Felix Timmermans toneelschrijver.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Door Frans Verstreken - uit de autotoerist 1972
De zachte keel
Het enige toneelspel dat Felix Timmermans alleen schreef, is «De hemelse Salome» (1930). De mislukte tragedie «Holdijn», ontstaan tussen 1907 en 1909, laat ik buiten beschouwing, omdat ze niet in boekvorm verscheen (1). Ook zijn vertaalwerk leg ik terzijde (2). Timmermans was geen dramaturg. Uit zijn boeken, die de lezer nog steeds een geluksgevoel blijven schenken, stralen zijn grootste verdiensten : een blijgeestige vertelkunst, gevoed door een sterke verbeeldingskracht, een originele beeldspraak en een onnavolgbare, dichterlijke vizie. Die karakteristieken bezorgden hem een aparte en duurzame plaats in de Nederlandse literatuur. De schrijver vermocht echter niet zijn verhalen of romans in een vlotte toneelaktie te transponeren.
 Bakker Soke van der Musschen bedreigt met zijn ovenpaal het gezin van de schoenlapper Piet Lantaarn
Wereldpremière te Keulen 1937. ( Foto Max Arnecke )
Zijn meest gewaardeerde stukken rezulteerden dan ook uit samenwer-king met toneeldeskundigen. Timmermans' inbreng beperkte zich meestal tot de stof en de eindredaktie. Het aandeel van de Haagse letterkundige en regisseur Eduard Veterman is in dit opzicht belangrijk. Uit het te bewerken boek ontwierp hij het skelet met de dramatische motieven. Hij was verantwoordelijk voor de scenische vormgeving. De Lierse auteur borduurde verder op dit stramien. Hij zorgde voor een pittoreske aankleding en gaf de dialogen hun kleurige toets. Uit die innige, professioneel verantwoorde samenwerking, groeiden «Mijnheer Pirroen» (1922), de kerstlegende «En waar de Ster bleef stille staan...» (1924) en «Leontientje» (1926).
Dr. Karl Jacobs dramatizeerde «Het Kindeke Jezus in Vlaanderen» (1933); Timmermans zelf vertaalde deze Duitse toneelbewerking terug in het Nederlands (1938). «Die sanfte Kehle»
(1937) ontstond in samenwerking met dezelfde Duitse toneelauteur en kenner van de Zuidnederlandse literatuur (3). Met medewerking van de operette-librettist en regisseur Hendrik Caspeele schiep Timmermans «Het Filmspel van Sint-Franciscus»
(1938), dat als openluchtspel werd gekreëerd. Jacobs was tenslotte medewerker voor de toneelaanpassing van «Pieter Brueghel» (1943).
Toneelmatig is deze reeks stukken na 1926 vrij zwak. Het ontbreekt aan dramatische spankracht, eenheid van handeling, poëtische ontroering, een fascinerende verwikkeling en een verrassende ontknoping. In plaats van een gesloten struktuur, blijft het vaak bij een aaneenschakeling van bekoorlijke taferelen, met enkele Timmermansiaanse hoogtepunten.
De toneelbewerkingen van zijn stadsgenoot P.G. Veens (pseudoniem van Gommaar Torfs) mocht Timmermans niet meer beleven : «De Kerstmis van de Krab» (1955) en «Boerenpsalm» (1956).
Niet in Lier!
In zijn herinneringen aan zijn Lierse vriend (4) beschrijft dr. Karl Jacobs het groeiproces van het blijspel «Die sanfte Kehle». Vooraf bespraken beide auteurs het te volgen werkschema : Timmermans had het tema bedacht, Jacobs zou instaan voor de dramatische ruwbouw, waarna «de Fé» de dialogen zou schrijven. In de praktijk kwam van dit plan niet veel terecht. De taken kruisten elkaar, het werk werd vaak langdurig onderbroken, het hele opzet vorderde moeilijk per briefwisseling. Felix Timmermans had het in 1936 erg druk (5).
