Kroniek van Letteren en Kunst
Door Lode Monteyne
Uit de zaterdagkrant De Dag van 30 augustus 1941
« De Familie Hernat », de nieuwste roman van Felix Timmermans
« De Familie-Hernat schrijvend. heeft Felix Timmermans opnieuw de bron van inspiratie aangehoord, waaruit zijn « Anne Marie » is ontstaan. Zoo komen in het werk van elken romancier, van welk een groot formaat hij ook zijn mag oude, vroeger uitgewerkte motieven weer opduiken zij het dan ook na gedaanteverwisseling. Er zijn er zelfs wier, heele oeuvre niet anders is dan een « gevarieerde suite » op bekende, altijd dezelfde thema's.
Het kan niet worden beweerd, dat de auteur van Pallieter tot deze categorie van zich eindeloos herhalende vertellers behoort. Het « pallieteren » dat men hem met hardnekkigheid verweten heeft, was vooral een wijze van voorstellen, die in enge betrekking stond met de levensziening. welke de auteur zich na smartelijke ervaringen had eigen gemaakt en die gekenmerkt was door een dosis bewustheid. Dit voorstellings-procédé dat zijn stijl een eigen scherpe kleur leende, heeft Timmermans zich in den jongsten tijd gedeeltelijk afgewend. De indruk alsof de bekoorkracht, die uitging van des schrijvers verteltrant, alleen het gevolg was van het toepassen van een beproefd recept, is daardoor geweken. Gebleven is de eigenaardige zegging met haar malsche volksche wendingen die kenmerkend blijft voor den stijl van Timmermans, zelfs dan, wanneer men zijn zelfbeheersching heel duidelijk waarneemt. Ook betreurt men het wel eens, dat de met leuzen schermende, dogmatische kritiek er in geslaagd is den uitbundigen schepper van Pallieter te breidelen onder het voorwendsel van hem te maken een romancier met diepgang, een verteller met streven naar algemeen menschelijkheid, een ontraadselaar van psychologische levensgeheimen, dan wanneer hij uitverkoren bleek om in eenvoudige, dagelijksche conflicten de simpele poëtische waarden en ook den zin des levens te ontdekken. Men heeft hem gedwongen buiten zich-ze1f te treden, zijn eigen begrensheid te overschrijden, zijn kunnen grootere en vooral andere inspanningen op te dringen dan diegene, waartoe het van nature in staat is en geroepen werd.
In de voor hem nieuwe richting arbeidend schreef hij toch een meesterstuk, zijn «Boerenpsalm», een verhaal van essentiële dingen van niet minder beteekenis dan « Pallieter », een boek, dat staat als een mijlpaal in zijn oeuvre en in de nieuwste Nederlandsche romankunst.
Ook in « De Familie Hernat » is werkzaam een streven naar het algemeen-menschelijke, een pogen om de raadselen van zielen in nood te belichten en te doorgronden. Maar dit streven en pogen hetwelk nu en dan tot tastbare resultaten leidt, wordt voortdurend verzwakt door een almachtigen drang naar het anecdotische, die overheerschend is in het temperament van den auteur en waarin hij zich letterlijk vermeit.
Zoo wordt de verwantschap naar den geest met een roman als Anne Marie nog geaccentueerd. En des te opvallender ook gaat het gemis aan eenheid blijken, waardoor « De Familie Hernat » zich onderscheidt van het verwante boek, waarin tusschen inhoud en vorm een schoone harmonie werd bereikt en waarvan de episodes verteld zijn met een soepele vlotheid en een sierlijke ongedwongenheid, die, beide, den lezer bestendig bekoren.
In « De Familie Hernat » zijn de doove vlekken vrij talrijk. Zij verraden den attenten proever van literatuur, de inspanningen van den zwoegenden auteur, die niet alleen de inspiratie dwingt (wat vaak een noodzakelijkheid is) doch zijn eigen wezen geweld aandoet (wat beter niet geschieden zou). Er ontbreekt ook samenhang in de architectuur van dezen roman, waarin het bestaan van een heel geslacht, zijn opkomst en ondergang, beschreven wordt, waarbij dan vaak alle aandacht wordt geconcentreerd op bepaalde bizonderheden, die, bij nadere beschouwing, van ondergeschikt belang blijken te wezen doch den op het anecdotische ingestelden verteller fel interesseerden, terwijl psychologische conflicten in een vagelijk half-duister gelaten worden.
