Een woordeken over den Fé.
Een denkbeeldig intervieuw bij gelegenheid van zijn vijftigste verjaardag.
Door Scaldis - vrijdag 3 juli 1936
Er is geen Vlaamsch schrijver, die zoo voortdurend door de Pers wordt lastig gevallen als Felix Leopold Maximiliaan Timmermans. En ofschoon wij Felix te goed kennen om niet te weten, dat hij daaraan - aan al die interviews en dergelijke dingen - een grondigen hekel heeft, is hij toch beleefd genoeg om geen armen penneknecht, die bij hem om een stukje copy komt, ongenadig de deur te wijzen.
"De Fé wordt vijftig, vriend Scaldis" zegde onze beminnelijke hoofdredakteur, "ga hem eens interviewen."
Vriend Scaldis begreep wie "de Fé" was, knikte instemmend en maakte zich gereed om de reis naar de stad met de "leverworstkleur" te ondernemen.
Maar toen hij de bus wilde opstappen - het was warm en op het terras van een café was het goed zitten - bedacht hij in een opwelling van ware menschen-liefde : "Laten wij den Fé gerust, wenschen wij hem op afstand proficiat en houden wij met hem een gesprek in gedachten. Hij zal dat nog te liever hebben. "
Ende, alzoo is geschied. Wij hebben dan plaats genomen op het terras van een gezellige Vlaamsche kroeg, bestelden een "Pallieter" en spraken met Felix, die er niet was.
Eerst hadden wij het over zijn populariteit. De afwezige Felix liet onzen woordenvloed over zijn grijzende lokken gaan en keek ons ietwat melancholisch aan, want, lezer, hebt gij het opgemerkt, hoe melancholisch en ingetogen Felix Timmermans kan staren ? Artisten zijn doorgaans zeer eenzaam en ook Timmermans moet zich af en toe zeer eenzaam voelen.
Wij denken, dat op zulk oogenhlik de bewonderende groet van een voorbijganger hem natuurlijk wel eenig genoegen zal doen, maar dat daardoor die eenzaamheid in hem niet zal verdunnen, staat o.l. vast. Het is natuurlijk een troost, die veel hooger uitgaat dan de schoonste kritieken, en daar mee was de afwezige Timmermans het eens, dat een schrijver door middel van zijn boeken zich zoovele vrienden heeft kunnen maken en in casu gemaakt heeft. Indien dit populariteit is, de gemeenschap, die tot stand is gekomen tusschen een schrijver en zijn lezers, dan is Timmermans zeker de schoonste populariteit toe te kennen, die men hier maar kennen kan !
En het is wel onnoodig te zeggen, dat wij, bij een tweeden beker "Pallieter" stilzwijgend stapten over enkele biografische nota's, den lezer meer dan waarschijnlijk overbekend.
Want wat zin had het aan Timmermans, zelf afwezig, te vragen, waar hij geboren is, als iedereen weet, dat Lier deze eer genoot? Wat zin had het verder hem te vragen naar het ouderlijke huis, als iedereen weet, dat zijn vader een verteller was, zooals er velen in het volk leven en dat de Fé van huize uit de gave van het vertellen heeft medegekregen, vertellen, zooals hij dat met Ernest Claes ten onzent maar alleen kan. En dan weze hier dadelijk aan toegevoegd, dat de Fé meer artist zijnde, zijn vertelsels met schoonere kleuren en tinten weet te omhangen dan de vader van den Witte. Wij weten overigens allemaal, dat de Fé een authentieke volksjongen is, iemand die alles aan zich zelf heeft moeten leeren en alles uit zich zelf heeft moeten halen. Dit doet natuurlijk iedere schrijver, maar degenen, die uit de volksklas komen, hebben heel wat meer kultureelen achterstand in te halen dan zij, die een soliedere opvoeding hebben genoten. De Fé is een self-made man in de volste en schoonste beteekenis van het woord. Hij is begonnen met gedichtjes te schrijven en ze te publiceeren als "Polleke van der Meir" hier knikte de afwezige Fé ietwat beschaamd, zij het afwezig, want deze publicatie wil hij om geenen waarom tot zijn produktie gerekend zien.