Het bleek noodzakelijk dat K. Jacobs te Lier kwam samenwerken. Tijdens voorbereidende wandelingen werden de inspiratiebronnen bezocht : huis en tuin van de burgemeester, winkeltjes van bakker en schoenlapper. Ze gingen praten met mensen die onbewust model stonden voor de toneelpersonages. Felix vertelde autentieke anekdoten, die in het stadje mondgemeen waren en die ze ten tonele zouden voeren. «In Lier mag het stuk in geen geval opgevoerd worden», zei Timmermans, «want dan zou ik mij niet meer op straat durven laten zien».
Uit beider samenwerking ontstond de «chronique scandaleuse». De Lierse schrijver ruilde zijn goedlachse ironie tegen een hekelende toon. De satire op bepaalde groepen uit zijn geboortestadje verdraagt wel enige charge. «Die sanfte Kehle» werd kennelijk gevoed door plaatselijke motieven. De Lierse achtergrond valt niet te loochenen en gekende situaties schemeren door de tekst In deze lachspiegel herkennen wij het door-de-weekse leventje van een gesloten en geordende gemeenschap van notabelen en kleine ambachtslieden.
De oorspronkelijke titel «Orpheus» werd gewijzigd om voor Lierenaars al te doorzichtige redenen (6).
Muziek maakt al lawaai genoeg
Deze zin wordt uitgeroepen door de pochhans Constant Snieders (7), rond wie het hele stuk cirkelt, dat zich omstreeks de jongste eeuwwisseling afspeelt. Als dirigent van de zangvereniging «De zachte Keel» komt hij de rust in het Netestadje verstoren en er de hartstochten doen oplaaien. Deze don juan waant zich een muzikaal genie. Door de verliefde dames wordt hij dan ook hoog geprezen, door de jaloerse mannen echter verguisd als «notenkraker» en «muzikale kikvors».
Nochtans is deze pierewaaier geen absoluut hoofdpersonage, want in dit web van soms kunstmatige, zonderlinge situaties treden belangrijke en dik in de verf gezette nevenfiguren op. De welgestelde burgemeester, verstrooid en karikaturaal, is voorzitter van de koorvereniging. Zijn behaagzieke vrouw flirt met meneer Constant. Maar de dandy met Parijse maniertjes heeft intussen de dochter gestrikt van de schoenlapper Piet Lantaarn.
Het meisje is op haar beurt de geliefde van Willem, zoon van de ambitieuze vlaaikensbakker Soke van der Musschen, «een beurzeke met vlooien» (8). Het derde bedrijf brengt nog meer verwikkelingen. maar het slottoneel ontwart natuurlijk alle draden.
Het gebrek aan karakterontleding wordt vergoed door de «couleur locale», de rake typering van mensen en dingen, en door de humoristische samenspraken. Alle operette-ingrediënten zijn daarbij aanwezig : muziek (9), maneschijn, een lach, een huilbui, een tuinfeest, gewichtigdoenerij, vermomming, bedrog, liefdesaffaires en schandaaltjes. Een geknipt libretto! De opbouw van deze bizarre komedie herinnert eveneens aan de struktuur van een zangspel.
De Duitse tekst verscheen in boekvorm. In de inleiding wordt het opzet verduidelijkt :
«De personen van dit blijspel zijn grote kinderen, lief en stout En zoals echte kinderen, moeten zij zichzelf erg au sérieux nemen. Aldus zullen zij de lachlust opwekken, wat de bedoeling is van de auteurs (10) ».
Timmermansiaans feestmaal.
De wereldkreatie van «Die sanfte Kehle» vond plaats in de stadsschouwburg te Keulen op 6 oktober 1937. Tot het laatste uur vóór de première bracht Timmermans nog korrekties aan, waarbij regisseur Vitus de Vries als advizeur optrad. De Lierse schrijver en illustrator ontwierp zelf dekor en kostuums. Komponist C.G. Fürstner bewerkte Vlaamse wijsjes.
Het stuk werd met nadruk aangekondigd. In het orgaan van de Keulse teaters (11) schreef Karl Jacobs een uitvoerige toelichting, geïllustreerd met een Timmermans-portret door Isidoor Opsomer. Naast de rolverdeling wordt het blijspel met «kletspraat en burgertrots, overdreven standsbewustzijn en heel veel leugenachtigheid», geestdriftig aanbevolen : «Wie zou dit Timmermansiaanse feestmaal willen missen ?» Het hoeft nauwelijks gezegd hoe groot zijn populariteit in het Rijnland was door zijn boeken, zijn lezingen en een tentoonstelling van zijn tekenwerk in het beroemde Wallraf-Richartz-muzeum. Hetzelfde nummer bracht ook het verhaal «In de Koninklijke Vlaai», waaruit het eerste bedrijf inspiratie putte.
