5. Opinie Cyriel Buysse.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Op 11 augustus 1917 krijgen wij een eerste en een van de weinige reacties van Buysse aangaande Felix Timmermans. In zijn artikel Eindelijk, verschenen in De Haagsche Post schrijft hij :
" Pallieter is een mooi boek, maar misschien wat al te onbeteugeld wild en zot. Uilenspiegel is oneindig veel grootser, menselijker, completer." Een dag later op 12 augustus 1917 heeft hij in Den Haag een ontmoeting met Frederik Clijmans, alias Fritz Francken. Op een vraag van Francken antwoordt Buysse : "Nieuwe Vlaamsche of Nederlandsche boeken van betekenis uit den laatsten tijd? Behalve Pallieter, van F. Timmermans, niets dat zeer de moeite waard is. En dan nog valt er op Pallieter en vooral op Timmermans, die met den vijand heult, heel wat af te dingen."
6. Den Haag.
Als Felix Timmermans in november 1918 in Nederland toekomt; wordt hij aanvankelijk opgevangen door Maria Viola en door zijn uitgever Van Kampen. Buysse zal al vlug geweten hebben dat Timmermans in Den Haag was neergestreken, zeker met al de ruchtbaarheid die men aan dit feit gegeven had. Cyriel Buysse, die samen met zijn broer Arthur, tijdens de oorlogsjaren menige Belgische vluchteling in Den Haag had opgevangen en geholpen; bleef nu afzijdig, ook als Timmermans in Den Haag naar een woonst op zoek was. Onder normale omstandigheden zou men kunnen verwachten dat de ene collega de andere dan helpt.
Op het eerste gezicht kan men dit eigenaardig vinden, zeker als men weet dat zij in de figuur van Isidoor Opsomer een gemeenschappelijke vriend hadden en dat deze laatste tegen Buysse over zijn Lierse vriend zal gesproken hebben. Maar het is vrij begrijpelijk aan te nemen dat Opsomer van Cyriel Buysse algauw vernomen heeft hoe de vork aan de steel zat en dat Buysse geen contact wilde met Felix Timmermans gezien hun tegengestelde standpunten. Maar ja, hoe loopt dat gewoonlijk in dergelijke gevallen, alle protagonisten houden de lippen stijf op mekaar en hebben liever dat het deksel op het potje blijft. In ieder geval, geen van de drie was beschikbaar voor commentaar. In zijn dagboek zegt Timmermans geen woord over een mogelijk bezoek aan Opsomer in Den Haag. De enige vermeldingen daarover zijn de volgende : op 7 december 1918 is Isidoor Opsomer Timmermans komen bezoeken en heeft hij een brief van Timmermans' echtgenote, Marieke, meegebracht. Nadien schrijft Felix Timmermans een brief aan Opsomer om hem daarvoor te danken en laat weten dat zijn vrouw twee dagen later zelf in Den Haag is aangekomen, waar hij nu een eigen kamer heeft gevonden. Een tweede vermelding is te vinden in het Haags Dagboek van Timmermans , dagboek van 18 juni 1919 tot 18 december 1919 : " Dinsdag 24 juny : Na de noen met ons Marieke en hare moeder en Mme Stevens naar Den Haag bij Peek en Kloppenburg een costuum voor mij gaan bestellen.
Ik houd veel van het koleur. Ons Marieke koopt blousen. Wij smullen wat bij Bakker, fijn. Mevrouw Opsomer tegen gekomen, lang gesproken." Verder geen woord over Opsomer en zeker niet over een ontmoeting met Cyriel Buysse, ondanks het feit dat Timmermans in dit dagboek toch een aantal feiten in detail noteert.
7. De Staatsprijs.
In 1920 werd, na een onderbreking wegens oorlogsomstandigheden, weer de staatsprijs voor Nederlandse Letterkunde door de Koninklijke Academie toegekend. Voor het onderdeel proza bleven uiteindelijk twee kandidaten over namelijk : Felix Timmermans met zijn Pallieter en Cyriel Buysse. Het zag er aanvankelijk naar uit dat Pallieter het zou halen, doch het was Buysse die uiteindelijk de prijs toegewezen kreeg voor de gezamenlijke schetsen en novellen, opgenomen in vier bundels :
Stemmingen, Oorlogsvizioenen, Van een verloren zomer en Zomerleven. Alhoewel deze vier bundels niet tot het beste van Buysse's werk behoorden, kon en wilde men hem deze maal niet meer passeren.
