« Een taalmonument van grote beeldende kracht en poëtische originaliteit» Professor Keersmaekers over Felix Timmermans
Door Jaak Dreesen uit De Bond van 29/06/1990
Even buiten het nijvere centrum van Duffel woont professor August Keersmaekers, hoogleraar emeritus aan de UFSIA-Antwerpen en lid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Zeventig is hij. Hij oogt monter en heeft nog plannen in petto alsof hij honderdzeventig worden wil. Bij het Davidsfonds is zeer recent zijn essay over Felix Timmermans verschenen dat « Wonder van Eenvoud » heet. Felix Timmermans ? Wordt die nog gelezen ? Door wie (niet) ? Was dat geen groene jongen avant-la-lettre ? En herinnert professor Keersmaekers zelf zich de allereerste kennismaking met het proza van Timmermans nog ?
Ja. dat weet de prof nog heel precies: «Achttien was ik, en ik las «Het Keerseken in de Lanteern». Mijn vader passeerde en vroeg argwanend: moogde gij dat wel lezen, manneke ? Je moet niet vergeten dat Timmermans toen al een zekere faam van stoutheid had. Diverse werken kregen een strenge kwotering, en een titel als «Keerseken in de Lanteern» had voor mijn vader kennelijk iets louche. Ja, wij lazen veel thuis. Allemaal samen rond de ronde tafel bij het licht van de petroleumlamp. Vader met «Bei uns in Deutschland» van Nest Claes... Ik zie hem daar nog zitten.
U hebt de lust van lezen dus van geen vreemden ? Nee. Ik las veel. Toen ik nog student was, het hele werk van Snieders, Anton Coolen, Van Eeden, Van Schendel, Aart Van der Leeuw. Alles wat er tot dan toe verschenen was van Walschap...
En Timmermans dus ook ? Ja, maar niet direct alles. Over Pallieter was ik ook niet zo in de wolken. Ik vond dat je er als verhaal niet zoveel aan had. Later werd dat anders, al hield ik mij toen vooral bezig met de literatuur van de zeventiende eeuw. Bredero ja. Ik heb zestig onbekende gedichten van hem gevonden en daarmee heel z'n biografie overhoop gegooid. Nu ben ik met Constantijn Huygens bezig. Had ik maar meer tijd !
Zware melancholie en een explosie van vreugde
Terwijl u dan tussendoor toch een essay over Felix Timmermans hebt geschreven ? Het Davidsfonds geeft het proza van Felix Timmermans opnieuw uit en ik zou daar een begeleidend boek bij schrijven van circa 90 pagina's. Dat zijn er wel wat méér geworden, want zo een essay deint uit als je eraan bezig bent... En terwijl je al die werken herleest en er dan over schrijft, krijgt zo een auteur natuurlijk weer vaste contouren en een scherp gezicht. Je ziét hem voor je ; je schrijft over hem zoals je hem «uit zijn werk geroken hebt», om Timmermans zelf te parafraseren.
U kijkt naar de jonge Timmermans en u ziet de droefgeestige, gekwelde auteur van «De Schemeringen van de Dood» ?Ja. Je moet niet vergeten dat de jongeling Timmermans thuis niks om handen had. Hij had zeeën van tijd om te piekeren. En die melancholie, die Weltschmerz, dat hing in die tijd in de lucht. Alles was geladen met zware symboliek en grote somberheid. Ten diepste was Timmermans ook zeer weemoedig, en hij is dat ook altijd gebleven. Boerenpsalm is een optimistisch boek, maar het leven van boer Wortel is ontzettend hard. Ik zag Cecilia komen is een wat tragisch verhaal, en dat geldt voor heel wat andere werken. Het wonderlijke is nu juist dat, hoe zwaarmoedig die verhalen ook zijn, ze toch een blijmoedige indruk nalaten. Je weet dat Timmermans ziek werd toen hij 25 was. Een operatie met onverwachte verwikkelingen. Dat greep hem zeer aan. Het is maar daarna dat hij opeens besefte dat hij «van woorden en schijnen geleefd had.»
Daarna ging hij anders schrijven ? Ja. Pallieter bijvoorbeeld. Hij noemde dat «een schreeuw van vreugde over alles wat 'n mens kan waarnemen.» Je ziet dan ook hoe hij in dat boek alles wil beschrijven : land, landschap, wolken, water, dieren, insekten... Toch beleefde hij ook in die jaren weer zware tijden. Hij trouwde bijvoorbeeld met Marieke, terwijl zijn ouders daar helemaal niet mee akkoord gingen. Eerst een grote somberheid, dan een explosie van vreugde en geluk, en daarna berusting en een stille melancholie : zo was dat het leven van Timmermans, ja. En die weemoed vind je nog het zuiverst verwoord in de verzen van Adagio.
