EEN VERHAAL ROND DE STER xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Stijn Vanclooster
'De ook bij ons ruim bekende Driekoningentryptiek uit Vlaanderen heeft de grote schrijver Felix Timmermans ons als novelle en toneelstuk nagelaten. Zij is sinds meer dan zestig jaar rond de kersttijd niet van de Vlaamse bühne weg te denken, net zoals in de Duitse huiskringen in deze periode kribbe en kerstboom niet kunnen ontbreken. Zonder haar zou Kerstmis in ons buurland zoveel armer zijn.' Aldus opent een lang Duitstalig artikel over Timmermans' bekende toneelstuk in de Kirchenzeitung für das Bistum Aachen (1), aflevering 1 van het Timmermansjaar 1986.
En waar de ster bleef stille staan zou inderdaad al kort na de creatie in 1925 immens populair worden en tot op vandaag in alle hoeken en uithoeken van Vlaanderen op de planken worden gebracht. Het werkje is ontegensprekelijk uitgegroeid tot het beroemdste toneelstuk van Timmermans. Misschien is het zelfs een onlosmakelijk deel van het collectieve Vlaamse volkspatrimonium geworden, aangezien de echtgenoot van Timmermans' oudste dochter Lia ooit te horen kreeg dat de Ster geen auteur had, dat het stuk gewoon ' bestond '.
Anton Kippenberg, de directeur van het Insel Verlag, die Timmermans' werk in het Duitse taalgebied uitgaf, had het veel vroeger voorspeld in een brief aan de Lierenaar : 'Felix, dat is een werk dat ge niet zult bijhouden: het zal u ontgroeien en de gemeenschap zal het in zich opnemen. Dat zal blijven, gelijk een Marieken van Nymegen of een zuster Beatrijs en de Mirakelspelen der Middeleeuwen. Dat gebeurt alleen met echte grote kunst. Het werk blijft; de rest verdwijnt.' (2)
En waar de ster bleef stille staan heeft natuurlijk wel degelijk een auteur, in zekere zin zelfs twee. Het stuk is de vrucht van de samenwerking tussen Timmermans en Eduard Veterman, de toneelman uit Den Haag die eerder al samen met de Lierenaar Mijnheer Pirroen (naar de roman Anna-Marie) had vormgegeven.(3) Met de Ster hadden de twee een toneelversie gemaakt van Driekoningentryptiek, het prozaverhaal dat Timmermans een jaar eerder, in 1923, had uitgebracht. In verband met de samenwerking met Veterman schreef de auteur eind 1924 aan de Nederlandse criticus Jan Greshoff: ' De opbrengst van de stukken als Mijnheer Pirroen en AIs de sterre stille staat wordt door Veterman en mij steeds in de helft gedeeld. [...]
De uitleg " Als de sterre stille staat ", Kerstlegende door Felix Timmermans, gedramatiseerd door Eduard Veterman, bevredigt mij niet ten volle. Daar ik mee gedramatiseerd heb, wil ik er dan ook mijn naam bij hebben, evenals ik er Ed. Veterman bij wou.' (4)
![Click to visit ImageShack for Image Hosting! img101/763/destermediumqa4.jpg](http://img101.imageshack.us/img101/763/destermediumqa4.jpg)
Van de Ster verscheen een eerste fragment in februari 1924 in het door Wies Moens geleide katholieke tijdschrift Pogen.(5) Een tweede fragment werd aan het einde van hetzelfde jaar afgedrukt in het kerstnummer van het Nederlandse katholieke weekblad De Nieuwe Eeuw. Het toneelstuk verscheen het jaar daarop, in 1925 , in boekvorm bij P.N. Van Kampen & Zoon, sinds Pallieter (1916) Timmermans' vaste uitgever. Het was een druk jaar voor de Lierenaar : van januari tot december stonden tal van spreekbeurten in heel Nederland en Vlaanderen op de agenda; de auteur maakte een reis naar Italië en publiceerde daar een verslag van; hij werd benoemd tot briefwisselend lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde en publiceerde, naast enig werk van kortere adem, de hymne aan zijn geboortestad Schoon Lier. Daarnaast gingen 'gewone' bezigbeden, zoals tekenen en het bijhouden van een dagboek, gewoon voort.