Bij een derden "Pallieter" besloten wij erover te zwijgen, of schoon het voor iedereen duidelijk is, dat zelfs de Fé zeer jong moet geweest zijn, hoe jong hij trouwens nog is. Maar goed, laten wij voortgaan ... Fés litteraire carrière neemt eigenlijk een aanvang van toen hij met Thiry, die nu uitgever is geworden, "Schemeringen van den Dood" en "Begijnhofsproken" uitgaf...
Te dien tijde was Fé een melancholicus, iemand die de dingen nogal zwartgallig inzag en het is wel eigenaardig, dat vele schrijver hun somberste boeken in hun jeugd hebben geschreven. Komt het, omdat zij dan min of meer bang zijn van die enorme kracht, die leven heet ; is het een uitvloeisel van hun jongelingsjaren, wanneer men de dingen méér bespiegelt dan aanvaardt! Er is daar dan, niet waar Felix, een krisiske op gevolgd en Felix Leopold Maximiliaan is, als reaktie tegen die overspannenheid, tot het leven teruggekeerd. En omdat daaraan niemand zou twijfelen, schreef hij dan "Pallieter" het boek, dat een opgang heeft gekend en nog kent zooals géén werk in de moderne Vlaamsche letterkunde opgang heeft gemaakt. Over Pallieter is enorm veel geschreven, méér dan Felix waarschijnlijk lief is. Pallieter beteekende niets minder dan de gezonde, joviale aanvaarding van het leven in zijn schoonste uitingen. Het was een democratisch boek.
Pallieter was een Vlaamsche volksjongen, die zich overgaf aan de natuur en er de sterkende kracht als een niet te genoeg te prijzen weldaad van onderging. Pallieter verscheen, toen de menschen hier zwart van den honger zagen en het troosstte hen, het wees hen op de heerlijkheden van het leven, zooals te dien tijde, volop in oorlogsjaren, iedereen het leven min of meer droomde. Er is door beroepsliteratoren nogal veel kwaad gezegd over Pallieter o.a. dat Pallieter geen volledig mensch was, want dat de smart hem onbekend bleef maar dit zijn allemaal litteraire bedenksels, die wellicht toch Timmermans eenigzins hebben bedroefd, want zij wezen erop, dat de argeloosheid, waarop die ode aan de natuur was gestemd, niet begrepen was geworden. Duizenden hebben zich echter gevoed met dit boek en nog neemt het iedereen in, omdat het van de eerste bladzijde tot de laatste van een jongelingsachtige oprechtheid en zuiverheid is.
De jonge mensch, die zóó spontaan openstaat voor indrukken hem door de natuur verschaft, heeft zijn hart verpand aan dit toch zoo menschelijk boekske en de dankbaarheid, die hij in zijn jonge jaren voor den schrijver ervan gevuld heeft, blijft hem zijn heele leven bij, ook al gaat hij in zijn latere jaren naar een andere soort literatuur verlangen.
Gij hebt het gelukkig niet bij dit eene boekje gelaten, zegden wij tot den afwezigen Timmermans en Fé knikte bevestigend. Uw kindeke Jezus in Vlaanderen was stiller en voor sommigen dieper van toon, hernamen wij, het sloot aan bij de Vlaamsche meesters, die de drama's van de heilige schrift onder het eigen volk zagen gebeuren, iets van de levendige kracht van het heilige boek zoowel bewijst als de verbeeldingskracht van dit volk.
Een "suverlic boekske" een meesterwerkje in zijn genre, een poëma, dat volkomen af is, waarin gij u toont in al uw grootheid, is dit Juffrouw Symforosa, Felix. Heel uw goed en meevoelend hart, heel uw artisten-temperament, uw zin voor den geur en de kleur van de dingen hebt gij in dit boekje vertolkt met een zuiverheid, waarvoor alle eerbied geboden is. Wat mij persoonlijk betreft, ik heb er al jaren door een indruk van bewaard van iets subtiels, van iets, dat te teer en te delikaat was om door menschen te worden gezegd, en dat gij toch in al uw kieschheid en uw zuiverheid met oneindige teederheid en menschelijk inzicht wist te zeggen. Ik weet niet, Felix, of dit boekske het groote publiek heeft bereikt. Ik geloof van niet en dit is echt jammer voor dit groote publiek. Daarna zijn nog zoovele boeken verschenen, ik ben er den tel van kwijt en ik beken eerlijk ze niet alle gelezen te hebben.
