en zijn zwierige grootsteedsheid, met zijn bewonderenswaardige fierheid, zijn onuitputtelijke levenslust en zijn naieve vroomheid.

           Het heeft eigenlijk geen zin dit alles op te sommen. Ik geloof dat ik het stadje en zijn bijvang ken, ik heb het drie jaar bestuurd en met open oog en hart in zijn onvermoeid-bruisend leven gadegeslagen. Nadien zijn mijn waarnemingen in stilte en rust tot bezinking gekomen. De som is anders uitgevallen dan ik lange tijd heb gemeend. Lier is Lier, ik geef het niet voor half Londen en heel Parijs. Het is nu eenmaal mijn vader-stadje. En een eerlijk mens heeft nu eenmaal een Heimat nodig. Een grote Heimat die zijn gans volk omvat, en een kleine, waar hij werd geboren, waar hij speelde en de lagere school-pijnigingen leed en de onschatbare vreugden van het aards paradijs beleefde in velden en bossen, akkers en tuinen en in de zomerzonnige straten en pleinen.

     

    *****

    19-10-2012 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Timmermans naar het volgende millenium - Jeroen Overstijns

    Felix Timmermans mee naar het volgende millennium?

    ‘Met wat letterkunde in groot genoegen omsierd’

     

    Door Jeroen Overstijns

    ‘This is the problem of all revolutions. You know the old saying: never forget the past, you may need it again in the future.’Bazlo Criminale in Malcolm Bradbury, Doctor Criminale

    Behoort het werk van Felix Timmermans tot de culturele hoogtepunten die Vlaanderen deze eeuw voortbracht? Beantwoordt aan de blijvende veelvoudige aanwezigheid van Timmermans - als icoon, als een luxueus uitgegeven verzameld werk, als onderwerp van een bescheiden feestjaar naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van zijn dood - een nog steeds leesbaar oeuvre? Vlak na Timmermans' dood sprak het speciale herdenkingsnummer van Dietsche Warande & Belfort over ‘een bemind wonderkind van ons volk, (...) een aller-oorspronkelijkst artiest bij Gods genade, (...) een goed en eenvoudig mensch.’

    En in een essay over Timmermans' plastische en grafische werk, net vijfentwintig jaar geleden, liet José De Ceulaer, Hubert Lampo citerend, geen twijfel over Timmermans' kwaliteiten bestaan. Lampo had Timmermans maar liefst de grootste Vlaamse schrijver van de twintigste eeuw genoemd.

           Nog eens vijfentwintig jaar later liggen de kaarten anders, voor Lampo, maar zeker ook voor Timmermans. De melding dat je het verzameld werk van Timmermans leest, wordt beantwoord met blikken van ongeloof en vervolgens deernis. De auteurs die heden ten dage het mooie weer maken in letterland, refereren weinig of niet aan zijn werk (als het al gebeurt, dan op een meewarige toon). Als literair-intellectueel referentiepunt lijkt Timmermans aan zijn eigen rooddoorlopen einders verdwenen. Symptomatisch is ook dat August Keersmaekers in zijn essay over Timmermans (Felix Timmermans. Wonder van eenvoud, 1990) begint met een verdedigingsreflex, zich blijkbaar bewust van het feit dat Timmermans voor velen een gedateerd auteur is. En of tenminste het volk het beminde wonderkind nog op handen draagt, lijkt alvast twijfelachtig als je het festiviteitenaanbod rond Timmermans vergelijkt met wat er in 1996 rond Van Ostaijen georganiseerd was. Ik doel dan even niet op de veel beperktere omvang van de activiteiten - hoe betekenisvol ook dat mag zijn. Minstens even opvallend is de bijna absolute afwezigheid van de literaire en wetenschappelijke intelligentsia op de festiviteiten naar aanleiding van de vijftig jaar dode Felix. Deze keer geen stroom van colloquia, essaybundels of publicaties van ongepubliceerd werk. Een tentoonstelling rond moderne kunst in Lier was er wel. Maar waar waren de openbare lofbetuigingen van Tom Barman en Mauro Pavlovski? Waarom versierden geen affiches van een naakt in de sneeuw pissende Pallieter de winkelstraten? In plaats van Marc Reynebeau, Tom Lanoye en Erik Spinoy stond deze keer enkel Frans Verleyen aan het literaire roer, die als een tot kapitein ‘geüpgraded’ verstekeling der Vlaamse letteren in een flinterdun boekje enthousiast verslag uitbracht van zijn leeservaringen. Maar mogelijk blijkt dat gebrek aan belangstelling na het lezen van het oeuvre zelf wel onterecht en kan Timmermans door fin-de-millennium-ogen misschien niet als de grootste dan toch als een van de groten der Vlaamse letteren beschouwd worden?

