Onze groote schrijver Felix Timmermans.
Uit Ons Lier van 30 november 1941.
Niemand is profeet in zijn eigen stad. Dit zal Timmermans even goed als zoovele anderen moeten ondervinden hebben. Het is nu eenmaal een algemeen menschelijk verschijnsel dat alle grooten boven hun milieu uitgroeien zonder begrepen te worden. Dit is ook het geval voor Timmermans, niettegenstaande al zijn eenvoud en de simpele schoonheid van zijn volksche kunst.
De Lierenaars kennen den Fee te goed, ze staan te dicht op zijn handen te kijken wanneer hij werkt, hij grijpt te zeer uit hun eigen leven en zijn levensloop is voor elken stadsgenoot als een open boek.
Timmermans is geworteld in Lier als een boom en zit er sterk vastgezogen. Nooit heeft een artist zijn geboortestad zooveel eer aangedaan en nooit heeft een dichter met zooveel warmte zijn stad bezongen als de Fee. Het is waar, de atmosfeer van de schilderachtige Nethe-stad, met de plezante silhouetten van torens en daken, met zijn groote kerk, zijn belfort, zijn begijnhof, is wel bekoorlijk genoeg om een kunstenaar te inspireeren on te voeden. Er zijn echter nog andere mooie oorden van dichterlijke verbeelding en er zijn ook andere kunstenaars. Er is tot hiertoe maar één Timmermans zooals er maar één mooi Lier is.
En deze kunstenaar bij Gods genade heeft van die kleine Brabantssche stad het meest beroemde plekje gemaakt van de wereld, met er zijn kunstenaarstalent aan te wijden en zijn kunstenaarsroem er over uit te storten. En nu kan het wonder schijnen dat zulk een kleine stad, klein in vele beteekenissen van dit woord, een groot dichter en schilder kan voortbrengen.
Ik zeg dichter en schilder en hiermede heb ik een facet van zijn kunst aangeraakt. Sommigen gaan meenen de schrijver te moeten zoeken in zijn vertellingen en den schilder in zijn schilderijen. We meenen echter dat deze twee bij Timmermans niet te scheiden zijn.
Hij is evengoed schilder terwijl hij schrijft, zooals hij evengoed verteller is in zijn teekeningen en prenten. Het schilderen zit hem in het bloed, het is een sterke drang om alles in zijn koloriet te zien en te bewonderen. We noemden hem ook verteller en inderdaad in de eerste plaats is hij een zeer groot verteller ; we plaatsen hem naast den grooten Streuvels.
Timmermans is visueel, kolorist, raakt de dingen op zich zelf. Er ligt iets in zijn taal van de warmte en de blijheid der Liersche schilders ; van een Opsomer, een Van Rompay, een Ros. Het is ook in deze sfeer dat de Fee zich thuis voelt en zijn weg heeft veroverd.
De grootheid van hem ligt nu niet alleen het groote aamal boeken dat hij voortbracht, maar wel in zijn houding tegenover het leven en de kunst dit leven te vatten en vast te leggen in rijke atmosferische beelden.
Timmermans heeft zich een eigen wereld geschapen rond en in de atmosfeer van «Schoon Lier». Hij heeft er de folkloristische typeering van gegeven evenals een Fred Bogaerts in zijn interessante teekeningen. Maar hij heeft meer ontdekt dan deze kleine « bijouterie ».
Hij heeft de groote natuur gevonden in hare algeheele blijheid, goedheid, schoonheid en waarheid. De natuur streelt de aarde en blaast haar adem door en over de menschen heen.
In dit bijna om zoo te zeggen christelijk, welbegrepen pantheïsme heeft de gelukkige Timmermans zijn rust gevonden en zijn evenwicht. Hij kan de bomen in het landschap bewonderen, en de lucht beschrijven in haar duizende schakeeringen van kleur en wolken figuren. Hij kan het water en het landschap bezingen en de vogelen, maar hij kan ook den mensch schoon vinden, in zijn ruwheid, in zijn leelijkheid, in zijn natuurlijkheid en in zijn lompheid. Deze ruime artistieke kijk op menschen en dingen, met daarbij zooveel warmte en bewondering brengt den dichter bij de groote, poëtische zielen als een Franciscus, een Breugel. De eerste is de blijde zanger van Gods eeuwige tempel, de vurige dichter van de schoonheid. Geen wonder dat Timmermans Franciscus moest ontmoeten en de Harp van dezen poëet bespelen. De tweede was de groote ziener en kunstenaar die in voorbeeldelijke trekken de grootheid van ons volk in atmosferische landschappen en grootsche tafereelen heeft uitgebeeld. Timmermans is in zijn zienswijze aangaande dit volk, met den grooten Breugel verwant. Hij heeft hem dan ook in zijn eeuw en in zijn atmosfeer sterk aangevoeld. Verwantschap met en invloed wellicht, van dezen volkschen schilder uit de zestiende eeuw ligt ongetwijfeld in zijn "Kindeke Jezus in Vlaanderen" en "Driekoningen-triptiek".
We noemden Timmermans een poetisch mensch, en een schilder.
Dat is juist zijne persoonlijke grootheid, zijn buitengewone gave. Anderen hebben de wereld van de menschelijke ziel blootgelegd. Timmermans geeft het volle leven, dichterlijk en realistisch en vol kleur. Al wat hij beroert begint te leven onder de zindering van zijn woordenkoloriet.
De mooiste karaktertrek van onzen Lierschen artist is zijn eenvoud. Eenvoudig als artist, eenvoudig als mensch leeft de groote dichter als een gelukkige huisvader tusschen de zijnen en wandelt met welbehagen in het schilderachtig decor van zijne stad.
De groote Fee vindt het niet beneden zijn waardigheid tot de minderen en de jongeren te gaan en met vaderlijken raad te helpen en de hand te reiken tot samenwerking. Dit heeft hij bewezen als voorzitter van de Kunstenaarsgilde waar hij als een echte vader het bestuur in handen houdt.
In de voornaamste landen van de wereld is Timmermans gekend en zijn werken zijn in vele talen overgezet. De buitenlanders weten onzen verteller te waardeeren en bijna te aanbidden, het past dan ook dat de Lierenaars dit groote talent leeren waardeeren en bewonderen al staat hij dan ook zoo dicht bij ons.
Zoo lazen we nog in het « Hollandsch Nieuwsblad » o.m. : « Timmermans kent de mentaliteit van den boeren heeft de diepste wegen van dit natuurkind doorgrond ».
Wij zouden hier graag uit zijn geroemden Boerenpsalm citeeren, maar moeten er met oog op de ruimte van afzien. Hoe prachtig heeft hij niet de figuur van boer Wortel geschilderd.
De landman met al zijn moeite en zorgen, maar ook met zijn groot geloof, voor wie het werken en bebouwen een bijkans heilige handeling is geworden. Pater Em. Janssens s. j. schreef over dit boek: « Nog eens toonde de kunstenaar zich zwierig en zeker, als den begenadigde, den Koning, door geen ander bij ons te evenaren. Deze zelfde pater schreef naar aanleiding van de Familie Hernath, als slotsom over dit boek : Niettegenstaande alles schreef Timmermans een roman, die waarschijnlijk niemand bij ons hem nu naschrijven zal.
Het feit dat de Fee al de Facetten van het leven bespeelt, is het sprekendste bewijs hoe groot, veelzijdig en machtig kunstenaar hij is.
**********
|