Neem mij niet kwalijk, Felix, ik zal het u maar ronduit bekennen : uw boeken over dit hovenierken Gods en over Fransiskus zijn mij ontgaan en ook enkele van uw vertellingen.
Ik ken "En waar de Ster bleef stille staan" (natuurlijk ook boven uw huis, Felix, hoe zoudt gij dit anders hebben kunnen schrijven!) Maar uw Piroen en uw Cesarine van Sint Jan uit "Anna Marie" hebben mij destijd danig te pakken gehad; minder voelde ik voor uw Leontientje, dat was nogal Conscience achtig, maar uw nobel gemoed was daarentegen dan weer te waardeeren in uwe pastoors-figuur in dit boek met den schoonen titel "De Pastoor uit den Bloeyenden Wijngaard". In uwen "Breughel" hebt gij dan weer een uitstekende uitbeelding gegeven van zeker oubollig Vlaamsch leven, zooals dat niemand bij ons kan.
Ik zal niet beweren, dat volgens mij dit boek naar alle zijden vlekkeloos is en ik er niet een en ander in mis, maar ik bewonder dan toch zeer de evokatieve kracht van sommige fragmenten. Laten wij zwijgen over uwen Krabbekoker, omdat gij daar niet op uw best zijt, maar uw "Boerenpsalm" is een uitstekend geslaagd werk nooit hebt gij een meer levenswaar werk geschreven en als dit het feestgeschenk is, waarmede gij uw trouwe lezers op uw vijftigsten verjaardag hebt willen verrassen, dan kunnen wij niet anders zeggen, dan dit : Fé, gij hebt ze een koninklijk geschenk gegeven. Dit boek zal wel in de vele talen vertaald zijn, waarin gewoonlijk uw boeken worden overgezet en gij zult aan de vereenigde Europeanen aldus het epos van den Vlaamschen boer in zijn grondige schoonheid hebben kunnen mededeelen. Zoo zijn we weer op ons uitgangspunt terug : uw verjaardag, waarmede wij u en ons geluk wenschen.
Iemand, die een zoo sterk boek heeft geschreven bij het begin van zijn tweede jeugd, openbaart zich een kunstenaar met bewonderenswaardige vitaliteit. Wij hebben zeer sterk de overtuiging, dat gij, Fé, het gevoel moet kennen, als zoudt gij eerst nu begonnen zijn.
Dit gevoel is eigen aan sterke naturen, aan schrijvers, die als Timmermans volstrekt eerlijk staan tegenover hun kunst en wier werk, globaal genomen een groei is. Op den morgen van uw vijftigsten verjaardag hier richtten wij ons weer direkt tot den afwezige op dien morgen zult gij bij U zelf het besluit nemen : ik heb nog veel te zeggen, dat de Heer der heirscharen mij den tijd geeft om dit vele nog te zeggen. Er zijn nog zoovele schoone, goedhartige, levenswarme uitingen van mijn volk, waarover 'n woondeke te zeggen is.
Lieve-Heerke,laat mij dit woordeke zeggen, zoo simpel en zoo eenvoudig mogelijk en in die simpelheid en in dien eenvoud zoo schoon mogelijk,want dit volk ligt mij na aan het hart.
Felix, bij de vele gelukwenschen moet ge nog de duizenden en duizenden bijvoegen van de lezers van de Stad en sta mij toe op uw gezondheid en op uw verdere letterkundige, Akademische en schilderkunstige werkzaamheden nog een glazeke Pallieter te drinken.
Wij zijn allemaal blij, dat gij er zijt en gelukkig in de zekerheid, dat gij er nog lang zult zijn.
*****
|