Felix Timmermans gezien door een Zwitser.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Timmermans, der ewige Poet door Siegfried Schleicher - Rex-Verlag, Luzern
Artikel uit een krant van 30 1 1949
Ik geloof niet, dat zij talrijk zijn, of ooit geweest zijn, de Vlaamse en zelfs Hollandse schrijvers over wie in het buitenland in een vreemde taal een heel essay werd gepubliceerd. Siegfried Streicher, Dr phil., is een in 1893 te Bazel geboren Zwitsers auteur en redacteur van de Schweizer Rundschau, die reeds een aanzienlijk aantal werken heeft uitgegeven, gedichten, novellen, essay's, studiën allerhande op het gebied der literatuur- en kunstwetenschap, der cultuur- en godsdienstwetenschappen en zo meer. Dus precies niet de eerste de beste, niet ergens een naïeveling die zich argeloos aan een literatuur als die van Timmermans vergaapt, maar op zijn minst de gelijke van een Dr Staverman, die, nadat hij «Pallieters» grootvader meende ontdekt te hebben, dit boek als reeds half vergeten verklaarde, van een Dr G. Stuiveling die « het betere Vlaanderen » elders ziet dan in Timmermans - zonder te spreken van erger uitlatingen, om het zacht te zeggen, die de schrijver van « Boerenpsalm » nog tijdens zijn leven heeft moeten horen.
Elk zijn meug, natuurlijk. We zullen daartegenover alleen maar de nuchtere constatatie doen dat Timmermans wellicht de enige schrijver is in de Nederlandse taal die een internationale faam geniet, terwijl, als er eens een roman of novelle van hen, die tot «het betere Vlaanderen» zouden behoren, vertaald wordt, het daarmee niet verder komt dan een «succes d'estime». Het is al heel mooi maar dat het geen openbaringen blijken is wellicht eenvoudig hieruit te verklaren, dat men elders ook schrijvers heeft van die aard en die mentaliteit en die het evengoed doen, of deden, als zij en vaak veel beter en veel eerder. Timmermans echter heeft iets eigens, iets « einmaligs » dat men aanvaarden of verwerpen kan, maar dat men als bestaande moet erkennen.
Het is dit persoonlijke en onvervangbare bij Timmermans dat Siegfried Streicher als zoveel andere buitenlanders heeft getroffen en waarvan hij getuigenis aflegt in zijn kort (50 pag.) maar in mooi proza geschreven en substantieel essay. De voortreffelijke bladzijde die hij wijdt aan de « ewige Poet » zijn zelf bijna een poëem, wat hem trouwens geenszins belet Timmermans' werk scherpzinnig te benaderen. Voor ons Vlamingen is het zeer interessant te zien hoe een gecultiveerd en smaakvol vreemdeling op het werk van een onzer letterkundige figuren reageert, en zulks in een betrekkelijk uitvoerig geschrift. Wij zijn daar inderdaad niet aan gewoon. Meestal zijn wij het die over buitenlandse auteurs schrijven, zij niet over ons. Hier is een, gewis noga1 zeldzame uitzondering. Een dergelijk getuigenis is belangwekkend, alleen al omdat het onbevooroordeeld is. Siegfried Streicher heeft natuurlijk ook iets vernomen over wat Timmermans aangewreven word van tijdens de bezetting.
« Aegerliche Dinge haben unser Ohr erreicht. Wir fragen nicht darnach. Uns bleibst Du, der aus Gold und Licht das Büchlein schrieb von Symforosa dem Beginchen... » enz.
Hij huldigt in hem in de eerste plaats de grote verteller en « dichter » van zijn volk, alsmede de ongemeen oorspronkelijke vinder van onuitputtelijke reeksen van beelden en vergelijkingen. Dit zijn de beide voornaamste thema's waarop Siegfried Streicher's essay gebouwd is. Nadrukkelijk huldigt hij de verteller, niet de romanschrijver of zelfs novellist. Daar ziet ook hij Timmermans' kracht niet, er bijvoegend dat, zo spoedig de schrijver van «Pallieter» ophoudt de taal van zijn volk te spreken, zijn liederen te zingen, zijn spreuken en grappen tot de zijne te maken, zijn vertelsels en legenden te verhalen hij niet meer te genieten is, zoals in « De Familie Hernat » « dem schalen Buche, das man kaum lesen kann ».
Men ziet, groot bewonderaar van Timmermans, gaat Siegfried Streicher geenszins critiekloos te werk. Maar zijn grote waardering gaat uit naar de verteller der befaamde werken die wij allen kennen « Pallieter » en « Boerenpsalm », « Symforosa » en « Driekoningentryptiek », het « Kindeke Jezus » en « Leontientje », naar « Breugel » en de « Krabbekoker » in mindere mate naar « Franciscus ».
Maar niet uitgepraat raakt hij over Timmermans' beeldspraak. Een paar malen hervat hij zelfs dit thema, waaraan hij uitvoerige en belangrijke beschouwingen vastknoopt, er inzonderheid op wijzend hoe Timmermans met de vindingrijkheid van de echte dichter de dingen telkens weer ziet op een eigen, frisse, oorspronkelijke manier en, terwijl anderen steeds voortgaan bepaalde dingen en verschijnselen met dezelfde, lang versleten epitheta, vergelijkingen en metaphoren te kenschetsen, Timmermans steeds nieuwe, verrassende beelden ontdekt. Niet het minst om die hoedanigheid is hij voor de essayist « der ewige Poet, vielleicht der letzte ».
Hiermee echter heeft Siegfried Streicher zijn onderwerp geenszins uitgeput. Lyrisch bijna schrijft hij over Vlaanderen en het Vlaamse wezen zoals hij het in Timmermans' boeken uitgebeeld ziet. En er blijkt waarlijk niet uit dat Timmermans van zijn land en volk een soort karikatuur of een folkloristisch kermistafereel zou geschilderd hebben, zoals men hem hier soms verwijt. In de ogen van die Zwitser is hij ons waarachtig niet te «schade en te schande», geweest. Over Vlaanderen's geest en ziel, natuur en geloof, zeden en karakter, zijn gothische droom en barokke levensvreugde, over het Vlaanderen gesymboliseerd in zijn volgens Streicher eigenste schepping, de Tijl Uilenspiegel « Der Coster war sein Prophet, von ihm und Breughel her kam Timmermans ». schrijft de essayst warme woorden en vindt hij rake formuleringen. Als gezegd is het trouwens in zijn geheel een kunstzinnig, vormschoon opstel, met liefde en bewondering geschreven, waar van het te hopen is dat het ook hier zijn weg zal vinden.
******
|