Er zit muziek in het werk van vader!xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Uit Spectator 23 september 1972 - door Clara Timmermans
Uit de verzorgde uitgave van het Mercatorfonds leert men vader kennen "als mens-schrijver-schilder-tekenaar". Er staat ook in te lezen dat hij boetseerde, de hout- en linosnijkunst beoefende en etsen maakte. Daaruit blijkt dat vader veelzijdig begaafd was en hijzelf noemde het een speling van het lot, of liever nog, zag het als beleid van de Goddelijke Voorzienigheid dat hij tenslotte schrijver werd.
Maar in deze kleine herinneringschets wil ik nog een andere Timmermans tonen, en wel de verklanker met woorden van de muziek. Hij begreep en weerspiegelde met zijn taal zo intens, juist en raak elke vorm van muziek, omdat hij die ontzaglijk onderging en lief had.
Met mijn eigen muzikale opvoeding, heb ik de bewondering voor die kunst in vaders werk sterk aangevoeld en opgemerkt. Hoe weet hij met een paar zinnen het karakter van de instrumenten te bepalen, de stemming, de indruk van een melodie te beschrijven.
Vader was kunstenaar uit heel zijn hart en zijn gemoed, zo stond hij open voor elke schone betrachting, was hij gevoelig voor elke zielsontroering.
Daarom kon hij als jonge man, de vriendschap van Renaat Veremans en Lode De Vocht beantwoorden. Hun muzikale verrukking in zich opnemen, opvangen en langs zijn taal om, als vele weergalmen, begeesterd aan anderen mededelen.
Veremans leerde vader Wagner ontdekken en genieten. Het vaderhuis klonk in mijn prille jeugd dan ook als een ruisende zeeschelp vol stijgende thema's, klimmende muzikale zinnen en jubelende hoogten uit Parsifal, Lohengrin en Siegfrid. Dit alles kwam, voor ons kinderen, wonderlijk genoeg, uit een ouderwetse grammofoon, die met de hand moest opgedraaid worden. We kibbelden om die heerlijke taak voor vader te mogen uitvoeren. De fonoplaten die vader, ontroerd, telkens en telkens weer speelde, werden door zijn Duitse uitgever bij elk Kerstfeest als geschenk gestuurd. Later kwam daar nog de innige Schubert bij met zijn quartetten en quintetten. Van dezelfde toondichter zongen mama en ik liederen waarnaar vader altijd weer graag luisterde.
De discotheek werd nog aangevuld met vele klassieke opera-aria's, gezongen door de grote Caruso. Het was tenslotte toch Beethoven die de voorliefde wegdroeg, want vader zei eens: "moest ik kunnen componeren, ik zou het doen in de trant van Beethoven".
Veremans kon hem dan ook geen groter plezier doen dan bij een bezoek de serene Mondscheinsonate spelen. Ook Bach werd veel beluisterd. De hele familie woonde jaarlijks de uitvoering bij van het Matheuspassion op Paaszaterdag.
We zouden ons voor de hoogdag niet voldoende voorbereid voelen, indien we dat concert hadden gemist. Jaren later, toen ikzelf Bach zong en vooral Mozart werden de weekendavonden, wanneer Lia thuiskwam, die ons kon begeleiden op de piano, gezellige stonden.
Op een keer kloeg ik, ongeduldig omdat ik, door omstandigheden, nog geen schitterende ster geworden was aan de zanghemel. Vader troostte me en zei "Ge hebt Mozart binnengebracht in ons huis, daarmee hebt ge ons heel gelukkig gemaakt." Nu ik de werken van vader doorblader komt het me voor alsof hij getracht heeft de muziek door heel de tekst te weven als zilverdraad in brokaat. Ze klinkt bijna uit elk hoofdstuk, ontbreekt in geen enkel boek.
De eerste bladzijde van Pallieter begint al met een lied.
"Die mi morghen wecken zal
Dat salder wesen die nachtigal..."
Hij luistert naar "het perelende lied van de jonge nachtegaal".
"Het waren eerst lange, stille trekken, zo fijn als een naald ; dan werden het klaardere, bredere klanken met een diepe volle waterslag erin ; en ineens brak het klimmend gefluit en rollende broebelingskens uiteen".
Een weinig verder: "Pallieter zocht zijn harmonika, zette zich op 'n stoel voor het venster en zo, in zijn koel hemd, speelde hij een machtig lied vol zwaarstappende akkoorden, adressen van hoge noten en gedans van heldere middentonen". Na dit heerlijk beeld uit Pallieter, zie ik in gedachten vader, die op zomerzondagen, bij het open raam rustig en genietend op zijn porseleinen okarino speelt. Zomaar een eenvoudig deuntje, om uiting te geven aan zijn stil geluk, zoals Pallieter, wanneer hij aan Marieke denkt.
"En aan een plasje, waarin de maan stond, haalde hij de mondharmonika uit zijn zak en zuchtte en zoog er zulke zilverklanken uit, dat het leek of 't maneschijn was die zong".
Overal komt er muziek, zang en klank bij te pas.
Pallieter zingt "kijkend over de natte velden". Beiaardt over 't witte land. Rijdt een Walkurenrit.
Vader laat de pastoor van het Begijnhof cello spelen, en dat is niet zonder reden.
Hij had een voorliefde voor dat instrument om zijn warme, zalvende tonen. Op één van zijn reizen in het buitenland hoorde en zag hij Pablo Cassals concerteren. Hij beschreef het ons als volgt. "Die man speelde zo kalm, alsof hij het voor zijn eigen genoegen deed. Aan de rechterhand, die de strijkstok hanteerde, droeg hij een ring bezet met een grote diepgele topaas. Het leek alsof het de betoverde edelsteen was, die de adembenemende schone muziek uit de cello streelde."
In het Kindeke Jezus in Vlaanderen is het of de schrijver, hier als dirigent, een versterkt orkest laat aanrukken. Luister maar !
"De pauken donderden en roffelden nu dat de grond er van schudde, de bazuinen schetterden en schalden als brekend kristal en helder trippelde daartussen de frisheid der fluiten, gedempter 't geblaas der kinkhorens en achter het gegons van de zinderende rieten."
Daar loopt zuster Symforosa in de processie en zingen de begintjes "met voorzichtige stemmen de Tantum Ergo", "speelt Anne-Marie in haar chartreuse-groene zijden kleed op de vergulde harp", blaast Pieter Breughel op zijn doedelzak n liedje voor Veronica, psalmeert boer Wortel op zijn bugel en neuriet een jonge man ergens in de kempen "Ik zag Cecilia komen", dan trekt Adriaan Brouwer met zijn trouwe luit Holland binnen.
Al deze personages uit de werken van vader hebben net zoals hijzelf muziek nodig om een brok geluk aan het leven te ontfutselen. Tot ook de laatste dichtbundel "Adagio" betiteld werd. Maar daar is er wel een gulden lied, kristallen taal en duizend schoon akkoorden, doch er is vooral een luisteren van de ziel naar Gods lied. En dit lied is een ruisende stilte. Deemoedig, van die Oneindigheid bewust, zingt vader zijn laatste lied en ziel uit.
"Ik ben een snaar op Uwe harpe en wacht naar 't roeren van Uw vingren om ook mijn klank doorheen t gerank van Uwe symphonie te slingeren"
*****
|