Overigens, gelijk in « Anne-Marie », wordt men in «De Familie Hernat » het meest geïnteresseerd door de uiterlijkheden van de feiten, door de romantische wendingen in de gebeurtenissen. « De. Familie Hernat » is, in den vollen zin van het woord, een « romaneske » roman, waarvan de peripetieën, alhoewel geenszins wonderbaarlijk in zich-zelven toch altijd een ongewonen vorm, ja, een romantische gestalte aannemen. Aan deze omstandigheid dankt het boek de aantrekkingskracht, welke het op den lezer uitoefent.
We hoorden beweren : « De Familie Hernat » is superieure feuilleton-kunst. Er lag ook maar niet de minste geringschatting in dit oordeel, dat men als zijnde oppervlakkig zou kunnen doodverven, doch dat, bij nadere inzicht, een grond van waarheid verbergt. Zou deze totaal-indruk niet steunen althans gedeeltelijk, op het niet te loochenen feit dat « De Familie Hernat » lang niet de gaafheid bezit, welke de meest opvallende litteraire eigenschap is van « Anne-Marie », waarin de sentimenteele en de styllistische factorus elkander aanvullen en schragen en de eenheid van handeling, ondanks de verscheidenheid der incidenten, niet in t gedrang komt ?
In « Anne-Marie » komt de hoofdpersoon uit den vreemde, uit het zonnige Italië, en brengt een zekere beroering in een stil Vlaamsche stadje, waarvan de auteur de burgerlijken Biedermeyer-atmosfeer op aantrekkelijke wijze oproept en met een zin voor wat men zou kunnen heeten « de poëzie des dagelijkschen levens » opkleurt.
Dit kleine stadje is Lier: een gepoëtiseerd Lier, zooals de dichter het ziet in zijn verbeelding, omstraald met velerhande bekoorlijkheden, een folkloristisch juweel waar het bestaan eigenaardige glanzen aanneemt en voert over hoogten van vreugde en langs diepten van melancholie, doch steeds op afstand blijft van wat als echt tragisch of snerpend komisch aandoet : een paradijs voor gevoelige, aan t leven verknochte, van genietingen niet afkeerige, burgerluitjes die, al ontsnappen ze niet aan de verlokkingen der zonde, toch heel vroom zijn en idyllisch van zin... In « De familie Hernat » wordt Lier herdoopt tot Nivesdonck. In de omgeving ligt het Kaarsenbof. Daar komt, in de Oostenrijksche periode, een Hongaarsch officier , Stefan Hernat, zich vestigen. Hij behoort tot het Keizerlijke leger. De vorst maakt hem baron omdat hij, gedurende een eersten vruchteloozen opstand der Belgische patriotten, de schatkist uit het goevernementspaleis redde. Van zijn veroveringen, van zijn vrijen en trouwen wordt door Timmermans verteld, die vaak zijn smeuïgen verhaaltoon terugvindt, vooral wanneer hij over bepaalde episodes - het incident met den majoor op de Groote Markt te Mechelen of de vrijerij van Stefan met de dochter van den brouwer - met de hem eigen ronde jovialiteit in kleurige bewoordingen uitweidt.
Met de schoone dochter van den brouwer trouwt de baron evenwel niet, Een teere jonge vrouw wordt zijn echtgenoote. Zij schenkt hem twee zonen : Simon en Arnold. Nog heel jong sterft zij. Om te ontsnappen aan de bekoring, die uitgaat van zijn eerste beminde uit Nivesdonck, gaat Stefan Hernat strijden met de troepen van Napoleon in Rusland en keert niet weer.
