Huisnamen en uithangborden fascineerden Felix Timmermans.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Door Arthur Lens - stadsarchivaris, Lier uit de autotoerist 1972
Toen in 1924 Felix Timmermans gevraagd werd een sinteze over «Schoon Lier» te schrijven, was de Fé onmiddellijk zeer entoeziast. De grote Lierse schrijver, die zijn stad be-wonderensmooi vond en in alles het schone zag, liet de initiatiefnemer dr Marcel Cordemans, weten : « Langs een kant valt het mee dat ik juist aan zo iets bezig ben, feitelijk «Oud Lier» maar ge weet ook «Oud Lier» is «Schoon Lier».
Dus de naam van de winkel doet er niet toe, men verkoopt er ook honing».
Zo verscheen dan in 1925 Timmermans' «Schoon Lier», een ongeëvenaarde ode aan zijn geboortestad, zoals hij deze rond de eeuwwisseling had gekend en van uit zijn jeugdjaren in zijn hart had bewaard. Beweerde Timmermans zelf niet dat elk mens zeker driekwart van zijn jongelingenjeugd mee door het leven neemt? (Uit Mijn Rommelkast)

Vele verhalen en menig boek situeert hij te Lier en lokale motieven zijn niet vreemd in zijn werk. Vooral de folklore, uithangborden en huisnamen troffen hem. Het is opvallend dat schier in alle verhalen en boeken uithangborden en huisnamen aan bod komen.
Het merendeel van deze benamingen werden gekozen uit de rijke verzameling Lierse uithangtekens, terwijl andere zuiver gefantazeerd of omgevormd werden naar gelang van het verhaal.
Timmermans heeft naar het woord van Marnix Gijsen «alle folkloristische en neo-romantische elementen van het kleurig Vlaams volksleven in een aardig provinciestadje met liefde en veel handigheid verwerkt».
Zo ziet Timmermans de vorige eeuw als de tijd van de krinolines en de witte kousen, van de diligenties, het dansen op de schreef, de tijd van de faro in «'t Lieve Vrouwke», en om ter langst pijpen smoren in «St-Pieter». En 's zondags en 's maandags gaan «chauffeën» naar «Het Berdenhuis, «St-Gommer» en «de Herderin».
Met schipkenskermis was het rijstpap gaan eten buiten de Mol (de Herderin), soep met ballekens in «'t Hof van Beieren», de tijd van de taptoe en van om elf uur binnen.
De gegoeden gingen in «de Leeren Emmer» te Antwerpen een petat steken. Hij bezat de uitzonderlijke gave om de zaken rondom zich te bekijken, te tekenen en te beschrijven zoals niet een. Al deze gaven vormden bij de Fé een geheel, zijn schrijven en tekenen vulden elkaar aan als de uitdrukking van zijn gemoed.

Met passie tekende, schilderde en beschreef hij de folklore van de uithangborden. Aan zijn trouwe vriend, kunstschilder Oscar van Rompay, merkte hij eens speels op dat hij ze met een draad vermicelli tekende, zodat ze werkelijk een pittig curiosum vonnden in zijn boeken.
Zijn «Pallieter» het eerst en alle volgende boeken, tot «Boerenpsalm», verlucht hij met zijn eigen vignetten. Deze prentjes, in een dikke stevige lijn, hebben maar weinig verandering ondergaan en leunen, in uitdrukkingsvermogen alleen, bij de folklorekunst aan. (uit «Mijn Vader» door Lia Timmermans)
Zij sprankelen van leven en gemoedelijkheid.
«Schoon Lier». illustreert hij met "In't Kruis", "de Herderin" (herberg), " 't Belofte Land" en "de Schapenkop".
«Pieter Bruegel» met "In St-Stephaan", "In den vollen Pot", "d'Ekster", "In de Kat kan de Muis niet krijgen" en "de drij Gapers".
«Pijp en Toebak» met "In 't Kruis-Café Chantant" en "In Sint Nikolaas" (suikerbakkerij).
«Het Keerseken in de Lanteern» met "In de Smoorenden Indiaen" en een tekening met verschillende uithangborden.