    Kempische ‘gothic’

    Timmermans had hier en daar al verscheidene kleine dingen gepubliceerd, en samen met de in Lier wonende kunstenaar Antoon Thiry enkele ‘Begijnhofsproken’ gepleegd, toen hij in 1910 Schemeringen van de dood publiceerde. Deze verhalenbundel is een jeugdwerk in de volledige zin van het woord: niet alleen omdat het op jeugdige leeftijd geschreven werd, maar ook omdat de invalshoek drastisch verschilt van wat later uit Timmermans' pen zou vloeien. Op stilistisch niveau is het verschil nogal gradueel. Het sensitivistische, adjectiefrijke taalgebruik is al duidelijk aanwezig. De levensvisie die uit het boek spreekt, verschilt echter dag en nacht van de rest van het oeuvre. De olijke Vlaamsche fratsenverkoper die gulzig ‘de sijs van het leven lakt’, wordt in dit boek voorafgegaan door een getourmenteerde jongeling met een postpuberale drang naar het occulte, zij het op Kempische leest geschoeid. Alle biografische schetsen van Timmermans wijzen op de relatie met de mentale crisis die de schrijver in die jaren doormaakte. Later schreef hij ook zelf in een herinnering: ‘In zulke stemmingen van zijn en niet-te-zijn, vol splijtzwammen, en trekkingen van hier naar ginder, in angst, nostalgie, naar levenslust en waarheid hunkerend, maakte ik “De Schemeringen van de Dood”’.

    Het overleven van een gevaarlijke operatie betekende voor Timmermans toen echter de ommekeer.

           Omgewoelde zielsrust lijkt in deze eerste fase nog veel personages te folteren, zoals de man die zich in ‘De witte vaas’ terugtrekt in een trappistenklooster om eindelijk rust te vinden: ‘De wereld lag op mijn hart, lijk een zwaar gewicht en ik moest de mensen verlaten om ergens in de stilte de werking van mijn ziel te uiten. (...) Er was een zonderling naamloos gevoelen in mij opgekomen, zo'n onbewuste schrik voor iets dat ver van mij was en waar ik toch de tastbaarheid van vatte in mij en in alles rondom.’

    De verhaallijnen in Schemeringen van de dood zijn primair. Een man negeert de lichamelijke verlangens van zijn jonge bruid (‘Ineens kletste de waarheid als een steen op mijn hoofd. Mijn vrouw was zinnelijk.’ en bekoopt het met haar dood en dat van haar kind. Een door de dood geïntrigeerde grafdelver delft een gat te veel, en wordt daarvoor afgestraft door de voorzienigheid: het laatste graf zal dat van zijn kind worden. Een jongeling overleeft als enige de zelfmoordpoging die hij samen met zijn geliefde onderneemt, maar moet uiteindelijk het onderspit delven voor de duistere krachten in hem. Timmermans later: ‘Edgar Poe had ik nog nooit gelezen, maar wel kende ik de mysterieuze, sfinxachtige Ibsen, wat van de hysterieke, pathologische somberheid van Dostojevski, enige griezelverhalen van Guy de Maupassant, en heel de mystiek-bleke Maeterlinck.’


          
    Timmermans lijkt volop mee te willen werken aan het romantische carrièrebeeld van de jonge schrijver die één heidens boek nodig heeft om tot inkeer te komen en zijn geestelijke wasdom te bereiken, vooral door in de laatste regels van het laatste verhaal een symbolisch moment in te lassen, een bezwerend zoenoffer aan de Duisternis om diens hovaardig bestaan te erkennen in de hoop het daarmee te sussen. De laatste regels van Schemeringen van de dood beschrijven hoe de jongeling wiens geliefde al was gestorven, nu zelf verdrinkt: ‘Het water ging open en toe en golfde niet zeer hard. En een ogenblik nadien was er niets meer te horen dan de regen, de eeuwig ruisende regen. Het was als een groot gezucht dat opsteeg uit de buik der aarde in de duistere nacht.’

