In het Eden van gisterenxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Met vakantie in Minneke Poes
Door Gaston Durnez - uit De autotoerist 1972
Op toeristisch gebied heeft Lier zoveel aan Felix Tirnmermans te danken, dat men de Vereniging voor Vreemdelingenverkeer er gerust de Fee Fee Fee mag noemen.
Ik zeg nu Lier, maar ik denk eigenlijk aan het hele Land van Rijen en omstreken, aan het gebied waar het «spekbuikige Brabant» en «het magere, mijmerende Kempenland» met elkaar in het huwelijk zijn getreden, de buurt waar het Kindeke Jezus in Vlaanderen is gekomen, waar boer Wortel van zijn pastoor te horen kreeg dat het leven geen lach is en waar Pallieter de dagen heeft gemolken.
De legende wil dat Sint Gummarus Lier heeft gesticht. Ik neem het aan, al begrijp ik dan niet zo best waarom hij, die gevelde bomen kon doen herleven, niet een keertje uit zijn krammen schiet om onze bossen en dreven te helpen redden. Lier is zijn werk, goed. Maar Schoon Lier werd geschapen door Felix Timmermans. Hij heeft zijn geboortestad en haar omgeving herschilderd en een glans gegeven als nooit voordien.
Een der mooiste voorbeelden is « Minneke Poes ».

Er zijn maar weinig boeken die ik zo vaak heb herlezen als dit kleinood uit de Kempen.
En altijd opnieuw verrast het mij en ben ik er gelukkig om. Ik zal het nog dikwijls lezen.
Het is een boek als een kermis. Een van de beste en geestigste Timmermansen. Zijn taal verwondert mij telkens weer door haar vrolijke tinten en haar mirakuleus vermogen om de dingen uit te beelden. « Minneke Poes » behoort tot de fijnste humoristische literatuur in Vlaanderen. Ik vraag mij af waarom het lange tijd zowat op het achterplan is gebleven. Misschien omdat het maar als een intermezzo werd beschouwd?
De kunst van het intermezzo valt bij ons nog zo vaak tussen de plooien.
« Minneke Poes » bevat notities over een vakantie in een Kempens dorp. Het is een soort van dagboek waarin de atmosfeer, de klank en de kleur van de seizoenen worden gemengd met opmerkingen over mensen en dingen uit de dagelijkse gang van zaken. Timmermans kreeg de inspiratie voor dit kostelijke boekje toen hij in 1939 drie seizoenen lang rust en ontspanning zocht in het grensgebied van Lier.
De titel van het boek is de naam van een villa in de vakantiebossen van Grobbendonk, aan de rand van de gemeente, dicht bij de dorpskern van Bouwel. Zij lag er, zoals Lia Timmermans vertelt, «aan het einde van een lichtgele zandweg, tegen een laag dennenboske geduwd».
Een Lierse dokter was en is er de eigenaar van. Hij verhuurde het huis aan de schrijver toen die verandering van omgeving wilde voor hem, zijn gezin en vooral zijn vrouw.
In die moeilijke maanden voor de tweede wereldoorlog, werd de familie getroffen door 't overlijden van de grootmoeder, die al jaren bij haar inwoonde. Marieke Timmermans was nu vaak alleen thuis, terwijl haar man op reis moest voor voordrachten en de kinderen op school bleven. Zij leed erg onder het verlies. Toen ging haar man op zoek naar een middel om haar wat te bemoedigen. Hij vond het in de dennenbossen.
Van de lente tot oktober 1939 zouden zij er wonen.
Timmermans werkte in die tijd aan zijn roman «De Familie Hernat», maar eens goed en wel in het buitenverblijf liet hij het boek liggen waar het lag en leefde als God in de Kempen. Hij schetste en tekende, speelde met de kinderen, ging wandelen in bos en hei. Kalm en bedaard, want hij moest toen al «op zijn hart letten», volgde hij het leven in dat stukje verloren gelegd paradijs, keek zijn ogen uit naar schone dingen en luisterde naar zijn trouwe vriend en gids in de streek, August Keersmakers. Dat was de gemeentesekretaris van Bouwel, een oude en wijze man, die zoveel van de natuur kende, dat Timmermans hem "de begenadigde sekretaris van de vogelen, de insekten en de planten" noemde.
Aan hem zou later het boek worden opgedragen.
Timmermans heeft daar in Grobbendonk een der gelukkigste jaren van zijn leven doorgebracht Zijn familieleden hebben het getuigd. Maar zijn lezers wisten het al.
Zij voelden het op elke pagina. Het boekje is geschreven door een man die tenvolle geniet van alles wat de wereld hem op dit kleine plekje in alle eenvoud bieden kan. Over alle bladzijden ligt de heldere schijn van de humor, de glans van de blijheid omdat hij dit alles mag waarnemen. Nog mag waarnemen.
