Felix Timmermans en de Oorlogtribulaties die hij doormaakte.
Uit de Eindhovensche Courant - 19/10/1940
Herhaalde malen ontsnapte hij aan de dood. " t Was verschrikkelijk schoon" Aan het einde van den vorigen oorlog, is Felix Timmermans plotseling in de algemeene belangstelling komen te staan van Noord en Zuid met zijn boek "Pallieter". In die jaren, dat dood en vernieling heerschten kreeg dat boek ineens de beteekenis van een spontane ode aan het leven. Thans is wéér een oorlog voorbijgebliksemd. En wij waren benieuwd om te weten, of de Fee andermaal in het apocalyptisch rumoer van den krijg, de pastorale schalmei zou hebben bespeeld? Het was echter een geheel ander geluid, dat wij te hooren kregen, dien middag, dat wij in den Hulstkamp op de Antwerpsche Keijzerlei, Timmermans ontmoetten : Ditmaal is de schrijver bijna zelf een slachtoffer geworden van den oorlog, dien hij thans aan den lijve heeft meegemaakt. Terwijl aan een tafel naast ons Floris Jespers, de schilder met het fascineerend coloriet, half verstrooid zat te luisteren, vertelde de Fee ons zijn meest treffende oorlogs-ervaringen. Den negenden Mei bevond hij zich te Amsterdam, om twee redenen: een tentoonstelling van eigen schilderwerk bij Buffa en de plechtige opening, 's avonds te elf uur in het Rijksmuseum, van de Belgische ruil tentoonstelling van schilderkunst.
"Wij waren daar," aldus Timmermans, "voor die expositie met een heele bende: de schilders Door Opsomer en Pierre Paulus, conservator Leo van Puyvelde, de heer de Hertoge, de beeldhouwer Creits en nog verschillende andere Belgen. O Ja, ook nog Albert Servaes, die met zijn witten baard meer en meer op den Victor Hugo van de sigarenkaskes begint te trekken". Na de opening der tentoonstelling werd aangezeten aan een diner in Carlton en om twee uur, in den oorlogsnacht van den tienden Mei, ging de Fee naar bed. "Anders slaap ik altijd gemakkelijk in, maar nu ging het niet Eerst om zeven uur ben ik wat ingedommeld. Ik voelde iets onrustigs aan". Terwijl hij slapeloos den nacht doorbracht, hoorde de schrijver veel confuus geluid in de straten van Amsterdam. Hij dacht: "Wat is dit toch een nijverige stad: zelfs in oorlogstijd wordt er dag en nacht gewerkt". De oorlog beperkte zich op dat oogenblik in zijn gedachtengang nog steeds tot Engeland, Frankrijk en Duitschland.
En, als de eerste bommen met geweldige slagen op Amsterdam ontploften, meende Timmermans — dat maar steeds zware vrachten op schepen werden geheschen, die met veel lawaai op het dek neerkwamen. — "Wat doen die mannen toch veel zaken", zeide hij nog eens bij zichzelf. Om acht uur rinkelde de telefoon. — "Of hij klaar was?", vroegen beneden de Belgen, die met hem naar Amsterdam waren gekomen. — „Ik kom straks. Eerst nog 'n pijpke smooren". — "Maar jongen, 't is oorlog! Hebt gij dan niets gehoord?"
Felix stond, "als van de hand Gods geslagen". Hij Heeft zijn pijp niet aangestoken en van het heerlijk Hollandsch ontbijt, dat gereed stond, heeft hjj niets gebruikt. Hij ging er zelfs niet eens naar kijken. En dat is erg! In de hotelhall heerschte groote verwarring bij de Belgen, die zich afvroegen wat zij moesten doen? Timmermans en nog anderen, wilden kost wat kost "naar moeder de vrouw".
