Ingrid van de Wijer ordende werkkamer van Felix Timmermans 'Uniek dat auteur alles van zijn werk heeft bewaard'
Door Frans Keijsper uit de Haarlems Courant van 5/06/1986
Leuven / Antwerpen. — "Uniek is niet dat een auteur zijn werk bewaard heeft, uniek is wèl dat een auteur alles van zijn werk bewaard heeft. Het belangrijkste van de onuitgegeven werken van Felix Timmermans zijn zijn dagboeken. Die heb ik er uitgehaald om ze uit te geven in mijn publikatie over Felix Timmermans, met uitvoerige annotaties." Aldus dr. Ingrid van de Wijer uit Leuven, die de afgelopen jaren als assistente aan de afdeling Nederlandse literatuur van de Katholieke Universiteit van Leuven het enorme archief van de Vlaamse schrijver Felix Timmermans (1886-1947) heeft onderzocht.
Op 4 juli, de vooravond van Felix' geboortedag honderd jaar geleden, verschijnt Ingrids studie Al mijn dagen, dagboeken en archief van Felix Timmermans bij Den Gulden Engel (Antwerpen). Deze bevat onbekend materiaal en nooit eerder van Timmermans gepubliceerde foto's, alsmede reprodukties van schilderijen, waarvan deze kunstenaar in zijn dagboeken melding maakt. In het archief ontdekte Ingrid de Wijer gedichten uit 1902. Wat in het archief ontbreekt is er door anderen uit gehaald, blijkt uit haar woorden.
"Het eerste dagboek dat bewaard is gebleven dateert uit 1919 toen Timmermans na de Eerste Wereldoorlog naar Den Haag, Scheveningen uitgeweken was en daar bijna een jaar heeft verbleven. Dat dagboek is volgens mij het interessantste wegens zijn kontakten. Hij ontmoette er de belangrijke Nederlandse schrijvers, de halve Vlaamse beweging die ook naar Nederland was uitgeweken; hij noteerde dat hij met bepaalde romans bezig was als Annemarie en hoe dat verliep. Hij leerde Anton Pieck kennen en ging naar letterkundige vergaderingen van Willem Kloos."
De grootvader van Ingrid van de Wijer, prof. dr. ridder H.J. van de Wijer, was in 1944, toen België al was bevrijd, voorzitter van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal en Letterkunde. Hij steunde Felix Timmermans nadat deze met de Belgische autoriteiten en anderen, die hem van collaboratie beschuldigden, moeilijkheden kreeg.
"Zes jaar geleden was ik op zoek naar een promotie-onderwerp. Ik was assistente aan de afdeling Nederlandse literatuur van de Katholieke Universiteit van Leuven. Er bestond, had ik eens gelezen, een manuscript van vijf kilo papier van Pallieter van Felix Timmermans dat anders was dan uiteindelijk gedrukt is. Ik heb toen kontakt op genomen met Felix' oudste dochter Lia Timmermans, die in Oostende woont. Haar had ik in een brief gevraagd of ik een vergelijking mocht maken van dat oorspronkelijke manuscript met de uitgave. Ze heeft toen gezocht, maar het bleek onvindbaar. Misschien is het ooit meegenomen of weggegeven. Toen heb ik een ander onderwerp gekozen: tekst-edities." Daarop promoveerde zij in 1983. Ingrid van de Wijer kreeg opnieuw kontakt met de familie. Deze vroeg naar aanleiding van haar promotie of zij nu als assistente aan de KU Leuven onderzoek wilde doen naar de archieven van de manuscripten die zich op dat moment nog onaangeroerd in de werkkamer van het huis van Felix Timmermans op de eerste verdieping aan De Heyderstraat 30 aan het Begijnhof in Lier bevonden. Het was het laatste huis waar bij sedert 1926 gewoond had.