Het landschap van en rond Lier moet hem toch ook beïnvloed hebben ? O, ja. De Nete en alles wat daarrond lag. Ik ken de Nete zoals ze nu is, maar zelfs met al het asfalt ernaast en de kanalisering, het rechttrekken van bochten, enzovoort, blijft de rivier bekoorlijk en het landschap indrukwekkend. Ik heb dat ook nog maar recent ontdekt. Ik reed op een avond eens per fiets langs de Nete, ik zag de velden, de weiden, en ik hoorde opeens een vreemd gezoef en ik zag twee grote zwanen overvliegen. Dat was een echt Timmermans-moment, ja. Als je goed kijkt, zie je op zo 'n ogenblik de paarden van Fee door de weiden klauwieren. Timmermans, en zijn jonge, vrijpostige en wat rebelse vrienden-artiesten, noemden dat Nete-landschap overigens hun «salon»...
Terwijl het stadje Lier natuurlijk ook een echt Timmermans-decor is ? Inderdaad. Lier was een heel romantisch stadje met z'n toren, het stadhuis, de straatjes, het begijnhof. Ook wie nu door Lier loopt, herkent het decor uit de Timmermans-boeken. Maar er was - en is – natuurlijk ook het kleinsteedse, het bekrompene, de roddel, de achterdocht. Timmermans voelde zich wel verbonden met het volk, maar dan toch in eerste instantie met de underdog, de gewone volksmens, de oude mannen die vaak zo schitterend konden vertellen. Heel wat van zijn woordenschat en van die prachtige vergelijkingen heeft hij daar vandaan. Die kleinstad, ja. Daar telde je alleen maar mee als je geld had. Dat was de maat der dingen en dat zie je ook in de boeken van Timmermans. Vooral dan in De Familie Hernat. Die vileine karakters in dat boek...
Schrijven met een schilders blik
Timmermans had wat u in uw boek noemt, een Schilders blik. Dat is formidabel, ja. Zijn passie voor vorm en kleur. Hij kan, bij manier van spreken, geen figuur beschrijven of je ziet ze hem schilderen of tekenen. Hij kan het eenvoudig niet laten ! In Het Kindeke Jezus in Vlaanderen schrijft hij op haast een volle pagina hoe een volkomen onbelangrijke bijfiguur eruit ziet...
Is Timmermans dan een schilder die ook schrijft, of een schrijvende schilder ? Ik denk dat hij zelf zou antwoorden : «Ik was een schilder maar ik schreef ook.» Hij wilde oorspronkelijk schilder worden. En hij zegt ergens : ik moet de dingen eerst voor mij zién vooraleer ik erover kan schrijven.» 't Is overigens opvallend dat hij volkse figuren kleurrijker beschrijft dan, bijvoorbeeld. Onze Lieve Vrouw. Die blijft onbestemder, etherischer. Het is alsof de schrijver veel meer schroom heeft... Maar die schildersblik is van groot belang voor zijn werk, ja. Die grote gevoeligheid voor vorm en kleur, zijn proza overrompelt, vonkt, slaat gensters. Het is uniek.
U spreekt ook over de goedheid van Timmermans en over zijn begrip voor de zwakheid van de mens. Dat is een constante in zijn werk. Er gaat van elk van zijn boeken een soort van bemoediging uit. Misschien had hij die mildheid van zijn moeder of van zijn vader ? Timmermans kende de mensen ook goed. Hij wist dat we in de grond allemaal maar dompelaars zijn. Hij kende de relativiteit van het menselijk streven.
Vroom was hij ook ? Ja, dat denk ik wel. Maar het was geen onnozele vroomheid. Hij zag de dood voor ogen en dacht aan wat daarna zou komen. Iemand sprak hem ooit over een of andere grote kunstenaar, maar Timmermans zei: « 't Is veel belangrijker een goed mens te zijn » Hij had ook een groot respect voor de menselijke zwakheid. Terwijl hij anderzijds ook verschrikkelijk scherp kon zijn ! In zijn bitterste boek, De Familie Hernat, staat een brief van de jonge weduwe Helène aan rentmeester Ruytenbroeckx die druipt van het meest venijnige vergif. Wie in zijn oeuvre tot één zulke brief in staat is, die moet iemand met z'n pen haast letterlijk de grond in kunnen boren. En Timmermans zou dat ook gekund hebben ! Ooit heeft hij, op aanraden van zijn vrouw, een kritiek aan het adres van een recensent kapot gescheurd omdat Marieke zei : «Fee, jongen, als ge dàt publiceert, dan komt die man dat nooit meer te boven.» Zijn vroomheid en zijn mildheid maakten hem niet blind voor grof onrecht.
