De Toverfé
Door Wannes Alverdinck uit het tijdschrift Vrijbuiter van 1ste jaargang nr. 2 - 1998
Zelf betrap ik mij er in de winterop steeds naar dezelfde rituelen te grijpen. Ik herlees Tolkiens 'In de banvan de Ring' en Timmermans 'Pallieter'. Ik heb daar nooit bij stilgestaan, tot ik enkele dagen terug een sublieme bespreking las van het meesterwerk van Tolkien. Daarin deze prachtige gedachte over de kracht van de verbeelding : « In 'In de Ban van de Ring' loont Tolkien (...) aan dat er een verdedigings- en ontsnappingsroute bestaat (voor de fascinatie diehet materialisme op de mens heeft in de gedaante van een schitterende ring, waarmee veel goeds kan gedaan worden, maar die je door haar macht verandert in een eerzuchtig monster): de feeërieke fantasie. In het essay 'Het verhaal van de feeën', geschreven kort na 'de Hobbit' deed hij reeds opmerken dat fantasie een poort opent op het andere tijdperk, en als men er doorgaat, zij het slechts voor een moment, men zich buiten onze tijd bevindt, zelfs buiten de Tijd. Het denkbeeldige leidt ons naar het eeuwige, het ontastbare, het onveranderlijke, leidt ons naar de Traditie. De deur halfopen op deze vergeten dimensie kan toelaten dedrukkende realiteit van ons af te werpen, maar ook om de wereld van de Traditie terug in onze beredeneerde wereld te brengen. »
Kunst is pas echte Kunst wanneer zij niet enkel het leven weet uit te beelden, maar het ook weet te scheppen. Deze boutade is een beetje goedkoop, maar voor Timmermans lijkt ze wel uit het leven gegrepen. De kracht van zijn verbeelding heeft niet alleen onsterfelijke figuren als Pallieter, Cecilia, Brouwer, Brueghel, Boer Wortel en talloze andere gestalte gegeven, maar heeft ook van een zwakke dweperige jongeman die met veel moeite zijn lagere school had afgemaakt, een beetje kon tekenen en niet zonder fouten kon schrijven een zelfbewuste kunstenaar gemaakt die z'n eigen ster volgde. Wie hem die zotte idee had ingeblazen is moeilijk te achterhalen. Zeker is dat talloze beelden en thema's in het latere werk van de Fee reeds aanwezig waren in de vertelsels van zijn vader.: Jozef en Maria op de vlucht langs Vlaamse wegen op de rug van de ezel Boudewijn, om er maar één tenoemen.
Ook zeker is dal de jonge Timmermans niet alleen stond in zijn eerste artistieke vliegoefeningen. Frans Verleyen noemde de kring die Felix frekwenteerde niet zonder reden de X-generatie van 1910. Samen met onder meer de etser en luministische schilder, Raymond de la Haye, de beginnende schrijver Anton Thiry en de architect Flor van Reeth, bepraatten ze de problemen van die tijd en zagen ze enkel verlichting in een andere levenshouding die open stond voor het mystieke en het occulte. Ze werden vegetarisch, maakten lange wandelingen in de Netemeersen, die Felix plastisch 'hun salon' noemde, ze speelden Beethoven in het maanlicht en declameerden verzen van Goethe en Byron. Vanzelfsprekend was ditjeugdig romantisme nooit. Stel u voor: dit gedachtengoed in een klein provinciestadje waar je sociaal en religieus streng in het oog werd gehouden door je buurman van naast, boven en onder je. Timmermans zou nooit kunnen wennen aan zoals hij het noemde, het 'Beest' van de publieke opinie. Een vrijblijvend gefladder rond enige modieuze gedachten was het evenmin. Timmermans was zijn tijdgenoten ver vooruit met zijn actieve strijd voor het behoud van historische gebouwen, bomenrijen en waterloopjes in zijn geboortestad. Timmermans was zich niet alleen van zijn onmiddellijke leefomgeving bewust, maar ook van het grotere geheel.