Ondanks zijn vroeger puik werk zoals: Het leven van Rozeke van Dalen, 't Bolleken en Het Ezelken. Wat men blijkbaar niet vergeten was; was het feit dat hij het voordien reeds tweemaal had moeten afleggen tegenover Stijn Streuvels. De tweede maal dat dit gebeurde had Cyriel Buysse de prijs zeker verdiend. Omdat de voornoemde werken voor deze periode niet meer in aanmerking kwamen; heeft men die bundels genomen om in feite het vroegere werk van Buysse te bekronen.
En, o ironie! In 1922 is het weer tijd om de staatsprijs toe te kennen. En nu wordt Felix Timmermans bekroond voor De zeer schone uren van Juffrouw Symforosa, begijntje en dit omwille van het feit dat Pallieter noch Het Kindeke Jezus in Vlaanderen in aanmerking kwamen voor de voorbije periode. Dus de geschiedenis herhaalt zich en Felix Timmermans kreeg in feite de prijs toegewezen voor zijn Pallieter.
8. Bazalgette.
Cyriel Buysse die sinds lange jaren bevriend was met Léon Bazalgette, medewerker van de Parijse uitgeverij F. Rieder, verneemt in 1919 dat die van plan is om een reeks werken uit te geven onder de titel Prosateurs étrangers modernes. De bedoeling was om geselecteerde werken van buitenlandse schrijvers in het Frans te vertalen en aan het franssprekende publiek aan te bieden, waaronder werk van Buysse te beginnen met Het Ezelken. Het is Buysse zelf die Bazalgette attent maakt op Pallieter en dit werk aanbeveelt om in de hoger vermelde reeks te worden opgenomen. Hij vermeldt nog dat Timmermans, ondanks zijn katholieke gezindheid, toch zijn werk kent. Hoe zou Buysse dit te weten gekomen zijn, vermits er geen contact tussen beide heeft plaats gevonden en Felix Timmermans zelf nog geen woord over Cyriel Buysse gerept had? Waarschijnlijk zal Opsomer daar wel voor iets tussen zitten.
Op 15 november 1920 neemt Bazalgette contact op met Timmermans en deze is bereid om Pallieter te laten opnemen in deze reeks. Na een zoektocht naar een goede vertaler is het uiteindelijk Bob Claessens die de taak op zich neemt. Een Franse Pallieter verschijnt in 1923.
Maar helaas, moeten Cyriel Buysse en ook Felix Timmermans ondervinden, dat een Vlaamse haring in Frankrijk niet braadt.
De belangstelling van het franstalige publiek voor nederlandstalige literatuur is zo teleurstellend dat Bazalgette er in 1924 voorlopig mee stopt zodat August Vermeylen geen vertaling hoeft te maken voor zijn Wandelende Jood. Toch zal Bazalgette deze reeks hernemen en reeds in 1925 verschijnt van Timmermans L' Enfant Jésus en Flandre.
9. Opinie Felix Timmermans.
Wij zijn al in 1922 wanneer wij de eerste, en tot op heden de enige echte commentaar, mogen optekenen van Felix Timmermans over zijn collega Buysse. Frans Perckmans, een Mechels schilder en publicist, had een boekje geschreven en had aan Timmermans gevraagd hierover zijn mening te geven. Op 28 juli 1922 schrijft Timmermans aan Perckmans een brief waarin hij hem looft voor zijn streven naar eenvoud en dan wijst op de zwakke punten in het verhaal: " En die zwakte bestaat juist, omdat ge wel de uiterlijke kant der dingen ziet, doch de innerlijke tragiek of emoties uwer personen niet gegeven hebt. En zoals ik u mondeling zei, kan men, met alleen over de uiterlijke dingen te spreken, de diep aan te voelen, de innerlijke gewaarwording naar buiten doen schitteren. Dat heeft Cyriel Buysse gedaan en dat is juist zijn grote verdienste." Hieruit blijkt duidelijk dat Timmermans niet alleen de naam Buysse kende maar dat hij ook diens werk grondiger kende dan men zou vermoeden.