Timmermans weet het zo goed als iemand anders : terwijl hij in « Minneke Poes » naar de sterren kijkt, terwijl hij wandelt langs de groene Nete, komt de oorlog onafwendbaar dichterbij. Misschien beleeft hij daarom alles zo intens ? Vurig plukt hij de bloemen van die laatste vrije zomer. Als de winter voor de deur staat en hij besluit over deze vakantie een dagboekje te schrijven, dan begint hij met het woordje «vredig». Hij laat dan alles weg wat de idylle zou kunnen bezoedelen. De telefoonpalen zoemen wel ergens «gazettennieuws», maar wat er van de buitenwereld te vernemen valt, meldt hij niet, Nu telt nog alleen het gegons van de stilte. Hij beschrijft een stukje Kempen-buiten-de-tijd, het Eden van gisteren.
De beste humor van Timmermans leefde in de wijze waarop hij de mensen waarnam en in de taal waarrnee hij die waarneming vertolkte.
Een groot voorbeeld lees je in zijn relaas over kermiszondag. De processie trekt door het dorp en de barones stapt met haar twee dochters achter liet Allerheiligste : «Zij zijn karig gekleed, want zij willen niet opvallen en de aandacht trekken. Vlak na hen blinkt de garde-champetter met blanke sabel, zijn hoofd scheef van recht te gaan...
De onmogelijke poging tot waardigheid wordt hier met een paar woorden meesterlijk getypeerd. De champetter zal nooit meer uit zijn verbeelding verdwijnen. Sinds ik hem in dit boek heb gezien, kijk ik naar alle processies en stoeten, naar alle manifestaties en Grote Gebeurtenissen, om hem terug te vinden, en ik zie hem inderdaad overal opstappen, in allerlei uniformen en kledij, altijd hetzelfde scheve hoofd. Dit zal niemand nog ooit recht krijgen.
Sla « Minneke Poes » open, gelijk waar, en je vindt zulke verrukkelijke beelden.
Op bladzijde 10 slenteren de wolken «dik van geluk door de zondagmorgen, aan de vertelselblauwe lucht». «Een distelvink tikt gaatjes in de stilte. En op het glanzend vlies van 't diepe water ligt de hemel genietend op zijn rug met waterleliën tussen de vingeren».
Zo wordt de wereld soms in woorden opnieuw geschapen.
Op bladzijde 51 zit «een verzadigde kat, wit en zwart in ekster verkleed». Op bladzijde 52 ziet het dorp er «tevreden uit als een volle kom melk». Het is er stil, heel stil.«Geen mens te zien. Er wordt verwacht. Zo is het goed. Goed en zwaar als een meloen. Ondertussen riekt het hier naar de boer en naar warme mastebossen. Een hangklok niest ergens binnen drie slagen af. Het stof gaat op zijn tenen staan om toch eens iemand te zien aankomen; het wandelt eens rond, rolt zich op tot een torentje, niemand te zien en 't legt zich weer gelaten neer op de grond».
Wie heeft er ooit zo sterk de rust van een zomerdorp in beeld gebracht? Wie heeft er zelfs het stof van de weg zo'n persoonlijkheid gegeven?
Verleden zomer woonden wij in de buurt en zijn wij de streek van « Minneke Poes » gaan verkennen. De villa staat er nog, met haar naam in grote letters op haar voorhoofd. Maar het lage dennenbosje van toen is hoog opgeschoten. En de lichtgele zandweg ligt er assezwart bij. Hij draagt nu de naam van zijn beroemde vakantieganger. Achter de bomen aan de overkant hoor je voortdurend het snelle gezwoeg van auto's op de Boudewijnsnelweg die de Kempen doorklieft. In het dorp staan, liggen of zitten de huizen nog elk «naar eigen meug en goesting», maar de lemen hutten die Timmermans er zag, zijn al lang geëmigreerd naar Bokrijk, en in verkavelde bossen en plekjes hei pronken zomervilla's in alle vormen en kleuren achter hagen of afsluitingen van beton en groene plastic-draad. Als je hier en daar geplons hoort, komt dat niet uit de Kempense vaart, want die is gedempt Het zijn de prive-zwembaden met hun bikini's.
En toch was het niet alleen met melancholie maar met oprechte vreugde en levensblijheid dat wij daar nog eens, onder de dennebomen, naast de betonbaan, in « Minneke Poes » hebben zitten lezen. De suggestieve kracht van Timmermans' proza is zo sterk, dat zijn lezers de wereld willen zien zoals hij die eenmaal opnieuw heeft geschilderd. Zelfs het bleekste gehucht krijgt een blos op de wangen als hij het met zijn humor en poëzie heeft nagetekend en gekleurd.
Onze ogen zijn wondere kijkers. Zij zien voor een groot deel wat wij denken te zien, wat wij verwachten en dromen. En als wij ons overleveren aan een Fee als deze, dan zitten wij meteen volop in het sprookje en krijgt de wereld een ander uitzicht, alsof er nooit een oorlog is geweest. Dan vind je ook in de Kempen, hier en daar, nog een beetje vrede, verborgen tussen de trage Nete en de snelweg.
«Minneke Poes» verscheen in 1942, als nr. 3 van de serie "Blauwe Snoeckjes". bij Snoeck, Gent. U kunt er over lezen in «Mijn Vader» van Lia Timmermans (1951) en «Felix Timmermans, de mens - het werk» van Louis Vercammen (1972), waaraan de gegevens voor dit artikel werden ontleend.
************
|