Als zelfbewuste Vlaming van 19 jaar ging hij in een ophefmakend krantenartikel in tegen de euforie van 75 jaar België : « t' Is waar, nu zijn wij 75 jaar vrije Belgen. Maar in de naam van God toch ! Wie heeft het gedacht gekregen Walen en Vlamingen bijeen te duwen en hen te betitelen met Belgen ; Belgen bestaan er niet.»
In 1911 bracht een simpele operatie de 24-jarige Timmermans opde rand van de dood. De Meester van de Stemmingen, zoals Timmermans later genoemd zal worden, had juist een boekje gepubliceerd met verhalen, doordrenkt van occultisme, verrotting en dood.(*) Hier werd Timmermans geconfronteerd met de donkere kant van de verbeelding en haar destructieve kracht. Wanneer hij er onderdoorgegaan was en gestorven, zou hij slechts een voetnoot in onze literatuurgeschiedenis geweest zijn, weliswaar een interessante voetnoot: 'Felix Timmermans, de laatste romanticus'. Timmermans was echter uit ander hout gesneden. De bron ontsloot zich eindelijk. Zijn lichaam en ziel dwongen hem de wonderen van alle dag te zien. In zijn ziekbed voor het raam zoog hij het leven op. Het was lente buiten hem en in hem. De kracht van zijn verbeelding deed de rest: hij herschiep het leven in een machtige ode aan de natuur en het dagdagelijkse levensgeluk. 'Pallieter' werd geboren, een groots werk dat de wereld zou veroveren !
Van hier af is slechts één lang citeren op zijn plaats. Want eenschrijver eert men het best door zijn verhalen te drinken. Zijn ongekunsteldheid en tekentalent - de Fee achtte zichzelf in de eerste plaats een schilder - deden hem reiken naar de meest wonderlijke beelden om zijn gedachten vleugels te geven. Maar zijn werk is te rijk om er simpelweg uit te citeren. Lees het ! In 'Pieter Brueghel, zo heb ik u uit uwe werken geroken' schreef hij doelend op deze universele maar door en door Vlaamse schilder:' Een boer zal er zijn plezier aan hebben, maar de grootste denker zakt er in weg. Een uitspraak die ook geldt voor Timmermans zelf, die andere universele, maar door en door Vlaamse schilder. In zijn eerste werken 'knettert' zijn taal wel wat te veel voor wie er niet gewoon aan is.
Het Fortuin 1900
Er zitten toch al ettelijke jaren tussen hun schepping en nu. Daarom dat ik de geïnteresseerde lezer zou aanraden te beginnen met 'Adriaan brouwer' : de levensbiecht van de schilder van pistaveernen en rabauwen. De schilder die de goot moest voelen om zijn ster te kunnen volgen. Voor degenen die rust en stilteop prijs stellen, is er de poëtische novelle 'Ik zag Cecilia komen' : het verhaal van twee mensen die aangeraakt door de liefde enkel de dood op hun weg vinden. Een prachtig verhaal zo mijlenver af van de kille atmosfeer van 'Schemeringen'. Tussendoor kan je af en toe eens grijpen naar 'Minneke Poes' : korte sfeerbeelden van een zomer doorgebracht in een Kempisch dorp. Het zijn kleine lachjes die doortrillen in een drukke straat, kerstlichtjes. Wie deze werkjes uit heeft, zal ook de rest wel aanvatten: Brueghel, het Kindeke Jezus in Vlaanderen (ook voor ketters een festijn), Anna-Marie (het liefdeskabinet van Timmermans), Driekoningentryptiek (het overbekende 'En waar de Ster bleef stille staan' is er de toneelbewerking van), talloze vertelsels (uren vertelgenot voor wie kinderen heeft) en kortverhalen, de 'Kerstmissater' laat voor wie het nog niet door heeft zien dat de Fee geen katholiek programmaschrijver is, maar een authentiek mens en kunstenaar met oog voor het zinnelijke.
Onvergetelijk is 'Boudewijn'. Een uniek kleinood in de nederlandse literatuur. In de traditie van de Middeleeuwse Reinaert en volledig in rijm, hangt Timmermans hier het Vlaamse volk een spiegel voor : de ezel Boudewijn is 'door zijn aard' enkel goed om te dienen. Toch slaagt hij er in (in het verhaal wel te verstaan) zijn ketenen af te werpen. Onvergetelijk is ook Boerenpsalm, het rijpste werk van de Fee : psychologisch het meest uitgebouwd, geen woord teveel en echt doorleefd. Om deze roman te kunnen schrijven 'was er verwisseling van licht en donker nodig'. De op zijn laatste ziekbed gecomponeerde gedichten -postuum verschenen onder de titel 'Adagio' -hebben zijn donkerste uren in een wonderlijk licht gezet.