«Anna-Marie» met "de Dolfijn".
«Het Kindeken Jezus in Vlaanderen» met "In de zoeten Inval"
«Felix Timmermans verhaalt» met "In de Koninklijke Vlaai".
«De Witte» van Ernest Claes wordt versierd met "In de Keyser" (herberg) en het boekje over Tony Bergmann van Frans Verschoren met "In den Soeten Naem Jesu".
Op de kaft van «Pallieter» is " 't Belofte Land". en bij «Het Keerseken» "een lanteern" aangebracht.
In «Schoon Lier» en het verhaal «De Verliefde Moor» brengt Timmermans tientallen Lierse huisnamen en uithangborden naar voren. Wij mogen zelfs zeggen dat hij de inventaris heeft gemaakt van de Lierse uithangtekens. Maar in zijn onuitputtelijke verbeeldingskrachtwereld, schiep hij ook menig nieuw uithangbord, zo o.m.«In den smoorenden Indiaen» en «In den suyckeren Zondag». In «Schoon Lier» laat hij de huizen zich noemen naar het beeld dat boven de deur of aan de gevel is aangebracht : «Sint-Joris», «de Kemel», «de Kerpel», en «de Doornenkroon».
Hij noemt een reeks Kavesbrouwerijen : «het Dambord» (Schaakberd), «de Eenhoorn» en «de Hazewind».
Boven de deuren van de herbergen en winkeltjes hangt een vertelsel, geschilderd, gebeeldhouwd of gesmeed en die vertellen van 't Belofteland, van de vier Heemskinderen, van de drie Koningen, van de rokende negers en van Afrikaanse beesten. Een boer kan er zijn stiel vinden zegt de Fé en er is eten en drank.
Alle stielen vanaf koning tot scharensliep zijn er te leren.
 
Toen Timmermans dit schreef krioelden tientallen gekende uithangborden door zijn geest.
Al deze namen in dit artikel opsommen zou ons te ver brengen, daarom slechts enkele :
«de Moriaen», «de Pelikaan», «de Gouden Leeuw». (woonhuis van Georges Bergmann), «de Olifant», «de Biekorf» (ouderlijk huis van de beiaardier Toon Nauwelaerts),
«de Klimmende Koe», «de Zwaan», «in 't Verken», «de Oude Schapekop», «de Raap»,
«de Melkstoop» (geboortehuis van kanunnik J. B. David), «de gulden Ploeg», «In de Hesp» en «de Koning van Spanje».
Waar de verbeelding niets meer op aarde vond, sleurde hij er de zon, de maan, de sterren en de komeetsterren bij en was het firmament ook al uitgeput, greep hij naar de hemel, en zo is het dat «de Engel» en «St-Pieter» samen bierkonkurrentie doen tegen de tapperij van «'t Lieve Vrouwke».
Hier ook werd Timmermans o.m. geinspireerd door «'t Zonneke». «d'Halve Maan», «de Zevenster» (sterfhuis van Tony Bergmann, auteur van "Ernest Staas"), «de Oude Komeet» (waar Timmermans in de zomer van 1912 enkele maanden op pension was) en «'t Hemeltje», waar marskramers, bedelaars, Turken die met tapijten leuren, vloekende voerlieden en kasseiers logeerden.
Dit laatste logementhuis werd gehouden door Marie Pee (Marie Van Peborgh). Na een karig avondmaal werd een dikke koord gespannen, waarop de gasten hun hoofd en armen konden laten rusten; 's morgens werd het touw losgemaakt om de ingedutte slapers te wekken.
In «den Eycken Boom» vergaderde vroeger de rederijkerskamer «De Groeyende Boom» en in «'t Keizershof», waar eens Leopold I logeerde, hing de baas achter zijn dagblad te slapen. Op het begijnhof noemt Timmermans slechts «de Wijngaerdt des Heeren», «'t Soete Naemken», «de Berg Thabor» en «de Vlucht naar Egypte».