Thans wijdt Timmermans aandacht aan de afstammelingen van den eersten baron. Naar het wezen zijn de twee jongelingen sterk verschillend. Arnold is een droomer met aanleg tot mystiek. Simon is man van de daad. Door zijn aderen jaagt het warme, gauw verliefde, onstuimige bloed van zijn vader. Hij beleeft korte liefdesavonturen met meisjes uit het volk. Aan één daarvan blijft hij gehecht. Zij heet Lucie. Het is een kloeke, warmbloedige, jonge vrouw, eerlijk van inborst. Zij zal aan haar liefde voor den jongen baron ten gronde gaan.
Baron Simon Hernat weet zich door blindheid bedreigt. Een operatie biedt een luttele kans op redding. Lucie dringt er op aan, dat hij ze waarnemen zou. Maar plots verschijnt een beeldschoone, raadselachtige vrouw in zijn leven : ze doet zich Anne-Lise noemen. Ze herinnert heel even aan « Anne- Marie », om wier persoonlijkheid ook wat geheimzinnigheid zweeft, doch die deugdzaam is. Baron Arnold heeft Anne-Lise op een van zijn reizen ontdekt en meegebracht. Om haar zoo lang mogelijk te zien stelt Simon de operatie uit en aanvaardt met stoïcynschen moed zijn groeiend blind-worden. En hij, die eens gewenscht heeft, de liefde als een onafwendbaar noodlot te ondergaan, is nu zoo ver en hij bezwijkt voor bekoring, die van Anne- Lise uitgaat.
Wanneer Arnold merkt, wat er met zijn blinde broer gaande is, verdwijnt hij - voor altijd.
Aan den persoon van dezen Arnold wijdt de auteur slechts terloops aandacht. Hij beschrijft hem als een droomer, een dichter, een fantast, die geheel opgaat in zijn verbeeldingen... Doorheen heel het verhaal waart de geheimzinnige schaduw van dezen man, die na zijn vlucht niet meer keert, doch steeds verwacht wordt, ook door den zoon van Simon, wanneer hij, naar menschelijke berekening al heel lang gestorven zijn moet.
Aan het beeld van baron Simon Hernat heeft Timmermans met ijver en toewijdingvolle liefde geboetseerd. Dien man heeft hij willen doen kennen met al de licht- en schaduwzijden van zijn wezen, in al de wendingen van zijn lot.
Met twee tragische themas, die met elkaar innig verbonden worden, heeft hij zich beziggehouden: dit van Simon's blindheid en dit van Simon's alles vernietigende liefde. En waar deze beide verstrengeld raken reikt de auteur menigmaal tot de diepten van het menschelijke lijden en van het menschzijn en groeit zijn verhaal boven het anecdotische uit.
Anecdotisch is in hoofdzaak het heele bedrijf van den rentmeester van Simon, den trouwen Adriaen Ruytenbroeckx, amoureus van temperament en zeer bewust van zijn superioriteit : een man, waar geheel Nivesdonck naar opziet en die overal en op iedereen zijn gezag uitoefent, Hij legt in den roman het verband tusschen het bestaan op het kasteel en het leven in de kleine stad, dat - evenals in « Anne-Marie » - op humoristische wijze wordt geschilderd : een beeld van burgerlijk leven, hel van kleur en bewogen van lijn. Toch doet het in de economie van den roman van het geslacht Hernat aan als eenigszins buitenissig, alhoewel toch niet overbodig. Het vormt als een achtergrond met vele, eigenaardige en schilderachtige, doch niet onmisbare details, waarvan de kleuren en de rhythmus der lijnen niet in harmonie zijn met; de verhoudingen van de haast monumentale portretten, die er tegen uitlossen.
Dat het hem mogelijk is het algemeen-menschelijke door het anecdotische te doen spreken tot den lezer, bewijst de auteur wanneer hij vertelt van Adriaen Ruytenbroeckx en zijn lijden om de eigen dochter, die door een wuften knaap tot schande wordt gebracht en zwanger gaat. Het verhaal van den bitteren kruisweg van dezen, in zijn trots getroffen man; van zijn strijd met de sarrende menschen en met het eigen hart; van zijn onafwendbaren ondergang door zelfmoord - het vormt een der meest pakkende brokken uit het groote boek. Het is echter tot op zekere hoogte ook een op zichzelf staande novelle in den roman, en zoo niet kan worden geloochend dat tusschen beide een zeker organisch verband bestaat, toch is dit laatste niet sterk en niet direct genoeg om den structureelen samenhang van het geheel niet in gevaar te brengen.