           Van die getourmenteerde houding tegenover het leven en het Kwade, met de daaruit voortvloeiende Weltschmerz en hybris, zal Timmermans zich in verdere boeken bijna helemaal afkeren. Toch zijn het net deze thema's die Schemeringen van de dood als Kempische gothic nog enigszins leesbaar maken. Dat laatste geldt dus niet voor de voorspelbare, uitgetrokken verhaallijnen of de elementaire psychologie van de personages, aspecten die waarschijnlijk hoogstens vanuit een genereus gevoel voor historisch perspectief de tand des tijd zouden kunnen doorstaan.

           Hoewel nergens aan de religieuze rechtschapenheid van het boek getwijfeld kan worden, is het opvallend hoe kloosters veelvoudig als broeiplaatsen van het duistere worden opgevoerd. Toch valt het uiteindelijk ook met de existentiële crisis wel mee. Timmermans situeert in drie van de vijf verhalen de crisis duidelijk buiten de verteller, die bijvoorbeeld toevallig een brief vindt met een crisisrelaas (‘De kelder’), een grafdelver ontmoet die hem zijn verhaal kond doet (‘Het zevende graf’), of zich gewoon beperkt tot: ‘Mijn vriend vertelt:’ en er zelf verder niet aan te pas komt (‘De lijkbidder’).

     

    De zeer devote uren van Juffrouw Symforosa

    In dat opzicht verschilt Schemeringen van de dood toch niet zo van het honingzoete Begijnhofsproken (1911). De ‘binnenleiding’ van het boek begint met de rust waarin Schemeringen van de dood uitgelopen was: ‘De gele avend matte de witte huizekes en de bleke straatkeien in hun kraagjes van groen gras. Wij zaten zwijgend gehurkt op de koude dorpel van een scheefgezonken poortje.’ Ook in deze bundel tieren bovennatuurlijke verschijnselen welig, zij het dat de dreigende obscure ernst binnen het pietepeuterige kader van het Lierse begijnhof volledig geneutraliseerd wordt. Begijnhofsproken is geschreven door de archetypische Timmermans zoals hij vijftig jaar na zijn dood herinnerd wordt: als een verrukte, devote idealist, die zijn stof zocht in wat in zijn nabije omgeving voor het oprapen lag.

           In alle zeven verhalen (volgens de editie in het verzameld werk) staan devote begijnen centraal, psychologisch nauwelijks van elkaar verschillende oorbare dames die ten onder gaan aan aardse verlangens, gaande van hebberigheid via het niet kunnen wonen tussen vier muren, tot ijdelheid. In hun microkosmische, gesimplificeerde samenleving beleven ze dezelfde gevaren als een doorsnee christen-Kempenaar. Hun gevoel voor perspectief is echter verdwenen door hun vereenvoudigde denk- en leefwereld. Timmermans grijpt dat dankbaar aan om overtrokken schuldreacties op allerlei bekoringen enigszins geloofwaardig te maken. Sommige begijnen gaan ten onder. Opmerkelijk is bijvoorbeeld zuster Agapieta, die door Gods toorn in haar deurgat ontvlamt ‘als een brandend braambos’. Anderen echter overwinnen uiteindelijk, wat dan uitloopt in een toenemende devotie: ‘De vreugde schoot als een vierken wakker in heur hert, ze glimlachte, stapte buiten, groette de ceder in deemoed en de kerk waar God woonde, groette de wolken en de motregen en zo, met vroom en blij gemoed is ze door de waereld getrokken, God lovend en dankend.’

           Auteurs Timmermans en Thiry mijden noch enige moraliteit, noch het apocalyptische visioen. Een hele reeks heiligen duikt in de sproken op, en wanneer de nood het hoogst is, intervenieert God zelve met een arsenaal gouden pijlen. De toon van de sproken is lankmoedig en gedwee, allerminst de toon die je van een twintigjarige auteur zou verwachten. In de ‘binnenleiding’ hadden Timmermans en Thiry hun antwoord op eventuele criticasters van hun boek al klaar: ‘Een Begijnhof is een dode heilige, die nog een aangename meloenereuk heeft.(...) En wie hem niet rieken en mocht, verwijte het ons niet maar zijne neuze.’ Maar dan nog komt het portret van de slechterik (‘Hij had een jodenneus, een felle kin als een wijwatervatje’  beschamend over.)