— "Als wij over den Moerdijk kunnen geraken, dan zijn wij gered", orakelde de schrijver. Na lang zoeken ontdekten Timmermans, Opsomer, de Hertoge en Creits een taxichauffeur, die met hen het avontuur zou wagen. Langs allerlei omwegen kwam de groep rond het middaguur aan den rand van Rotterdam. Niemand mocht een stap verder! — "Het is niet om mij zelf te vleien, maar het is, omdat ik Felix Timmermans was, en ik zeide, dat ik absoluut naar Lier moest dat een marinier ons tenlaatste doorliet". De kennismaking tusschen den schrijver en den marinier was kort maar krachtig.
— "Zoo, ben jij Timmermans. Aangenaam Maar nu moet je 'm gauw smeren, want het gaat hier stinken". De groep kwam in Rotterdam, terwijl de strijd in en om de stad woedde. Vanuit een venster werd de auto gemitrailleerd. De inzittenden vluchtten een kazerne binnen. Een door een schrapnell losgeslagen lantaarn, plofte voor hun voeten neer.
— "Hij draaide bijna, gelijk een kegel, op Opsomer zijne kop". Van de kazerne slopen de vluchtelingen behoedzaam als dieven naar hun auto. Maar niemand mocht de stad verlaten. — "Wij zaten gevangen in Rotterdam, als muizen in een val". Er werden stappen gedaan voor het bekomen van een vrijgeleide. De autorit werd betaald en men bracht den nacht door in Atlanta. Al die extra uitgaven hadden de financieele middelen van den Fee uitgeput.
— "Ik had geen rotte knop meer". Hij had nog wel een check op zak op de Twentsche Bank, maar.... er was geen Twentsche Bank meer! Dan maar naar het Belgisch Consulaat. Daar was men onmiddellijk bereid om geld voor te schieten. Ook Opsomer gaf hem "briefkens". — "Die ik intusschen al aan den Door heb teruggegeven", zeide Timmermans, want de Vlaamsche eerlijkheid is spreekwoordelijk. "Den consul zie ik later wel".
Eindelijk werd een vrijgeleide bekomen. Doch.... nu was men zonder auto om verder te rijden! — "Ineens stond daar een als door God gezonden chauffeur met een Belgischen wagen voor ons. Hij had menschen naar Den Haag gebracht en kon niet meer terug naar België". Het vrijgeleide werd uit den zak gehaald en zou ook maar voor den chauffeur en diens auto dienen. In vliegende vaart ging het over Alblasserdam, Kinderdijk, Gorkum, 's-Gravenmoer naar Breda.
De Fee kreeg ineens goesting in zijn pijp, want hij dacht dat hij nu uit de branding was.
Maar jawel, daar werd zoowaar ook Breda beschoten! Weer moest men het veege lijf in veiligheid brengen met ergens binnen te vluchten. Zoodra wat kalmte intrad, werd de reis voortgezet. De vier gezellen kwamen andermaal in een hel terecht als zij op den steenweg van Brasschaet kwamen. Vliegtuigen loeiden door de lucht. Op den weg regende het mitrailleusekogels. De vluchtelingen kropen dicht tegen huizen, gingen plat in een gracht liggen, zochten de beschutting op van een dikken boom.
— "Daar stonden wij alle vier achter elkaar, gelijk de muzikanten van Bremen, maar muzikanten in mineur". Als de vliegtuigen weg waren, werd weer een eindje verder gereden. Maar de vliegmachines kwamen herhaaldelijk terug Felix en zijn makkers zochten nu beschutting in een kippenhok...... zonder dak.
— "Vanuit dat kiekenkot hebben wij apocalptische dingen gezien. Het vuur van kogels en granaten kartetste gelijk paternosters. Overal zagen wij branden. Dat was schoon, gelijk de prenten uit den tijd van Napoleon, 't Was ook verschrikkelijk. Eigenlijk was het verschrikkelijk-schoon. Ik dacht: Nu word ik zot. Mijn keel was droog van den schrik. De zon scheen, en als de vliegtuigen boven ons vlogen en vlekken schaduwen veroorzaakten, was het of zij dwars door ons gingen. Die vliegtuigen kwamen telkens aansnorren gelijk triomfbogen, die open en toe gingen. En als ze opengingen kwamen er gelijk in wreede sprookjes en kwade droomen, kogels, vuur en ik weet miet wat nog allemaal uit". Ondanks alles, werd niemand gekwetst.