Het sukses was enorm, JDe toneelrecensies zwaaiden hooggestemde lof over dit «volksstuk». Men noemde het blijspel «een greep uit het volksleven», «een spektakel van humor, van grappige woordspelingen, van komische situaties, van grove scherts en menselijke zwakheden, zodat het een genoegen is voor akteurs en toeschouwers».
Karl Eiland besloot : «Timmermans' sprong op het toneel is gelukt» (12). Vooral de sappige, onverbloemde taal en de plastische schildering genoten grote waardering.
Richard Litterscheid noemde het «ein Meisterwerk szenischer Kleinmalerei und warmblütiger Charakterzeichnung». (13). Het publiek voelde zich ongetwijfeld aangetrokken door de met de Rijnlandse mentalitelt verwante «flämische Gemütlichkeit».
Uit de geraadpleegde foto's (14) blijkt dat veel zorg werd besteed aan het toneelbeeld. Dekoratie, kapsel en kostumering getuigen hier en daar echter van een typisch Duitse smaak, ofschoon het stuk zich nadrukkelijk in Vlaanderen afspeelt.
Van de geslaagde opvoeringen te Essen (Duitsland) geeft het fotomateriaal (15) eveneens enige indruk, hoewel het verrast dat dirigent Snijders in een harlekijn-plunje verscheen en dat het bakkertje vertolkt werd door een gezellige dikkerd. De dekors van de drie bedrijven riepen er kennelijk de gewenste sfeer op : het bakkerswinkeltje, met doorkijk op de straat; de met lampions versierde tuin, met prieeltje en de grote veranda tegen de achtergevel van het burgemeestershuis; de spaarzaam verlichte, armoedige schoenlappers-woning, met rommelig winkeltje.
Ook elders in Duitsland kreeg «Die sanfte Kehle» open doekjes. In amper twee speelseizoenen kwam het stuk in een dozijn schouwburgen, totdat de reeks opvoeringen afbrak op een wenk van de hoogste autoriteiten.
Onthaal in Antwerpen
De Keulse première werd bijgewoond door Joris Diels, direkteur van de KNS te Antwerpen, met het inzicht; het werk ook in zijn schouwburg uit te brengen (16). Op 8 januari 1938 kwam «De zachte Keel» (17) er voor het voetlicht, in aanwezigheid van de familie Timmermans. Tevoren had de Lierse schrijver reeds een repetitie bijgewoond (18).
Pers en publiek prezen Diels' regie en de vertolking van Robert Marcel (Constant Snieders), Edward Gorle (burgemeester De Jongh), Lize van Camp (madame De Jongh), Gella Allaert (dochter Cecilia), Jan Cammans (Soke van der Musschen), Frans van de Brande (zoon Willem), Remy Angenot (Piet Lantaarn), (Jeanne de Coen (zijn vrouw Griet) en Greta Lens (dochter Anneke) (19) .
Ondanks de uitstekende rolbezetting werd het toneelwerk door de kritiek vrij algemeen ongunstig onthaald De kranten vonden het «sappige blijspel» te breed «uitgesponnen».
In «De Volksgazet» (20) noemde Lode Zielens het in bepaalde passages «uitdagend naïef en onbeholpen», terwijl Jan de Schuyter (21) het gegeven, vooral in het laatste bedrijf, zelfs als «gewaagd » bestempelde. Rip (22) vergeleek het peil van het stuk met dat van kluchten van Jos Janssen en Dirk Speelmans.
Heel de Vlaamse pers besteedde veel aandacht aan de première in eigen land (23), maar de meest deskundige recensie, tevens de meest genuanceerde, lazen wij in «Het Toneel» (24). Lode Monteyne betreurde in zijn breedvoerig stuk «onbehendige architektuur» van het werk, met "slechts een geringe dramatische potentie". Hij verwierp de «soms in boekentaal gestelde dialogen». Hierbij aansluitend moet ik toegeven dat de taal inderdaad vrij stroef klinkt. Aan de Nederlandse tekst is hier en daar voelbaar dat hij uit het Duits werd overgezet. Timmermans heeft blijkbaar wegens tijdgebrek de dialogen niet herdacht maar ze tamelijk slaafs vertaald.