De creatie van de Ster kwam er dankzij notaris Prosper Thuysbaert uit Lokeren, die Timmermans om een mirakelspel voor zijn amateur-gezelschap verzocht. Toch werd het stuk het eerst in Nederland op de planken gebracht. Op 5 februari 1925 tekende daarvoor in de Koninklijke Schouwburg van Den Haag het Verenigd Rotterdams Hofstadtoneel, onder regie van Cor van der Lugt Melsert, die zelf de hoofdrol van de schaapherder Suskewiet voor zijn rekening nam.
Twee dagen eerder had Timmermans over zijn stuk een artikel in Het Vaderland gepubliceerd, dat een dag later ook in de Haagsche Courant verscheen. De auteur vertelde daarin wat de creatie van de Ster beïnvloed had : in de eerste plaats was dat het Driekoningengebeuren uit zijn kindertijd, speciaal de volksliedjes die hij toen hoorde zingen en waar zijn verbeelding mee aan de slag ging, en later, de ' twee zeer schoone Mirakel-spelen ' De arme onder de trap en De Heilige tegen goesting van Ghéons. In tegenstelling tot Ghéons werk echter vindt het mirakel in Timmermans' stuk niet plaats bij heiligen, maar juist bij eenvoudige mensen, ' in menschen uit ons landschap, menschen die ik kende, gewone, boterbam-gewone menschen,' zoals Timmermans die noemde. In Het Vaderland heeft de auteur ook de tendens van En waar de ster bleef stille staan aangegeven: ' Ik wou er mee uitdrukken hoe zelfs op de verworpendste en onaanzienlijkste menschen God genade kan neerdauwen en er overal plaats is voor heiligheid. ' De zwarte Pitje Vogel, de herder Suskewiet, de bedelaar Schrobberbeeck : elk hebben ze een ruwe mystieke kiem in zich. Op een kerstnacht, wanneer ze Drie Koningen spelen, raakt de kiem ' aan het bersten en aan het groeien. ' Als het eenmaal begonnen is, is er geen tegenhouden meer aan, schrijft Timmermans, en waar de Ster bleef stille staan, zijn ze een voor een naar binnengegaan.In het blanke licht van den geest.
![](http://img577.imageshack.us/img577/8020/aanbidding.jpg)
Na de première volgden in Den Haag nog drie voorstellingen, waarna de productie naar Rotterdam verhuisde. Telkens kenden de opvoeringen een massale toeloop. De pers was evenwel allesbehalve eensgezind in haar oordeel. Over de grenzen kopte De Standaard (13 febr.) : 'Een toneelgebeurtenis. De Triomf van Timmermans [sic] Mirakelspel in Nederland'. Onder deze titel volgde een kopie van het verslag dat Pater Hyacinth Hermans eerder in de Nederlandse Maasbode had gepubliceerd en waarin o.m. te lezen stond dat het stuk was ' uitgegroeid tot een spel van zulk een aangrijpende algemene menselijkheid, dat het als het meest voldragen Shakespeare-stuk over tijden en seizoenen zal heenreizen.'
Deze woorden waren natuurlijk overdreven. De meeste andere besprekingen waren veel bezadigder maar volgden de positieve lijn die Hermans had uitgetekend. Zo zag het katholieke weekblad De Nieuwe Eeuw in Timmermans' stuk schilderachtige taferelen uit een toverlantaarn en een folkloristisch mirakelspel met een eigen Vlaams karakter.(6)
Ook Ons Volk Ontwaakt (8 maart) blies hard de loftrompet: '[...] het Vereenigd Rotterdamsch Hofstadtooneel [...] heeft met de vertolking van Als de ster bleef stille staan te Den Haag en Rotterdam een bijval behaalt [sic], die, naar de Nederlandsche bladen zeggen, sedert lange jaren in Nederland zijn weerga niet vond. Daarmede is ook de gelukkig Felix Timmermans in onze Vlaamsche tooneelliteratuur op een voorplan getreden en we zijn er zooveel te blijer om daar zijn werk overvloeit van warmen Roomschkatholieken geest, en tevens zoo door en door schilderachtig en Vlaamsch is. 'n Eigen toon in onze christelijke volksspelen, wij hebben er lang naar verlangd. En die spreekt luid uit dit werk van Timmermans.' Sommige critici wezen enkele zwakke plekken in het stuk aan, en een enkele liet zelfs een ronduit negatieve stem horen.