— "Onze engelbewaarder had gepantserde vleugels over ons uitgestrekt". Als de schrijver te Lier aankwam, waar hij zijn gezin terugvond, was het alsof hij na een smartelijken tocht in een oase was beland. Dagenlang evenwel, heeft hij van de reactie niet kunnen eten, rooken of denken. Het verblijf te Lier, dat behoudens het opblazen van enkele bruggen niet van het oorlogsgeweld heeft geleden, was echter van korten duur. De bevolking moest, om strategische redenen, het stadje ontruimen. Felix en zijn gezin naar Antwerpen, in het St. Lievensgesticht Daar kwam de componist Renaat Veremans hem zeggen, dat hij goed zou doen met de Scheldestad te verlaten. — "Kamiel", zoo zeide Veremans, die burgemeester Kamiel Huysmans bedoelde, "is naar Brussel geweest en daar hebben de Franschen hem gezegd, dat Antwerpen tot den laatsten steen zou verdedigd worden". Timmermans heeft dan aan zijn vrouw gezegd, dat hij niet nog eens in een bombardement wilde terechtkomen en de familie besloot om naar Frankrijk uit te wijken. Er werd een wagen besteld. Deze was echter zóó groot, dat de Fee daar niet op wilde tentoongesteld worden.
— "Ik kruip liever in een wieg op wielkes Op dien wagen ga ik niet; nog liever laat ik mij dan maar dood bombardeeren". Een vluchteling, die ook den wagen had gezien, kwam vijfduizend bieden "om met zijn familie mee te mogen rijden". Men geraakte tot een accoord. — "De man kwam echter... met verschillende families, met naaimachines, bloempotten, portretten, nog anderen rommel en.... wel duizend regenjassen! Op het laatst geleek dat wel een transport naar Siberië!" Te Meenen kon men niet meer verder.... wegens een nieuw bombardement! Gedurende acht dagen heeft de schrijver daar met een twintigtal andere vluchtelingen in een kelder verbleven. Er werd duchtig geschoten. — "Wij zijn daar eens temeer door het oog van een naald gekropen". Nu was alle liefhebberij om nog verder te vluchten er uit en de familie besloot om naar Lier terug te keeren, waar inmiddels alles rustig was geworden. Onderweg wilde Timmermans te Sleydinghe een bezoek brengen aan zijn zuster. Een nieuwe beproeving wachtte hem: haar woning was door een bom getroffen, die zijn zuster letterlijk had onthoofd. Thuisgekomen, is hij dagenlang sterk gedeprimeerd geweest en hij dacht, dat hij deze inzinking nooit meer te boven zou komen.
— "Mijn geest en mijn hart waren als in een somberen kelder begraven". Stilaan is echter weer rust gekomen. Het werk werd in traag tempo hervat. Veel handschriften waren verloren gegaan. De "Familiekroniek", waaraan Timmermans reeds sedert een paar jaren werkt, is thans echter af.
Hij heeft zijn Grobbendonksche vacantiemijmerij, "Minnekepoes", hervat. Tusschendoor schildert hij tafereelen van de Liersche folklore voor glasramen van het café "Si bémol". Hij werkt verder aan sprookjes voor groote menschen. En binnenkort hoopt hij een aanvang te maken met een nieuwen roman, een soort ontleding van schijnbaar uiteenloopende menschen, die in werkelijkheid veel onderling verband met elkaar hebben. — "En, Felix, zal je ook wel eens een boek over dezen oorlog schrijven?" — "Neen, jongen, nooit. Daar zal nooit iets méér over verschijnen dan wat ik u er zoojuist over verteld heb voor "De Maasbode". Spreekt dat verhaal niet al boekdeelen voor zichzelf ?" — "Inderdaad!"
*************
|