"Die waren nog nooit vrijgegeven en de familie zocht iemand die daar op een wetenschappelijke manier een studie van wilde maken. Dus een ietwat andere aanpak dan tot nu toe was gebeurd. Felix Timmermans heeft daar een massa manuscripten, papieren, briefomslagen met notities, kleine velletjes papier, boeken, cahiers, alle mogelijke mappen bewaard. Hij was daar blijkbaar al heel vroeg mee begonnen, want in een van zijn eerste boeken, Uit mijn rommelkast, zegt hij al in 1919 dat als hij in zijn kamer (toen een andere) een van de laden van de kasten opentrekt daarin vele herinneringen, manuscripten, dagboeken liggen. 'Daar liggen al mijn dagen', zei Felix Timmermans, wat uiteindelijk de titel is geworden van het onderhavige boek. Toen hield hij kennelijk al alles bij en gooide nooit iets weg. "Ik denk niet dat hij het heeft bijgehouden omdat hij zichzelf zo belangrijk vond. Hij heeft het gedaan, omdat het een stuk van zich zelf was. Dat maakte hem eigenlijk ook, al die papiertjes. Hij las, herlas, schreef en schreef opnieuw. Hij zei: 'Het gaat allemaal zo gemakkelijk niet als boterperen eten'. Het archief is een wemeling van varianten van teksten, die uiteindelijk al dan niet gepubliceerd zijn. Van zijn Boerenpsalm bijvoorbeeld zijn alleen al zijn verschillende manuscripten bewaard die hij telkens weer op de map noemt 'definitief manuscript'. Zo’n definitief handschrift is dat dus zelden.Wanneer men die verschillende fasen naast elkaar legt is uiteindelijk iets anders gedrukt dan 'definitieve versie' staat.
"Ik heb van de vier kinderen Timmermans: Lia, Clara, Tonet en Gommaar de toelating gekregen om alles wat daar in die werkkamer lag mee te nemen en te kopiëren. Van de stukken waarvan ik meende dat ze de interessantste waren heb ik foto's gemaakt, zodat het gehele archief nu bewaard is in kopie of in foto-vorm. Het gaat om ongeveer tienduizend fotokopieën, dat zijn zes- a zevenduizend vellen manuscript. "Daar zit werkelijk alles in, je kunt uit het archief de ontstaansgeschiedenis van een boek halen. Ik ben een jaar bezig geweest om alles eerst op orde te brengen. Van die Boerenpsalm bijvoorbeeld lag alles verspreid. Van werken zijn dus de verschillende stadia bewaard gebleven. Een inval, soms een tekeningetje over hoe een personage eruit moet zien. Dan begon Felix Timmermans te schrijven.
In verdere manuscripten worden het algemene lijnen, onderverdelingen van de hoofdstukken. Eventueel een schetsje ertussen: 'zie kladje' of 'zie portefeuille. Dus met verwijzingen naar andere plaatsen van zijn werkkamer waar hij het vervolg moest halen van teksten. Als al die manuscripten bij elkaar worden gelegd geeft dat een ongelooflijk beeld hoe Felix Timmermans te werk is gegaan." Deze Vlaamse schrijver veranderde zijn teksten ook nog nadat ervan reeds een voorpublikatie was verschenen. Tot op de drukproeven van het uiteindelijke werk. "Het vloeide Timmermans niet zomaar uit de pen, hij heeft er op gewerkt. Er zijn brieven bewaard gebleven, bijvoorbeeld met Pieter Bruegel, waarin hij zegt: 'Die of die zaken ken ik nog niet zo goed, kunt u mij niet een boek sturen dat ik niet in de bibliotheek kan vinden, of weet u wanneer dit of dat gebeurd is'. "Er werden dus andere mensen bij betrokken. In één van zijn dagboeken staat dat hij zijn vrouw 's avonds in bed voorleest van hetgeen hij die dag geschreven heeft en dat er een aantal zaken niet blijkt te kloppen.
Hij heeft ook vele andere auteurs gekontakteerd of gezien. In zijn dagboeken van 1919 — als hij in Nederland verblijft — is hij voortdurend op de literaire bijeenkomsten van Willem Kloos. Ontmoet er Emants, Boutens. Daar wordt, hoewel het niet letterlijk in de dagboeken staat, over eigen werk gepraat. Ergens zegt Timmermans dat een vriend van hem, Thiry, met een van zijn ideeën is gaan lopen en een roman schrijft die op zijn manier verloopt. En hij neemt zich voor aan anderen nooit meer iets over zijn werk te vertellen.
"Ik heb het materiaal uit het archief in drie categorieën onderverdeeld. In de eerste bevindt zich alles qua manuscript wat te maken heeft met werk dat Timmermans gepubliceerd heeft in boekvorm, in totaal 55 werken, die alfabetisch geordend zijn. Ook de bestaande bibliografie van Felix Timmermans, zoals die vastgelegd is door Hilda van Assche en Richard Baeyens (opgenomen in Felix Timmermans, mens, schrijver, schilder, tekenaar, uitgave Mercatorfonds, 1972). "De tweede grote inventaris van het archief uit de werkkamer bevat manuscripten, die niet in boekvorm zijn verschenen. Zoals voorwoorden van Timmermans in werken van anderen, huldereden, toespraken, welke chronologisch zijn geordend. En een derde afdeling bevat manuscripten in verband met onuitgegeven werk. Het is niet de bedoeling om straks alles uit te geven wat tot nu toe niet is verschenen, maar er is toch wel een aantal zaken dat de moeite waard is. Vooral het jonge werk, waarvan heel veel bewaard is. Waarschijnlijk omdat hij op dat moment nog geen naam had.