Om bovenvermeld oordeel over het werk van Buysse te formuleren; moet Timmermans van diens werk veel meer gelezen hebben dan alleen maar het bovenvermelde verhaal "De Eenzame ". Ondanks dat het voor hem, als katholiek, feitelijk verboden lectuur was en het quasi onmogelijk was er in het openbaar mee naar buiten te komen. Toch had hij een zeer grote waardering voor Cyriel Buysse als kunstenaar. In zijn monumentale biografie over Buysse : Het leven niets dan het leven. Cyriel Buysse & zijn tijd, vermeldt de auteur, Joris Van Parijs, het volgende daarover : "Een van de weinige tijdgenoten die in staat zullen zijn die kwaliteit bij hem te onderkennen is Felix Timmermans." Hij besluit dat die omschrijving van Timmermans de kern raakt van het werk van Cyriel Buysse.
10. Elisabeth Hanken - Van Loon Prijs.
Hendrik Willem van Loon, Nederlander, geëmigreerd naar de Verenigde Staten en Amerikaans staatsburger geworden, publicist en illustrator, wil ter ere van zijn moeder, Elisabeth Hanken, een jaarlijkse prijs instellen tot aanmoediging van onbekend literair talent in Vlaanderen. Hij kende Buysse en Timmermans. Over deze laatste schrijft hij in de inleiding van de Amerikaanse editie van Pallieter, die in 1924 in New York verschijnt, dat hij "some very happy hours" heeft doorgebracht met de auteur. In het voorjaar van 1924 vraagt hij aan Buysse zich te belasten met de samenstelling van de jury die de prijs zal toekennen. Cyriel Buysse wil en durft niet weigeren, maar gelukkig voelt hij zich niet met de opdracht. In een brief gedateerd Den Haag 2 december 1924 en gericht aan August Vermeylen schrijft hij :
" Ik ben ook miserabel slecht op de hoogte van de jongere Vlaamsche literatuur. Ik wou maar dat Van Loon een bekwamer iemand in mijn plaats genomen had." Omdat hij slecht op de hoogte is van de recente literaire productie in Vlaanderen, komt hij met zijn eigen keus voor een kandidaat-laureaat niet verder dan Felix Timmermans en Ernest Claes en hij herneemt: " Het is natuurlijk zeer gemakkelijk aan Timmermans de prijs toe te kennen, dat zou iedereen goedkeuren, maar dat vergt dan ook geen inspannend zoeken naar een nieuw, nog weinig bekend talent. Ik meen dat Felix Timmermans reeds te vermaard is om nog een aanmoediging te bekomen. Ik had min ofmeer gedacht aan E. Claes."
Na felle discussies binnen de jury wordt uiteindelijk Toussaint van Boelaere als laureaat uitgeroepen. Of deze voldeed aan de bedoeling van de prijs : aanmoediging van onbekend literair talent in Vlaanderen, zullen wij maar in het midden laten.
11. De Index.
In 1927 richt Cyriel Buysse een brief aan Paul Wijnants en hij schrijft : " Ik heb een vast publiek in Holland, niet zeer talrijk, maar bijzonder trouw. Streuvels en vooral Timmermans hebben er zeker meer lezers..... en koopers dan ik. Maar hun boeken staan ook niet op de Index bij de Roomsch Katholieken, wat de mijne wel zijn." Buysse vergist zich hier: in feite staat hij niet op de Roomse Index. Het betreft slechts de Boekengids-code voor verboden lectuur. Deze is opgesteld door het Algemeen Secretariaat van Katholieke Boekerijen, onder leiding van de geestelijke Joris Baers. Hij is alleen een richtnorm voor de katholieken in Vlaanderen.
Alle boeken van Cyriel Buysse staan evenwel onder de rubriek, verboden Lectuur. Met de almacht van deze inquisitie, maakten zelfs de grote Vlaamse katholieke schrijvers kennis.
Felix Timmermans kreeg een gekuiste Pallieter terug, Ernest Claes zijn Witte werd ook gewassen en Stijn Streuvels zag in De teleurgang van de Waterhoek een maagdelijker Mira te voorschijn komen.