De hoofdredakteur van het genoemde weekblad merkte verder op dat het onderwerp zich beter zou geleend hebben voor een verhaal of novelle. In «Ons Lier» (25) vernemen we dat dit aanvankelijk de bedoeling was geweest van Timmermans, totdat hij het tema vertelde aan Jacobs, die meteen voorstelde er samen een toneelstuk uit te distilleren.
 Opvoering te Lier 1972 - Jan Hendrickx,Wiske Henderyckx en Jef Saerens
De foto's (26) tonen aan dat de dekors van Lon Landau stijlloos waren. Robert Marcel herinnert zich dat het werk geen hoogvlieger was en hij voegt er aan toe, dat er toen om de week een nieuw stuk werd gespeeld, wat een degelijke enscenering en instudering vrijwel uitsloot.
Het wil mij voorkomen dat de hoofdoorzaak van de ontgoocheling te wijten was aan de te hoog gespannen verwachtingen. Die waren het gevolg van het recent, overrompelend sukses in het buitenland en van het opgeschroefde perscommunique van de KNS, waar werd in aangekondigd dat dit blijspel een nieuwe faze zou inleiden in de artistieke loopbaan van Felix Timmermans. Anderzijds was het Antwerpse schouwburgpubliek verwend door de toneeltechnisch verantwoorde Timmermans-stukken in samenwerking met Veterman.
Daarbij leefde het jongste boek « Boerenpsalm » (1935) nog fris in het geheugen. De opvolging van die sterke roman door een op folklore geënte komedie betekende uiteraard een verzwakking.
En dat de critici voor een genie als Timmermans strenge normen aanlegden, lijkt mij logisch.
«De zachte Keel» hield een week de Antwerpse planken. De Lierse auteur was teleurgesteld. Sindsdien verdween het stuk dertig jaar van de affiche.
Het bleef in het Nederlands onuitgegeven. (27)
Eigen lachspiegel
Het Verbond der Lierse Toneelkringen komt de verdienste toe het vrijwel vergeten blijspel van Timmermans en Jacobs in januari 1968 in het stadje-van-inspiratie te hebben op-gevoerd. Voorzitter Karel Betz deed de rolverdeling. Uit het akteurspotentieel van de aangesloten liefhebbersgezelschappen koos hij de als fizisch type meest geschikte spelers. De regie werd toevertrouwd aan Jef Saerens, die in slappere speelfazen de dialogen besnoeide.
Toen ik bij die gelegenheid ontstaan en betekenis van het stuk in het programma schetste (28) , heb ik me enigszins gerezerveerd uitgelaten. Hoe kon het anders, nadat ik de afkrakende recensies van de vóóroorlogse Antwerpse voorstelling had gelezen en er de originele tekst naast had gelegd? De onverhoopte bijval te Lier bewees echter dat de komedie na drie decennia nog speelbaar bleek.
Dit sukses was in hoofdzaak toe te schrijven aan drie faktoren. Vooreerste verliep de aktie vlotter, door drastische coupures van verouderde monologen en van remmende uitweidingen en herhalingen. De taal werd versoepeld. Bovendien werden de dialogen vinnig aangekleurd met dialektvormen. Akteurs hebben tussen hun tekst geestige Lierse uitdrukkingen ingevoegd. De vaak plastische volkshumor in een smeuig taaltje kruidt het toneelwerk.
Dit uitleven in hun eigen, pittig idioom doet de spelers aan natuurlijkheid winnen.
Amateurs kruipen immers nog steeds het best in de huid van dialektsprekers. Het eksperiment om de volkslui in onvervalst Liers te laten praten en schelden en het ABN uitsluitend in de mond te leggen van de burgerij leek me in dit geval volkomen verantwoord en geslaagd. Deze prettige kontrastwerking tekent overigens de schrille tegenstelling van sociale klassen in een kleine stad van weleer.
