Een soep met vier troostende mergpijpen
Door Gaston Durnez uit De Standaard van 24/12/1996
"Het leven is een soep met vier troostende mergpijpen in: de drank, de liefde, de toeback en de kunst. En daar heb ik het mijne van genomen! Heb ik nu verkeerd geleefd? Daar zullen wij God en de mulder laten beslissen. Maar het zat in mijn bloed gegoten van zo te zijn".
Deze veel geciteerde vergelijking kun je lezen op de eerste bladzijde van Adriaan Brouwer, de laatste roman van Felix Timmermans. Het boek vertelt het leven van de grote zeventiende-eeuwse Vlaamse schilder, die ook een grote wildebras was. "De goede Fee" verwerkte er zoveel van zijn eigen inzichten in, dat men de roman wel eens zijn geestelijk testament heeft genoemd. Voor hem was het verhaal onder meer een aanleiding om zich, op zijn levensavond, te bezinnen over een probleem dat hem vaak heeft beziggehouden: "de waarom" van het leven en Gods wegen die onnaspeurbaar zijn.
"God blaast u lijk de zaadjes van suikerij op de wereld, en ge moet voor de dag komen met wat Hij u heeft meegegeven. Er is een gremel eigen wil bij..."
Nu wij binnen enkele weken de vijftigste verjaardag van Timmermans' overlijden gedenken, heb ik dat "testament" nog eens gelezen. Het verraste mij, dat de roman nog zo goed stand houdt. Ongetwijfeld behoort hij tot de top van Timmermans' werk. Zijn directe en toch zo kleurrijke taal, het thema en de dramatiek, spreken nog altijd aan. Niet verwonderlijk dat een toneelman als René Verreth er door getroffen werd. Verreth heeft er een monoloog uit gepuurd die hij in het Mechels Miniatuur Theater en daarna elders in het land gaat vertolken. Adriaan Brouwer, geboren in 1605 of 1606, was de zoon van een tapijtontwerper uit Oudenaarde. Na een rumoerige jeugd schijnt hij, bij het beleg van Breda, deelgenomen te hebben aan de strijd van de geuzen tegen de Spanjaarden. Daarna trok hij als toneelspeler naar Amsterdam, kwam terecht in de kring rond Frans Hals, reisde in 1631 met een groep acteurs naar Antwerpen en schilderde ondertussen zodanig, dat hij al vroeg erkend werd door de grote artistieke kanonnen van die tijd, van Rubens tot Van Dyck en Jordaens.
Inspiratie voor de herbergtaferelen en vechterstonelen, waarin hij als geen ander gespecialiseerd was, kon hij putten uit eigen rijke ervaring. Hij belandde in de gevangenis maar werd er na acht maanden uitgehaald door Rubens. Toen de Spanjolenvriend hem daarna gastvrijheid aanbood, weigerde Brouwer en hernam zijn herbergzaam leven. In januari 1638 stierf hij, tijdens een pestepidemie, in een Antwerps armengasthuis, zo'n 32 jaar oud.
Meer dan één Vlaamse schrijver heeft de figuur van Brouwer uitgebeeld, maar kenners zweren bij het boek van Timmermans. Hij begon er aan in 1942 en in maart 1944 was amper een dertigtal bladzijden klaar. De Fee herschreef en herschreef. Dat was bij hem niet zo uitzonderlijk. Vaak bewerkte hij zijn teksten. Dit keer scheen het wel moeizamer te gaan. De sfeer van de oorlog en zijn eigen wankele gezondheid zullen daar de oorzaak van zijn geweest.
Op 5 mei 1944, enkele maanden voor de Bevrijding, was de roman voltooid. De omstandigheden waren natuurlijk niet gunstig voor publicatie en de kunstenaar liet zijn werk liggen. Toen hij na de oorlog ziek was en het huis niet meer verliet, nam hij het handschrift voor de zoveelste keer door. Hij zou het boek zelf niet meer zien. Postuum verscheen het in afleveringen in een tijdschrift en daarna, in 1948, in boekvorm. De zesde druk beleefde het in de recente prachtige Davidsfondsuitgave van Timmermans' volledige werk.
Trouw de historische levenslijn volgend, liet de schrijver Adriaan Brouwer zélf zijn biecht spreken. De kunstenaar tekent zichzelf als een zwerfzieke loslever, die zijn verf het liefst op basis van Oudenaards bier wou maken, maar die ook een bevlogen en sterke vakman was, ondanks alles altijd op zoek naar iets méér: "Het leven is vuil en lelijk, ik ook, maar tussen de plooien zit er iets goddelijks en 't is dat wat wij er met onze verf willen uithalen en laten zien".
Timmermans legt ook de klemtoon op Brouwers' rebelse aard, op zijn verzet tegen De Spanjaarden en tegen de geestedwang. Ik kan mij levendig voorstellen, dat hij, bij publicatie onder de Duitse bezetting, censuurmoeilijkheden zou hebben gekregen. Toen ik dat onlangs tegen vrienden zei, bekeken ze mij ongelovig. Timmermans zit inderdaad voor velen nog vast in aloude zwarte clichés. Wat Felix zélf er over dacht, vond ik zopas terug in de herinneringen van zijn vriend Mark Edo Tralbaut. Welbewust heeft de schrijver in zijn werk gelegd wat wij er nu in lezen: "Wanneer mijn Brouwer verschijnt, zal men er de drang naar vrijheid op vele plaatsen in gewaar worden. Voor de goede verstaanders zal het als een hymne aan de vrijheid klinken. Veel fantasie is er zelfs niet voor nodig om in die bezetting uit zijn tijd een ander te herkennen."
Gaston DURNEZ
*********
|