DRIEKONINGENLIEDEKEN.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
I
Al is 't een late winternacht,
toch komen wij eens kloppen,
om ons te warmen bij de stoof
en 't pijpeken te stoppen.
Want ach!
0ns. lijf is moe en stram:
geef ons 'nen boterham,
want w' hebben niets gegeten!
Ons maag is hol gelijk een ton
en 't fraksken dat ons wijfken spon
is op den draad versleten.
En wij moeten nog verre, naar Betlehem,
naar Hem,
die Hemel en Aarde geschapen heeft
en sinds 't begin der eeuwen leeft.
II.
Toe! ventje! zet uw wijf uit 't bed
en laat haar koffie malen
en doet z'een nieuwe frak en broek
en vette hespen halen!
Joch-hei!
Want Jezus zal U dan,
gij wijfken en uw man
in 't hoogst der Heemlen zetten;
en eten zult g'als tijdverdrijf
een ketel rijstpap dik en stijf
wijl d'engelen trompetten!
En wij brengen uw groeten naar Betlehem,
aan Hem
die Hemel en Aarde geschapen heeft
en sinds 't begin der eeuwen leeft!
polleke van mher,
(Lyrana 1909 - 2de aflevering)
|