Zo schreef Henri Borel in Het Vaderland (6 febr.) dat men vermoedelijk 'fervent catholique' moest zijn om het dwaze bijgeloof in het stuk nog te slikken en dat bepaalde 'malligheden' nog alleen voor wel erge plattelanders genietbaar zouden zijn. Toch had hij 'de vrome intentie en plechtige wijding van enkele zuivere taferelen' met ontroering aangevoeld en in het mirakelspel 'heel wat Bruegel, Hauptmann en zelfs een ietsje Goethe' ontdekt. Ondanks de kritische geluiden - die een minderheid vormden - bleef het publiek in de schouwburgen toestromen.
Dat was in Vlaanderen niet anders. Beneden de Moerdijk kwam de Ster pas op de planken op 22 september 1925, in de Antwerpse schouwburg Sint-Willibrordus. Het Vlaamse Volkstoneel tekende voor de voorstelling, die plaatsvond in een regie van Johan de Meester en met een ploeg bekende acteurs (o.m. Staf Bruggen en Lode Geysen) die optraden in kostuums die Timmermans zelf had ontworpen. We haalden eerder al de artikelen van De Standaard en Ons Volk Ontwaakt bij de voorstellingen in Nederland aan. Een week voor de Vlaamse première liet De Standaard (13 sept.) weer van zich horen. De krant blikte veelbelovend vooruit: 'Er wordt nu weer veel gesproken over het kristelijk legendespel "En waar de Ster bleef stille staan..." van Felix Timmermans, omdat het "Vlaamsche Volkstooneel" er dezen winter het Vlaamsche land zal mee afreizen nadat Holland er verleden seizoen de primeur heeft van weggekaapt en Cor van der Lugt er de Hollanders een hoop Vlaamsche gezondheid, gemoedelijkheid, oprechte populaire vroomheid en meer dan een heelen hoop Vlaamsche kleur heeft mee geschonken.' Verder schreef de krant dat ' het spel in Holland zoo 'n ontstellend groot succes behaalde en de Hollandsche katholieken twee meter hoog sprongen van blijdschap omdat een door-en-door Roomsch werk als dit van Timmermans het vermocht heel dat verdorde Hollandsche tooneelleven weer eens geweldig te doen opflakkeren [...] '. De andere persgeluiden sloten allemaal bij deze lovende woorden aan. Alleen de Gazet van Antwerpen tekende bezwaar aan tegen wat ze de 'naïeve' inhoud noemde en liet weten dat er 'menige uitdrukkingen in het stuk [...] voor katholieke toeschouwers niet zouden mogen uitgesproken worden.' Deze kritische noot, in Vlaanderen een uitzondering, sloot aan bij een bepaald bezwaar in de Nederlandse katholieke pers.