Het grote verwijt dat de literaire kritiek Timmermans toestuurde was: «hij heeft geen psychologische diepgang.» Vindt u dat verwijt terecht ? De figuren van Timmermans worden niet psychologisch uitgerafeld, dat is waar. Maar het zijn wel mensen van vlees en bloed. Ik herinner me m'n reactie toen ik, als achttienjarige, Boerenpsalm las. Ik zei: « Zo 'n boer bestaat er niet! » Maar ze bestaan wel degelijk. Ik heb ze, later, leren kennen. Boeren die filosofeerden, humorist waren, van hun veld en van hun dieren hielden...
Toch noemt men Claes en Timmermans heimatschrijvers, terwijl er van het werk van Walschap lijnen lopen naar de moderne Vlaamse literatuur ? Tja. Ik heb Walschap onlangs nog herlezen en voor mij moet het beste van Timmermans niet onderdoen voor het beste van Walschap. En de taal van Walschap staat heus niet zo ver van die van Timmermans, geloof me. De ene schrijft rechttoe-rechtaan en met grote vaart, en voor de andere - Timmermans dus - is het verhaal als dusdanig niet zo belangrijk, maar wat hij met de taal doet, dat is toch formidabel! Ik begrijp niet dat men daar zo minnetjes over wil doen. Terwijl we toch spreken over een groot auteur die het hart van z'n volk heeft geraakt en succes en roem oogstte in het buitenland. Wij zijn geboren onderschatters van het eigen erfgoed.
Het beste werk van Timmermans doet niet onder voor het beste van Walschap. Een taal die glanst en fonkelt.
Maar bent u er werkelijk van overtuigd dat ook de jonge generatie Timmermans nog (graag) leest ? Op de scholen komt hij nauwelijks nog ter sprake, dunkt me ? Tja, wat leest men nog wel op de scholen in deze tijd van verdwazing ? Wat moet een leraar Nederlands nog doen ? Wat krijgen de studenten aan de universiteit nog te lezen ? In Antwerpen begint de literatuur na 1950, nu is dat misschien al '60 geworden... Het is toch godgeklaagd dat zelfs de minister van Onderwijs eraan heeft gedacht het vak geschiedenis niet langer meer verplicht te stellen ? Terwijl het noodlottig is voor jongeren als ze elk historisch perspectief gaan missen.
Timmermans is uiteindelijk vrij eenzaam gestorven... ? Dat klopt, ja. Je weet dat hij na de oorlog beschuldigd werd van een soort van intellectuele collaboratie met de Duitsers. Ik denk eerder dat hij het slachtoffer is geworden van zijn grote populariteit, bij ons maar ook in Duitsland. Dat maakte dat Duitsers — ook simpele soldaten — hem opzochten voor een gesprek, een handtekening, enz. Het is waar dat hij de Rembrandtprijs aanvaardde die door anderen principieel geweigerd werd. «Maar ja,» zei Timmermans, «die tweehonderdduizend frank vind je ook niet onder de staart van het paard, en ik had dat geld toen nodig». Hoe dan ook : het werd eenzaam rond Timmermans na de oorlog. Hij leed aan een hartkwaal. Rond hem woedde een hetze. Adriaan Brouwer, zijn laatste werk verscheen in 1948. Het werd doodgezwegen, terwijl het toch een markant boek is...
Vormen de verzen van Adagio dan een afronding van zijn leven ? Dat kan je wel zeggen, ja. Heel zijn weemoed zit daarin en zijn mildheid. Het stilaan afstand nemen ook. Die verzen zijn, vaktechnisch gezien, niet zo sterk, al is Timmermans eigenlijk zijn leven lang een dichter geweest. In Pieter Breugel bijvoorbeeld zitten hele prozaflarden die gedichten lijken. Er spreekt een enorme vreugde om het woord uit! En het is precies dit laatste dat je ook NU nog op haast elke pagina van Timmermans kan terugvinden. Iedereen die met taal bezig is, moet dat toch weten ? Toen het boek hier in Duffel werd voorgesteld, vertelde Francis Verdoodt uit het werk van Timmermans. Je hoorde daarin de vreugde van de auteur zoiets te hebben geschreven ! Terwijl hij, vooral bij de aanvang, vaak taalfouten schreef en stilistisch onzuiver proza. Maar toch : er lag een GLANS over dat proza. Het fonkelde.
Timmermans ? Hij schiep een taalmonument van grote beeldende kracht en poëtische originaliteit. Wie zijn eigen taal liefheeft, moet Timmermans (her)lezen...
********
|