    Later zal Timmermans nog een aantal keer Lier en het begijnhof als uitgangspunt nemen voor doodbrave, al te weinig van elkaar afwijkende vertelsels, die door hun wereldvreemde devote toon en hoogst schematische opbouw en thematiek als voorspelbare en uiterst gedateerde folklore gecatalogiseerd kunnen worden, zoals in De zeer schone uren van juffrouw Symforosa. Begijntjen (1918 - begijn wordt op miraculeuze wijze bevrijd van verliefdheid wanneer ze haar beminde in een bruine pij aanschouwt) en een aantal verhalen uit de folkloristische verhalenbundel Het keerseken in de lanteern (1924). In ‘Het oude, schone Lier’ uit 1944 (in het verzameld werk te vinden in de bundel Schoon Lier & Begijnhofherinneringen) komt de auteur nog een keer op het begijnhof terug. Een verbitterde Timmermans klaagt verontwaardigd de verloedering van het begijnhof en het hele Lier aan.

           In Het kindeken Jezus in Vlaanderen uit 1917 drijft Timmermans de godsvrucht tot ongekende hoogten door het bijbelse kerstverhaal naar Vlaamse grond te verplanten. In een dorp, weliswaar met de naam Nazareth bedacht maar gelegen vlakbij de Nethe, ontvangt Maria, een blozend maagdeken van achttien jaar, de blijde boodschap dat de Heilige Geest haar lichaam heeft betreden. Haar verloofde Jozef reageert op het nieuws van haar wonderbaarlijke zwangerschap enigszins verward: ‘'k zou nu met Maria moeten trouwen, daar zij is mijn bruid en zich in gezegende toestand bevindt, en 'k doe 't niet gaarne, daar het mijn schuld niet is.’ Geen nood echter, een melding vanuit het bovenaardse dat het hier niet minder dan een verwekking Gods betreft, kan Jozef geruststellen, en na de volkstelling in het verre Bethlehem, voor de gelegenheid in Oost-Vlaamse regionen gesitueerd, bevalt Maria, etc.

           Ook in Vlaamse vorm is Maria een zeer godvruchtig wezen, maar een zintuiglijke verbondenheid met de natuur staat haar volle overgave aan het kloosterleven in de weg. Dat potentiële conflict tussen religie en zintuiglijkheid lost Timmermans op door de natuur als uitverkoren context voor het gebed naar voren te schuiven (‘och 't was er toch heerlijk! en zo aangenaam om te bidden’ ). Verder is Het kindeken Jezus in Vlaanderen een overgeromantiseerd, nostalgisch relaas, dat met rare tijdsprongen en ongeproportioneerde uitweidingen een stuntelig en weinig tot de verbeelding sprekend verhaalverloop kent. Al is incidenteel het commentaar van Balthazaar op de talige vermogens van zijn collega Gaspar vermakelijk: ‘Honderdduizend muilezels kunnen al het goud niet dragen dat in zijn twintig roze-marmeren paleizen met hangende tuinen berust. Hij kan maar een weinig Vlaams.’

     

    Synergie van vroomheid en zinnelijkheid

    Felix Timmermans was een beroemd, bekroond en vertaald schrijver toen hij in 1922 de bundel Uit mijn rommelkas publiceerde. Timmermans mag al een eenvoudig man geweest zijn, dat de eenvoud hem niet verhinderde zijn succes te verzilveren, blijkt uit het feit dat hij in die tijd al op ‘voordrachttocht’ trok door Nederland. Daar was hij na de Eerste Wereldoorlog naar toe gevlucht en woonde hij tot 1920. Timmermans geeft zijn lezers waar ze om vragen: het verhaal over het ontstaan van de roman die opschudding tot in Rome veroorzaakte: Pallieter (1916). Timmermans beschrijft hoe hij na het overleven van de operatie ineens het licht zag en het jeugdige gepieker van zich af voelde glijden: ‘De drift naar 't volle leven spoelde dat alles weg; ik zwom naar kant, en zag vandaar neer, vermoeid, maar blij, op iets wat voorbij was (...) Nu waaide de Schemering van het leven aan, en dat zou Pallieter worden!’