12. Cyriel Buysse Zeventig jaar.
In de eerste helft van September 1929, enige dagen voor zijn zeventigste verjaardag ontvangt hij het bezoek van Maurice Roelants en aan deze verklaart hij dat hij op zijn leeftijd geen behoefte meer heeft aan eerbewijzen. Hij is te lang miskend geweest om nog enige reactie te hebben op de enorme populariteit die toen een Felix Timmermans en een Ernest Claes genoten. Toch zou er iets gebeuren. Juist op zijn zeventigste verjaardag op 22 September 1929, opent hoofdbibliothecaris, Emmanuel De Bom in de Antwerpse Stadsbibliotheek een Buysse-tentoonstelling in woord en beeld. In Gent wordt door uitg. Rombaut de monografie over Cyriel Buysse van Achilles Mussche in de handel gebracht. Vier dagen later, op 26 September 1929, bezoekt Buysse zelf zijn tentoonstelling en wordt er waardig ontvangen. Daar heeft De Bom voor gezorgd en er wordt een groepsfoto genomen op het Conscienceplein te Antwerpen voor het standbeeld van Conscience. Buiten Buysse zelf zijn hierop te herkennen : schepen voor het bibliotheekwezen en Volksgazet-hoofdredacteur Willem Eekelers, Emmanuel De Bom, Lode Baeckelmans, componist Jef van Hoof, schilder Isidoor Opsomer, hoofdredacteur Herman Van Puymbrouck van de krant De Schelde en... Felix Timmermans! Deze foto bevindt zich thans in het Letterenhuis te Antwerpen en werd afgedrukt op de voorpagina van nr.18 van Zilveren Verpozingen.
Na Antwerpen viert Brussel de zeventigjarige. August Vermeylen, voorzittcr van deze viering, wil ook een prominent katholieke voorman van de Vlaamse schrijvers als spreker. Hij denkt hierbij aan Timmermans, omdat hij weet, dat deze veel waardering heeft voor het werk van Cyriel Buysse en stuurt hem een uitnodiging.
Op 7 oktober 1929 antwoordt Timmermans : "Tot mijn spijt kan ik op uwe vriendelijke uitnoodiging niet ingaan, daar ik dien dag belet ben. Ik hadde het anders gaarne gedaan want over Buysse zijn vele schoone dingen te zeggen. Ik denk toch er hier of daar een woordeken over te schrijven." Van dat woordeken hier of daar is er niets terug te vinden.
13. Week van het Vlaamse boek.
Te Brussel, in het Paleis voor Schone Kunsten, werd de Week van het Vlaamse Boek gehouden. Op 9 november 1930 signeerden een aantal Vlaamse schrijvers hun werk :
August Vermeylen, Ernest Claes, Maurice Roelants, Herman Teirlinck, Cyriel Buysse en Felix Timmermans. Over het feit of er contact tussen beiden was; is niets bekend.
14. Begrafenis van Cyriel Buysse.
Op 25 juli 1932 overlijdt Cyriel Buysse in zijn huis Maison Rose te Afsnee. Vier dagen later, op vrijdag 29 juli, heeft de burgerlijke uitvaartplechtigheid plaats te Gent. Naast talrijke prominenten uit het politieke leven staan alle grote namen uit de Vlaamse letterkunde rond het open graf : Lode Baeckelmans, Stijn Streuvels, Herman Teirlinck, Maurits Sabbe, Richard Minne, Ernest Claes en Felix Timmermans, om hun overleden collega een laatste groet te brengen en om hem te eren voor zijn kunstenaarschap.
15. Nog een vermelding.
In december 1932, een zestal maanden na het overlijden van Cyriel Buysse, verschijnt een artikel van Felix Timmermans in de Münchner Illustrierte Presse onder de titel : Het gelaat der Vlamingen. Felix Timmermans verheerlijkt hier Vlaanderen bij het Duitse publiek en schrijft: Een landje dat zoveel goede schrijvers heeft als Stijn Streuvels, Herman Teirlinck,...,Cyriel Buysse,..., Gerard Walschap, kan zich laten zien! Nogmaals een bewijs dat Timmermans een grote achting had voor het werk van Cyriel Buysse.
Algemeen besluit.
Beide schrijvers wisten blijkbaar van mekaars werk meer af dan men vermoedde en hadden voor mekaar, als kunstenaar, de nodige waardering. In hun relatie van mens tot mens ging dat minder vlot, vooral van de kant van Cyriel Buysse.
Hiervoor waren hun politieke en levensbeschouwelijke opvattingen te tegengesteld en bleek de kloof tussen beiden te diep. Spijtig.
*****
|