Mijn Vader.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Door Lia Timmermans
Wat vader het meest tekende was zijn zachtheid, zijn veel te goed hart en zijn oprechtheid. Pose of comedie, daartoe was hij niet in staat; hield hij van de natuur, dan was die liefde echt; kwam "la peur de vivre" over hem, dan ondervond hij die ook echt; schreef hij een psalm over het boerenleven, dan was zijn bewondering gemeend. Hij heeft geloofd in hetgeen hij schreef; nooit zou het in hem zijn opgekomen om eens zus of zo te doen of iets te schrijven dat gekunsteld of gedwongen was, iets dat niet in hem was gegroeid. Eens heb ik hem horen zeggen over een auteur, waarvan hij een boek gelezen had en hij was anders mild in zijn oordeel: "Wat die ons wil wijs maken ! Hij gelooft er zelf niet aan. Dat is een grote vereiste van de kunst," zegde hij, "dat zij moet echt zijn ; dan is zij meestal zelf persoonlijk. Men moet er in geloven."
Zijn goed hart was zijn zwakke kant. Met zijn mild gemoed liet hij zich gemakkelijk bewegen te goed te zijn, zelfs wanneer hij inzag dat het verkeerd was. Dikwijls was hij te toegevend voor ons en als men hem iets kwam vragen, won zijn hart het altijd van zijn verstand. Hij "wilde" goed zijn, want hij schreef in zijn dagboek :
"De goedheid moet zijn als de dag, als water dat alles vult. Zoals water de vorm aanneemt waar men het in doet, zo moet de goedheid u in alle gebieden vullen."
Die goedheid van onze Pa was daarom geen gebrek aan wil en onafhankelijkheid, want als men hem op een bevelende toon zegde ; "Ge moet dit nu eens doen", dan liep het verkeerd. "Ik moet niets" antwoordde hij, en het was ermee gedaan. Hij wilde niet gedwongen worden en hij dwong ook nooit iemand anders.
Hij was een van de weinige mensen, die nooit iemand willen beïnvloeden, die nooit hun overtuiging, hun gedachte, hun oordeel willen opdringen aan anderen. Men kon ook onmogelijk met hem ruzie maken. Hij liet u maar klappen tot gij uitgesproken waart, al duurde dat twee uur, en dan volgde eenvoudig; "Ge kunt misschien gelijk hebben, daar valt over te denken, maar ik blijf bij mijn gedacht."
Voor zichzelf zou onze pa nooit iets gevraggd hebben, daar was bij te fier voor.
Voor andere mensen kon bij dat wel, en soms overdreven. Zo zegde Prof. Dr Anton Kippenberg, van het Insel-Verlag mij nog : "Als ik over het succes van zijn boeken sprak, glimlachte hij eens. Maar dan vroeg hij dadelijk daarop en telkens opnieuw ook werken van zijn Vlaamse collega's uit te geven. Zelfs al zegde ik : "Aber, mein lieber Felix, ich soll die Bücher doch auch verkaufen..." hield bij niet op. Ik moest het dan maar doen voor zijn plezier, en ik heb het gedaan ; "...ach! er war ein ehrlicher Mensch."
Zo was onze Pa, niet alleen zijn naam en prestige zette hij in om er anderen van te laten genieten, ook zijn tijd en zijn aandacht gaf hij graag. Hoeveel namiddagen, reizen en bezoeken heeft hij niet opgeofferd om anderen plezier te doen. En daarbij, het moeilijkste, hetgeen dat van uur tot uur zich vernieuwde : altijd trachten de wereld en het leven aangenamer te maken voor allen die met hem omgingen en die hij ontmoette. Door zijn glimlach en zijn aangename woorden wilde hij steeds de mensen verheugen. Als hij dan ziek was en eenzaam, verlaten en vergeten, meestal door diegenen, voor wie hij zoveel had gedaan en het waren er velen sprak bij daar nooit over. Nooit zegde hij : "Toch verschiet ik dat die of die niet eens komt of van zich niets laat horen." Geen woord. Eens, dat ik mij niet meer kon inhouden, vroeg ik : "Pake, gij zijt nu zo goed geweest, zo overdreven goed, en ge ziet nu wel hoe de mensen zijn. Als ge genezen zijt, zult ge zo toch weer niet opnieuw beginnen ?" antwoordde bij hoofdschuddend : "Sst, niet bitter zijn... mild zijn, mild zijn."
Een andere keer vroeg een tante: "Fé, laat mij nu eens op de man af vragen : als ge nu op voorhand moest weten dat men u met zoveel ondankbaarheid zou bejegenen, zoudt ge dan nog alles doen om de mensen te helpen, die het u vroegen ?" Dadelijk antwoordde hij: "Waarom niet ?" Over mensen, die door jaloersheid of hoe ook hem vijandig gezind waren en daarnaar handelden, sprak hij nooit, en dacht er ook niet aan : die waren door de kracht van zijn wil uit zijn leven gebannen en vergeten. Hij deed er dan ook niets tegen. Toch, één keer kwam het bijna zo ver. Het was lang vóór de oorlog en iemand had een artikel tegen vader geschreven dat eigenlijk met letterkunde niets meer te maken had. Het ging alleen maar tegen de persoon, en was met zo'n vooropgezette kwaden wil en in zulke termen geschreven, dat Mama, die het aankreeg, terwijl vader op reis was, er toch door verontwaardigd werd. Dat ging te ver! Als vader terug kwam, kwamen de vrienden en ze maakten hem op om iets terug te schrijven. Hij deed het, vooral voor Mama. Dan heeft hij zijn pen geslepen, de enige keer; en het was dan ook niet van de poes! Als het af was en hij het in intieme kring voorlas, zegden de vrienden : "Fé, dat wist ik niet, dat ge dat kon. Waarom niet meer gepolemiseerd? Van die mens schiet niets meer over. Die is kapot!
Die kan zijn pen wegleggen en in een holleke kruipen, dat men hem niet meer vindt!"
En Mama zegde: "Ja, Felix als ge dat laat verschijnen, dan zou het leven van die mens voor altijd gebroken zijn." Papa scheurde het stuk en stak het in de stoof: "Dat wil ik niet" zegde hij, "ik kan dat de jongen niet aandoen Là! Vergeten!" en hij begon over iets heel anders te vertellen. Er is nooit meer over gesproken geweest. Daarin ook leefde hij volgens hetgeen bij geloofde : "De goede mens is de hoogste mens."
*********
|