Het is met dit dochterken van den rentmeester, dat Simon, nadat Anne Lise hem verliet om met een modieus kunstschilder te vluchten, trouwen zal. Men gelieve bij deze wending der romantische intrige niet aan willekeur van den auteur te denken. Ook hier treedt Timmermans naar voren als een begrijpend psycholoog. Zoo baron Simon Hernat Annette kiest om zich zelven te geven in zijn leven vol duisternis, dan geschiedt zulks omdat hij in zijn geest van haar schoonheld en jeugd een heerlijke en onverwoestbare herinnering bewaart. Minder behendig toont zich de auteur bij het ontwarren der beweegredenen, welke het jonge meisje aanzetten om op het voorstel van den edelman in te gaan en het is jammer, dat hij er niet in slaagt den lezer ervan te overtuigen, hoe hier de ijdelheid door een belofte van liefde verdrongen wordt.
Met Annette springt de verteller tamelijk willekeurig om. Zij blijft in het boek a1s een schaduw. Wanneer baron Simon vroegtijdig sterft, - hij overlijdt aan de gevolgen van een hevigen schrik, opgedaan toen hij zich inbeeldde dat zijn zoontje in den vijver was gesukkeld - dan is de rol van de nog jonge baronnes uit. Zij interesseerde den schrijver maar omdat ze het geslacht der Hernats voortzette en een zoon Karel-Jan ter wereld bracht : den held van het zeer korte derde deel.
Karel-Jan heeft een lijfspreuk : « het moet op en kan niet op en als 't op is, is t koken gedaan en als t koken is gedaan komt nonkel Arabier met zijn schatten afgedraafd » Nonkel Arabier is de. geheimzinnige Arnold Hernat, die nooit meer opdagen zal.
Met de historie van den baron is ook deze vervlochten van twee burgers uit het stedeken : Jef Pittoors en Jaak Verhoeven. Slecht is het verband tusschen het lot van dit tweetal en het doen en laten van den edelman geenszins, zoodat hier weer van het adjectief « buitenissig » ter karakteriseering van dit « tusschenspel » zou kunnen gebruik gemaakt worden. Op de wendingen in de bestemming van het nobele geslacht der Hernats blijft zonder invloed het bedrog van Verhoeven, die een boerenmeisje verleidt en zich hierbij voor Pittoors doet doorgaan. Maar men is wel geneigd deze anecdote te aanvaarden omdat ze nu eenmaal verteld wordt door Timmermans en wel past in de atmosfeer van goedmoedige oolijkheid, welke deze is van het derde deel der « Familie Hernat »...
Baron Karel-Jan gaat geldelijk geheel ten onder. Hem rest ten slotte nog een kleine rente, genoeg om in bekrompen omstandigheden te leven met zijn wat onnoozele dochter. Als deze door een jongen burger verleid wordt, geeft hij den schuldige een afstraffing doch van een huwelijk wil hij niet hooren : inwendig juicht hij omdat het geslacht Hernat niet teloor gaat. Wanneer een kleinzoon wordt geboren, die naar den eersten baron, Stefan wordt gedoopt, dan kan de in zijn vreugde opgaande Karel-Jan het niet nalaten als vroeger zijn sigaar aan te steken met een biljet van twintig frank...