Toen hij bekend was, vooral na 1916 wegens de verschijning van Pallieter, heeft hij alles kunnen publiceren wat hij wilde. Ik denk dat het tegen Timmermans' eigen wil zou zijn als daarvan wat uitgegeven werd. Dus als we nog iets daarvan zouden willen uitgeven, dan moet het dat vroege werk zijn. "Daar zijn onder meer nog twee toneelstukken. Het ene heet Miskend. Daarmee heeft Timmermans ooit meegedaan aan een wedstrijd voor toneelauteurs. Het is een handschrift, bewaard in een bruin cahier, waarop staat: 'Miskend, tooneelspel in een bedrijf. Met dat manuscript heeft hij dus meegedaan om een prijs te krijgen. Hij zegt ergens in zijn correspondentie, hij is miskend en heeft dus geen prijs gekregen. Het tweede heet De Zending, treurspel in een bedrijf, ooit vermeld bij José de Ceulaer (die diverse publikaties over Timmermans heeft gedaan.
"Een beetje een tegenhanger van het Haagse dagboek is dat uit 1924 / 25. Het speelt zich af in Lier: de mensen, kunstenaars, vrienden, zijn huis en familie uit die plaats. Een andere sfeer komt daar aan bod. De Ceulaer heeft het begin en einde ervan wel gesignaleerd, maar het is nooit uitgegeven. Wat daartussen komt is zelfs niet gesignaleerd. Dat lag op een andere plaats in zijn kamer." Dat 'ontbrekende' dagboekmateriaal blijkt te zijn gebruikt als stof voor zijn boek Naar waar de appelsienen groeien, waarvoor hij toentertijd een reis naar Italië had gemaakt. Er is ooit in 1930 een dagboek geweest, waarin hij schrijft over zijn stijl die hij probeert te zoeken. Het gaat dan om zijn schilderkunstige werk. Maar dit boek is inmiddels spoorloos.
"Er is ooit een vierde dagboek geweest, waaraan Lia Timmermans refereert in haar boek Mijn vader. Ook dit blijkt nergens meer te vinden. Het moet aan het einde van Felix Timmermans' leven zijn geweest, middenjaren '40. "Tussen die drie dagboeken vermeld ik de literaire dagboeken. Vóór alle andere het literaire dagboek Pallieter in Holland dat helemaal aansluit bij het dagboek van 1919. In 1918 was hij namelijk begonnen onder die titel stukjes te publiceren in het dagblad Het Vaderland. Het laatste stukje dat daarin verschijnt komt net voor in zijn persoonlijke dagboek van 1919." Dan is er nog één literair dagboek van 1939, Minneke Poes, dat Timmermans geschreven heeft na een verblijf van een half jaar in Bouwel, Kempenland. Daar had Timmermans met zijn familie zijn intrek genomen in een villa uit rouw voor het verlies van zijn schoonmoeder die 27 jaar bij hen had ingewoond.
"In de voetnoten, die uitvoerig en wetenschappelijk zijn, verduidelijk ik alle personen en realia die in de dagboeken vermeld worden. Daarvoor heb ik een groot aantal archieven in Nederland en België bezocht. Ik heb geprobeerd al de personen die hij vermeldt te identificeren en er nog iets meer over te zeggen dan louter wie ze zijn. Ze te situeren binnen de kontekst van het belang dat ze voor Timmermans hebben gehad. Ik hoop dat het boek ook in de kleine lettertjes leesbaar is. "Misschien minder literair, maar zeker van cultuur-historische waarde zijn zijn gedichten die hij heeft geschreven toen hij heel jong was, uit 1902, dus van vóór 1904 toen hij begon te publiceren.