           Pallieter was in een eerste fase een veel descriptiever boek, ‘een lyrisch dagboek in de geest van het Hooglied’.  Pas in een latere fase riep Timmermans zijn beroemde hoofdpersonage tot leven: de levenslustige Pallieter die zijn dagen doorbrengt met het opzuigen van de natuur en het lekkere leven. Het overvloedig gebruik van adjectieven, nevenschikkingen en diminutieven leverde een taal op die tegelijkertijd beschrijft en zelf leeft, vol synesthesieën met perspectief op het volledige leven (‘adamisch fris van zinnen’, noemde R.F. Lissens het boek ooit  ). Zoals Pallieter zelf een synergie is van vroomheid en zinnelijkheid. Vooral op die manier wellicht is de roman een uitdrukking van het tweesporige levensgevoel dat uit Timmermans' werk spreekt: tegelijkertijd de heer en de heerlijkheid volgend, met het grootste gemak godsvrucht en genot verenigend in een zinnelijke devotie. In Schoon Lier uit 1925 interpreteerde Timmermans het ontstaan van zijn eigen stad vanuit die dubbele lading: ‘Dat is de dichterlijke oorsprong van Lier, dat is ook de geest van Lier: een herberg naast een kapel. -Vroomheid en zinnelijkheid nevenseen. Beide eeuwig doorgonsd van de feestelijke, lyrische lier, het zinnebeeld der poëten...’

           Pallieter was een nieuw geluid binnen de Vlaamse letteren, en wordt niet verstikt door de kleffe nederigheid waaronder zoveel andere van Timmermans' teksten gebukt gaan. Toch lijkt het boek nu eerder een curiosum dan een groot literair werk. Inhoudelijk heeft het boek weinig of niets te bieden, Pallieter heeft de psychologische diepgang van een betonmolen, en de idealiserende inslag van het verhaal irriteert soms mateloos.

           Pallieter brak desalniettemin door buiten Vlaamse grenzen. In zijn bibliografisch overzicht vermeldt José De Ceulaer acht vertalingen in twintig jaar. Toch keerde Timmermans met zijn volgende boeken weer terug naar Vlaamsche bodem. Anna-Marie (1921) verhaalt een kleinburgerlijk drama van onbeantwoorde en verdwaalde liefdes. De Italiaanse Anna-Marie komt naar een klein Vlaams dorp om een erfenis te ontvangen. Daar zet ze enkele harten van de plaatselijke goegemeente in vuur en vlam. ‘Geen enkele van Timmermans' werken wordt zo beheerst door gevoel en verbeelding’, heet het op de achterflap. Op geen enkel moment slaagt Timmermans er echter in de liefdesperikelen boven het niveau van sentimentele clichés te tillen. Dat hij Anna-Marie enige Wertheriaanse getourmenteerdheid toeschrijft (‘De meeslijpende, smartelijke kracht, die in Werther opzwoelde was iets voor haar (...)

    Z' had verdriet en liefde nodig.’), lijkt eerder een voorbeeld van groteske zelfoverschatting. Bovendien laat Timmermans de oninteressante figuur Pirroen al te veel op de voorgrond treden, wat het liefdesverhaal totaal uit zijn evenwicht haalt. Drie van de vier vertalingen van het boek verwijzen in de titel trouwens niet naar Anna-Marie, maar naar de volledig uit burger-kneuterigheid opgetrokken Pirroen. Ook de toneelbewerking die in 1922 verscheen en die Timmermans samen met Eduard Veterman had gemaakt, heette Mijnheer Pirroen.

           Met De pastoor uit den Bloeyenden Wijngaerdt (1924) schakelde Timmermans weer over op geestelijker zaken. De roman kabbelt voort langs een zeer dunne draad, geleid door een behoorlijk verouderde thematiek. Leontien, de nicht van de pastoor, heeft kennis gemaakt met de ordentelijke Isidoor. Driewerf helaas echter, de jongeman blijkt het rooms-katholieke geloof niet te kunnen bijtreden. Gevolg: herrie in het huishouden (‘Ewel! Ze vrijt met een geus! Met een framasson!’ ). Hoe welwillend hij ook tegenover de kerk staat, de katholieke dogma's wil Isidoor niet accepteren. Isidoors innerlijke conflict refereert aan wat Timmermans naar eigen zeggen zelf meemaakte op jeugdige leeftijd: ‘Ik was van huize uit katholiek, had van jongs af een grote verering en aanbidding voor O.-L.-Vrouw (...) Doch al de andere geloofspunten van het katholicisme waren niet diep in mij doorweekt, en ik stond er zelf kritisch tegenover.