Het verhaal «De Verliefde Moor» uit «Het Keerseken in de Lanteern» is een fantazie rond het beeld boven een tabakswinkel aan de Grote Markt. Een stuk folklore en verbeelding, waar alle uithangborden bij te pas komen. De Fé laat ze in een stoet voorbijtrekken en op de plaat die het verhaal verlucht herkennen we : «In 't Kruis», «de Raap», «d'Ekster», «In 't Verken», «het Stalleken van Bethlehem», «de Komeet», «'t Lieve Vrouwke», «'t Parapluke»,
«In de Groote Pint», «de Drie Koningen», «'t Zonneke», «de Rozenhoed»,
«In den Blijden Speelman», «'t Eierboerinneke», «de Drie Snoeken»,«het Goede Mes »,
« de Paradijsappel», «In de Kat», «de Gouden Haan», «de Zeemeermin»,
«Keizer Karel» ( 't Keizershof), «de Kandelaar», «de Zoeten Inval», «de Roode Fles »,
«In de Halve Maan », «de Ouden Deken», «In den Smoorenden Indiaen»,
«In den Dolfijn» (Eycken Boom), «de Lantaarn», en «de Rooden Leeuw».

Ook uit zijn andere verhalen en boeken zijn de uithangborden niet weg te denken.
In «Een lepel herinneringen» beschrijft Timmermans het speelterrein uit zijn jeugd, het Lollepotstraatje (Kruisbogenhofstraat), schuins over hun huis aan de Antwerpsestraat.
Op de ene hoek woonde een beenhouwer, en op de andere hoek was «de Lollepot».
Als er thuis te veel werk was werd de Fé in de dag uitbesteed «In het Sneppeken», een herberg over de Slijkpoort (Rolwagenstraat) bij vader Jan (Jan de Graef) en moeder Lies (Elisabeth Potters).
Vader Jan was kleermaker en speelde bombardon in de «Grote Harmonie».
Het landschap in «Het Kindeken Jesus in Vlaanderen» beschrijft hij met katedralen, windmolens en de Lierse herbergen «de Zoeten Inval» en «de Drie Gapers» (beide gelegen aan de Lindenstraat), waar de gersten schuimend wordt gedronken.
In «Driekoningentryptiek» gaan de manke herder Suske Wiet, de palingvisser Pitjevogel en de bedelaar Schrobberbeek een krachtige borrel vitriool drinken in «het Zeemeerminneke».
«De lange stenen Pijp» is een pittig verhaal over de smoorders-maatschappij «Hoe langer, hoe liever», met als kenspreuk «Stillekens aan». Het lokaal was «'t Lieve Vrouwke», een oud stamineeke juist achter het stadhuis. Stadssekretaris Pontejour was de voorzitter.
Hij dankte zijn naam aan de herberg «Au point du jour», rechtover Timmermans' woning, aan de De Heyderstraat. Gommeer Van 't Beukeleerken, de beste om ter langste smoorder van de stad, had na een huishoudelijke twist met zijn vrouw Rosalie, zijn verzameling pijpen gebroken en deed de zoveelste dronkemanseed «Ik mag verkalken en verstenen als ik nog van ze leven een pijp smoor, jamais! ». 's Anderendaags reeds werden twee nieuwe pijpen en een pakske van de beste gehaald in «'t Moorken» (Grote Markt)
In «Jan de Kraai» looft het stadsbestuur een beloning uit voor degene die de sprekende kraai, dood of levend, op het politiebureau brengt. 's Anderendaags werd een dode kraai door twee mannen van «den Luien Hoek» (hoek Antwerpsestraat - Kartuizersvest) op het politiebureau gebracht, de beloning opgestreken en verbrast. Op de Grote Markt, in het lokaal «de Zwaan» werd de beruchte dode vogel tentoongesteld. De baas uit «de Zwaan» vaarde er goed mee, maar de baas uit «de Wildeman» (eveneens op de Grote Markt) riep luidop, dat hij nooit meer voor zo'n platzak van een burgemeester zou stemmen, omdat de vogel niet in zijn herberg te zien was.