Bottende Loverkens, een aantal heel impressionistische, romantische korte versjes, die hijzelf in het schrift waarin hij ze genoteerd had, is gaan bewerken. Zaken die hij volledig doorstreept, er zijn tientallen, honderden bladzijden waarop staat, 'niet, niet, niet'. Dus 'niet behouden, wel opnemen', 'te retoucheren'. Lijsten van de feesten van het jaar die hij gebruikte voor zijn boeken." Losse tekeningen zijn niet (meer) in het archief gevonden. "Wel tekeningen die tussen de teksten door staan. Daar zijn soms prachtige bij."
Voorts zijn er onder meer massa's notities over verhalen en dergelijke die verder nimmer zijn uitgewerkt. In een schrift vond Ingrid van de Wijer overigens wel prozastukken, schetsen en gedachten, korte herinneringen, voldoende om een nieuw boek mee te vullen. "Ik vraag me overigens af of we verhalen zouden mogen uitgeven die Timmermans zelf de moeite niet vond. Mijn indruk over die verhalen is overigens dat ze zeker niet slecht zijn. Je voelt dat ze van iemand zijn die nog niet het niveau van de werkelijke Timmermans heeft bereikt. Cultuur-historisch zou het echter alleszins de moeite van het uitgeven waard zijn."
Al mijn dagen. Dagboeken, en archief Felix Timmermans. Door dr. Ingrid van de Wijer. Met een voorwoord van Anton Pieck. Uitgeverij Den Gulden Engel (Antwerpen). Hierbij verschenen ook een heruitgave van Felix Timmermans Adagio. Meditaties Herman-Emiel Mertens alsmede Mijn vader door Lia Timmermans.
**********
Al mijn dagen (gecensureerd)
Boven de titel «Al mijn dagen» staat Dr. Ingrid Van de Wijer als auteur vermeld. Als kleindochter van wijlen Ridder Professor H.-J. Van de Wijer is ze ook Jonkvrouw. De dagen waar het over gaat, zijn echter niet haar eigen etmalen, maar die van Felix Timmermans. En dat zijn er heel wat meer dan ze aan de voorbereiding van de uitgave heeft opgeofferd tussen december 1983, toen de «Erven» Timmermans hun archief voor het eerst (N.B. eindelijk!) en eenmalig (N.B. waarom?) voor haar hebben geopend, en 15 februari van dit jaar. Timmermans moest nu maar eens op een «strikt wetenschappelijke manier» — ik citeer Lia Timmermans — worden aangepakt. En dus werd er een «sic» (tussen vierkante haakjes) geplaatst achter de vele spelfouten die Felix in zijn dagboeken heeft gemaakt, en werd de uitgave rijkelijk van jonkvrouwelijke voetnoten voorzien.
Haar jeugdige ijver heeft niet verhinderd, dat de Jonkvrouw met haar voetnoten wel eens slippertjes maakte. De zwaarste misstap zette ze op p. 204, waar L Van Boeckel ter sprake komt. De voetnoot begint met de verklaring dat de «Belgische (sic!) kunstsmid» een autodidakt was. Bij het einde van de voetnoot is hij doctor en een «vernuftige Cornelis de Bie-kenner» geworden. Jammer genoeg — bij manier van spreken — is er in Lier meer dan één Lodewijk Van Boeckel geweest: de kunstsmid en een naamgenoot, Dr. In de Germaanse filologie (zoals Ingrid), die op een proefschrift over de Lierse rederijker Cornelis De Bie promoveerde. Natuurlijk staat het niet strikt wetenschappelijk vast dat die tweede Van Boeckel in het dagboek van Felix Timmermans werd bedoeld, maar nog veel minder dan de kunstsmid op 18 augustus 1925 bij Felix Timmermans op bezoek kwam. Overigens kan enige verbeeldingskracht de wetenschap niet altijd schaden. Zomin als de «wetenschap» zelf, dat de tweede Van Boeckel de eerste editie van «Schemeringen van de dood» in de spelling-Kollewijn heeft omgezet en nog andere geschriften van Felix Timmermans heeft gecorrigeerd. En wat mag Dr. Ingrid ertoe gebracht hebben op dezelfde bladzijde nog een Lierse schoenmaker, Alfons Frans Verschoren, van zijn leest weg te halen om in hem «Sus Verschoren» te herkennen? Was de schrijver Frans Verschoren, vriend van Felix Timmermans haar dan totaal onbekend ?