    Want men gelooft niet wat men wil. Het is een gave!’  De discussies over inhoud en reikwijdte van het geloof (weerom de strijd tussen de Heer en het hart) meet Timmermans wel erg breed uit. Ongetwijfeld was dat een belangrijke stap in zijn eigen intellectuele ontwikkeling, maar ook als theologische discussie valt het boek erg mager uit. De kwezelige devotie van Leontien jaagt elke eind-twintigste-eeuwse lezer de gordijnen in, en ook de karaktertekening van de andere personages is ongeloofwaardig en klef.

     

    Een groots boek

    Eigenlijk uit alle verhalen van Timmermans, maar meest van al uit zijn in verschillende bundels bijeengebrachte vertelsels spreekt een esthetiek van weemoedige frivoliteit. Stuk voor stuk zijn het kleine verhalen over kleine mensen, waarmee Timmermans zijn penselend vermogen vrolijk botvierde (‘met wat letterkunde in groot genoegen omsierd’, zoals op de eerste pagina van Het kindeken Jezus in Vlaanderen staat). Bundels als Pijp en toebak (1933), Bij de Krabbekoker en andere verhalen (1934) en Vertelsels (1942) zijn enkel in die zin relevant dat ze de archetypische heimatschrijver Felix Timmermans tonen: vol weemoed, vol voorspelbare anekdotiek en vol gebrek aan intellectuele en psychologische uitwerking. Timmermans was op een strikt particuliere manier geïnteresseerd in het volkse, en hij verwerkte die interesse op een idealiserende en naïeve wijze in zijn schetsen. Felix Timmermans schreef vanuit de buik. Zijn eenvoudige verwondering, zijn zinnelijke uitbeelding van de verrukking om het leven zelve, waren volgens José De Ceulaer dan ook reden genoeg om volmondig te affirmeren dat Timmermans ‘zal blijven zoolang er van een Nederlandse letterkunde zal gesproken worden’.  In Adriaan Brouwer (zie hieronder) voel je Timmermans driftig meeknikken wanneer hij over de werken van Rubens, Van Dijck en Jordaens stelt: ‘dat was allemaal goddelijk geschilderd. Maar te geweldig voor mij. Te vol van heiligen, goden en godinnen, die elkander verdrongen om vanvoor te willen staan. Voor stoefportretten van 't nobel, 't geestelijk en 't rijk. Kunst die naar geld stinkt. (...) Van de echte kant van ons volk geen raap te zien. De boeren, het straatjesvolk, de bedelaars, de schippers, de leurders en de sjouwers.’ 
    Idem dito wanneer Timmermans in zijn pittoreske reisverslag over Italië met de inspirerende titel Naar waar de appelsienen groeien (1926) over Da Vinci's Het laatste avondmaal opmerkt: ‘Het is een mathematisch, beredeneerd, verstandelijk werk, streng-psychologisch uitgediept, zoals trouwens Da Vinci altijd werkte. Dat karakteriseert hem zo scherp. Da Vinci is de mathematische esthetiek. Alle spontaniteit is eruit (...) 't Is werk zonder uiterlijke drift.’

    Dat Felix Timmermans door die anekdotische verenging in 1935 de hete adem van de opkomende Gerard Walschap in de nek voelde, is nog veel gezegd. Walschap had Timmermans met boeken als Adelaïde (1929) en Celibaat (1934) ver achter zich gelaten. De schrijver die met Pallieter tot boegbeeld van een generatie was gebombardeerd, maakte pas op de plaats. De toenmalige kritieken waren dan ook vaak niet mals voor zijn werk. Enkel met Boerenpsalm uit 1935, misschien wel zijn enige echte meesterwerk, is Timmermans er nog in geslaagd uit de schaduw van de jongere auteurs te treden, zij het dan op een grootse manier.