De derde, wellicht doorslaggevende faktor om deze ingekorte, versoberde versie van «De zachte Keel» bij een Liers publiek te doen aanslaan, is het lokale tema. Aan de bazis van het pittoreske blijspel liggen duidelijk herkenbare feiten en toestanden, weliswaar met fantazie aangedikt. De satire werd gevoed door plaatselijke bronnen. Timmermans schilderde de karakteristieke trekken van de kleinburgerlijkheid in het nog romantisch dommelend provincienest uit het begin van deze eeuw.
 Jef Vervloet als Soke Van der Musschen - Lier 1972
De oorspronkelijk satirische aard ontsnapt vandaag aan de Lierse toeschouwer, die zich met behagen onderdompelt in deze uiting van realistische humor-romantiek rondom zijn «Schoon Lier» uit vervlogen tijden. Ik geloof echter dat «De zachte Keel» de provinciegrenzen niet meer kan overschrijden. Het modern teaterpubliek uit de grootstad is allergisch voor zulk voorbijgestreefd onderwerp in operette-stijl en waar de lokale verf dik over uitgesmeerd ligt.
In dit Timmermans-jaar haalde het plaatselijk Toneelverbond dit toneelstuk anderrnaal uit de verborgenheid en zette het in de spotlights naast Timmermans' literaire glanspunten.
Door het volgehouden, hoge speeltempo verblijdde het pretentieloze stuk het lachgrage publiek nog meer dan voor vier jaren.
Ik schreef o.m. in het programma (29) : «De zachte Keel» doet niet zo grotesk aan als «Mijnheer Pirroen», mist de poëzie van «En waar de Ster bleef stille staan», ontroert niet zoals «Leontientje» en ontbeert de dramatiek van «Boerenpsalm». De bekoring van onderhavig blijspel dient op een ander vlak gezocht dan bij de geciteerde, vaste repertoirestukken. Naar de geest lijkt mij de komedie nog het meest verwant met humoresken uit zijn verhalenbundels. Al deze werken staan dicht bij het volk, zijn sterk folkloristisch getint en werden in een Liers milieu geprojekteerd».
Het plan bestaat het stuk dit najaar met dezelfde bezetting in Lier weder op te voeren.
Een gelegenheid wellicht om, in het kader van de financiële mogelijkheden, een extra-inspanning te doen voor het dekor. Ook de belichtmg houdt nog meer sfeer-scheppende mogelijkheden in.
Wij eren de universele Lierse kunstenaar in zijn beste scheppingen, waarmee hij de tijdsmuur heeft doorbroken. Toch doen de recente opvoeringen Felix Timmermans na een kwarteeuw nog zeer nabij voelen. Al heeft «De zachte Keel» de Zuidnederlandse toneelliteratuur niet verrijkt, toch kunnen wij er niet achteloos aan voorbijgaan (30). Geen facet van zijn veelzijdig uvre mag immers onbelicht blijven voor de totale kennis van deze grote figuur.
Voetnoten
(1) Het ingekorte drama werd opgenomen in «De nieuwe Gids», oktober 1911.
(2) "O.-L-Vrouw in de Doornkens" (1927), toneelspel in drie bedrijven door Henri Ghéon.
(3) K. Jacobs (Essen) vertaalde o.m. werk van Streuvels, Claes, Van de Woestijne en Timmermans. Buiten zijn verder geciteerd gedenkboek over F.T., leverde Jacobs een bijdrage voor "Felix Timmermans, Dichter und Zeichner seines Volkes» (1935) van Adolf von Hatzfeld, en voor «Herinneringen aan Felix Timmermans» (1950) van Renaat Veremans.
(4) «Felix Timmermans, Lebenstage und Wesenszüge eines Dichters», Diisseldorf 1049, pp.207 222.
(5) Uit interviews van 1936 en 1937, opgesomd en samengevat door José de Ceulaer in zijn boek «En toch, Spiegelbeeld van Felix Timmermans» (1967), pp. 99-103, blijkt dat F.T. in die periode tussendoor aan « De zachte Keel» werkte. Bovendien schreef hij reeds gedeelten van «Ik zag Cecilia komen» (1938). Verder verleende hij zijn medewerking aan de vertaling van «Het Jaar des Heren» van Karl Heinrich Waggerl (1937) en aan het toneelstuk «Het Filmspel van Sint-Franciscus» (1938). Hij was toen ook al volop bezig de stof te verzamelen voor een «Familiekronijk», die uiteindelijk «De Familie Hernat» (1941) zou worden. Tussenin groeide het libretto van Veremans' opera «Anna-Marie» (1938) en vond hij nog tijd voor voordrachtreizen in het buitenland.