In dit artikel moest eigenlijk ookiets komen over zijn laatste levensjaren, over de repressie, over zijn houding tegenover godsdienst en heidendom, zijn sociale bewogenheid, het activisme en zijn opvattingen over kunst en poëzie. Wie daarover meer wil lezen, kan heelder bibliothekenaanboren. Wie dat niet ziet zitten, raad ik twee kleine werkjes aan. Ze kunnen gemakkelijk in je binnenzak , maar zijn toch alomvattend. Van Gaston Durnez is er 'De Goede Fee' in 1986 verschenen in de Aktueel-reeks van Grammens en van de pas overleden Frans Verleyen is er 'De Gezonken Goudvis - Felix Timmermans en De Moderne Tijd'. Het laatste werkje is wel het meest merkwaardige dat over de schrijver verschenen is. Het is eerlijk en baanbrekend. Eerlijk omdat de schrijver geen illusies moet koesteren. Toen hij het essay schreef was hij al ongeneeslijk ziek. Baanbrekend omdat hij het aandurft Timmermans te zien als een modern schrijver, (een schrijver van alle tijden ware juister geweest, maar tja !).
Twee citaten wil ik jullie niet onthouden : « Hij de 'zogenaamde folkloreschrijver was te modern. (...) dat brave, pijp rokende en ietwat buikige mannetje had, zonder enig diploma, zo van die gedachten in zijn kop. Slimme, progressieve academici hebben, decennia lang en met groot talent, zijn gebrek aan veranderingsdurf of humanistisch formaat bekritiseerd. Van die kritiek ben ik jarenlang het slachtoffer geweest, tot ik op die toevallige winteravond nog eens een boek van hem vastnam en verbaasd herlas wat ik al sedert dertig jaar vergeten had willen hebben. Maar wat ik terugvond was 'une intelligence qui passe par l'émotion', een moeilijk te verklaren schranderheid die alleen op verborgen gemoedsgolven kan drijven.»
«Minneke Poes begint zo : Vredig slenteren witte wolken, dik van geluk, door den zondagmorgen, aan de vertelselblauwe lucht. De rust rekt zich uit over de mastebossenlanden, en hangt voldaan van eikeboom tot eikeboom langs de dijken van de edelrechte vaart. Slechts heel ver duikt er een kerktoren op, die nu eens wit en dan weer donker wordt. De zondag zit ook in de molen, met op zijn rechtstaande wiek een vogelwip voorde boogschutters. Een distelvink tikt gaatjes in de stilte. En op het glanzend vlies van 't diepe water ligt de hemel genietend op zijn rug met waterleliën tussen de vingeren. Een telefoonpaal, die naar schepen riekt, zoemt binnensmonds gazettenieuws.
Hoger schrijven, kan niet. Zou er in de wereldliteratuur iemand anders bestaan hebben die met de eenvoudigst mogelijke woorden, herkenbaar voor zowel de volksmens als de professor, een zo direct contact weet te leggen tussen lezen, zien en voelen ? Zelfs de fluorescerende Latijns-Amerikaanse verteller Gabriel Garcia Marquez brengt zijn Columbiaanse geboortedorp Macondo niet even afdoend in beeld. Niet alleen bij deze twee mensen heeft Timmermans iets gedaan dat buiten Tijd en orde staat. Hij heeft aangetoond dat de kracht van de verbeelding alles kan overwinnen.
****************
(*) 'Schemeringen van de Dood' kwam uit in 1910. Zulke verhalen waren populair in die tijd. Merkwaardig genoeg heeft Hubert Lampo, een kenner van fantastische verhalen en een groot romancier, er op gewezen dat minstens één verhaal uit de bundel, 'De Kelder', gemakkelijk de vergelijking met het beste werk van E. A. Poe, de meester van dit genre, kan doorstaan.
|