           Boerenpsalm is een soms indrukwekkende monoloog, alhoewel het verhaalverloop allerminst spectaculair te noemen valt. Boer Wortel beschrijft zijn hele volwassen leven tot aan zijn laatste jaren. Ook Wortel is een devoot man, maar Timmermans verlaat voor één keer het kwezelachtige idealisme en tekent overtuigend de weifelende omgang van Wortel met zijn geloof en zijn lot. Boerenpsalm is een roman die door de afwezigheid van het naïeve idealisme dat zoveel andere boeken van Timmermans dateert, door de sobere taal en door de verrassende psychologische consistentie van Wortel een even grootse als innemende lofzang is op het boerenleven. Hoewel Timmermans daarna nog romans schreef, was Boerenpsalm het werkelijke en glorieuze eindpunt van een wisselvallige literaire loopbaan.

           Ook het daarna verschenen Ik zag Cecilia komen is eerder een stap terug in Timmermans' literaire ontwikkeling. De novelle uit 1938 werd in de heruitgave van Timmermans' volledige werk in één volume samengebracht met De zeer schone uren van juffrouw Symforosa. Er zijn inderdaad enkele inhoudelijke parallellen: ook hier gaat een liefde de mist in, ook hier door een conflict tussen pragmatiek en gevoel. De afloop in Ik zag Cecilia komen is echter tragischer: een van de geliefden gaat ten onder aan een vreemde ziekte. Vormelijk ligt de roman iets meer in de lijn van Boerenpsalm. Het verhaal wordt verteld vanuit het oogpunt van de mannelijke protagonist, die zijn verloving met een handelsrelatie van zijn vader niet meer ziet zitten nadat hij Cecilia in de ogen heeft gekeken. Een overbekende Timmermans-verhaallijn dus, die via slordig uitgewerkte gevoelens van weemoedigheid en fatalisme naar een voorspelbaar einde wordt geleid.

           Na Boerenpsalm verrast Timmermans niet meer. Wat de geromantiseerde, van grote empathie getuigende biografieën Pieter Bruegel (1928), De harp van Sint-Franciscus (1932) en het postuum gepubliceerde Adriaan Brouwer (1948), en de goulashkroniek De Familie Hernat (1941) betreft, kan ik me dan ook beperken tot het herhalen van het strenge oordeel dat de toch vaak milde R.F. Lissens over deze boeken al velde in een tijd dat Claus en Snoek nog jonge auteurs waren: ‘allemaal werken waarin hij zich tot een te gemakkelijk anekdotisme laat verleiden en waarin hem zijn gebrek aan intellect, dat elders niet stoort maar hier pijnlijk wordt aangevoeld als armoede, noodlottig is.’

     

    Icoon. In de marge

    Anekdotisch, folkloristisch, intellectueel zwak, het zijn stuk voor stuk kwalificaties die de kloof duidelijk maken tussen het werk van Felix Timmermans en de vigerende literaire smaak. De naïviteit in de psychologie van de personages, hun simplistische gedachtegangen en voorspelbare gevoelswereld bepalen misschien wel meest van al waarom Timmermans, die ene grote roman uitgezonderd, geen geknipt schrijver voor dit fin-de-millennium meer lijkt. Zijn verhalen spelen zich af in een steriele, idealistische en ideële minibiotoop, die eeuwen verwijderd is van zowel grote maatschappelijke verhalen (wereldoorlogen, beurscrashes en oprukkend fascisme) als van wat het Vlaamse leven van alledag in alle veelvoudigheid moet zijn geweest. Het blijft bij particuliere schetsen met een hoog couleur-localegehalte en - toch opvallend voor iemand die als groot verteller geboekstaafd stond - rammelende verhaallijnen. Af en toe leidt het geloof wel eens tot embryonaal-intellectuele conflicten, maar de geloofstwijfel is zelfs in De pastoor uit den Bloeyenden Wijngaerdt nooit radicaal. De crisis is meestal strikt emotioneel.