«Al mijn dagen» bestaat uit twee delen: een deel met de «dagboeken» van Felix Timmermans en een ander met de «archiefstukken». Bij de «dagboeken» worden ook fragmenten — waarom enkel fragmenten ? — van «Naar waar de appelsienen groeien» en «Minneke Poes» ondergebracht. De eigenlijke, niet-literaire dagboekaantekeningen werden grotendeels, sommige nochtans slechts fragmentarisch, in de Jaarboeken van het Felix Timmermans-genootschap gepubliceerd. De aantekeningen van 18 juni tot 18 december 1919 werden in het Jaarboek 1981 («Pallieter in Holland») fragmentarisch opgenomen onder de titel: "Het Scheveningse dagboek". Ze werden immers in Scheveningen geschreven.
Blijkbaar heeft Dr. Ingrid het echter wetenschappelijker geacht voor de «volledige » publikatie ervan de term «Haags dagboek» te gebruiken. Maar zo volledig is het nu ook weer niet, want de censuur heeft ingegrepen. Uit de aantekeningen van 23 juni werden enkele zinnen geschrapt. Voetnoot 39 daarbij zegt: «Op verzoek van de Erven Timmermans werd hier in de editie een passus om zijn persoonlijk karakter weggelaten». Dan kan uiteraard allerlei vermoedens wekken. Nochtans is die weggelaten passus helemaal niet zo «persoonlijk» en zeker niet intiem. In die dagen werd in Versailles over het «Vredesverdrag» onderhandeld. En daarover heeft Felix Timmermans in 8 regels zijn «persoonlijke» mening geschreven. De mening van de naar Nederland gevluchte activist Felix Timmermans.
Na 67 jaar vonden de Erven Timmermans — juister gezegd: vond de Erfdochter Lia Timmermans — het nog altijd niet opportuun die mening openbaar te maken! De «first lady» van de Timmermans-clan , die ook al eens als «hofdame» van de koningin mocht optreden, blijft immers hardnekkig weigeren zich te herinneren en, zo mogelijk, zelfs eraan herinnerd te worden, dat haar vader activist is geweest. In de nieuwe druk van «Mijn vader» (ook uitgegeven door «Den Gulden Engel») staat nog altijd te lezen, dat haar vader in Nederland zoveel voordrachten moest geven, «dat hij besloot een tijdje in Holland te blijven wonen» ! Zij liet hem daarvoor «weken achtereen te Rotterdam in een hotel wonen». De werkelijkheid is lichtjes anders. Op 9 november 1918 had hij in Nederland nog nooit een voordracht gehouden. Die dag vertrok hij met zijn activistische vrienden Fred Bogaerts, Reimond Kimpe, Antoon Thiry en Lambert Stevens uit Lier naar «veiliger oorden»: Amsterdam, daarna Rijswijk, dan Den Haag, uiteindelijk Scheveningen. Meer details daarover zijn reeds lang bekend en kunnen ook in «Al mijn dagen» worden teruggevonden.
In de herinneringen aan haar vader is er bij Lia Timmermans ook een totale «black-out» i.v.m. W.O. II en de repressie. Ingrid van de Wijer brengt die periode wel even ter sprake. Zij schrijft o. m: «Een schrijver die in 1936 nog als meest geliefde auteur uit een Duits referendum kwam, had alle schijn van collaboratie met de bezetter tegen zich. Als het zelfs nu nog, vier decennia later nodig wordt geacht programma's in de eter te versturen, die desnoods op basis van een vertekende weergave van de feiten willen bewijzen dat de Vlaming steeds een verrader moet zijn geweest, kan het dan verwonderen dat in een rechtsloze repressieperiode zovele Vlamingen machteloze getuigen of onschuldige slachtoffers werden? Velen zullen zich herinneren dat een hoogstaande kulturele waardering alleen al meer dan voldoende was om een edel man te vellen en in hem een exponent te treffen van het Katolieke Vlaanderen dat men eens en voorgoed wenste uit te schakelen». Uit «Al mijn dagen» komt geen onbekende Timmermans naar voren. Zijn dagboeken bevestigen enkel dat hij een opvallend bescheiden man was, die niet gemakkelijk tevreden was over zichzelf en heel hard gewerkt heeft aan zijn boeken. Dat laatste kan je ook afleiden uit de vele manuscripten die in het tweede deel van het boek werden gereproduceerd en het interessantste deel ervan vormen. Ik mag tot slot niet nalaten Mark Leytens te feliciteren voor de grafische vormgeving en de drukker-uitgever voor de uiterlijke en uitzonderlijke zorg die aan de prestigieuze uitgave werd besteed. Blijkbaar heeft de censuur daarin niet ingegrepen.
WIBO (José De Ceulaer)
Ingrid van de Wijer
|