Aan de hoge gevel van de herberg «In 't Kruis, cafe chantant» hangt een groot kruis. Van uit de herberg klinkt zatte praat, gezang en gevloek en een «tjengeltjangelorgel» speelt brutaal. Jefke Jezus strompelt de herberg uit en ziet met lamme ogen naar Jezus boven hem, groet het kruis en waggelt verder naar zijn kruip-in, in «'t Zwadderhof» aan de huidige Frederik Peltzerstraat. Vanuit deze herberg vertrok ook ieder jaar, op de vooravond van St-Gummarus (10 oktober), de processie van het Eerste Licht, naar het Sint-Gummarusfonteintje te Emblem; een processie waar alle echte Lierse typen aan deelnamen.
In «de Koninklijke vlaai» laat Soke Van der Musschen twee dagen na het historisch bezoek van Leopold II aan de Lierse nijverheidstentoonstelling, door schilder Neuteke (schilder-be-hanger Van Nueten) zijn uithangbord veranderen. Waar vroeger alleen een boer en een boerin een vlaai van de stapel namen, kwam er nu een soort koning bij te staan, een kroon en de woorden «In de Koninglijke Vlaai». De bakkerij was gelegen aan de Antwerpsestraat en droeg triomfantelijk de benaming « A la renomé des bonnes Tarte de Lierre Fournisseur de la Cour »...
In «Pieter Bruegel» laat Timmermans Pieter Coecke wonen in «de Schildpad» aan de Lombaardvest te Antwerpen, terwijl de volksoverlevering wil dat Pieter Bruegel geruime tijd heeft gewoond in de nog bestaande herberg «de Ekster» aan het Eksterlaar te Deurne. Timmermans fantazeert Bruegels kinderjaren, met zijn verblijf bij de Dikken en de Mageren, aan de Rattekoten, buiten de Leuvensepoort te Lier.
In het boek maken wij ook nog kennis met de geest van Trees uit «'t Belofte Land»,
«de Bonte Os», «In de Kat kan de Muis niet krijgen», «de Drij Gapers», «de Verkleden Aap», «de Vollen Pot», «de Eeuwige Lamp» en «'t Lammerenhof ».
Wij zouden nog verder kunnen uitweiden over «Het Plakleerken» uit «Pallieter», waar het fameuze tweegevecht plaats vond ; over de herberg «de Meloen» uit «de Krabbekoker»;
over Matantje uit «In den Smoorenden Indiaen» (de Gulden Beurs) aan de Rechtestraat; over Mie Lut, de vrouw van Pietje Wouters uit de herberg «In Transvaal», aan de Gasthuisvest; over «De Familie Hernat» met de brouwerij «het Gulden Schip» van burgemeester Lorier en over de herberg «de Regenboog», waar Sidonie woonde en de ellegoedwinkel «In den Anker» ; over mijnheer Pirroen van de Quatertemperplaats (Kluizeplein) en de brouwerij «de Eenhoorn»; over «het Blauwe Huis» aan de Lindendijk (Mosdijk); over «'t Brouwershuis» met kariatiden in de gevel, de woning van Corenhemel, op de hoek van de Grote Markt en de Ooievaarstraat (Eikelstraat); over het atelier van Livinus aan 't Ros Beyaardstraatje en over «de Koning van Spanje» te Brussel en van «de Eenhoorn» onder Grobbendonk.
Het lag niet in onze bedoeling en het was totaal onmogelijk in dit artikel al de gebruikte huisnamen en uithangborden toe te lichten, te verwerken en zo mogelijk te situeren.
Wij hebben slechts getracht een beeld op te hangen van de rijke verzameling uithangtekens welke Felix Timmermans heeft toegelaten kleur en sfeer te geven aan zijn werken.
Het loont beslist de moeite dit tema en ook de folklore in Timmermans' werk uit te diepen en te bewerken.

De tekeningen in dit artikel zijn van Felix Timmermans, overgenomen uit zijn boeken :
«Pieter Bruegel», «Schoon Lier» en «Het Keerseken in de Lanteern».
**********
|