Jos Vandervelden had namelijk in het weekblad Nieuw Nederland (1925, nr. 7 geschreven dat hij niet tegen het verhaa1 van Timmermans protest aantekende, maar tegen het misbaksel dat ervan gemaakt is .(7) Volgens Vandervelden waren de onverk1aarbare explosie van enthousiasme en de onbekookte lofprijzingen die het stuk te beurt vielen geen redenen om te juichen. .De waarheden van ons geloof, aldus Vandervelden, de objecten onzer verering, onze mysteries, onze tradities, zijn er niet enkel om als rekwisieten in de poppenkasterij van het moderne toneel gebruikt te worden.(8)
De kritiek op het dramatische niveau van de Ster is de rode draad door de (weinige) negatieve besprekingen die het stuk ten deel vielen. Nog voor het toneelstuk werd opgevoerd, werd daar in de eerder geciteerde aflevering van De Nieuwe Eeuw al op geanticipeerd : het stuk werd een panoramaspel genoemd, vlak-dramatiek, waarvan Teirlinck de patroon is. In dramatisch meesterschap is Teirlinck de auteurs van dit Kerstspel ver de baas,luidde het verder;
De contouren zijn bij de eerste scherper en vaster. Teirlinck is als dramaturg veel beweeglijker, maar ook killiger en spitsvondiger [...] Timmermans doet geen moeite het tempo van die moderne tovenaar bij te houden. Hij maakt met aandacht zijn kleurige oubollige plaatjes. Hij houdt het bij de goeie ouderwetse toverlantaarn, die misschien eventjes archaïstisch aandoet, maar altijd weer het kinderoog verbaasd laat staren naar zijn wonderen. Zó moet men dit eenvoudige Kerstspel bezien in de kalme voorbijgang van zijn vrome, schilderachtige taferelen, zonder dramatische diepte, maar met de kinderlijke zingende credo van een primitieve legende-toon.(9)
Elders in de pers werd geschreven dat het stuk, ondanks schone costumes en mise-en-scène, geen week de planken zou houden .Timmermans moest daar evenwel om lachen: Wacht maar, zelfs met lelijke costumes en zonder mise-en-scène zullen ze het spelen.(10) Hij heeft overschot van gelijk gehad. Begin 1930 bracht het Vlaamsche Volkstooneel al zijn honderdste voorstelling van het stuk in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel. Nog steeds zetten, elk jaar opnieuw, rond Kerstmis, vele toneelgezelschappen de Ster op hun affiche. In zijn tachtigjarige geschiedenis werd het stuk door alle gerenommeerde gezelschappen in hun repertoire opgenomen en door nog veel meer kleinere kringen op de planken gebracht, zowel in Vlaanderen, Nederland, Duitsland, Frankrijk als Oostenrijk - er waren zelfs plannen voor opvoeringen in New-York en Zuid-Afrika.
De Ster werd ook verschillende keren voor radio en televisie bewerkt. De vele succesvolle opvoeringen, tot op vandaag, en de talrijke lovende persbesprekingen over de decennia heen, bevestigen dat de recensent van De Vlaamsche Linie in 1949, vijfentwintig jaar na de creatie, de Ster terecht ' het overbekende en ons dierbaar geworden toneelwerk van Felix Timmermans ' noemde."
(1) Karlheinz Pieroth, 'Und wo der Stern blieb stille stehn. Zu Besuch bei den Heiligen Drei Königen in Flandern'. Timmermans' Driekoningentryptiek (1923) werd in 1926 door Anton Kippenberg in het Duits vertaald onder de titel : Das Spiel von den heiligen drei Königen.
De Duitse vertaling van het fragment uit de Kirchenzeitung is van mij.
(2) Lia Timmermans, Mijn vader. Wommelgem, Den Gulden Engel, 1986, p. 59. )
(3) Zie daarvoor het nawoord bij onze vorige toneeluitgave, Mijnheer Pirroen (Felix Timmermanskring, 2003).
(4) Zie ook José de Ceulaer, Kroniek van Felix Tirnmerrnans. Brugge, Orion-Desclee De Brouwer, 1972, p. 84. De brief van Timmermans aan Greshoff dateert van 9-12-1924.
Zie voor de kwestie rond de samenwerking Timmermans - Veterman ook Ingrid van de Wijer, AI mijn dagen. Dagboek en archief Felix Timmermans. Wommelgem, Den Gulden Engel, 1986, p. 155.
(5) Pogen II, p. 45-48. Het fragment droeg toen de titel 'En als de ster bleef stille staan'.
Cf. José de Ceulaer, Kroniek van Felix Timmermans, p. 81.
(6) Gaston Durnez, Felix Timmermans, een biografie. Tielt, Lannoo, 2000, p. 369.
(7) José de Ceulaer, 'Het onthaal van het toneelwerk van, met en naar Felix Timmermans', in:José de Ceulaer (samensteller.), Timmermans ten tonele. Jaarboek 1982 van het Felix Timmermansgenootschap. Beveren /Nijmegen,
Orbis en Orion / B. Gottmer, 1982, p. 13.
(8) Ibidem.
(9) Idem, p. 10-11.
(10) Geciteerd uit Ons Volk, 21-1-1%2,jg. 45, nr. 1.
(11) De Vlaamsche Linie, 30-12-1949.
|