(6) Sedert het midden van vorige eeuw bestaat te Lier de zangvereniging «Orpheus». In de dertiger jaren behoorden de leden nog meestal tot de katolieke burgerij en de hogere middenstand.
Het toeval wil dat de huidige Lierse burgemeester sinds 1952 eveneens voorzitter is van deze nog steeds bloeiende vereniging. Leden van de koninklijke maatschappij «Orpheus» traden zelfs mee op in het koor uit het tweede bedrijf (opvoering van 1968 te Lier).
De naam «Orpheus» duikt bij Timmermans nog even op, maar dan als harmonie in het verhaal «Het Liefdekabinet» uit de bundel «Pijp en Toebak» (1933).
(7) In de oorspronkelijke, Duitse versie : Snijders.
(8) Deze figuur komt gewandeld uit de vertelling «In de Koninklijke Vlaai», opgenomen in «Het Keerseken in de Lanteern» (1924)
(9) Het tema van de Lierse zangvereniging werd door Timmermans achteraf opnieuw aangepakt in zijn scenario voor de film «Een Engel van een Man» (1939).
(10) Felix Timmermans und Karl Jacobs : «Die sanfte Kehle. Komodie in drei Akten», Munchen 1937, p. 4
(11) «Die Tribune», Halbmonatschrift der Bühnen der Hansestadt Köln, jg. 11, nr 3.
(12) «Rheinisch-Westfälische Zeitung», 7 oktober 1937.
(13) «National Zeitung», Essen, 8 oktober 1937. Lovende besprekingen verschenen verder in «Westdeutscher Beobachter» (7 oktober 1937), «Kölnische Zeitung» (7 oktober 1937),«Rheinische Landeszeitung»(8 oktober 1937), «Der Neue Tag» (8 oktober 1937) en «Westfalische Landeszeitung», (8 oktober 1937).
De Nederlandse citaten werden vertaald door steller van dit artikel.
(14) In het bezit van mevr. FT. en in het prospektus voor de tekstuitgave (zie voetnoot 10).
(15) In het bezit van mevr. FT. en van K. Jacobs.
(16) «Het Toneel», 23 oktober 1937.
(17) Eerst aangekondigd in de archaïstische vorm «De zachte Kele»,
(18) «Het Toneel», 1 januari 1938.
(19) Als bijrollen noteren we o.m. Henriette de Vreker, Jet Naessens, Cara van Wersch, Free Waeles en Charles Janssens.
(20) 10 januari 1938.
(21) «Het Handelsblad van Antwerpen», 9 januari 1938.
(22) Pseudoniem van August Monet; «De nieuwe Gazet», 10 januari 1938.
(23) Buiten de geciteerde kranten, verschenen besprekingen in «Gazet van Antwerpen» (9 januari 1938), «Volk en Staat» (9 januari 1938),«De Dag»(9 en 10 januari 1838) en «De Morgenpost.»( 10 januari 1938). «Zondagsvriend» (13 januari 1938) en«Ons Land» (15 januari 1938) publiceerden foto's.
(24) 15 januari 1938.
(25) 30 januari 1938.
(26) Illustraties bij de geciteerde besprekingen en één opname in het bezit van Robert Marcel.
(27) De stadsbiblioteek van Antwerpen bewaart een gestencild werkeksemplaar.
(28) «Muziek maakt al lawaai genoeg», opvoering in de stadsschouwburg Vredeberg te Lier, 30 januari 1968.
(29) «De zachte Keel», opvoeringen in de stadsschouwburg Vredeberg te Lier, 16 en 21 april 1972.
(30) Karl Jacobs bewerkte ook Timmermans' verhaal «De Bende van de onzichtbare Hand» (uit «Vertelsels» II, 1944) tot jeugdtoneel : «Die unsichtbare Hand». Exakte gegevens ontbreken mij vooralsnog. Het lijkt me de moeite waard de mogelijkheid tot opvoering in het Nederlands te onderzoeken.
*************
|