In het verhaal staan de Hernats behalve dan gedurende zekere tusschenpoozen, steeds op het voorplan. Nivesdonck levert den achtergrond van het gebeuren, terwijl heel in de verte, in het perspectief der verglijdende jaren, een vaag fresco van het historisch gebeuren wordt ontrolt. Met enkele zinnen, soms op zoo origineele als vermakelijk-simplistische wijze, schetst de auteur de overgangen tusschen de verschillende tijdvakken - het Oostenrijksche, het Fransche, het Hollandsche, het Belgische - welke het gebeuren van zijn roman tot kader dienen. Af en toe, gewoonlijk maar terloops, duidt hij aan welken weerslag deze politieke wijzigingen op het bestaan van de menschen van Nivesdonck en van het Kaarsenhof hebben. Principieel, - zoo lijkt het tocht - houdt hij zich buiten de sfeer van de historie, welke hij enkel als tijdsbepalend element ter hulp roept. Misschien constateerde de auteur, toen hij over de peripetieën van zijn roman mediteerde; dat de invloeden van de geschiedkundige gebeurtenissen, welke achteraf als «groot» en «wereldschokkend» worden gekwalificeerd, slechts geringen invloed uitoefenen op de menschen, die ze als toeschouwers meebeleven. En zoo kwam hij waarschijnlijk tot de slotsom, dat hij ze, in zijn verhaa1 zonder eigenlijk historischen inslag, als zijnde van ondergeschikt belang beschouwend en behandelen kon. Een stelling, die te verdedigen is.
Als een groot inlegwerk waarin sommige deelen vaag geteekend, en andere daarentegen met scherpe kleuren werden opgehaald, - zoo komt ons de roman voor, die Timmermans als « De Familie Hernat » liet verschijnen, nadat hij in «Den (n) Nieuwe (n) Gids » onder den, o.i. beter passenden, zij het ook meer vagen titel « Familiekroniek » werd afgedrukt.
Bij het van naderbij beschouwen van zeker figuren - die van Karel-Jan b.v.; die van baron Stefan den stamvader, op sommige momenten van zijn vurig bestaan; die van den rentmeester en die van den knecht Karnol, wien het stopwoord «zoo gerekend» op de tong bestorven ligt; - bij het in verbeelding realiseeren ook van sommige met welgevallen geschilderde episodes uit het dikke boek - als deze van de grappen, waarmede de drieste rentmeester zich ten koste van de kleinstedelingen vermaak, komen folkloristische beeldekens en tafereelen in de herinnering leven en denkt men o.a. aan «oude mannekensbladen», aan hun fellen kleurigen eenvoud en aan den simpelen humor, die ze uitstralen.
We behooren niet tot de bevooroordeelden welke alleen daarvoor een werk veroordeelen of minachten!
Andere momenten van het verhaal treffen door innigheid en menschelijke diepte. Dan bereikt de auteur zonder eenige inspanning een epische grootheid, waarin overheerschend is een eenvoud, die ook vroomheid blijkt te zijn. Zoo, om maar een enkel voorbeeld te geven, in de beschrijving van het sterven van den gedeemoedigden baron Simon, die tot het besef is gekomen, dat « God ons leidt » en die mediteert over de beteekenis van enkele zinnen uit een sermoen : « Terwijl wij menschen volgens de grillen van onze vrijheid mogen woelen, leidt de Voorzienigheid onze inspanningen en ondernemingen langs de wegen, die zij alleen kent en uitkiest »
Zou dat niet de levensfilosofie zijn, die Timmermans ten grondslag legde aan zijn verhaal? Wij willen het gelooven, al blijkt het niet steeds even klaar uit de episodes, die naar het wezen alle zeer verscheiden zijn - zo verscheiden, dat het logisch verband wel eens schijnt te ontbreken.
Men raakt, hoe meer men er over nadenkt, in een zonderlinge, onevenwichtige stemming tegenover dezen roman, die aandoet als een veelkleurig lappendeken. Sommige fragmenten er van treffen door schoonheid; andere vernietigen dezen indruk; enkele laten onverschillig omdat ze kunstmatig schijnen...
Een volledig kunstwerk is « De Familie Hernat » zeker niet geworden. Het bevat echter fragmenten van groote en ontroerende schoonheid, die in het oeuvre van den auteur van Pallieter zullen tellen. En dan is daar vooral Timmermans weergaloos verteltalent, dat over vele bedenkingen doet heenstappen al kan het ze, helaas, niet van de baan ruimen.
*****
|