           Wie op de drempel van het volgende millennium de literatuur van deze eeuw bekijkt, kan er niet omheen dat deze eeuw in literair opzicht die van het modernisme is geweest, en bij uitbreiding ook van diens nukkige bastaardzoon, het postmodernisme. Wanneer je echter even uit dat strikt literair-evolutionair denkkader stapt, en literatuur vanuit een ander perspectief benadert dan vanuit de ogen van de steeds driftiger naar vernieuwing snuffelende twintigste-eeuwse intellectueel, wint het werk van Timmermans natuurlijk aan betekenis. Bekijk het puur kwantitatief: omdat Timmermans' boeken in die huiskamers lagen waar anders geen andere boeken dan de Heilige Schrift zouden liggen. Omdat Timmermans bij leven en welzijn een verbazend goed verkopend fenomeen was, die als geen andere Vlaamse schrijver na hem in buitenlandse boekhandels te vinden was. Omdat Timmermans op die manier is uitgegroeid tot een icoon, zij het dan van idealistische pathos, literair anachronisme en woordenbrij. (Dat zijn literatuur in de eerste plaats symbolisch, en daarna pas strikt literair functioneert, wordt ook aangegeven door het feit dat de schrijver achter de tekst in veel commentaren minstens even prominent aanwezig is als zijn teksten. De levensgenieter Timmermans. De activist Timmermans. De Lierenaar Timmermans. De diepgelovige Timmermans. De flamingant Timmermans.) En vooral: omdat als de boeken van Felix Timmermans ergens voor staan, het wellicht het lezen zelf is. Timmermans is een icoon voor een soortement literatuur die in de twintigste eeuw door alle intellectuele (r)evoluties heen in de literair-institutionele marge verzeild raakte, maar daar dan ook heeft standgehouden. August Keersmaekers slaat de spijker op de kop door te stellen: ‘Sedert ruim driekwart eeuw werd Timmermans gelezen, zijn werk beantwoordde aan zoveel verzuchtingen om boven het alledaagse leven uit te stijgen.

    Het blijvende succes van zijn werken bevestigt dat die behoeften nog altijd bestaan.’

           In dat opzicht is het betekenisvol dat Timmermans' verzameld werk een paar jaar geleden heruitgegeven werd door het Davidsfonds, ongetwijfeld goed verkocht werd en nu nog helemaal verkrijgbaar is (al vind je in reguliere winkelrekken hoogstens zijn voornaamste romans terug). De institutioneel marginalere rol die het Davidsfonds momenteel als literaire uitgeverij speelt, is vergelijkbaar met de positie die Timmermans binnen het actuele literaire systeem bekleedt.

           Timmermans' poëtica is op essentiële punten negentiende-eeuws, of toch op zijn minst premodernistisch. Niet alleen door de pre-industriële setting, de benepen onderdanigheid en de vaak cyclische (agrarische) tijdsopbouw, maar vooral door de onverholen humaniteitclaim (Timmermans in Adriaan Brouwer: ‘Want kunst hangt niet alleen af van wat we kunnen, maar ook van wat we zijn.’ en het in wezen steeds harmonische, overzichtelijke wereldbeeld dat uit de werken spreekt, gevoed door een permanente idealistische onderstroom. Je vraagt je echt af waar hij het haalde toen Frans Verleyen over Timmermans verzuchtte :

    ‘Hij, de zogenaamde folkloreschrijver, was te modern’, en daar nog een oproep aan vastknoopt om de ‘Grote Prijs voor het driejaarlijks essay over de moderniteit bij Timmermans’ in het leven te roepen. Boerenpsalm even buiten beschouwing gelaten, valt er weinig (moderniteit) te ontdekken in het oeuvre van Timmermans, in tegenstelling tot de verzamelde werken van schrijvers als Gerard Walschap (100 jaar geleden geboren in 1998), Louis Paul Boon (20 jaar geleden overleden in 1999) of Cyriel Buysse (100 jaar Het gezin Van Paemel in 2003 - samen met 50 jaar De kapellekensbaan). Pallieter blijft een historisch belangrijk curiosum en Boerenpsalm een groots boek.


                                                              ***************

    09-10-2012 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Foto

    Archief per maand
  • 05-2023
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 02-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 09-2021
  • 08-2021
  • 07-2021
  • 06-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 02-2021
  • 01-2021
  • 11-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 06-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 06-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 05-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 04-2009
  • 09-2008
  • 06-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 12-2007
  • 10-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 01-2006
  • 05-1982


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Over mijzelf
    Ik ben Mon Van den heuvel
    Ik ben een man en woon in Lier (België) en mijn beroep is op pensioen.
    Ik ben geboren op 19/06/1944 en ben nu dus 79 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: Felix Timmermans - Geschiedenis van Lier in de ruimste zin genomen.

    Een interessant adres?

    Mijn favorieten websites
  • Thuispagina Louis Jacobs
  • Guido Gezelle
  • Ernest Claes Genootschap
  • Oscar Van Rompay
  • Felix Timmermans Genootschap
  • Schrijversgewijs
  • Kempens erfgoed

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!